Misschien bestaat het antiboek niet eens, dacht ik toen ik dit stukje had geschreven. Maar eigenlijk gaat dit blog ook over wat anders. Over denken. Want dat is het belangrijkste gereedschap van de crisismanager, denken. En daar dan de scheppende variant van, met creativiteit en doelgerichtheid.
De schrijfmachine mijmert gekkepraat. Lees maar, er staat niet wat er staat.
martinus nijhoff
Zie jezelf eens als kok. Je belangrijkste doel is om een maaltijd op dat bord te krijgen binnen een redelijke tijdspanne. De ervaren kok doet het misschien uit zijn hoofd, anderen pakken er een recept bij. Maar altijd is er sprake van de twee hoofdbestanddelen uit de strategie van de toevallige kans, bricolage en momentum.
Met bricolage verzamel je de ingrediënten, spulletjes en de mensen die je nodig hebt om het gerecht te realiseren. En momentum is het op het juiste moment bij elkaar (laten) gooien van al die dingen. Dat is wat koken is, bricolage en momentum. Net als crisismanagement dus.
Helaas zijn er altijd mensen die koken verwarren met eten en het juiste bestek. Niet dat bestek onbelangrijk is, dat niet, maar het is geen koken. Wee de kok die complimenten krijgt voor zijn messen en lepels, niet voor de maaltijd. Nog nooit ging ik naar een restaurant terug voor de mooie bordjes.
Precies zo moet de crisismanager zich vooral bezig houden met het oplossen van het probleem en zich daarna pas afvragen of ie volgens de wet wel bindende aanwijzingen had mogen geven aan andere diensten als leider COPI. Leuk, beschouwingen over wet- en regelgeving, maar het zijn verhalen over bestek. Eerst maar eens leren koken.
Zelf ben ik een oude kok die kookboeken spaart en daar receptjes uit haalt om een stukje over te schrijven of te vertellen. Zo af en toe kook ik zelf ook nog wel eens wat, maar in de loop der jaren is mijn interesse daarin vooral gegroeid richting de uitzonderlijke verrassingsgerechten met veel impact. Zwart gevogelte, alhoewel je altijd pas achteraf weet of het dat was of niet.
Yevgeni Krasnova
Ik heb nog lang niet al mijn kookboeken gelezen, ze puilen ongelezen de planken van mijn boekenkast uit. Dankzij Taleb zie ik de antibibliotheek tegenwoordig als een onderzoeksinstrument. Daardoor weet je wat je niet weet, het is je known unknown. Hij schrijft er over in het eerste deel van The Black Swan en ik vond het voor crisismanagers zo’n interbolegerend concept dat ik er dit blog over maakte. Want dat is wat crisismanagers moeten doen, interbolegerende concepten bricoleren. Je weet maar nooit wanneer je er wat aan hebt.
In hoofdstuk 2 van The Black Swan begint Taleb vervolgens over de schrijfster Yevgeni Nikolayevna Krasnova (YNK). Zij zou een Frans Russische neurologe zijn die een bestseller had geschreven die door alle gerenommeerde uitgevers over het hoofd was gezien. Hier fronste ik mijn wenkbrauwen. Mijn known unknown is redelijk op orde, maar van Yevgeni Krasnova had ik nog nooit gehoord. Even googelen dus.
Al gauw ontdekte ik dat Yevgeni Krasnova inderdaad niet bestaat. Het is een fictief personage, verzonnen door Taleb die nogal geheimzinnig doet over zijn inspiratiebron. Grappig genoeg bleek haar boek, A Story of Recursion, wel te koop bij Amazon. Alleen is het geen echt boek, maar een zogeheten dummy; 153 pagina’s leeg papier, gelinieerd. Het is een antiboek, het antiboek van Yevgeni Krasnova.
Antiboek
Acht lezers hadden een beoordeling van het antiboek gegeven. Vier met vijf sterren, en vier met één. Daarmee werd het gemiddelde een drie, volgens Amazon, een getal waar Taleb zelf ook wel wat van zal vinden. De bijbehorende commentaren zijn heel grappig, vooral die van een zekere Sophie uit Duitsland. Al weten we niet of Sophie echt bestaat natuurlijk. You Never Know (YNK)
This is a scam. It’s a notebook and not the actual book.
Sophie
Goed.
Taleb zelf gebruikt de term antiboek trouwens niet. Mijn redenering was dat als een kast met ongelezen boeken een antibibliotheek is, een niet geschreven boek een antiboek is. Toch twijfelde ik daar na enige tijd weer over. Is een niet geschreven boek wel hetzelfde als een niet gelezen boek? Is niet-zijn hetzelfde als niet-weten? Is de absence of evidence de evidence of absence?
Bij die vraag aangekomen herinnerde ik me een oud artikel uit de liminale fase tussen de typemachine en de tekstverwerker in, ik geloof dat het van Hofstadter was. Het ging over leegte. Zeker weten doe ik dit trouwens niet. In mijn geheugen worden namelijk steeds meer letters vervangen door spaties.
Volgens Hofstadter is een leeg vel, een A4, niet meer leeg als je het in de tekstverwerker vol hebt getypt met spaties en daarna uitgeprint. Waar bij een typemachine de spatie namelijk echte leegte is, een fysieke verschuiving van de wagen zonder aanslag, is het bij een tekstverwerker een symbool voor leegte; een iets dat de uitdrukking is van niets.
Terug naar mijn antiboek van Yevgenia Krasnova. Ik bladerde er door heen, door al die lege pagina’s, en bedacht me dat een volledig ongeschreven boek een unknown unknown is. Je weet niet wat er niet geschreven is. Dit exemplaar daarentegen was wel bekend, het was The Story of Recursion, dat echter niet geschreven was. Dat maakte het een unknown known.
