Tag: Stoa (Pagina 1 van 2)

Een Stoïcijnse blik op de The Old man and the Sea

Leestijd: 8 minuten

The Old man and the sea is het laatste werk van Ernest Hemingway en misschien ook wel zijn belangrijkste. In 1952 verschenen, voelt het nog steeds modern aan; een verhaal met een misschien wel universeel thema over de strijd die je moet voeren om als individu te overleven. Ook al is het in je normale dagelijkse werk, zoals dat van de visser Santiago.

He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him.

Zo begint The old man and the sea. Eigenlijk was ik van plan deze klassieker gewoon te lezen en er misschien een klein blogje over te schrijven, meer niet, maar al gelijk bij de volgende zin pakte ik het potlood erbij voor een streepje in de kantlijn.

But after forty days without a fish the boy’s parents had told him that the old man was now definitely and finally salao, which is the worst form of unlucky, and the boy had gone at their orders in another boat which caught three good fish the first week.

Salao.

Dat triggerde gelijk mijn interesse, salao, net zoals ik indertijd ook geïntrigeerd raakte door het Portugese woord ‘desenrasque’. Salao is afkomstig van het Spaanse ‘salado’, zo vond ik via google, wat zoutig betekent.

Met name in Latijns Amerikaanse landen wordt salao gebruikt voor het aanwijzen van iemand met extreme pech. Een reden om zo’n persoon te mijden; stel je voor dat ie jou er ook mee besmet.

Een Stoïcijnse blik op de The Old man and the Sea
Dit is mijn exemplaar, een 16e druk uit 1958.

Dus gaat de oude man voortaan alleen de zee op, in de hoop dat zijn kansen keren.

Dan, ergens op pagina 22 van de door mij gelezen versie, valt de volgende overweging van de old man mij direct op.

But, he thought, I keep them with precision. Only I have no luck anymore. But who knows? Maybe today. Every day is a new day. It’s better to be lucky. But I would rather be exact. Then when luck comes, you are ready.

Stoa

Want toen ging mijn Stoa lampje aan. Het was namelijk Seneca die in zijn Stoïcijnse brieven had geschreven dat geluk dat is wat gebeurt als preparatie en momentum elkaar raken. Zou Hemingway van de Old man and the sea een Stoïcijnse parabel hebben willen maken? En zo ja, zou dat dan gelukt zijn?

Tijd voor mijn lezersgereedschap: potlood, plakkertjes, boekje en stoïcijnse leesbril. Op zoek naar memorabele quotes en gebeurtenissen die wat meer licht kunnen laten schijnen op die vraag. Ik heb ze in dit blog in chronologische volgorde overgenomen. Het commentaar volgt zodoende de quotes en niet andersom.

Voor ik verder op die quotes in ga, is het wel goed om een heel klein beetje meer van het verhaal te vertellen, zonder het te willen spoilen overigens. Komt ie.

Na al die dagen zonder geluk gaat Santiago deze keer verder dan normaal de zee op. Soms moet je iets veranderen om een andere uitkomst te krijgen. Met succes: op zeker moment merkt hij dat hij beet heeft.

Een Marlijn.

Die sleept hem met zijn bootje dagenlang voort, wat een spannende strijd oplevert met aantrekkende vislijnen en harpoenen en allerlei ander gedoe. Op de weg terug wordt de old man bovendien aangevallen door haaien, maar ook dat weet hij te pareren; niet zonder offers, overigens, maar dat is onderdeel van de strijd. Zonder dat zal je niet in staat zijn als mens te groeien.

Want volgens de Stoa is filosofie niets anders dan practice what you preach. Te leven naar je overtuiging. Vindt ook the old man.

Now is the time to think of only one thing. That which I was born for.

Pauline, Patrick, Ernest, John, and Gregory Hemingway with four marlins on the dock in Bimini, 20 July 1935. Foto is van Ernest Hemingway Collection/John F. Kennedy Presidential Library, Boston.

De Stoa richt zich overigens niet alleen op de directe ervaring om te leren. Het concept Prohairesis gaat namelijk ook om preparatie. Jezelf voorbereiden op dat wat mogelijk is en er je opstelling in kiezen. Dat is het mooie van literatuur; een goede manier om jezelf te oefenen op nieuwe situaties, zonder ze zelf te hoeven meemaken.

Daar hoort wel bij dat je jezelf veel vragen stelt. Niet alleen over wat er gebeurt, fysiek, maar ook over je eigen capaciteiten. Zijn je waarnemingen correct? Is je situational awareness op orde? Klopt je kennis?

There might be a big one around that school, he thought. I picked up only a straggler from the albacore that were feeding. But they are working far out and fast. Everything that shows on the surface today travels very fast and to the north-east. Can that be the time of the day? Or is it some sign of weather that I do not know?

Mooi moment voor een snel rijtje quotes en commentaar achter elkaar.

Strijd

Na de onzekerheid over waar je geluk te beproeven om een vis te vangen, komt the old man in een strijd terecht. Die ook fysiek zeer doet, als zijn handen beschadigd raken door het vistuig.

After he judged that his right hand had been in the water long enough he took it out and looked at it. “It’s not bad,” he said. “And pain does not matter on a man.”

Dit was ook het moment waarop ik mezelf afvroeg of Hemingway niet eerder een metafoor voor de kruisweg van Jezus had gemaakt dan een Stoïcijnse parabel. Alhoewel die twee elkaar niet uitsluiten, natuurlijk; als het goede maar gebeurt.

The shark was not an accident. He had come up from deep down in the water as the dark cloud of blood had settled and dispersed in the deep blue sea.

De Stoa gaat niet alleen over geluk en pech, het toeval dat grotendeels de voortgang van je leven bepaalt. Er is wel degelijk ook causaliteit. Wat niet wil zeggen dat je die altijd kan beïnvloeden. Dan blijft acceptatie over, wat weer wat anders is dan opgeven.

But man is not made for defeat,” he said. “A man can be destroyed but not defeated.

Hemingway in zijn bootje voor de kust van Cuba, 1950.

Die houding, dat je niet alles kan en soms gewoon moet doorzetten zonder er iets van te vinden vind je ook terug in de volgende quote. Inclusief de wetenschap dat voor alles en iedereen er zoiets geldt als toeval en plotseling veranderende omstandigheden.

Don’t think, old man,” he said aloud. “Sail on this course and take it as it comes.

Alhoewel je soms ook wel donders veel weerstandsvermogen en veerkracht moet hebben. En de energie en wilskracht om dat op te brengen, zo illustreert de volgende quote.

“Ay,” he said aloud. There is no translation for this word and perhaps it is just a noise such as a man might make, involuntarily, feeling the nail go through his hands and into the wood.

Naast de wilskracht en volharding vraagt de Stoa dat je niet negatief gaat denken. Bedenk niet wat je had moeten doen, maar wat je kan doen.

“I should have brought a stone.” You should have brought many things, he thought. But you did not bring them, old man. Now it is no time to think of what you do not have. Think of what you can do with what there is.

Desenrasque. Dat is gebruik maken van wat er wel is. Een mooie voorzet op de laatste quote over Stoïcijns geluk. Die veel lijkt op de strategie van de toevallige kans.

Luck is a thing that comes in many forms and who can recognize her?

Eindoordeel

Naar het schijnt hoorde Hemingway ooit het verhaal van een oude visser en zijn strijd met een Marlijn op Cuba. Dat gegeven werd de basis van de Old man and the sea. Eerst bedoeld als onderdeel van een trilogie, vond hij het later goed genoeg om het als zelfstandige novelle uit te geven.

Het werd het laatste zetje naar de Nobelprijs voor literatuur in 1954.

De karakteristieke witte baard voor Hemingway is inmiddels aanleiding voor jaarlijkse look-a-like wedstrijden. Waarbij de deelnemers misschien meer op de kerstman lijken dan op Hemingway.

In zes weken tijd knalde hij de 26.531 woorden op papier. In één flow, denk ik als lezer. Want dat is wat je voelt: een verhaal dat er in zat en er uit moest. In een stijl waar al het overbodige uit is geschrapt. Je krijgt de kern en niets meer dan de kern.

Is het dan ook een Stoïcijnse parabel?

Ja, dat denk ik wel. Zoals het volgens mij ook een metafoor is voor de kruisweg van Jezus. Er gaan daarnaast stemmen op die menen dat de Old man tevens over Hemingway zelf gaat; succesvol in het verleden maar al jaren positie verliezend in het literaire landschap, kranig volhardend om nog één keer met een meesterproef zijn vaardigheid te bewijzen.

Je kan er zelfs het Crisis Awareness Framewerk op los laten. Over de fragiliteit van de Old man en de woelige ontwikkelingen in de territory, zowel in zijn vissersgemeenschap als fysiek op zee. Met de haaienaanval als triggerincident, die in dit geval werd afgeslagen waardoor de crisis werd bezworen.

Uiteindelijk kan denk ik iedereen zijn eigen verhaal in The old man and the sea lezen, zolang je je maar kunt identificeren met Santiago, de oude visser. Dat is de kracht van The Old man and the sea.

Het is daarmee een archetypische beschrijving voor de strijd die je moet voeren om te overleven en die op alles en iedereen kan slaan. En waarbij doorzettingsvermogen en waardigheid een belangrijke rol spelen als het universele thema.

Cijfer: 9

Zou ik de Old man and the sea bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Ook hij komt op de plank voor de top 100 van beste boeken.  Net als Radetzkymars, Brieven aan Camondo en De Tijgerkat.


Meer over Cuba vind je in dit blog over Afro Blue

Zero-accident

Leestijd: 4 minuten

Het idee van de zero-accident filosofie is dat je alle ongevallen kunt voorkomen. Zo denken in ieder geval de hardliners; op zijn minst zou het een mindset moeten zijn, denken vele anderen. Ik deed een gedachtenexperiment in de keuken om dat te onderzoeken.

Thuis ben ik het die kookt.

Dat is niet altijd zo geweest, in mijn eerste thuis kookte mijn moeder. Aardappels, groente en vlees. Heel overzichtelijk, door de groente wist je welke dag van de week het was. Tot er een grilletje kwam en wij elke zondag kip aten met fruitcocktail uit blik. Dat maakte mijn vader dan.

Toen hij een keer bijna een slagaderlijke bloeding opliep tijdens het blikopenen, mochten mijn broers en ik voortaan die handeling verrichten. Een klassieke risico-overdracht strategie.

Nooit mis gegaan, trouwens.

Inmiddels ben ik 58 en leef nog steeds. In die zin is mijn kookveiligheid over de jaren heen zeer succesvol gebleken. Het is alleen wat zorgelijk dat ik steeds vaker averij oploop tijdens het koken. Diverse littekens van brand-, snij- en schaafwonden sieren mijn handen en vingers. Mijn zero-accident strategie is niet heel effectief gebleken. Wel jammer, voor een veiligheidskundige.

