Leestijd: 4 minuten

Wie het Pieterpad loopt, komt langs allerlei prachtige plekjes. Zoals Gennep, dat ligt op de samenloop van de Maas en de Niers. De plaatsnaam is dan ook afgeleid van het Keltische ganapja, dat verwijst naar een plaats waar wateren samenkomen. Het mooiste was dat wij er ook nog prima bij pasten, die dag.

We kwamen over de Niers en langs de Martinustoren, voor we het oude stadhuis van Gennep bereikten. Het is een pront gebouwtje. Niet heel erg groot, maar van voldoende formaat om indruk te maken. Het telt twee reguliere verdiepingen, en een derde onder een schuin dak, dat op de kopse kant is afgewerkt met een sierlijk trapgeveltje.

Die trap kent vijf treden aan weerszijden van de gevel. Op elke trede rust een stenen bol, waar metalen spiralen uitsteken in alle vier de windrichtingen. Plus eentje naar boven, waarheen het overigens zelden waait.

Er zitten veel ankers in de muren, gitzwart zijn ze, strak in de verf. Voor zo’n oud pand, het dateert uit 1620, zitten er ook nogal wat ramen in. Aan de voorgevel zijn die bovendien voorzien van bloedrode luiken, die mede bijdragen aan de stoere uitstraling.

Dan is daar verder nog het torentje, aan de voorkant van het huis. Achtkantig is ie, met een gouden uurwerk net onder de top. In het dak van de toren is een carillon verwerkt met 25 klokken. Uit Aarle-Rixtel komen ze, zo las ik later, van Petit & Frissen.

Meest opvallend is misschien nog wel de staat van het metselwerk. Dat ziet er puik uit. Het oude stadhuis van Gennep werd goed onderhouden, zo veel was zeker.

Het torentje van het stadhuis

Wel lag er opvallend veel vogelpoep aan de zijkant van het gebouw. Vast van duiven, dacht ik, dat zie je wel vaker. Zwaluwen, de mogelijk andere verdachten, waren nergens te bekennen. Toen ik langs de gevel omhoogkeek, zag ik overal van die spijkers in de vensterbanken, bedoeld om vogels weg te houden. Zie je wel, stelde ik vast.

We vervolgden onze tocht door Gennep, op zoek naar niets in het bijzonder.

Later liepen we terug richting ons hotel en keken nu recht op het stadhuis, vanaf de Markt. Ook uit die hoek gezien is het een fier gebouwtje, waarbij vooral de toren in het oog springt. Daar kijk je dan ook frontaal op.

Rechts van de toren, vanaf de rand van het dak, zat een grote grijzige vlek. Alsof er een enorme lekkage was geweest en dat de omtrek daarvan nu door de dakpannen heen omhoog bewoog.

Curieus.

Ooievaar

Met een omtrekkende beweging liepen we vervolgens verder, om het oude centrum heen. De buitenverkenning was namelijk nog niet afgerond.

We passeerden straten met namen als Haspel, Gaest en Doelen. Via het Mozaïekplein kwamen we tenslotte achter het stadhuis, waar we verrast werden door luid geklepel van een ooievaar.

Toen zagen we het pas: bovenop de schoorsteen, aan de rechterkant van het stadhuis, lag een eibersnest met drie bewoners. Niks duivenpoep noch lekkage, gewoon ooievaarskak.

En veel.

Het was een groot raadsel dat we daar al die tijd overheen hadden gekeken. Misschien toch dat als je iets niet verwacht, je het ook niet ziet. Soms is een ooievaar net een gorilla in een basketbalwedstrijd.

Het ooievaarsnest vanaf de achterzijde van het stadhuis

We gingen op het terras van hotel De Kroon zitten, onder de luifel. Van daaruit hadden we goed zicht op het ooievaarsnest. Het was inmiddels tegen vijven, wolken trokken samen, maar de wind bleef liggen. Wandelaars kwamen voorbij en keken om zich heen, wikkend en wegend of ze door zouden lopen.

De ooievaars waren ondertussen begonnen met het onderhoud van hun verenkleed. De lange snavels wroetten omzichtig tussen de schachten, vlaggen en baarden. Alles werd minutieus op z’n plek gelegd.

Af en toe keken ze even bij elkaar, alsof ze advies gaven, waarna ze weer hun halzen bogen en in de eigen tooi verdwenen.

Om hen heen vloog van allerlei gespuis, duiven, kauwen, het kon ze niet boeien. Veren vouwen, dat was het enige wat ertoe deed deze middag.

Het ooievaarsnest vanaf het terras van De Kroon

Inmiddels was het zachtjes gaan regenen. Een klein windje stak op, maar onder de luifel van de Kroon merkte je er weinig van. Terwijl er hoog boven ons verendekjes werden opgeruimd, stond hier beneden de tijd stil. We hoefden nergens heen en er was niks wat vandaag nog gedaan moest worden. Even viel alles op z’n plaats.

We keken recht over de markt uit toen er een wit donsveertje voorbij dwarrelde, en nog een, en nog een.

Geen sneeuwvlokjes.

Ooieveren.


Dit is één van de twaalf verhalen over het Pieterpad. De andere elf vind je hier.