De kok in mij vond het inmiddels welletjes. Er zijn slechts twee soorten maaltijden, zo zei hij, de gegeten en de ongegeten. Zo zijn er ook maar twee soorten boeken, de gelezen en de ongelezen. Er zijn dingen die je weet en dingen die je niet weet. Dat wat je weet kun je gebruiken, wat je niet weet kun je niet gebruiken. De rest is geleuter.
Het antiboek van Yevgeni Krasnova paste overigens prima in mijn antibibliotheek, er waren nog genoeg lege planken over.
Tijdens een interview met Arjan Lubach in het Instituut voor Beeld en Geluid komt het gesprek opeens op het belang van satire en het nut van grappen maken over de machthebbers. Werkt dat in een organisatie ook zo, vroeg ik me af? Bestaat er zoiets als een corporate hofnar?
Het Instituut voor Beeld en Geluid heeft al vanaf november 2017 een tentoonstelling lopen die ze ‘Nieuws of Nonsens: #demediamindfuck’ hebben gedoopt. In het kader daarvan waren er ook de ‘nieuws of nonsens’ dagen, waarvoor Arjan Lubach zich liet interviewen over de rol van satire in het nieuws.
Onder de titel ‘Serieus lachen met Lubach’ propten we ons met velen in theaterzaal 1, in afwachting van wat komen zou.
Pret in petto.
We werden opgewarmd door twee stand up comedians die speciaal voor de gelegenheid een tekst hadden bedacht. Best aardig, maar we kwamen natuurlijk voor Lubach zelf.
Wat zou hij allemaal te vertellen hebben?
Helaas niet zo heel veel, constateerde ik na 20 minuten. Ik zat al die tijd met mijn notitie-app in de aanslag, maar er stond nog geen letter op. “Mag ik alles vragen,” was Eppo van Nispen tot Sevenaer het interview nog hoopvol gestart, en dat mocht, maar al gauw bleek dat Lubach eigenlijk nooit echt antwoord gaf en overal met kwinkslagen tussendoor laveerde.
Zo ontdekte hij bijvoorbeeld dat er enkele jonge kinderen in het publiek zaten, wat aanleiding voor hem was een serie grappen over cassettebandjes en andere oude apparaten te maken. Grappig, zeker zoals hij het brengt, maar geen relatie met de rol van satire in het nieuws.
Activisme
Eppo probeerde nog de grens van activisme en satire te verkennen, maar ook daar bleef het interview steken in de constatering dat er inderdaad zo’n grens was. Verder leerden wij dat ‘Lachen met Lubach op Zondag’ niet gemaakt was als activistisch, maar dat het inderdaad soms zo uit kon pakken.
Wat niet hielp was dat Eppo zijn vragen voorlas van kaartjes, hetgeen maar weer eens aantoonde dat interviewen echt wel een vak is dat verder gaat dan het voorlezen van voorbereide vragen.
Ondanks dat hing er in de zaal een opgewekte sfeer en grinnikte iedereen dat het een lieve lust was. Ook best leuk en ik legde mij maar bij deze guitige avond neer. Dan alleen maar lachen met Lubach, het hoefde niet altijd serieus te zijn, toch?
Satire
Ik had mijn notitie-app alweer opgeruimd toen het toch nog even interessant werd. Lubach zei opeens dat vrije satire van essentieel belang is voor een gezonde maatschappij. Werd het dan toch nog serieus lachen?
Alle ideologieën moeten bestand zijn tegen belachelijk maken
arjen lubach
Macht moet continu ter discussie worden gesteld en daar zijn drie ringen voor.
De eerste ring is het parlement en de politiek. De tweede ring is de journalistiek en de derde is satire.
Dat belang van satire werd in de Middeleeuwen al in gezien, zo vertelde hij door, want daar hadden ze immers de hofnar voor ingesteld. Om de macht in balans te houden.
Ik vroeg mij gelijk af of je die drie ringen ook terug kon vinden in organisaties. Als je kijkt naar high reliability organisaties, dan zie je dat het daar ook gaat over een open cultuur met een gezonde machtsbalans, waar alles gezegd moet kunnen worden in een veilige omgeving. Zie je dat dan ook terug in bijvoorbeeld een functie als organisatie-hofnar?
Lachen om de baas met Lubach?
Hofnar
Er gingen niet gelijk lampjes branden bij deze vraag aan mijzelf. Na wat zoeken op internet kwam ik enkele beschouwende artikelen tegen, die ingingen op de hofnar als veranderingsagent. Als een organisatie vast zit in zijn eigen structuren en systemen, dan is humor en satire een manier om te relativeren en de boel op te schudden.
Bijna altijd wordt Ackoff genoemd als de eerste die de organisatie-hofnar op de agenda heeft gezet, in een kort artikel uit 1993. Ackoff zag de volgende taken voor de hofnar voor zich:
Stimuleert en verstoort de status quo van de organisatie
Zorgt voor de vrolijke pauzes die noodzakelijk zijn om het veranderingsproces fris te houden
Inspireert creatieve verandering en zorgt dat het proces blijft lopen
Laat op humoristische wijze de vastgesleten routines en structuren zijn en stelt ze met een grap ter discussie
Stelt vragen die anderen niet durven te stellen
Zorgt voor onverwachte antwoorden op vraagstukken waardoor vastgeroeste balansen gaan schuiven
Zoekt macht voor beïnvloeding van mensen, niet voor macht over mensen
Kleedt zijn discussiepunten in met rake observaties, gebaseerd op solide theorie
Gaat bewust om met zijn rol als constructieve criticaster en luis in de pels van het management door kwinkslagen en humor.
Competenties
Het lijken mij geweldige competenties die eigenlijk in elke senior functietypering thuishoren. Want je hebt inhoudelijke autoriteit nodig om vastgeroeste situaties als hofnar ter discussie te kunnen stellen en met redelijke alternatieven te komen.