Toch heb ik er van alles aan gedaan.

Zo ben ik begonnen de messen te ordenen op risico. De grote en scherpe messen kregen een eigen vakje met een foedraal. Dat loopt dan zo successievelijk af, met steeds minder bescherming tot aan het grote vak voor de ongevaarlijke snijgereedschappen.

Engelse kok in 1943. Foto ANP.

Deze strategie bleek slechts houdbaar tot de keer dat ik mijn halve vingerkoot verwijderde tijdens het kaasschaven. Sinds die tijd zie ik de kaasschaaf als een van de meest gevaarlijke voorwerpen in de keuken. Toch staat de smiley onverklaarbaar op groen.

Maar ik deed meer.

Ik gooide mijn oude meuk weg en kocht er nieuw gerei voor terug, allemaal keurig CE-gecertificeerd. Daarnaast startte ik een onderhouds- en keuringsprogramma. En ik begon met opleidingen.

Tijdens één van die cursussen leerde ik hoe je een knoflookteen moest snijden, in plaats van persen. Ik won daarmee de prijs voor het beste kooktalent van de week en een pleister om mijn bloedende wijsvinger te stelpen.

“Je moet er soms wat voor over hebben”, zei de Japanse kookjuf, en onthulde haar gehalveerde linkerpink.

Daarbovenop startte ik een registratiesysteem in een schriftje en begon met snij-evaluaties en reviews. Volgens mijn zoon komen de ongelukken waarschijnlijk door mijn ingebouwde onhandigheid, die zich pas op latere leeftijd manifesteerde.

“Kijk maar naar opa.”

Toen ik hem daarop bozig aankeek voegde hij er droogjes aan toe dat ik misschien ook gewoon pech had. “Waar gehakt wordt vallen nu eenmaal spaanders, pap”, zei hij, “dat soort spreekwoorden verzinnen ze natuurlijk niet helemaal voor niks”.

Dus overweeg ik om het maar zo te laten verder, met die zero-accident filosofie. Ik berust er in dat ik tijdens het koken af en toe een ledemaat zal mutileren met handgereedschap. Wie goed wil eten heeft weinig keus. Dat is de kern van risk appetite, het korreltje zout laat ik aan u.

Addito salis grano, Plinius zei het al.


Dit blog verscheen in iets aangepaste vorm in de NVVK Info 2024-2. Het is een parodie op de zero-accident filosofie, die mijns inziens niet volledig houdbaar is omdat in een VUCA wereld de onvoorspelbaarheid groot is. Er gebeurt van alles wat je niet verwacht en wat je dus ook niet kunt voorkomen.

Ook de Stoa vond al dat je mensen niet kunt afrekenen op resultaat. Wel op eenvoudige kwesties, zoals een boodschap in de winkel halen. Maar voor het behalen van complexe doelen niet; daarvoor heb je te weinig controle op het totaal. Al heb je wel overal invloed op.

Ook James Reason vreest dat we de guerilla-oorlog om veiligheid gaan verliezen, noteert hij in The human contribution. “Entropy [the lack of order or predictability; a gradual decline into disorder] eventually gets you all.”

Dat betekent niet dat je niets kunt doen. Je kunt redundantie opbouwen, lines of defense definiëren en implementeren en je organisatie daardoor veerkrachtig maken. Je zou dat zelfs meetbaar kunnen maken in capabilities. In de trant van: ‘kleine brand, weinig water; grote brand, veel water.’

Daar kun je 100% voor gaan. Al zou ik er persoonlijk geen slogan van maken.

De kunst van richting te veranderen

Leestijd: 8 minuten

De kunst van richting te veranderen is de subtitel van het boekje ‘De toekomst van Nederland’, geschreven door de voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade. Het is een enthousiasmerend en inspirerend betoog dat één vraag centraal stelt: wie willen we eigenlijk zijn?

Floris Alkemade was zes jaar lang Rijksbouwmeester, van 2015 tot en met 2021. In die tijd hield hij een ontelbare hoeveelheid lezingen en was vaak aanwezig op symposia en congressen. Dan kom je veel mensen tegen en voer je talloze gesprekken, zo schrijft hij in De kunst van richting te veranderen. Het was dan ook in die periode dat hij, mede op basis van die input, met het College van Rijksadviseurs een visie ontwikkelde over De toekomst van Nederland: Panorama Nederland.

de kunst om van richting te veranderen

Rizoom

In die visie gaat het over een stapel aan uitdagingen die voor ons ligt, je zou het een polycrisis kunnen noemen. Al gebruikt Alkemade die term zelf niet. Klimaatverandering, vergrijzing, energietransitie, woningtekorten en duurzame landbouw, het kwam er allemaal in terug. De weerslag van Panoroma Nederland schreef Alkemade op in een eigen, inspirerend essay onder de kop De toekomst van Nederland. Waar hij overigens ook mee in Zomergasten kwam.

Ik was zelf vooral getriggerd door de subtitel: de kunst van richting te veranderen. Veranderen van richting is wat iets een becoming maakt; dat wat wordt, maar nooit is. Het impliceert groei en ontwikkeling, verbindt, connect the dots en vormt daarmee een rizoom. Een netwerk zonder hiërarchie, van personen, plekken, gedachten, geschiedenis, waarden en whatever iets maar ook met wat anders kan verbinden. Niet omdat het moet, maar omdat het zo gebeurt.

Wasp and orchid, as heterogenous elements, form a rhizome

gilles deleuze

Net als met polycrisis gebruikt Alkemade het woord rizoom niet, maar ik zag het er in, in zijn boekje. Een amalgaam van verhalen en invalshoeken die alles bij elkaar uitnodigt tot wat Deleuze nomadisch lezen noemt. Je begint ergens en gaat op een andere plek weer door, zonder dat je de verbinding met de tekst verliest.

Veranderen

Dat betekent overigens niet dat Alkemade geen logische opbouw in zijn tekst heeft. Maar in tegenstelling tot wat we gewend zijn van zware beleidsstukken is het geen lineaire tekst die je alleen kunt volgen als je aan het begin begint. Elk stukje is los op zichzelf te begrijpen en als je het aan elkaar verbindt, wordt de gehele boodschap duidelijk.

De kunst van richting te veranderen bestaat uit drie delen: de verhalen, de beweging en de missing link. Elk van de delen kent weer een eigen opbouw, gebaseerd op metaforen, enkele feiten en ontwikkelingen met tot slot een oplossingsrichting.

De rode draad tussen al die fragmenten wordt gevormd door de uitdagingen waar Nederland voor staat, bovenaan in deze tekst door mij samengevat als polycrisis. Volgens Alkemade moeten we deze opgaven aanpakken met verbeeldingskracht en met verhalen. Als je zin krijgt in een verandering, er de lol en het nut van inziet, dan is het leuk om te doen.

In 2021 zat Alkemade in Zomergasten. Veel van de thema’s uit het boek kwamen in die uitzending terug. Tekening van Wendy Kiel.

Wat niet helpt, zo schrijft Alkemade, is iedereen overladen met pessimistische scenario’s en toekomstbeelden. Want als je beweegt naar een nieuwe toekomst met z’n allen kan het beter geen dystopie zijn.

Het deed mij denken aan één van de weinige dingen die ik altijd onthouden heb van organisatieverandering: als je reist van A naar B, reis dan met de middelen van B. Dat is precies waar mijn moeite zit met al het gecancel en de domme repressie van clubs als Extension Rebellion. Als dit hun middelen zijn om naar een andere samenleving te transformeren, dan wil ik daar niet eens heen. Dan wacht daar ook domme repressie.

Verhalen

Wat vertelt Alkemade zoal?

Hij vertelt over het klooster, waar hij als jongen naar school ging en waar hij met weemoed aan terugdenkt. Maar waar je nooit meer naar terug kan. Evolutie werkt vooruit, niet achteruit.

Hij vertelt ook over zijn oude huisbaas Pieter uit zijn studententijd, een lichtelijk onbetrouwbaar type die onmogelijke smoezen bedacht om te verklaren wat niet goed te praten viel. Dat is dan de metafoor voor de huidige samenleving, die eigenlijk best weet dat het zo niet langer kan, maar steeds een nieuwe uitvlucht verzint om zich te verzoenen met het heden.

En hij vertelt over de architect, die met verbeeldingskracht iets nieuws vormgeeft. Het is het verhaal dat de wereld maakt, zo schrijft hij, en niet andersom. Om dat te illustreren haalt hij het ontwerp van tuinen uit de renaissance erbij, wat de betekenis is van labyrinten en wat je met de vier elementen water, aarde, lucht en vuur moet. Inspirerend.

Wat voor mij nieuw was, was de kwintessens, het vijfde element.

In de Griekse filosofie voegde Aristoteles naast de vier klassieke elementen nog een vijfde element toe. Dit vijfde element bepaalt de beweging; het is het element dat de andere vier met elkaar in balans brengt

floris alkemade

Ook nieuw voor mij was de zogenaamde Levy-vlucht, in De kunst van richting te veranderen ‘survival pattern’ genoemd. In onbekende omgevingen volgen zowel dieren als archetypische jager-verzamelaars een op het eerste oog chaotisch zoekpatroon. Plekken die nauwkeurig doorzocht worden, waarna een totale random uitwijk volgt en de nauwkeurige zoeklijn zich op die plek herhaalt.

In essentie beschrijft het Levy-vluchtmodel de willekeurige stappen die een object neemt, waarbij de grootte van elke stap wordt bepaald door een zogenaamde Levy-verdeling. Die verdeling verschilt van de normale, Gaussische verdeling door de aanwezigheid van lange staarten, wat impliceert dat extreme gebeurtenissen waarschijnlijker zijn dan in een normaal model. Ook rizomatische planten verspreiden zich via een Levy-vlucht.

Uit wiskundige simulaties blijkt dat een optimale strategie te zijn. Ik zocht nog wat verder op internet en het lijkt erop dat deze Levy-vlucht een evolutionair overblijfsel is bij zowel planten als dieren.

Alkemade concludeert dat je in onbekende omgevingen niks dommers kunt doen dan in een rechte lijn van A naar B bewegen. Wat door sommigen zwalkend beleid wordt genoemd, is in werkelijkheid een slimme strategie om je doel te bereiken als je met nieuwe dingen bezig bent.

De kortste weg is soms de omweg.

Periferie

Al deze verhalen, patronen en nog veel meer (ik bespreek lang niet alles uit het boekje) leiden uiteindelijk ook tot een oplossingsrichting die wat concreter is. De emancipatie van de periferie noemt Alkemade dat. Ik pak er twee elementen uit.