Alleen afzeiken en de lachers op je hand halen is geen corporate satire, dat is zieken.
De vraag is verder waarom je je zou beperken tot één hofnar per bedrijf, want satire kan door veel meer professionals als veranderingsproces gebruikt worden. Behalve door managers zelf misschien. Corporate satire moet natuurlijk wel ergens over macht gaan en daar heb je een baas voor nodig, of zoals Lubach het zei: “je trapt altijd naar boven, nooit naar beneden.”
Even later op de fiets naar huis bleek die tip echter geen stand te houden. Om vooruit te komen moet je zowel naar boven als naar beneden trappen, in een cyclische beweging.
Het regende echter te hard om daar nog een punt van te maken.
Update 15 december 2023
Alhoewel dit blog al weer meer dan vijf jaar oud is, is het onderwerp misschien nog wel actueler dan ooit. De essentie is dat alle ideologieën bestand zouden moeten zijn tegen belachelijk maken. Tegen satire dus.
Op dit moment lijkt dat verder weg dan ooit. Cabaretiers geven openlijk toe niet overal meer grappen over durven te maken. Foute meningen (eigenlijk moet ik zeggen tot foute mening gemaakt) worden direct gecanceld, zowel over links als rechts. Het is niet voor niks dat ik cancellen, boycotten en aanklagen als de moderne crises zie.
Wat dit soort discussies zo ingewikkeld maakt is dat het steeds onduidelijker wordt wie de macht heeft. Heeft de overheid wel het draagvlak om ingewikkelde besluiten te kunnen nemen? Klinkt de stem van het volk uit de kelen die de verkiezingen wonnen, of juist uit die van hen die verloren en opmerkelijk vaak in Lubach’s tweede ring zitten?
Zo bezien blijft er nog maar één ring over om macht te begrenzen. Die van de hofnar en de satire. Moge er daarom maar vele hofnarren opstaan die tegen alle winden in durven te piesen. Zoals Lubach al jaren interbolegerend doet.
Spontane menselijke ontbranding is een interbolegerend fenomeen dat steeds weer de kop opsteekt. Bij mij kwam het toevallig voorbij in de brandweerpraktijk, maar het had al mijn interesse toen ik nog Psychologie studeerde. Hoe de dingen soms samen kunnen komen.
Helen Conway
Ik denk niet dat Helen Conway zich haar levenseinde had voorgesteld als een verkoolde romp op een stoel, met haar benen nog redelijk intact eronder. Toch is dat wat er gebeurde op 8 november 1964, zo laat de foto van dit tafereel ons zien.
Ik vind de scene niet zozeer gruwelijk als wel raadselachtig. Wat zou daar gebeurd zijn? Hoe kan een volwassen mens verkolen terwijl het bijzettafeltje dat er naast staat, onaangeroerd lijkt? En wat zit er allemaal op die muur gesmeerd? Is dat de verdampte Helen of is het bluswater residu? Zou het Team Brandonderzoek hier een protocol voor hebben? Allemaal vragen die zich opdringen bij het bekijken van de foto.
Volgens de brandweer van Upper Darby, Pensylvania, moest er wel sprake zijn van spontaneous human combustion, spontane menselijke ontbranding. Dat kon gewoon niet anders, een andere verklaring hadden ze er niet voor kunnen vinden. In hun opinie is het namelijk onmogelijk dat een volwassen vrouw in korte tijd helemaal verbrandt, zonder zichtbare ontstekingsbron of aanvullende brandstof. Spontane menselijke ontbranding was het enige wat overbleef als je alle andere oorzaken had geëlimineerd.
Bovendien was het ook allemaal heel snel gegaan, als ze de berichten van de dochter van mevrouw Conway mochten geloven. Die had de woning van haar moeder verlaten om 08.42 en zes minuten later vond de brandweer haar zoals op de foto te zien. Zoiets hadden ze nog nooit mee gemaakt, daar in Upper Darby en men hoopte dat het ook bij één geval zou blijven.
Spontane menselijke ontbranding is een vagelijk gedocumenteerd fenomeen, waarbij mensen kennelijk zonder duidelijke aanleiding in brand vliegen en daardoor het leven verliezen. Vergeet de branddriehoek, zonder ontstekingsbron of hoge temperatuur staat het slachtoffer opeens in brand, zo wordt verteld.
Vandaar de term spontaneous human combustion: uit zichzelf vliegt het in brand. Vreemd genoeg is de directe omgeving van de menselijke resten volgens de diverse rapportages nauwelijks door brand aangetast. Er vindt dus geen branduitbreiding plaats. Nog vreemder is dat niemand het in al die keren ooit live heeft meegemaakt. Het kan dus net zo goed zijn dat een enorme lila kabouter er plezier in schept om mensen in de fik te steken met een mega-thermische lans. Niemand zag het één noch het ander, ga dan maar eens zeggen wat waar is.
Occam’s Razor & spontane menselijke ontbranding
In dit soort gevallen en trouwens ook in alle andere, geldt Occam’s Razor: als er meerdere hypotheses zijn die een verschijnsel kunnen verklaren, dan moet je de meest eenvoudige zoeken. Degene met de minste entiteiten en aannames, die moet je hebben. Waarschijnlijk valt de roze kabouter met zijn thermische lans dan als verklaring af.
Hetgeen overigens niet automatisch betekent dat spontane menselijke ontbranding dan de enige overgebleven oorzaak is, daarover zo meer. Je kan natuurlijk ook je schouders ophalen en denken: lekker belangrijk, kan mij die Occam schelen en vervolgens overgaan tot de orde van de dag. “Ik ga me helemaal niet bezighouden met spontane menselijke ontbranding.”
Maar zo makkelijk kom je er niet altijd mee weg. Ergens begin 1998, ik werkte nog voor brandweer Amsterdam, ontving ik post van een zekere mijnheer Kostelijk. Het was een wat verfomfaaide bruine envelop, die minimaal één tweede leven had gekregen om de aan mij geadresseerde brief te vervoeren. Her en der waren eerdere adresuitingen doorgestreept. Voor alle zekerheid was er bovendien ruim afgedicht met plakband.
De brief zelf was handgeschreven, in een handschrift dat zowel bibberig als expressief was. De heer Kostelijk, een gepensioneerd leraar Nederlands van 80 jaar volgens zijn schrijven, hield zich nog steeds bezig met het publiceren van artikelen voor het tijdschrift ‘Onze Taal’ en over zijn laatste geschrift had hij graag een wederhoor gezien van een ter zake deskundige rondom het begrip van de menselijke zelfverbranding. Daarom was hij niet zozeer bij mijn persoon als wel bij de brandweer Amsterdam terecht gekomen. Of hij mij mocht bellen?
Dat mocht. Het werd een geanimeerd gesprek, eentje die ik zou willen classificeren als tussen ‘amices’ met de daarbij horende beleefdheidsvormen die het leven zo aangenaam kunnen maken, ook al was ik nog veel te jong om een amice te zijn.
Ik ging dus een ingezonden stuk schrijven, daar kon ik na het gesprek met mijnheer Kostelijk niet meer onderuit. Mijn brief werd keurig afgedrukt in het aprilnummer van ‘Onze Taal’ in 1999. Ik heb het betreffende exemplaar nog ergens in een doos liggen en met enig gezoek vond ik het voor dit beeldverhaal weer terug. De getypte versie is in de WP 5.1 geschiedenis verschwunden in een digitaal zwart gat, tezamen met veel andere documenten.
Wat schreef ik toen? Ik citeer een stukje. “De cruciale factor kan dus bewustzijn zijn. Is het mogelijk dat iemand zo erg van de wereld is dat hij niet merkt dat hij in brand staat? Veel vermeende slachtoffers van zelfontbranding zijn in bed gevonden, of op een stoel. Dit impliceert inactiviteit, wellicht slapen of bewusteloosheid.”
Uit enkele autopsierapporten bleek bovendien dat de slachtoffers tamelijk beneveld waren. Even verderop beschrijf ik wat tegenwoordig het ‘wick effect’ wordt genoemd, het lijf als kaars: “Sommigen wijzen erop dat het onderhuidse vet van mensen kan smelten, waarbij kleding als een soort lont kan fungeren. Als de temperatuur hoog genoeg is, kan men op deze wijze als ware men een kaars verbranden.”
De mens is dus gewoon een binnenstebuiten kaars, met het vet aan de binnenkant en de lont aan de buitenkant. Uit proeven met varkens is gebleken dat het kaars effect inderdaad optreedt. Makkelijker kan Occam het niet maken.
De twijfel van de praktijk
Toch brengt de praktijk je dan soms opnieuw aan het twijfelen. Het moet eind 1999 zijn geweest dat ik werd opgeroepen voor een brand in een bejaardentehuis. De brand was bij aankomst al onder controle, zo zei de Alarmcentrale mij, maar er was een slachtoffer bij te betreuren en derhalve werd ik ook ter plaatse verwacht.
Het rusthuis was een relatief nieuw gebouw, ergens in Amsterdam West, precies weet ik het niet meer. Wat ik me wel herinner was dat er een lichtblauwe parafine achtige damp in de gangen hing. En omdat de brandmeldinstallatie was afgegaan, deed de lift het niet en moesten we met de trap vier verdiepingen naar boven, in die blauwe damp die naar fondue smakend op je tong neersloeg. Boven stonden alle deuren en ramen wijd open om de rookslierten kwijt te raken. “Ze zit in die stoel daarbinnen,” zei de brandmeester. “Althans, dat wat van haar over is.”
In het midden van de kamer stond een hele grote stoel, stoffen bekleed met bloemenmotief. De oude vrouw zat erin, gekleed in een nachtpon van één of ander synthetisch materiaal. Haar hoofd hing schuin opzij, richting de linkerarm. Haar rechterarm lag verkoold op de leuning, weggebrand tot onder de schouder in de borstkas.
Verder was ze volledig intact, net als de stoel en de rest van haar nachtpon. Ik keek het met verbazing aan. Zoiets had ik nog nooit gezien, en het was kennelijk ook heel snel gegaan. Van brandmelding tot ter plaatse had hooguit 6 minuten gekost, hoorde ik later van de Alarmcentrale. “Heb jij toevallig een hele grote lila kabouter voorbij zien komen,” zou ik de brandmeester gevraagd hebben als ik dit verhaal toen al geschreven had. Maar nu stond ik daar enige tellen sprakeloos.
“Gek verhaal, he,” zei de brandmeester toen hij naast me kwam staan. “Die hele kamer stond vol met brandende kaarsen toen we aankwamen. En alle asbakkies vol, nou dan weet je het wel.” Ja, toen wist ik het wel. De mens is een binnenstebuiten kaars en Occam’s Razor houdt je altijd scherp. Wat ik daarnaast geleerd heb, misschien wel net zo belangrijk, is dat je brieven van gepensioneerde leraren Nederlands nooit weg moet gooien. Er zit mogelijk een Kostelijk verhaal in.
Naschrift: Na de briefwisseling met mijnheer Kostelijk heb ik ook nog enige keren met Jan Willem Nienhuys van Skepsis contact gehad en hem mijn exemplaar van Fire from Heaven uitgeleend. Nienhuys schreef dit artikel dat ik van harte onderschrijf. De laatste update van dit blog is van 23 mei 2020
De strategie van de onzin is misschien niet zozeer een strategie als wel een statement. Met onzin aantonen dat wat er gebeurt, onzin is. Op een speelse manier. Maar onzin heeft ook een schoonheid in zichzelf.