De eerste is dat de Randstad tekort schiet om alle veranderingen in onder te brengen. Sowieso wordt een groot deel van het Bruto Nationaal Product tegenwoordig al buiten die plek verdiend, daarnaast is de opgave te groot om het op één manier aan te lopen. Zodoende komt Alkemade met een nieuw concept: Het Middenland.

In een gebied van ongeveer 100 bij 125 kilometer is zich een nieuw Nederlands midden aan het vormen: een uitvergrote Randstad die zich verder naar het oosten en zuiden uitstrekt

Dit Middenland typeert hij als een polynucleaire structuur dat qua inwonertal vergelijkbaar is met Londen en Parijs. Het grote voordeel ervan is dat het geen grootstedelijk gebied is, maar een open netwerk waarin de samenstellende steden allemaal een eigen identiteit en historie hebben die de moeite waard is om te behouden.

Ook het Middenland kan je typeren als een rizoom.

Daarnaast vormen de open tussengebieden een grote kwaliteit die ook in stand zou moeten worden gehouden.

Het aantal banen dat binnen 45 minuten reistijdte bereiken is. Illustratie uit het boek.

Dat leidt tot de tweede oplossingsrichting: stedelijke verdichting. Zo’n vernieuwing biedt kansen om ‘mislukte’ wijken op te knappen en voor te bereiden op zaken als bijvoorbeeld klimaatadaptatie, energietransitie en vergrijzing. Waar ik in mijn vorige blog, nog onwetend over De kunst van richting te veranderen, schreef over de veiligheidsrisico’s van stedelijke verdichting, schetst Alkemade juist een heel ander beeld.

Het is een kans om iets moois te maken van wijken die niet meer in deze tijd passen, vindt hij. Een paar keer noemt hij dat renovatio in melius; fraai Latijn voor vernieuwing dat tot iets beters moet leiden. Wat je net zo goed antifragiel zou kunnen noemen.

Kintsugi

Daarvoor gebruikt hij opnieuw een metafoor, die van kintsugi: het repareren van oud aardewerk met gouden lassen, zoals ik ook in dit blog beschrijf. Dat blog ging trouwens ook over het transformeren van oude woonwijken, ontdekte ik toen ik het zelf terug las. In dat blog was de Franse architect Anne Lacaton aan het woord. Ik citeer even uit eigen werk:

“Gebouwen van veertig jaar oud zijn goed genoeg om te herstellen en te transformeren, zo is haar ervaring. Waarom dat vaak niet gebeurt, heeft alles te maken met investeerders. Die willen de grond hebben om de sociale huurwoningen en oude kantoren te slopen en daarvoor dure panden terug te zetten.”

Misschien moeten we dat niet meer willen, met die investeerders.

Alkemade schrijft in het voorwoord dat een levenswijze die ten koste gaat van onovertroffen en onvervangbare schoonheid principieel onjuist is. We kunnen er voor kiezen om dat anders te gaan doen, is inmiddels ook mijn overtuiging. Dat is de kunst om van richting te veranderen.

Ik sluit dit blog af met de laatste zinnen uit het boek:

Wat we van het verleden kunnen leren is dat het nooit alleen de catastrofe is die de geschiedenis bepaalt maar vooral de reactie erop. De kunst is om ook de breuk als onderdeel van onze identiteit te zien, het inzicht dat het ware gezicht zich ook toont in de kwaliteit van de reparatie. Aan ons om dat wat we braken, niet als verloren te beschouwen, maar met goud te repareren.

floris alkemade

Eindoordeel

Floris Alkemade schreef een inspirerend boek waar nog heel veel dingen in zitten voor mij om verder uit te zoeken, ik noemde al de kwintessens en de Levy-vlucht. Het is ook een handzaam boekje, het telt slechts 130 pagina’s. Toch staat het boordevol informatie, ik bleef streepjes in de kantlijn zetten. En het is een fijn boekje, mooi formaat met harde kaft en veel plaatjes. Hou ik van.

Ook als student van de Stoa werd ik op veel wenken bediend. De afsluiter is puur stoïcijns en nam ik dus met plezier in zijn geheel over. Ook Benedictus kwam op z’n Alkemade’s voorbij met ‘als het goede maar gebeurt’, net als Taleb met renovatio in melius.

En tot slot de vrijheidsparadox uit het blog over Prosoché, de kunst van het leven in het nu: om je vrijheid te behouden moet je hem beteugelen. Alkemade zou zeggen dat we onze welvaart alleen kunnen behouden door hem te beperken. Ook dat is de kunst van veranderen.

Cijfer: 9

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: zeker!

Prosoché, de stoïcijnse kunst van aandacht hebben

Leestijd: 8 minuten

Prosoché is de stoïcijnse kunst van leven in het nu. Daar kan je een heel lang verhaal over vertellen, maar het komt erop neer dat je je ego zo klein mogelijk probeert te maken. Dan pas kan je de dingen ervaren zoals ze echt zijn. Prosoché is ook heel handig tijdens crisis, laat ik aan het eind van dit blog zien. Maar let op, het is hard werken, geen mindfulness trucje.

Vorige keer schreef ik over het Hawthorne effect en aandacht geven. De kracht van aandacht noemde ik dat. Dit blog gaat ook over de kracht van aandacht, maar dan van aandacht hebben. Attentie, focus en concentratie op waar je mee bezig bent.

En niet tegelijk iets anders doen.

Prosoché heet dat in de Stoa. De essentie is dat je in het heden acteert, dat je met je aandacht bent bij de dingen die je nu doet en niet met andere zaken. Als je loopt, zit, eet, slaapt of vergadert doe dan niks anders dan lopen, zitten, eten, slapen of vergaderen.

You become what you give your attention to

epictetus

Als je een boterham met pindakaas smeert, smeer dan een boterham met pindakaas. Maar denk niet: ik smeer nu een boterham met pindakaas. Want dan ben je niet meer in de actie, maar in je gedachten.

Deze focus op het heden delen de stoïcijnen met de zenboeddhisten. Beide leren graag vanuit de praktijk en door het vertellen van verhalen.

Eén zo’n verhaal heeft ooit op mij grote indruk gemaakt toen ik net geïnteresseerd begon te worden in dit soort materie, ergens rond het begin van mijn studie psychologie.

De anekdote voert terug naar de jaren 20 van de vorige eeuw, toen er vanuit Japan veel monniken naar Amerika trokken om daar zendingswerk te verrichten. Dat gebeurde vaak onder erbarmelijke omstandigheden, zonder goede huisvesting en te weinig eten. Niet zelden met ernstige ziekten tot gevolg.

Prosoché
Tekening van DALL-E over Heraclitus die door de rivier waadt. Panta Rhei, alles stroomt.

Een van de monniken beklaagde zich bij zijn meester over zijn gezondheid en dat hij eigenlijk het bijltje er bij neer wilde gooien. Dat vond de Roshi geen goed plan en hij spoorde de monnik aan zich aan de principes van zen te houden. Het gaat er niet om wat er gebeurt, maar om wat je er mee doet. Ook hier herkennen wij de Stoa in.

“Maar wat als ik sterf”, vroeg de monnik.

“Als je sterft, sterf dan,” antwoordde de meester.

Ego

Dat was het moment waarop de monnik Kensho bereikte, een vorm van verlichting waarin je plotsklaps inzicht krijgt in je ware aard. Daarna ben je trouwens niet klaar met zen, of zo. Je bent de rest van je leven nog gewoon bezig om in het hier en nu te leven. Een vals bewustzijn is zo maar weer terug.

Leven is nu eenmaal hard werken.

Happiness is not doing what you like. It’s liking what you do

J.M. Coetzee

Waar prosoché en zentraining veel op elkaar lijken, is er tegelijkertijd ook wel een verschil. De Stoa is niet zozeer op zoek naar verlichting, maar naar Ataraxia, gemoedsrust: het ervaren van de werkelijkheid zonder storende gedachten en meningen die voortkomen uit je ego.

Ego is the enemy, noemt Ryan Holiday dat in zijn gelijknamige boek. Hij schrijft dat er drie belangrijke problemen rondom het ego spelen.

  • Je verliest het contact met de werkelijkheid omdat je mening steeds in de weg zit. Denk aan consequenties als fundamental surprises.
  • Het creëert onrealistische verwachtingen en privileges. Hier ga je al gauw richting Dunning Kruger en het-met-de-kennis-van-nu-syndroom.
  • Het maakt je afhankelijk van de mening van anderen. Je haalt je zekerheid niet uit jezelf, maar uit de goedkeuring van anderen.

Om dit aan te pakken geeft Holiday een aantal suggesties. De eerste is dat je anderen succesvol maakt en laat groeien. Als het gaat om het belang van anderen, of van de samenleving, zit je ego per definitie niet in de weg. Denk ook weer aan Benedictus, die zei: als het goede maar gebeurt.

John Boyd

Een ander belangrijk punt is het verschil om iets te zijn of om iets te doen. Dat illustreert hij met een treffende anekdote van John Boyd, de legendarische piloot die de OODA-loop uitvond. Te mooi om niet integraal te plaatsen hier. Tiger is één van zijn cursisten.

“Tiger, one day you will come to a fork in the road. And you’re going to have to make a decision about which direction you want to go.”

Using his hands to illustrate, Boyd marked off these two directions.

“If you go that way you can be somebody. You will have to make compromises and you will have to turn your back on your friends. But you will be a member of the club and you will get promoted and you will get good assignments.”

Then Boyd paused, to make the alternative clear.

“Or you can go that way and you can do something — something for your country and for your Air Force and for yourself. If you decide you want to do something, you may not get promoted and you may not get the good assignments and you certainly will not be a favorite of your superiors. But you won’t have to compromise yourself. You will be true to your friends and to yourself. And your work might make a difference.”

To be somebody or to do something. In life there is often a roll call. That’s when you will have to make a decision

John Boyd

Intentie

Het derde aandachtspunt gaat over het verschil tussen resultaat en inzet. Omdat Ataraxia (gemoedsrust) het doel is van je acties, is de actie dat zelf niet. Bij elke actie doe je onderneemt zijn er namelijk zaken onder jouw controle, maar er zijn ook dingen die buiten je macht liggen. Dus doe je bij alles wat je onderneemt je best (intentie), maar je houdt er tevens rekening mee dat het niet lukt zoals je had gewild (resultaat).

Tekening van DALL-E over Heraclitus die voor de tweede keer door de rivier waadt. Volgens Heraclitus kon dat trouwens niet, dezelfde man die twee keer door dezelfde rivier gaat.

Al was het maar omdat geluk en pech een belangrijk aandeel in succes hebben. Dat is zo’n beetje het centrale punt in Taleb’s boek ‘Misleid door toeval.’ Het kan door toeval ook mooier uitpakken dan gedacht. Die meevaller kan je dan ook niet op je conto schrijven, natuurlijk, tenzij je er voor kiest om een somebody te zijn.