Die ontdekte ik al zoekend en schrijvend aan dit blog. Dat bestaat dan inmiddels ook uit een aantal delen. Deel 1 is het oorspronkelijke blog uit 2016 over het woord ‘interbolegerend’. Deel 2 en 3 volgden in datzelfde jaar, inclusief de herherinnering aan epibreren en toen dacht ik dat het wel af was.
Daarna was het dus even stil rondom de onzin.
Tot ik voor deel 4 het boekje over de waantaal van Nico ontdekte. Die moest en zou er bij, vond ik, en daarmee is het blog weer geopend.
Een deel 5 volgde in maart 2023 en behelst en behelst een gesprek met Chat GPT over wat interbolegerend is.
Interbolegerend 1: Onzin
In 2020 werk ik al weer 19 jaar op Schiphol. En never a dull moment. De dynamiek van de luchthaven is groot en er is altijd wel iets te beleven. Dat begon eigenlijk al direct. Klaas Makker, mijn baas en de toenmalige commandant van Brandweer Schiphol, had het plan opgevat om ter introductie van het vakgebied vliegtuigbrandbestrijding samen naar een congres te gaan in Manchester.
Dat was nog eens een mooi begin van een nieuwe baan.
In de tweede week van september zou het werk dan echt beginnen. En dat deed het op een wel heel bizarre wijze: op 11 september 2001 vlogen twee vliegtuigen in de Twin Towers New York. Alle toestellen die vanaf Schiphol onderweg waren naar Amerika keerden terug en zetten de normale bedrijfsvoering zwaar onder druk.
Het leverde niet direct heel veel extra werk op voor de brandweer, maar het gaf mij al in mijn tweede werkweek een goed inzicht in het crisismanagement op de luchthaven.
De strategie van de onzin
In dit blog wil ik het echter niet over crisismanagement hebben, maar over management. Of beter, ongewoon management en de strategie van de onzin. Want van een goede baas leer je gekke dingen, zo is mijn ervaring na 25 jaar. En wat dat betreft was Klaas een goede baas.
In de eerste weken van mijn nieuwe baan nam hij me mee naar allerlei bijeenkomsten, om me snel mijn weg in de burelen te laten vinden. Niet alle vergaderingen waren even spannend en sommige zelfs oersaai. En in één van die meetings hoorden ik hem opeens zeggen dat hij het een kwestie vond die bijzonder interbolegerend was.
Enigszins verbaasd keek ik hem aan. Interbolegerend? Wat was dat nou weer?
Maar kennelijk vond niemand het een rare opmerking. De inbreng van Klaas werd vanuit diverse zijden beaamd en met een grote glimlach liet hij de kwestie verder zo interbolegerend als hij was en ging men over naar het volgende agendapunt.
Toen we later op de weg terug waren naar de kazerne vroeg ik hem wat interbolegerend eigenlijk betekende. Hij keek me grijnzend aan en zei: “Ik heb geen idee. Je bent de eerste die het vraagt. Ik zal er eens over nadenken”.
Toen ik hem wat ongelovig bleef aankijken vervolgde hij: “Ja je moet toch wat met zo’n stom agendapunt. Af en toe gewoon even een schop onder het orgel geven, dan speelt het vanzelf verder”.
Dat is de strategie van de onzin.
Strategie van de onzin
Klaas had meer van dergelijke onzin woorden, maar interbolegerend is het enige dat ik heb onthouden. Ook Google had er tot vandaag nog nooit van gehoord, zie mijn screenshot maar:
De grootmeester van de onzinwoorden is natuurlijk Toon Hermans. Al noemde hij het zelf kolderliedjes. Op papier zijn het inderdaad nonsens, maar als je ze uitspreekt zijn ze fonetisch toch opeens te herleiden tot normale woorden. Kijk maar eens naar Snupitu.
Onzinwoorden zijn ook in gebruik als leestest voor kinderen. Het combineren van echte woorden met nonsens zou dan het taalgevoel moeten stimuleren. Ook al verschillen de meningen daar nogal over. Welke woorden staan bijvoorbeeld hier?
valaf nertaicon daalpemerem lenbakprul bakas
Interbolegerend zoals Klaas het bedoelde was echter niet zozeer een kolderliedje noch een leestest, maar eerder een vorm van Bullshit Bingo avant la lettre. Het was de strategie van de onzin, met onzin aantonen dat er sprake is van onzin. Als iedereen zo nodig moeilijke woorden wilde gebruiken, dan kende hij er ook nog wel een paar.
Het geniale er van was natuurlijk dat hij glimlachend het gesprek voortzette als de rest net deed of ze wisten wat interbolegerend betekende. In die zin gebruikte hij onzinwoorden als een milde vorm van een practical joke.
Het belangrijkste doel wat ik met blog heb is, naast het vertellen van een leuk verhaaltje, dat het woord interbolegerend in de zoekresultaten van Google terecht gaat komen. Bij wijze van experiment, natuurlijk, maar altijd leuk om te proberen. Dus breng dit blog vooral bij heel veel mensen onder de aandacht en laat ze het via hun eigen browser lezen, om de zoekmachines de weg te wijzen. Ik ben benieuwd hoever we komen.
Interbolegerend 2: Google
Op 10 augustus 2016 kwamen de eerste resultaten van het experiment door op Google. Met name via Twimmer werden de ‘interbolegerend’ tweets in de zoekresultaten weergegeven. Uiteindelijk heb ik 5 tweets geplaatst, die inclusief retweets gezamenlijk zo’n 4500 views op Twitter kregen.
Een mooi bereik, en groot genoeg om voldoende mensen naar de website te trekken die het blog gingen lezen.
Want het doel werd op 14 augustus 2016 bereikt: interbolegerend was opgenomen in de zoekresultaten, meer specifiek stond www.rizoomes.nl bovenaan het rijtje. Top!
Via @huskyneus en @MEvers02 kwam ook het andere onzinwoord uit deel 1 boven tafel dat Klaas veel gebruikte, maar dat ik me niet meer kon herinneren: epibreren.
Toen ik ging zoeken op epibreren, werd ik toch een klein beetje verrast. Want dat onzinwoord bleek dus wel degelijk te bestaan, ook al betekende het formeel niets. Het werd op 19 februari 1954 voor het eerst door Simon Carmiggelt genoemd in één van zijn ‘Kronkels’, alwaar hij een onbekende ambtenaar aan het woord laat.
“Het betekent namelijk niets. Het is gewoon maar een woord. Ik heb het zelf verzonnen. Op een dag was er een lastige heer aan het loket, die ons haast wilde laten maken met een kwestie, die zijn tijd moest hebben. Ik zei: ‘Meneer, u hebt groot gelijk, maar geef ons nog een weekje om de zaak te epibreren. Het woord kwam vanzelf uit mijn volheid tevoorschijn. En het werkte uitnemend: de man ging getroost heen.’“
Toen ik dit las kon ik me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat Klaas precies wist wat epibreren betekende en waar het vandaan kwam, en dat hij zijn eigen epibratie heeft gevolgd door interbolegerend te bedenken.
Epibreren en interbolegeren zijn woorden die dus eigenlijk aan elkaar gerelateerd zijn, zowel qua ontstaansgeschiedenis als betekenis. Al zit er gevoelsmatig wel een verschil tussen, maar het blijft allebei de strategie van de onzin.
De grap van bovenstaande nonsens is dat ze dus wel degelijk iets zegt. Natuurlijk zijn ze verkeerd gespeld en daarmee taalkundig onzin, maar psychologisch gezien wordt er wel degelijk (onbewust) een betekenis toegekend aan dergelijke onzinwoorden.
De menselijke psyche is namelijk dol op patronen, en herkent al gauw iets, ook al is het soms verkeerd. In dezelfde foutcategorie zat de omslag van het laatste boek van Joop van Riessen. Kijk maar eens goed, het is echt fout.
Via @vonklinkenhoven ervaarde ik ook weer een hernieuwde kennismaking met de mannen van Jiskefet. Meer in het bijzonder refereerde @vonklinkenhoven aan de hoempert, hij kwam al voorbij, uit een geweldige sketch die Scheepskamelen heet.
Prachtige onzinwoorden komen er in voor. De al eerder genoemde hoempert, maar ook bijvoorbeeld ‘roegen’, ‘kierder’, ‘kneukeren’ en ‘heugers’. Mooie woorden die niets betekenen, maar waarvan je denkt dat je weet wat het is door de uitleg van Wim van Nijssel, gespeeld door Michiel Romeijn.
Aan het eind gaat Wim ook nog een stukje dichten:
Ik liep door een straat, ik zie haar lopen Ik weet niet wat er binnen was gekropen Een traan, Viel op het plaveizel Hé, ben jij dat, Wim van Nijssel?
Wim van Nijssel, dat ben ik dan.
Dan zit ik vaak liever op een oud schip.
English sports
De meest interbolegerende sketch van Jiskefet is echter niet Scheepskamelen, maar English Sports. In een sublieme persiflage wordt de draak gestoken met Engelse sporten, waarbij de beelden van onnavolgbaar onzincommentaar worden voorzien. Hier is de onzin geen strategie meer, maar krijgt het een schoonheid in zichzelf.
Het is allemaal nonsens, maar het lijkt verschrikkelijk echt. Zelfs de lengte van de video is een sneer; hij duurt net te lang, zoals Engelse sporten ook net te lang plachten te duren. Een goed moment om dit blog af te sluiten, want interbolegerender dan dit gaat het nooit worden.
Interbolegerend 3: Nootmuskaat Kolonel
Net toen ik het interbolegerende onderwerp van de kolderliedjes en nonsensteksten dacht afgesloten te hebben, viel mijn oog in de winkel op een nieuw boekje van Toon Hermans: De Nootmuskaat Kolonel.
Toon zou dit jaar honderd zijn geworden en ter ere van dat feit worden er een paar speciale uitgaven op de markt gebracht. En het moet gezegd, de Nootmuskaat Kolonel is wel een hebbedingetje. Mooie tekeningetjes in een ruim vormgegeven hardcover, met prachtige gedichtjes en kolderteksten.
Het begint al bij het voorwoord. Het zijn niet de enige raadselachtige woorden in het boek. Zo adviseert hij in het gedicht ‘kaas’ dat je nooit met kroketten over introconcilisatie moet beginnen. En tekent hij de Laarsmodulant, die rimmelroosjes op verkeerd terrein schiet.
Toch is het niet alleen maar onzin in het boek, er staan ook van die typische Toon gedichten in als ‘on’.
on
Als ik door de duinen fiets
denk ik vaak; er is geen niets
want ik zie in alles iets
als ik door de duinen fiets
zie de wind, de zee, de zon
zie de zin en zie de on
En zoals gezegd, er staan ook mooie tekeningen in het boekje, zoals het Rode Kolosaaltje:
Kortom, een hebbedingetje voor de Toon liefhebber. Ik sluit deel 3 interbolegerend af met een gedicht uit de Nootmuskaat Kolonel. Treffender kan het niet.
mooj zo
Nee, ik kan het naar niet laten
altijd maar dat wauwelpraten
ik wil daar nu een eind aan maken en in plaats van spreken kwaken
blaten, bleren, kwekken, koeren
maar ik stop met ouwehoeren.
Interbolegerend 4: Waantaal van Nico
“Ik heb het heel druk gehad met de geruite fornuit op de straat. Nogal bewollig met een linkse bang. Verder glad en met hokken en blokken gevuld. Ik heb ze uit elkaar gehaald. Erg moeilijk, zo tollig en zwarrig. Ik kan mijn hol niet uitscharen!”