We can only control our own actions, but we can’t control what other people do. We can’t control the environment. And we can’t control the element of luck

epictetus

Deze uitspraak van Epictetus is een kernpunt in de Stoa. Interessant is wel dat het controleren van je acties, van je gedachten, nog helemaal zo eenvoudig niet is. Boyd noemde al de keuze tussen to be somebody en to do something. Een andere hele bekende metafoor die ik ook al eens in dit blog  gebruikte is het verhaal van de twee wolven.

In elk mens huizen twee wolven, antagonisten van elkaar. De ene is bozig maar sterk, de ander is empathisch en nederig. Je kan er zo nog een serie bijbehorende karakteristieken opplakken. De clou was, zo had ik indertijd begrepen, dat de wolf wint die aandacht krijgt. Maar dat is slechts het halve verhaal, leerde ik laatst.

Want het gaat erom beide wolven aandacht te geven. Als alleen de aardige wolf aandacht krijgt, zal de boze wolf zich verstoppen en wachten op een kans om terug te slaan en de macht te grijpen. Dan blijft de inwendige strijd aan de gang en krijg je geen controle over je acties en gedachten. Bovendien hebben beide wolven elkaar nodig.

De boze wolf levert je namelijk vasthoudendheid, moed, onbevreesdheid, wilskracht en vindingrijkheid. De aardige wolf kent compassie, zorgzaamheid, hartelijkheid en laat anderen groeien en succesvol zijn in plaats van zichzelf. Het deed me denken aan Logos die de paarden Eros en Thymos moet temmen, zoals Plato vertelde in dit blog.

Eigenlijk een lang verhaal om te vertellen dat je ook je slechte kanten moet accepteren om ze beheersbaar te houden. Het is vergelijkbaar met de vrijheidsparadox van Boutellier: om je vrijheid te behouden, moet je hem beteugelen.

Good and evil are in the will; only will is in our power.

erik wiegardt

Crisis

Alles bij elkaar is prosoché de continue strijd om je ego zo klein mogelijk te houden. Laat bij alles wat je doet die mening thuis. Doe het gewoon, en doe je best. Maak je niet druk over het resultaat. Als je intentie goed is en je alles doet wat binnen je macht ligt, is het resultaat namelijk afhankelijk van anderen, van de omgeving en van het toeval. En dat ligt buiten je circle of control.

In dezelfde rivieren stappen we en stappen we niet, we zijn en we zijn niet.” Heraclitus van Pontus

Prosoché kan ook een rol spelen in het stoïcijns crisismanagement. Een paar kleine voorbeeldjes:

  • Als je scenario’s bedenkt, denk dan alleen aan het scenario zelf. Blijf weg van gevoelens die je er zelf aan hangt, zoals bezorgdheid en angst. Kijk naar de feiten en analyseer hoe de gebeurtenissen zich van de ene vorm naar de andere (kunnen) ontwikkelen
  • Houd rekening met toeval, geluk en pech. Het resultaat heb je niet in de hand
  • Heb aandacht voor alle mensen in je team. Niet alleen voor degenen die je nu het hardste nodig hebt, want straks, als de zaken er opeens anders voorstaan, heb je misschien juist die anderen nodig
  • Heb ook aandacht voor jezelf. Vermoeidheid, honger en dorst zijn geen meningen maar behoeften van je lichaam. Luister daar naar als je goed wilt presteren
  • Laat de mensen in je team stralen, niet jezelf

Begin niet pas met prosoché tijdens crisis, maar begin nu al je ego klein te maken. Oefen ermee in de dagelijkse praktijk, bij alles wat je doet. Dan kan je het ook tijdens crisis. Dan kan je het altijd.


Prosoché is onderdeel van Prohairesis, het voorbereiden van jezelf op jezelf tijdens crisis. Stoïcijnse preparatie noem ik dat. Onder dat hoofdstuk vind je nog meer van dit soort blogs. Soms tegen mindfulness aan, doch zonder de happy flow.

Het Hawthorne effect en de kracht van aandacht

Leestijd: 6 minuten

Het Hawthorne effect is een klassiek fenomeen uit de psychologie. Het staat voor een heel omslachtige manier om vast te stellen dat mensen zich beter gaan voelen als ze aandacht krijgen. En dat ze dan ook nog eens beter gaan presteren. Belangrijker dan dat is dat je met aandacht de ziel raakt. Van een ander mens.

Al eerder verbaasde ik mij op deze website over de werking van het geheugen. Vooral over de dingen die je wel onthoudt, want vergeten, half of geheel, is de default. In een sombere bui denk ik wel eens dat grootschalige vergetelheid ons lot zal zijn en dat wat we nog wel weten, verzonnen is. Nou ja, gereconstrueerd heet het dan in psychologentaal. Maar het is hetzelfde.

De Hawthorne Works in 1927. Foto Wikipedia

In minder sombere buien verheug ik mij daarentegen dan weer over de dingen die ik op raadselachtige wijze wel onthouden heb. Zoals het Hawthorne effect. Ik liep daar tegen aan in mijn studie psychologie en ik ben het nooit meer vergeten. Het zal je maar gebeuren, net negentien en voor de rest van je leven gebukt gaan onder het Hawthorne effect 😊.

Op zijn allerkortst stelt het Hawthorne effect dat mensen van aandacht beter gaan presteren. Daar gingen allerlei studies aan vooraf over het effect van licht op de productiviteit van medewerkers. Honderd jaar geleden was de directie van Hawthorne Works namelijk benieuwd of een hogere dan wel lagere lichtsterkte iets zou doen met de arbeidsproductiviteit.

Uit die onderzoeken bleek dat niet zozeer dat lichtsterkte invloed heeft op de arbeidsprestaties, maar de aandacht die de medewerkers krijgen. Er werd hen van alles gevraagd en daardoor ontstond bij hen het idee dat ze wel serieus werden genomen, dat hun mening er toe deed. Ze waren niet zomaar een FTE’tje, maar een mens.

Alles wat je aandacht geeft, groeit.

Open deur

Nu, een eeuw later, praten we hier nog steeds over. En niet omdat het zo lekker gaat met aandacht geven. Er worden nog steeds managers op cursus gestuurd om beter te leren luisteren, zich te bekwamen in dienend leiderschap en gesprekken te leren voeren. Kennelijk hadden ze dat nog nooit geleerd in hun leven, maar vormde het ook geen beletsel om ze toch te benoemen.

Raadselachtig.

Toch schijnt het te werken. Als ze terugkomen zeggen ze glunderend dat ze er veel van opgestoken hebben en dat hun deur altijd open staat.

Tekeningen zijn gemaakt door Wendy Kiel en heb ik gekozen uit de bestaande collectie. Ze zijn dus niet speciaal voor dit blog gemaakt. De luxe om een tekenstudio aan huis te hebben.

Maar ja, dat is geen aandacht geven. Dat is de randvoorwaarde scheppen dat je aandacht kan komen halen, als medewerker.

Aandacht geven is naar mensen toe gaan, met ze praten met als enige doel ze beter te leren kennen en een relatie op te bouwen. In zo’n gesprek gaat het vooral over hen, en niet over jou als manager. Je mag natuurlijk best ook je eigen ervaringen delen over het onderwerp dat ter sprake komt, maar je neemt het gesprek niet over.

“Hé Henk, goed dat ik je zie, hoe gaat het?”

“Nou lekker, leuk dat je het vraagt.”

“Ja, gaat het echt goed? Je ziet er wat verfrommeld uit vanochtend.”

“Dat klopt wel een beetje, het was zo’n chaos om hier te komen en toen had ik ook nog…

“Wat je zegt, wat een chaos vanochtend. Maar dat is nog niks vergeleken met wat me gisteren overkwam, moet je horen wat een ellende. Het begon toen ik (blabla etcetera).”

While many are just waiting for their turn to talk, the stoic considers not only the words being said, but the thoughts and emotions from which they surface. This is the art of listening, which fosters understanding and connection between ourselves and others

daily stoic

Wat je ook niet doet is steeds op je telefoon kijken tijdens zo’n gesprek, je loopt er niet langs op weg naar de koffieautomaat en je maakt er ook geen therapiesessie van. Het is interesse in iemand anders tonen zonder dat je ego er tussen zit. Moeilijker is het niet.

Overigens wordt het managers niet altijd makkelijk gemaakt om voldoende aandacht te schenken aan hun medewerkers. Ik weet van bedrijven waar de manager een team heeft tussen de 25 en 50 mensen. Ja, dan houdt het al gauw op, persoonlijke aandacht.

Crisissituaties

In crisissituaties is aandacht geven ook van belang. Zeker in teams waar de deelnemers elkaar niet goed kennen. Al te vaak zag ik in het rondje beeldvorming dat de voorzitter één of meerdere deelnemers vergat. Nou kan dat gebeuren natuurlijk, onder de tijdsdruk, maar als je het in de tweede ronde weer vergeet ben je die persoon kwijt.

Spreek dan je obedienta aan:

Obedientia is de tweede deugd van Benedictinus en wordt al gauw gezien als gehoorzaamheid. Maar dat is niet wat het is, het gaat om gehoor geven, empathisch luisteren. Naar wat deze persoon, deze situatie, deze bemanning van je vraagt. En dat gehoor geven, dat zie ik dan ook als een vorm van sensemaking

Zet je metacognitie dus aan, als voorzitter, en hou in de gaten of je iedereen voldoende in het proces hebt betrokken. Als je daar over twijfelt, ga het dan gewoon even checken. Geef aandacht en de verbinding is hersteld.

In crisissituaties zien mensen zich soms als redder en wordt hun thymos meer aangesproken dan in reguliere omstandigheden. Dan manifesteren ze zich (nog) meer dan normaal. Hou daar rekening mee en geef op tijd aandacht aan de redder.

Acquire the habit of attending carefully to what is being said by another, and of entering, so far as possible, into the mind of the speaker

Marcus Aurelius, Meditations 6.53

Uiteindelijk is aandacht geven niet veel meer of minder dan de thymos van anderen serieus te nemen, zowel in de dagelijkse situaties als tijdens crisis. In dit blog over het Nieuwe westen haal ik dat begrip voor het eerst aan, voor mij was het ook nieuw. Van Plato leende ik vervolgens de stelling dat thymos het derde deel van de ziel is, dat streeft naar erkenning en eer.

Dit alles bij elkaar deed mij beseffen waarom aandacht geven zo belangrijk is: je raakt de ziel. Niet een derde deel ervan, de hele ziel. Van een ander mens.

Vergeet dat nooit.