‘Zo tollig en zwarrig’ is een ontroerend boekje van Elseline Knuttel met tekeningen van Jan Stroeve over de waantaal van Nico. Nico Broekhuijsen was al ruim in de negentig toen hij opeens vreemde woorden ging gebruiken.
De zinnen waren grammaticaal correct, maar de bijvoeglijke naamwoorden en zelfstandige naamwoorden bleken verbasterd, nieuw, samengesteld of op enig andere wijze tot stand gekomen. Niemand die het weet, ook Nico niet.
Elseline vond ze echter zo bijzonder, dat ze hun gesprekken vastlegde op papier. Niet vanuit een medisch perspectief, zo noteert ze in het boek, maar om je te verwonderen over de schoonheid ervan. En mooi is het.
Veel van die taal kan zo bij Marten Toonder vandaan komen. Ze roept iets bij je op, al weet je niet precies wat. Jan Stroeve maakte er tekeningen bij, los van de originele context van het gesprek, om die gevoelens uit te kunnen beelden.
Ik zie ze dan zo zitten, met elkaar aan tafel. Elseline met een blocnote en vol aandacht, Nico die praat en voelt dat hij begrepen wordt. Want contact is meer dan alleen het juiste woord op het juiste moment gebruiken.
Misschien geeft een onzinwoord in zo’n situatie nog wel veel meer verbinding, omdat de semantiek dan niet meer in de weg staat. Er valt niks fout aan te nemen, geen veronderstelling is onjuist. Een onzinwoord is goed noch fout, hij is en legt contact tussen twee mensen zodra hij wordt uitgesproken. “We bleven met elkaar in contact, een zielscontac,” schrijft Elseline.
“In de laatste dagen van zijn 97-jarige leven zei Nico: Schiet op! Ik wil wegwaaien, wegvloeien. En uiteindelijk riep hij: Schuur het vuur naar m’n uur.” Het is het slot van een prachtig boekje over de schoonheid van onzinwoorden.
Interbolegerend 5, 29 maart 2023: Chat GPT
Eind maart vroeg ik Chat GPT, de alwetende AI toepassing volgens sommigen, die als we niet uitkijken al onze banen inpikt, wat interbolegerend is. Daaruit ontspon zich een discussie waardoor ik me voorlopig nog geen grote zorgen maak.
Al moet men natuurlijk altijd op de den hoede zijn.
Weet je wat interbolegerend is?
Bedoel je “interpolerend”? Interpolatie is een wiskundige techniek waarmee men een schatting kan maken van waarden tussen bekende waarden. Het idee is om een continue functie te vinden die de bekende punten verbindt en deze vervolgens te gebruiken om de waarden van tussenliggende punten te schatten.
Interpolatie kan worden toegepast in verschillende gebieden, zoals computergraphics, numerieke analyse, engineering, statistiek en natuurkunde. Bijvoorbeeld, in computergraphics kan interpolatie worden gebruikt om vloeiende beweging in animaties te creëren, en in engineering kan het worden gebruikt om de sterkte van materialen te schatten tussen bekende punten.
Nee, ik bedoel interbolegerend
Sorry, maar ik ben niet bekend met de term “interbolegerend”. Het is mogelijk dat het een woord is dat zelden wordt gebruikt of specifiek is voor een bepaalde context of vakgebied. Als je meer informatie kunt geven over waar je het woord hebt gehoord of in welke context het wordt gebruikt, kan ik je misschien beter helpen.
Google kan het wel vinden
Als ik zoek op “interbolegerend” in Google, krijg ik geen relevante resultaten. Het is mogelijk dat het een spelfout is of dat het een zeer specifieke term is die niet veel voorkomt. Als je meer informatie kunt geven over waar je het woord hebt gehoord of in welke context het wordt gebruikt, kan ik je misschien beter helpen.
Bedankt voor het delen van de link. Ik kan begrijpen waarom ik niet bekend was met de term “interbolegerend”, aangezien het een term is die specifiek is bedacht door de auteur van de blogpost die je hebt gedeeld.
In de context van de blogpost verwijst “interbolegerend” naar het vermogen om jezelf in de positie van een ander te plaatsen en de dingen vanuit hun perspectief te bekijken. Het gaat erom dat je begrijpt hoe andere mensen denken en voelen, zodat je beter kunt communiceren en samenwerken.
Het lijkt een combinatie te zijn van de woorden “interpoleren” (het schatten van waarden tussen bekende waarden) en “olegeren” (het vermengen van metalen om een legering te maken). Het is echter belangrijk om op te merken dat deze term niet wijdverspreid is en niet algemeen bekend is buiten de context van de genoemde blogpost.
Nee, interbolegerend is een onzinwoord. Het heeft geen betekenis. Maar mensen doen net alsof ze het begrijpen. Net als jij nu.
Bedankt voor de opheldering. Ik was niet op de hoogte van het feit dat “interbolegerend” een onzinwoord was. Het spijt me als ik verkeerde informatie heb verstrekt. Het is belangrijk om kritisch te blijven over de informatie die we ontvangen en te zorgen dat we alleen informatie gebruiken die betrouwbaar en verifieerbaar is.
Dus wat zeg je nu als ik vraag wat interbolegerend is
Zoals ik eerder aangaf, is “interbolegerend” geen bestaand woord en heeft het geen betekenis in de Nederlandse taal. Het lijkt erop dat het een verzonnen woord is dat geen nuttige betekenis heeft. Mocht er toch een specifieke context zijn waarin het woord wordt gebruikt en een betekenis heeft gekregen, dan kan ik daar natuurlijk meer informatie over geven.
Waarna ik concludeerde: Chat GPT is soms interbolegerend, dan weer epibrerend, maar ook heel vaak onzin.