In de afgelopen 100 jaar zijn de uitkomsten van de Hawthorne onderzoeken diverse keren door elkaar geschud. De uitkomsten zijn wisselend. De ene keer blijkt aandacht wel invloed te hebben, de andere keer wordt gesteld dat het vooral gaat om angst voor controle en dat mensen daardoor harder werken.

Verder blijkt lichtsterkte soms wel en soms niet van invloed te zijn, net als meer of minder kleine pauzes, betere of slechtere koffie en ga zo maar door. Dit zal wetenschappelijk best van belang zijn, maar voor mijn werk niet. Voor mij telt wat ik in de praktijk zie. En dat is dat aandacht werkt, omdat je verbinding maakt en interesse hebt in anderen. Alleen dat is al de moeite waard. De rest kan je vergeten.

Op deze pagina over Prohairesis, Stoïcijnse preparatie, vind je nog meer blogs over personal resource management.

De non-binaire crisis

Leestijd: 9 minuten

De gedachte achter de non-binaire crisis is dat het altijd crisis is, alleen de ene keer wat meer dan anders. Er is dus geen aan- en uitknop voor crisis, het is niet binair. Dat is precies wat crisis onderscheidt van rampen of incidenten. Er is geen begin of eind, het is er gewoon, altijd.

Dat geldt ook voor gespannen internationale verhoudingen. Alleen noemen we de non-binaire crisis dan unpeace, als het aan Mark Leonard ligt. Dit blog is daarom gelijk een bespreking van zijn boek The age of unpeace, dat ik een eyeopener vind.

Maar we beginnen bij Rand. Want de gedachte achter de non-binaire crisis was door hen al eerder opgekomen.

Begin augustus 2023 schreef Andrew Hoehn namelijk een analyse over de oorlogsopvatting van Poetin op de website van Rand Corporation. Rand is in 1946 opgericht als een denktank voor de Amerikaanse luchtmacht en is sinds 1948 een non-profit organisatie die zich bezig houdt met vraagstukken op het gebied van publieke veiligheid. En daar dan vooral de militaire kant van.

Onder de kop ‘It should not have been a surprise; the threat from Putin’s Russia’ betoogt Hoehn dat we, het Westen, allang in oorlog waren met Putin, zonder dat we het zelf goed doorhadden. Het was namelijk een conflict onder zijn spelregels en ons continent keek er volledig langsheen; een fundamental surprise van het Westen, zoals ik in dit blog al schreef.

non-binaire crisis

Hoehn geeft in zijn artikel ook verdere invulling aan die verrassing. Want het is niet alleen maar een verrassing, het heeft ook te maken met de manier waarop je naar de wereld kijkt. En daarover heeft Hoehn een interessante observatie.

A virtue of American democracy is that it is difficult to take our nation to war—which is right, since going to war is the grimmest decision a democracy can make. For western democracies, war and peace are binary, clear lines between one and the other, like an on/off switch

Wie het boek ‘Spoken’ heeft gelezen weet dat we die moeizame oorlogsgang van de Amerikanen met een korreltje zout mogen nemen. Maar daarin zit niet de essentie. Die zit in de opmerking over de binaire houding van het Westen tussen oorlog en vrede. Er is of oorlog, of vrede, maar er zit niets tussen in. En daardoor verliezen we veel informatie. Dat is de stelling van Hoehn.

Eigenlijk staat de situational awareness hier op niveau één. We zien het wel, maar begrijpen het niet, of begrijpen het verkeerd.

Non-binaire crisis

Ik denk dat Hoehn daarin gelijk heeft. Hetzelfde geldt namelijk voor crisis in het algemeen. Dat wordt door velen nog steeds gezien als een aan-uit knop. Of je hebt een crisis, of je hebt ‘m niet. Er tussenin zit niets. Terwijl er in mijn ogen structureel sprake is van een non-binaire crisis. Overal.

Ergens op een continuüm tussen crisis en on-crisis is er altijd wel iets aan de hand. Meestal gaat het wel weer liggen, maar soms ook niet. En die soms, daar gaat het om.

Dat is het verhaal van weak signals, hard response. De boel proactief opschalen voordat er een echt incident is met schade. Zodat je tijdig maatregelen kunt nemen om de situatie beheersbaar te houden. Want de crisis is niet weg. Nooit niet.

Hij is alleen beheersbaar, maar borrelt onder de oppervlakte door en steekt op enig moment weer zijn kop op, al dan niet in aangepaste vorm. Crises passen zich namelijk aan de omstandigheden aan, schrijf ik in het blog crisis als een meme. Daarmee planten ze zich voort.

Dat is wat het een non-binaire crisis maakt, het is zowel aan als uit. Het is een multipliciteit, een becoming en op zijn ergst een polycrisis.

DALL-E werd gevraagd een schilderij te maken van een non-binaire crisis in de stijl van Andy Warhol. Het resultaat zie je in dit blog.

In ‘Beter wordt het niet’ schrijft Caroline de Gruyter eigenlijk hetzelfde op over de Europese Unie. Daar is het ook structureel crisis, groot of klein en zowel middel als doel. Unpeace, eigenlijk. In dat blog verwoordde ik het als volgt:

Continu zijn er ontwikkelingen, gebeurtenissen en situaties die vragen om bijvijlen, aanpassen, en hervormen. De ene verandering leidt vervolgens automatisch tot een nieuwe en ga zo maar door. In termen van Casti zijn federaties daardoor structureel hun complexiteitskloof aan het dempen, om een X-event, een Black Swan te voorkomen

Ook bedrijven en organisaties zouden zich moeten realiseren dat ze structureel in een staat zijn van non-binaire crisis en dat een escalatie altijd op de loer ligt. Zeker bij schurende onderstromen kan dat opeens zeer snel manifest worden. Dat voelt dan als een verrassing, maar het was er altijd al.

Het was alleen niet gezien.

Onder andere Tata, Chemours en Shell hebben dat inmiddels van dichtbij meegemaakt, net als de luchtvaartsector. Let goed op de onderstromen, dan weet je wanneer jouw organisatie aan de beurt is.

Unpeace

In zijn boek ‘The age of unpeace’ werkt Mark Leonard deze gedachte achter de non-binaire crisis verder uit onder de noemer unpeace. Het is een kort boek met een eenvoudige boodschap, zo schrijft ie: de connecties die de wereld verbinden, drijven het ook uit elkaar. Je kunt daarom niet meer over war en peace spreken, dat is te binair, en dus gebruikt Leonard het woord unpeace. En soms unwar.

Het is de grootste paradox van onze tijd, zo  gaat hij door. “The more people and countries are drawn together, the more they want to be apart.”

De Brexit is daar een mooi voorbeeld van, dat overigens vooral leidt tot toegenomen kosten en hinder voor de Engelsen zelf. Het roept dan ook eerder leedvermaak op, ‘heb je nou je zin’, dan de zorg dat er binnen West Europa een grote splitsing heeft plaatsgevonden.

Dat is anders met landen waar handelsbeperkingen worden opgelegd omdat ze op een sanctielijst staan. Dat kan echt serieuze gevolgen hebben voor een economie, kijk naar Iran, Noord Korea en Rusland. Dus waar wereldhandel enerzijds de landen dichter bij elkaar brengt, is het anderzijds een wapen om afstand te creëren en onwelgevalligen in de hoek te zetten.

It is possible to turn foreign trade into an instrument of power, of pressure and even of conquest

Albert Hirschman, 1941 over ‘powertrading’

Hetzelfde gebeurt met internet. Dat verbindt de landen op deze wereld, maar splijt ze ook door desinformatie, cyberaanvallen, trollen en illegale interventies in verkiezingen. Hier is de toestand van unpeace en de non-binaire crisis niet zo lastig meer te begrijpen.

Een bijzondere versie van internetgebruik en -sancties is de toegang tot internationale betaalsystemen. Die worden door Amerika beheert maar ook gebruikt om landen uit te sluiten. Deze rol van gatekeeper en machtsaanwending ziet Leonard typisch als Amerikaans in het totale speelveld.

De rol van de EU beschrijft Leonard als regelmaker (dat deed de Gruyter ook al) en daarvoor gebruikt hij het woord lawfare: het uitsluiten van partijen op de interne markt die niet aan de regels voldoen. Dat betekent natuurlijk niet, hopelijk laten we die naïviteit een keer achter ons, dat als je wel aan de regels voldoet er niks meer aan de hand is.

Waar het gaat om vitale infrastructuur (supply chains, handelsroutes, wegen, pijpleidingen, kabels, spoorwegen alsmede de flow van mensen, data, goederen en geld) laat namelijk zowel de EU als Nederland gevaarlijke spelers toe op de markt die de non-binaire crisis van unpeace alleen maar groter maken.

Netwerken

De connectiviteit waar Leonard op duidt verloopt via netwerken. Ooit werden die gezien als het democratische antwoord op oude hiërarchische structuren, maar inmiddels wordt via netwerken net zo hard om de macht gevochten. Alleen anders.

The distribution of nodes, the density of ties and the emergence of dense hubs are creating a new map of power in the twenty-first century

Leonard onderscheidt zeven strategieën waarmee landen die macht naar zich toe trekken.

  • Centraliteit. Dus niet centralisatie. Met centraliteit wordt bedoeld dat je je zodanig positioneert dat anderen jouw meer nodig hebben dan jij hen. Daarmee vergroot je afhankelijkheid.
  • Gatekeeping. Daarmee bepaal jij wie toe mag treden tot een netwerk. Of er uit moet.
  • Data mining. Er gaat veel strategische info over internetkabels. Wie die beheert zit op een goudmijn.
  • Ondermijning. Beïnvloeden van publieke opinie en groepen om regels te laten aanpassen of verweken. Onder andere door social media en het steunen van subversieve groepen.
  • Infiltratie. Een land proberen te veranderen van binnenuit. Al dan niet door militaire ondersteuning via huurlegers.
  • Reguleren. Daarmee stel je de normen waar iedereen zich aan moet houden.
  • Onafhankelijk maken. Van bijvoorbeeld grondstoffen of technologie uit andere landen. Daarmee hef je de paradox van de connectiviteit op door het netwerk te verlaten.

Overigens zie je dat binnen landen net zo hard om de macht wordt gestreden. Voor een deel verloopt dat via de politiek en het vormen van coalities. Steeds meer zie je echter vormen van buitenparlementaire machtsontwikkeling. Die ontwikkelt zich bijvoorbeeld via rechtszaken, desinformatie en media. Zoals ik in dit blog over juristocratie, emocratie en mediacratie schreef.

In die zin is binnenlandse polarisatie ook een vorm van unpeace; een nationale non-binaire crisis.