Een intuïtiepomp is een gedachtenexperiment, waarbij je met een metafoor mensen laat zien hoe ze intuïtief met iets omgaan, wat hun onbewuste aanname is. In dit blog heb ik het toegepast op de brandweer, omdat ik daar toen werkte. Maar je kunt ze voor elke andere organisatie of situatie gebruiken.
Zou het toeval zijn dat ik na het schrijven van het blog over intuïtie tegen het nieuwe boek van Daniel Dennett aanliep waarin hij de intuïtiepomp beschrijft? Het leek mij in ieder geval wel het juiste moment om er een nieuw blog aan te wijden. Het ijzer is nu nog heet, zal ik maar zeggen, hoewel ik ook nog niet helemaal precies weet wat ik met die intuitiepomp aan moet. Maar daar is het dan ook een onderzoeksblog voor, nietwaar?
Laat ik beginnen met een eerste intuïtie over de pomp toe te lichten. Want wij brandweermensen denken bij een pomp gelijk aan volpompen. Met water. Dennett bedoelt oppompen. Vergroten, versterken. Van intuïtie.
Daarvoor gebruikt hij de intuïtiepomp als instrument. Eigenlijk is een intuïtiepomp niets anders dan een gedachtenexperiment, waarbij je met het juiste verhaal, analogie of metafoor mensen probeert te wijzen op hoe ze intuïtief met een bepaalde situatie of gedachte omgaan.
Intuïtie in deze context gaat over onbewuste aannames, vanzelfsprekendheden en attitudes die je door je leven heen langzaam hebt opgebouwd. En die bij een goede intuïtiepomp opeens het gevoel geven van: “Aha, zit het zo”!
Overigens is het niet van het grootste belang dat een intuïtiepomp het juiste antwoord oplevert. Maar het moet wel de juiste vraag opleveren en wijzen op een centrale vanzelfsprekendheid.
Een belangrijke reden om intuïtie te challengen en te expliciteren kwam in een commentaar van Brugghemans op mijn vorige blog aan de orde. Het is namelijk niet zo dat intuïties per definitie juist zijn. Ze moeten op de juiste manier begeleid en bevraagd worden om uiteindelijk als gids te kunnen dienen voor het goed en veilig kunnen optreden als brandweer. Ik denk dat gedachtenexperimenten daarbij kunnen helpen en een mooie aanvulling betekenen op het reguliere oefenprogramma.
Dennett definieert intuïtiepompen zelf als volgt:
“A popular strategy in philosophy is to construct a certain sort of thought experiment I call an intuition pump […]. Intuition pumps are cunningly designed to focus the reader’s attention on “the important” features, and to deflect the reader from bogging down in hard-to-follow details. There is nothing wrong with this in principle. Indeed one of philosophy’s highest callings is finding ways of helping people see the forest and not just the trees. But intuition pumps are often abused, though seldom deliberately”.
Een mooie éénregelige intuïtiepomp van Dennett gaat over de vraag waar je ‘ik’ nu precies zit. “Bij een hersentransplantatie kan je maar het beste de donor zijn”.
In zijn boek geeft hij ook nog het voorbeeld van de Grillige Gevangenisdirecteur (het lijkt Suske en Wiske wel). De Grillige Gevangenisdirecteur wacht elke nacht tot alle gevangenen diep in slaap zijn en haalt dan de deuren van het slot. Vraag: zijn de gevangenen nu vrij?
De Zorgzame Ziekenhuisdirecteur wacht elke nacht tot alle zieken in slaap zijn en doet dan de deuren op slot, omdat hij bang is voor diefstal. Zijn de zieken nu gevangenen?
Een ander mooi voorbeeld komt van Wittgenstein. Tijdens een diner vraagt hij aan zijn tafelgenoot waarom mensen dachten dat het logischer was dat de aarde om de zon draait, dan dat de aarde om zijn eigen as draait. “Nou”, zegt de tafelgenoot, “omdat ik denk dat het er uit ziet alsof de zon om de aarde draait”. Waarop Wittgenstein vraagt: “Maar hoe ziet het er dan uit als de aarde om zijn as draait”?
Even terug naar de brandweer. Zijn er intuïtiepompen voor de brandweer te bedenken? Na lang pijnigen van de hersens kon ik er tot nu toe drie halen uit eigen ervaring. Ze zijn nog niet heel scherp gedefinieerd vind ik, maar de onderliggende vraagstukken zijn in mijn ogen wel relevant.
Intuitiepomp Bestaansrecht van de brandweer.
De eerste is afkomstig van een training over veiligheid bij repressie die ik gaf. Het ging over het effect van overleden collega’s op het voortbestaan van de onderneming. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat veel ondernemingen die slachtoffers onder het eigen personeel te betreuren hebben, onder druk komen te staan. En bij het MKB leidt het zelfs regelmatig tot het verdwijnen van bedrijven. Voor de aanwezige brandweerofficieren leverde deze vraag geen enkele twijfel op. “Wij staan in de wet, dus we kunnen helemaal niet opgeheven worden”.
Is de wet het bestaansrecht van de brandweer? Of heeft de brandweer ook een intrinsiek bestaansrecht? Als alle onderlinge verbanden en gezamenlijkheid zijn verdwenen, bestaan je dan nog omdat je in de wet staat? Hoeveel van je organisatie kun je er eigenlijk af slopen voordat je niet meer bestaat? En als dat punt bereikt is en je staat nog steeds in de wet, wat bestaat er dan nog?
Dit blog is onderdeel van het thema human factors. Op die pagina staan meer blogs over expertise en ervaring.
Leeslijst
Rizoomes is zo opgezet dat je in principe overal kunt beginnen met lezen. Toch zijn er een paar blogs die helpen om het geheel beter te volgen als je die eerst gelezen hebt. Dat lijstje staat hieronder.