Therapie

In het laatste hoofdstuk van zijn boek schrijft Leonard dat de oplossingsrichting achter de non-binaire crisis niet gezocht moet worden in politiek of beleid, maar in therapie. Dat verrassende inzicht haalde hij uit een boek over omgaan met wederzijdse afhankelijkheid. Want dat is wat de verbindingsparadox eigenlijk inhoudt, wederzijdse afhankelijkheid.

Ik vat die therapie maar even in mijn eigen woorden samen.

De eerste stap die gezet moet worden is om het vraagstuk van unpeace en non-binaire crisis goed te begrijpen. Je moet je wereldbeeld aanpassen, dus. Dat vraagt om situation awareness level twee, minimaal. Maar bij dat begrip hoort ook het besef dat het nooit helemaal goed of helemaal fout is. Het is er altijd allemaal tegelijk, dynamisch, situationeel afhankelijk, onvoorspelbaar en tijdelijk.

Wat je daarnaast moet doen is goed bezien waar je over gaat en waarover niet. Dit zit dicht tegen het stoïcijnse gedachtengoed aan. Doe het goede, verander dat wat in je macht ligt en accepteer de rest.

Bij die acceptatie hoort ook dat er in een land altijd meerdere groepen en stromingen zullen zijn die moeten samenleven en samenwerken. Als die groepen zich tegen elkaar gaan afzetten ontstaat er een polarisatie die het land minder sterk maakt in de internationale arena. Want alleen een regering met draagvlak is in staat wicked problems te managen, zowel nationaal als internationaal.

Voor alle groepen, organisaties en bedrijven die zich in dit speelveld begeven is er dus de opdracht om samen te werken en draagvlak te realiseren. Het opleggen van je mening of het afdwingen daarvan via rechtszaken leidt tot kortdurende overwinningen, maar nooit tot een brede acceptatie.

Net zo goed kun je je niet structureel onttrekken aan veranderende normen en waarden in een samenleving. Want dat vergroot de non-binaire crisis. Crisis is immers een sociaal construct. Het is de mening van anderen over jouw organisatie en diens gedrag. Als dat niet verandert, zal de mening van je opponenten ook niet veranderen en blijft de non-binaire crisis groter dan nodig.

Want helemaal weg gaat ie nooit.

Eindoordeel

The age of unpeace is een interessant boek dat een nieuwe blik geeft op crises, connectiviteit en conflict. Meer dan ooit zie je hoe die gebieden naar elkaar toegroeien en hoe artificieel de traditionele afbakening tussen safety-, security- en crisismanagement eigenlijk is. Wat dat betreft zit dit boek op dezelfde lijn als Adam Tooze en zijn opvatting over polycrisis.

Cijfer: 8.

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: het gaat er niet met de eersten uit, maar ook niet als laatste. Als je het kader van unpeace eenmaal gezien hebt voegt het boek niet genoeg toe om het voor altijd te bewaren. Maar voorlopig staat ie er nog gewoon, op de plank met gelezen Rizoomes boeken. Wie weet overleeft ie het dan uiteindelijk toch.

Benedictijnse Stuurmanskunst

Leestijd: 11 minuten

Benedictijnse stuurmanskunst is een boek van Wil Derkse uit 2021. Ik zag het bij een vriend op tafel liggen en dat deed me gelijk denken aan toen ik eens enkele dagen in een Benedictijns klooster verbleef. Waarop we besloten het boek gezamenlijk te lezen en van gedachten te wisselen over hoe je meer aandacht voor echte waarden in het management krijgt.

Het was in 2011 dat ik een leergang volgde die mij ook bij het Benedictijnse klooster Sint Willibrordus in Doetinchem bracht. Ik verbleef daar drie dagen, zo lees ik terug in een map die ik bewaard heb. Wat wist ik daar nu allemaal nog van?

Niet veel.

Al bladerend vind ik de dagindeling van de monniken, het rooster van de leergang en wat aantekeningen van het gesprek met Wil Derkse. Confessio et Pulchritudo staat er bovenaan het papier, Belijdenis en Schoonheid, het motto van de abdij.

Het klooster zelf is een kloek gebouw uit de jaren 50 van de vorige eeuw, laag, met strenge lijnen en een gevarieerd stenenpatroon. Gebouwd met wat er voor handen was zo vlak na de oorlog. Het ziet er kleiner uit dan het is, maar dat merk je pas als je binnen bent.

Al met al vond ik het een indrukwekkende omgeving, dat weet ik nog goed. Daarom frappeert het me dat ik er verder zo weinig concrete herinneringen aan heb. Niet wie er nog meer in de groep zaten, wat we gedaan hebben en wie we gesproken hebben. Ja, Derkse zelf natuurlijk, en een paar broeders. Maar daar hield het toch wel een beetje op.

Regel van Benedictus

Dan maar naar het nu en de Benedictijnse stuurmanskunst. Wil Derkse is hoogleraar filosofie en oblaat bij St Willibrordus. Daar introduceert hij groepen in de leefwijze van de Benedictijnen, gebaseerd op de Regel van Benedictus. Dat is een werk van Benedictus van Nursia uit de zesde eeuw, bestaande uit 73 hoofdstukken die beschrijven hoe een kloosterorde zich zou moeten gedragen om succesvol te zijn.

Het is dus niet één regel en het is ook geen wet. Je moet het meer zien als een richtlijn, aanwijzingen voor een ordelijk kloosterleven, waarin er zowel ruimte is voor spiritualiteit als het uitvoeren van werkzaamheden. Het is een duidelijk, maar tegelijkertijd ook mild, regime. En zo goed, dat het na 15 eeuwen nog steeds in gebruik is.

Wat zou je daar van kunnen leren in moderne organisaties? Zijn de waarden van toen ook nu nog toepasbaar? Dat is waar Benedictijnse stuurmanskunst over gaat.

Gelijk vanaf het begin zit Derkse een beetje te hannesen met de term stuurmanskunst, die hij wil gebruiken als metafoor voor leiderschap. Want leiderschap, zo schrijft Derkse, is voor zijn gevoel te veel gericht op een groot ego, “het krachtige, het doortastende, soms zelfs pushende; follow your leader principe, de ‘alle neuzen dezelfde kant op’ doelstelling, het turn around beginsel en wat het begrip leiderschap nog meer bij mij oproept.”

Die associaties begrijp ik, maar die verdwijnen niet automatisch als je op zo’n persoon de term stuurman plakt. Waar het om gaat is dat de baas zich een beetje normaal gedraagt en daarmee het respect van de anderen verdient, waardoor zij bereid zijn de leider te volgen.

De mensen moeten zien dat de baas ook de belangen van de medewerkers meeneemt in alle afwegingen, zowel in moeilijke als makkelijke tijden, en dat het goede gebeurt. En dan maakt het niet uit wat voor titel je er op plakt.

Zelfs niet als het baas is.

Als het goede maar gebeurt

‘Als het goede maar gebeurt’ vond ik gelijk een waanzinnig sterke stelregel voor elk team en voor elke organisatie. Derkse beschrijft hoe hij dat motto ontleent aan karmeliet en hoogleraar Titus Brandsma, die helaas de Tweede Wereldoorlog niet overleefde.

Als het goede maar gebeurt – het geeft niet hoe, het geeft niet waar of wanneer, het geeft niet door wie, als het goede maar gebeurt.

titus brandsma

Dat het goede gebeurt gaat om de belangen van een gemeenschap, een groep mensen, een beschaving, een land. Maar nooit gaat het om eigen belang of het belang van enkelen. Dat belang vraagt dus om duidelijke doelen, een missie en visie zo je wilt, maar vooral om draagvlak. Draagvlak van hen die in die gemeenschap zitten en zonder wie geen enkel besluit uitgevoerd kan worden.

Dagindeling uit mijn map van de leergang

Want dat is waar de crisis loert; het verlies van gezag en draagvlak om ingewikkelde problemen op te lossen, waardoor er helemaal niets meer gebeurt. Ook niet als je stuurman op je voorhoofd plakt in plaats van leider. Woorden zijn uiteindelijk loos als ze niet worden geflankeerd door het bijpassende gedrag.

Hier schuilt voor mij de grote les van het boek Benedictijnse stuurmanskunst. De Benedictijnen zijn een gemeenschap en de abt mag hun baas zijn als hij maar de belangen van de groep op de juiste manier dient en de gezamenlijke waarden op de juiste manier uitdraagt en bewaakt.

Niet minder waar is dat de monniken zich in hun gedrag zelf ook laten leiden door de belangen en waarden van de gemeenschap, en niet door hun eigen noden.

Voor de abt betekent dit dat hij moet er zijn voor het totaal; opdat het goede gebeurt. Het impliceert niet dat ie niet krachtig mag zijn, noch dat hij dociel hoort te zijn of zichzelf moet wegcijferen. Dienend leiderschap is geen soft leiderschap.

En dus worden voor belangrijke beslissingen in de gemeenschap alle groepsleden op één of andere manier betrokken; nemen de abt en de priors gezamenlijk de minder belangrijke besluiten en mag de abt de rest zelfstandig besluiten.

Laat die goed op je in werken; dit is de kern van leiderschap. De rest is management.

Management is neither a science nor a profession. It’s a practice. And the practice fundamentally doesn’t change. What changes is the context of what you’re dealing with

henry mintzberg

Gereedschapskist

Benedictus. Afbeelding komt van Wikipedia / Publiek domein

Doorheen het boek beschrijft Derkse deugden en principes die voortkomen uit de Regel van Benedictus. De kracht van deugden en principes is dat ze toepasbaar zijn op verschillende situaties. Er is geen sprake van een één op één relatie zoals bijvoorbeeld wel volgt uit werkinstructies en procedures.

Deugden en principes kun je daardoor ook oefenen, je kunt er beter in worden, jezelf bevragen wat er nu eigenlijk gebeurde op een bepaald moment.

Dit zit dicht aan tegen de inzichten van Marcus Aurelius, de bekende Stoïcijn, en de uitgangspunten van Prohairesis: jezelf voorbereiden op jezelf. Vanuit de gedachte dat filosofie is: hetzelfde te bezien op een andere manier.

Een kleine gereedschapskist met deugden en principes;

  • De eerste is opmerkzaamheid. Dat wordt door Derkse beschreven als ausculturend, met aandacht luisterend, alerte oplettendheid. Vigilantie. Mijn vertaling, naast opmerkzaamheid: situation awareness.
  • Obedientia is de tweede en wordt al gauw gezien als gehoorzaamheid. Maar dat is niet wat het is, het gaat om gehoor geven, empathisch luisteren. Naar wat deze persoon, deze situatie, deze bemanning van je vraagt. En dat gehoor geven, dat zie ik dan ook als een vorm van sensemaking.
  • Stabilitas gaat over volharding en het accepteren van de consequenties van je handelen. Niet weglopen voor je verantwoordelijkheid, maar staan voor wat je zegt en belooft. Ook in het kleine: dus geen klusjes blijven uitstellen, nog eens je email checken terwijl je eigenlijk met die notitie aan de bak moet, dat vervelende telefoontje weer eens verschuiven.
  • Conversio morum zou je kunnen vertalen met een verandering van levensstijl. Het is een intern gestuurde verandering van persoonlijke groei naar een meer betekenisvolle invulling. Het is een vorm van levenslang leren; kijken naar wat er gebeurt, wat jij daarin doet en betekent en hoe je dat kunt veranderen opdat het goede maar gebeurt. Ik vertaal dit naar metacognitie, alhoewel dat de lading niet helemaal dekt.
  • Deemoed is de vierde deugd en moet vooral niet gezien worden als onderdanig, maar als de moed om te dienen voor de gemeenschap. “Het gaat erom met beide voeten op de grond te blijven, in de humus die je voedt, en van daaruit te groeien naar wie je werkelijk kunt worden, niet naar een opgeblazen zelfbeeld.”

Klaag niet over de tijden waarin je leeft. Wij zijn de tijden. De tijden dat zijn wij

augustinus

Groepsgevaar

Benedictijnse stuurmanskunst besteedt ook uitgebreid aandacht aan de gevaren uit en van de groep. Dat je een gemeenschap bent, betekent namelijk niet dat alles vanzelf goed komt. De ergste pandemie is het verderf van de verstandigheid, zei Marcus Aurelius daar al over, en dat kan zomaar ook in jouw team voorkomen.

Derkse behandelt meerdere voorbeelden van groepsgevaar waarvan ik er twee wil noemen. De eerste omdat ik die zo spitsvondig vind. Het begint met een vraag die veel lijkt op wat wel een post mortem wordt genoemd: beschrijf de evaluatie van dit nog te starten project en leg uit waarom het mislukt is. Het is een alternatieve vorm van een risico-inventarisatie die soms heel goed kan uitpakken.

Maar de tweede vraag van de prior is splijtend. Lees maar:

Dat brengt me bij het tweede gevaar van een groep: murmuratio. Benedictus ziet dat als het grootste risico voor een vitale groep. Het is onderling gemopper en gezeur, klagerijen die blijven hangen en niet meer weg gaan. Geestelijke luchtvervuiling noemt Derkse het.

Dat uit zich onder andere door de vinger te wijzen naar fouten van anderen, vermeende misstanden aan te kaarten en over de muur te gooien zonder zelf eerst actie te hebben genomen en boze briefjes op te hangen dan wel mailtjes rond te sturen. Het gaat op de lange duur onder je huid zitten, ik word er al moe van als ik er weer aan denk.

Toch legt Benedictus de oorzaak van dit probleem in eerste instantie niet bij de groep, maar bij de leiding. “Door het gebruik van het verkeerde woord, op het verkeerde moment en met de verkeerde toon, door het nalaten van het goede woord en door onvoldoende consultatie van de gemeenschap en uitstel van de tot stand gekomen besluitvorming.”

Andere oorzaken van murmuratio zijn het te lang laten doorlopen van conflicten, het vermijden van noodzakelijke confrontaties, te lang gedogen wat niet gedoogd kan worden, te veel afstandelijkheid dan wel te weinig afstandelijkheid.

Om er nog maar eens een paar te noemen.

De Regel zelf

En zo gaat Derkse nog wel even door met zijn interpretatie van de Benedictijnse stuurmanskunst. Omdat het nieuwe stof was, vond ik het over het algemeen een fascinerend boek. Maar op meerdere momenten ervoer ik de tekst ook een beetje als opa vertelt en kreeg ik de neiging het origineel te lezen. Dus bestelde ik de Regel via boekwinkeltjes.nl en las de hoofdstukken van Benedictus zelf.

Dat was een verrassing.

Het is wonderbaarlijk hoeveel van de Regel van Benedictus 15 eeuwen later nog steeds actueel en relevant is. Natuurlijk moet je even door de religieuze invulling heen kijken (niet te veel trouwens) maar wat er dan overblijft is een rijk boek met ontzettend veel aanknopingspunten voor leiderschap en volgerschap. Want een groep ben je samen met elkaar.

Eindoordeel

Benedictijnse stuurmanskunst is een interessant boek voor wie onbekend is met het kloosterleven. Derkse beschrijft in negen hoofdstukken en 260 pagina’s de hoofdlijn van het Benedictijnse denken. Veel daarvan is nog steeds toepasbaar en is grappig genoeg ook een impliciete maatschappijkritiek.

Met als kern: hoe krijgen we menselijke waarden terug in de samenleving?

Eerlijk gezegd denk ik dat dit soort literatuur voor managers belangrijker is dan de zoveelste hype van één of andere goeroe dan wel consultant te volgen. Net zoals Strijdvaardig leven dat is. In die zin volg ik de redenatie van Taleb, dat alles wat zo lang overleefd heeft wel kwaliteit moet bezitten.

De kunst is het niet te kopiëren, maar je te laten inspireren.

Cijfer: 7. Dat had een 8 kunnen zijn als er meer aandacht was besteed aan de redactie van het boek en het laatste hoofdstuk, nota bene over crisis en sturen in zwaar weer, niet zo’n afgeraffelde indruk had gemaakt.

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: De Benedictijnse stuurmanskunst zal ooit het pand verlaten bij topdrukte, het belangrijkste staat toch al in dit blog. Maar de Regel van Benedictus bewaar ik wel.


Naschrift

Tijdens het lezen van de Regel van Benedictus vroeg ik mij af in hoeverre mijn fascinatie afkomstig was van het feit dat ik bijna tien jaar lang min of meer gekazerneerd bij de brandweer ben geweest. Dan tel ik de jaren op de Brandweeracademie mee, dat indertijd nog een internaat op z’n Kortjakjes was (midden in de week maar ‘s zondags niet)

Dat riep vragen op als:

  • Zijn gekazerneerde en geuniformeerde diensten misschien wel halve monniken? Niet in hun religieuze ambities wellicht, maar wel in hun toewijding en manier van samenwerken.
  • Opdat het goede gebeurt is bij dergelijke organisaties van groot belang. Ik herinner mij dat ploegen onrustig werden als er langere tijd geen inzet van enige importantie was geweest. Ben je nog steeds brandweer als er geen branden (of andere ongevallen) meer zijn?
  • Is het op de juiste manier uitvoeren van het vak, het ambacht ook een waarde die gezamenlijkheid nastreeft? Wat zegt dat over de leiding van zo’n organisatie: kan je die leiden zonder kennis van het vak?
  • Is de Regel van Benedictus een tussenvorm van de jager-verzamelaars naar de landbouwers?
  • Waar begint en eindigt de gemeenschap? Is dat bij de eigen ploeg, of bij het korps als geheel? Heeft de bevelvoerder de rol van abt? Of zit die bij de commandant en is de bevelvoerder een prior?

Wat ook waar is: soms is de vraag stellen belangrijker dan een antwoord te krijgen. Los daarvan kunnen antwoorden veranderen. Blijf jezelf dus altijd vragen stellen.

Brieven uit Alvites

Leestijd: 3 minuten

Brieven uit Alvites van Gerrit Komrij leest als een literaire variant van het populaire Tv-programma ‘Ik vertrek’. Het is de kroniek van een aangekondigd drama dat misschien niet alleen achteraf voorzienbaar was.

Veertig ben ik heden en een zwerfhond geworden

Dat is de beginzin van Brieven uit Alvites. Het is 1984 en Komrij is net veertig geworden. Hij is het leven in Amsterdam zat. “Het sjacheren, het kuipen en kruipen, mensen kunnen niet zonder”, zo schrijft hij “, maar ik leg me er niet bij neer.”

Dus vertrekt hij.

Naar Alvites, een gehucht in Portugal. Daar betrekt hij een Palaccio dat door de eigenaar is ondergebracht in een soort stichting, waarvan het vruchtgebruik is overhandigd aan Padre Fernando. Die verhuurt een deel van het kasteeltje aan Gerrit en zijn man. Komrij is helemaal weg van het pand.

Ons huis ligt als een witte fluwelen doos in de handpalm van het paradijs. Vanuit de verte bezien is het een soort schrijn, waarin alles is ondergebracht wat ik tot dusver in mijn leven heb meegesleept

Komrij doet zijn best om te integreren in de oude, rurale gemeenschap. Hij doet mee met de feesten, bezoekt als atheïst de kerkdiensten en legt veel bezoekjes af bij buren. Toch blijft hij een toeschouwer, merk je als lezer. Hoe enthousiast hij ook over de verschillende aspecten van het leven aldaar schrijft, het is met de blik van een observator, niet die van de deelnemer. Zoals Geerten Meijsing wel is in zijn Siciliaanse Brieven.

Misschien komt dat ook wel door de opzet van het boekje. “Bezorgd en van een nawoord voorzien door Mark Schaevers”, staat er geschreven. Wat betekent dat Schaevers uit een serie columns en toespraken dit verhaal heeft samengesteld.

Het is dus niet oorspronkelijk bedoeld als een integrale uitgave door Komrij zelf.

Toch vind ik zelf die fragmentarische opzet van Brieven uit Alvites wel lekker lezen. Er worden voldoende puzzelstukjes aangedragen om het geheel te zien, zonder dat alles is dichtgekleid met details. Het geeft de tekst lucht en ruimte en dat is gezien de gebeurtenissen wel net zo prettig. Want de sfeer voelt er af en toe behoorlijk beklemmend aan.

Zeker op het laatst, als er onmin ontstaat met Padre Fernando. Dat loopt zodanig uit de hand als de rest van het dorp ook vijandig wordt, dat Komrij besluit te vertrekken en Alvites achter zich te laten.

Alvites is een essentie van extremen. De armoede is er middeleeuwser. De nachten kennen er meer sterren dan elders. De vreugde is er geloviger. Het pittoreske is er wreder

Dat zegt het zo ongeveer wel, hoe het daar was. De rest kun je zelf lezen in Brieven uit Alvites. Van harte aanbevolen, al was het maar voor de prachtige taal. Overigens ook weer in een prettig formaat vormgegeven met een harde kaft, heerlijk om mee te nemen op vakantie.

Ter afsluiting een fragment van Komrij over wat hij Transmontaanse beelden noemt. Bewust of onbewust, dat kan ik nergens uit afleiden, raakt hij daar de kern van de Stoa. Die wilde ik jullie niet onthouden.

PS. Ik heb inmiddels Vila Pouca besteld via boekwinkeltjes.nl. Dat is waar Komrij zich vestigde na Alvites. Ik ben natuurlijk zeer benieuwd hoe het verder ging. Brieven uit Alvites is nog wel nieuw te koop.

Eindoordeel

Brieven uit Alvites is een merkwaardig boek en ook nooit als boek bedoeld geweest, begreep ik achteraf. Toch ben ik blij dat ik het heb.

Cijfer: 7,5

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: ja, er moet meer Komrij in de kast en daar hoort deze bij.

Strijdvaardig Leven

Leestijd: 6 minuten

Strijdvaardig Leven is een boek van Pablo Lamberti over de Weg van de Krijger. In het spoor van Socrates, Seneca en de Samoerai trek je langs allerlei principes over instelling, bewustzijn en handelen die in mijn ogen elke crisismanager zou moeten kennen en kunnen. Hier en daar aangevuld met ervaringen van mezelf. Uiteindelijk gaat het om Prohairesis, jezelf voorbereiden op jezelf. En daar kan je niet vroeg genoeg mee beginnen.

Ik zal zo’n vijf jaar oud zijn geweest toen mijn ouders constateerden dat mijn vredelievendheid naar een vorm van zelfdestructie begon te neigen. En aangezien ik opgroeide in een generatie waar je werd geacht zelf op te staan tegen hen die je treiteren, besloten ze mij op judo te doen.

Zo heette dat toen. Als je ergens op ging koos je er zelf voor. Als je er op werd gedaan, maakten je ouders die keus voor je.

Vijf jaar lang volgde ik braaf de lessen bij Den Edel in Waddinxveen, tot ik zag dat de voetbalclub waar mijn broer op zat eigenlijk veel gezelliger was. Dus ging ik op voetbal. Maar niet nadat ik voor de eerste keer ging meedoen aan een judotoernooi in Gouda. En die won ik.

Apetrots was ik en zelfs begon ik te twijfelen of ik niet door moest gaan met judo. Van alle grote twijfels in mijn leven was dit de eerste die ik nooit heb opgelost. Nog steeds twijfel ik over die beslissing en zie ik delen van de alternatieve geschiedenis af en toe aan mijn oog voorbij trekken.

Maar goed, in de jaren na mijn middelbare school pakte ik de draad van de zelfverdediging weer op. Ik ging op jiu jiutsu, deed een tijdje shotokan karate, wing chun en tai chi. Zelfs kickboksen. Het was inmiddels niet zozeer meer de sport op zichzelf die daarbij mijn aandacht had, maar vooral de spirituele kant van Bushido; de weg van de krijger. De weg van doen.

Precies dit is het onderwerp van Strijdvaardig Leven, een heerlijk boek over de levensfilosofie van de strijders uit het oude Rome, Griekenland en Japan. Pablo Lamberti schreef het als een soort spin off van zijn promotieonderzoek en gebruikt daarbij vooral het werk van Socrates, Seneca en de Samoerai als leidraad.

Voor degenen die hier al wat meer over gelezen hebben is er niet zo heel veel nieuws onder de zon, maar het staat nu wel een keer allemaal heel logisch bij elkaar. Mocht je echter niet zo bekend zijn met het onderwerp, dan is Strijdvaardig Leven een uitstekende introductie.

Agon

Voor alle zekerheid, een strijdvaardig leven gaat niet om het vechten zelf. Voor mij is het onderdeel van Prohairesis, de stoïcijnse zelfpreparatie die jou moet voorbereiden op jezelf, zoals ik hier beschrijf.

Een bevelhebber gelooft nooit zo in vrede, dat hij zich niet voorbereidt op de oorlog die, ook al wordt hij niet gevoerd, wel verklaard is.

seneca

Ook die oorlog moet je niet al te letterlijk nemen. Het gaat vooral om de instelling die je zelf hebt en het bewustzijn dat je in een samenleving altijd betrokken bent bij strijd en conflict. Daarbij draait het vaak om het opleggen van de wil, ongeacht of je dat nu zelf probeert te bereiken of juist wil ontwijken. In de meest alledaagse situaties geldt dat; op je werk, in vergaderingen, bij je sportvereniging.

Overal waar andere mensen zijn is er kans op conflict en crisis. Zodra je geboren bent neem je al ruimte in die anderen misschien ook willen hebben, zoals ze later jouw baan willen, je plek in het voetbalelftal of het voorzitterschap van een politieke partij. Ik noem maar wat willekeurige voorbeelden.

Die strijd moet je niet als hindernis zien, maar als een middel tot groei. Je persoonlijkheid wordt er beter en sterker van. Om met weerstand om te leren gaan, moet je weerstand ervaren. De oude Grieken noemden dat Agon, schrijft Lamberti. Vriendschappelijke strijd.

Ik ken het ook als principe uit de Stoa: the obstacle is the way. Waar je tegenop ziet, ligt je pad.

Dit is het schildje dat ik kreeg toen ik het judotoernooi won. Inmiddels 50 jaar oud.

Verwar dit overigens niet met het modieuze begrip van de comfort zone. Soms komt het overeen, maar uit je comfort zone gaan is net zo vaak strijdig met je waardigheid (Vale, zoals ik van Taleb heb geleerd). Er is maar een kleine grens tussen leuk spontaan meedoen en kinderachtigheid. Dat kunnen zien en er naar weten te handelen is wijsheid.

Bewustzijn

Waar Agon een instelling is, is bewustzijn een status van je ‘ik’. Zie het als situation awareness. In Strijdvaardig Leven beschrijft Lamberti het als zanshin, een grondig bewustzijn van jezelf en de omgeving.

“Dit volledige bewustzijn is geen vorm van magie, maar wordt in Japan zanshin genoemd, wat letterlijk ‘overblijvende geest’ betekent. Het is een houding waarin men alert blijft en te allen tijde klaar staat om te handelen.”

Waarnemen, bewustzijn en wijsheid zijn in alle krijgskunsten centrale begrippen. Er zijn vele termen en definities aan gegeven, maar in de kern komt het steeds op hetzelfde neer: houd je ego er buiten. Streef geen rijkdom na, hecht je niet aan materiële zaken, wees niet bevooroordeeld (beginners mind) en doe het goede.

Zo beschrijft Musashi het in Strijdvaardig Leven:

De laatste stap die ik nog wil noemen in dit blog over Strijdvaardig Leven, na instelling en bewustzijn, is handelen. Practice. De filosofie van de krijger is er één van doen, niet van alleen maar praten. Bij mij is dat in de loop van de jaren enigszins verschoven van fysiek handelen naar psychisch handelen. Mezelf continu bevragen of wat ik nu doe gaat om mijn ego of om het goede.

En als we gaan wandelen, niet alleen maar kijken, maar ook zien. Wat je met de ogen ziet, is observatie. Wat je met de geest ziet, is inzicht

Daarvoor past het gereedschap van de Stoa mij tegenwoordig beter dan die van zen, heb ik in de loop der jaren ontdekt. Dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen zo te gelden. Net zo makkelijk loopt jouw pad precies andersom.

Los daarvan vind je jezelf in alles wat je doet. In koken, in tuinieren, in hardlopen, in tekenen en schrijven. Zelfs in een boterham met kaas smeren.

Als je maar oefent, want dat is wat alle paden verbindt.

In de woorden van Lamberti:

Wat overblijft is een filosofische oriëntatie als oefening: een bevraging van jezelf en een zoektocht of queeste naar iets wat woorden overstijgt. In de praktijk manifesteert wijsheid zich in beide gevallen als een zekere wellevendheid of bien vivre, die gerealiseerd wordt door en in het uitoefenen van specifieke krijgersdeugden.

Eindoordeel

Strijdvaardig Leven is een tof boek dat mij nieuwe inspiratie gaf om mijn eigen krijgerspad te blijven lopen en ontdekken.

Cijfer: 8

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: ja.

Kham Meslien – Fantomes…Futurs

Leestijd: 2 minuten

Er is muziek waarvan je niet wist dat je het miste tot je het voor de eerste keer hoort. Fantomes…Futurs van Kham Meslien is daar een goed voorbeeld van. Meslien maakte een solo-album met zijn contrabas. Het leverde een plaatje op met een prachtig diep geluid, meditatief haast. Alsof je op reis gaat in een nieuwe omgeving.

Kham Meslien Fantomes...Futurs

Dat begint al met het eerste nummer, Ta Confiance. Je hoort vanaf het begin de snaren voorzichtig brommen, één voor één, alsof het beest nog niet gewekt mag worden. Aarzelend loopt het geluid door, steeds sneller, tot er na anderhalve minuut een klein swingertje in komt en het pad ingetogen dansend afgelopen wordt.

Ingetogen. Dat is het woord dat bij deze muziek past. Het is muziek voor jezelf, hooguit luister je het met z’n tweeën, maar in een groep zal het in rumoer verdwijnen. En da’s zonde.

Mauza is vervolgens een kleine improvisatie die weer heel organisch klinkt. Bij nummer drie, The Alarm, besef je opeens dat je twee bassen hoort. Hoe doet ie dat, vraag je je onwillekeurig af. Dit kan helemaal niet.

Het antwoord komt van YouTube, kijk maar eens naar dit filmpje. Meslien heeft zijn bas behangen met apparaatjes waarmee hij verschillende ritmes kan instellen. Daardoor hoor je opeens een one man band, waarbij alle geluiden toch gewoon uit die grote contrabas komen. Live.

Elbows of the land is een gedicht van Anthony Joseph. Het is het enige nummer met tekst, ritmisch uitgesproken en desondanks weer net zo ingetogen als de rest. Het verstoort de meditatie niet.

Kar Kar Kar en Gnawen vervolgen de tocht zonder nieuwe verrassingen, die bewaart Meslien voor de volgende drie nummers. Want daar horen we opeens de bas gebruikt worden als viool en als mandoline. Je wist niet dat het kon, en toch klinkt het allemaal hartstikke logisch.

Het titelnummer bewaarde Meslien voor het laatst. Fantomes…Futurs is opnieuw een korte improvisatie met de contrabas als cello. Een afscheidsgroet. Dan zijn we alles bij elkaar een half uurtje onderweg geweest. Te kort, maar de repeatknop zit dichtbij. Doen we het gewoon nog een keer.

Kham Meslien is een rasartiest die met zijn instrument mooie verhalen vertelt, rechtstreeks uit zijn hart. Dat zijn de momenten waarop je beseft hoe speciaal muziek kan zijn, dat iemand je iets laat horen, iets vertelt zonder woorden, waarvan je niet wist dat het bestond.

De eerste keer dat ik zoiets meemaakte was bij The Köln Concert van Keith Jarrett. Fantomes…Futurs van Kham Meslien komt daar dichtbij in de buurt. En ondanks dat ie gewoon op Spotify staat, heb ik hem ook op CD gekocht. Om dat prachtige geluid nog beter te kunnen horen. Heerlijk.

« Oudere berichten

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