Crisis Awareness

Tag: Historie (Pagina 1 van 8)

Over vrijheid – Timothy Snyder

Leestijd: 10 minuten

Over vrijheid is het laatste boek van Timothy Snyder, uitgegeven in 2024. Het is een urgent boek dat niet voor niets in en voor deze tijd is geschreven. Bij vlagen vond ik het ook een pamflet en dat geeft eigenlijk niets, concludeerde ik toen ik het uit had. Want het draagt bij aan je meningsvorming over vrijheid en dat is altijd belangrijk, ook als je het niet overal mee eens bent. Want dat is nou precies wat vrijheid is.

Timothy Snyder is hoogleraar geschiedenis aan de Yale universiteit in New Haven, Amerika. Hij heeft zich gespecialiseerd in Oost-Europa, waaronder Oekraïne, en schreef daar al 15 boeken over. Bloedlanden en Over Tirannie, twee van zijn laatste werken, werden bestsellers.

Inmiddels is Snyder een gerespecteerd opiniemaker en wetenschapper, veelgevraagd in de media met een indrukwekkende serie interviews op zijn naam.

Zijn nieuwste boek heet Over Vrijheid. Hij noemt het een antwoord op de vraag hoe een beter Amerika er uit zou kunnen zien. “Vrijheid definiëren is iets anders dan er een pleidooi voor houden,” zo schrijft hij in de inleiding, maar uiteindelijk kan je dit boek toch niet anders lezen dan als ook een pleidooi.

Een pamflet, misschien wel.

Dat geeft helemaal niks. Snyder maakt er een zeer persoonlijk werk van, waar hij zijn ervaringen en ontmoetingen vermengt met theorie en herinneringen uit zijn eigen leven. Dat maakt het boek overtuigend en bij vlagen ook indringend, bijvoorbeeld als hij spreekt met Oekraïners in oorlogsgebied.

Tegelijkertijd is hij nogal breedsprakig. Elke associatie die bij hem opkwam lijkt hij verwerkt te willen hebben, om maar niks te missen. Het effect is dat de gemiddelde lezer al gauw de hoofdlijn van het betoog kwijtraakt, tussen alle zijtakjes. Dat leidt alles bij elkaar tot een urgent, belangwekkend en best wel langdradig boek.

Die ik zeker niet zou willen afraden, maar je leest het ook niet echt voor de lol, laat zoveel duidelijk zijn.

Goed.

Veiligheid

Vanwege die enorme dichtheid aan informatie veroorloof ik mij in deze bespreking wat meer rijtjes dan ik normaal doe. Dan nog wordt het geen kort blog, maar hopelijk wel overzichtelijk. Verder beperk ik me tot wat Snyder over vrijheid en crisis te melden heeft, al heeft hij het soms over veiligheid als het over crisis gaat. Dus daar gaat het ook over.

Bijvoorbeeld na de aanslagen van 9/11, die hij afzet tegen terreur en contraterreur. Provocaties, dat wil zeggen terroristische acties, zijn succesvol wanneer een minder machtige entiteit weet te bereiken dat de machthebber zich tegen zichzelf keert, schrijft Snyder.

Het werd de Amerikanen wijs gemaakt dat de vijand echte vrijheid haat, gaat hij door, maar uit alle Amerikaanse acties blijkt het tegenovergestelde. “Het zogenaamde inruilen van vrijheid voor veiligheid kwam in feite neer op minder van beide. Toezicht en bewaking werden normaal.”

Eén van de vele observaties van Snyder die tot nadenken stemmen, zeker in het licht van de huidige ‘opschoning’ van Amerikaanse overheidsinstellingen en -organisaties als de FBI.

Minder vrijheid én veiligheid is nu ook in het Westen een normale zaak aan het worden.

Hierbij speelt een rol wat je als vrijheid definieert. Snyder maakt daarbij onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid, een kernbegrip in zijn betoog.

Negatieve vrijheid is het wegnemen van beperkingen die de vrijheid in de weg (zouden kunnen) staan. Minder regels, minder overheidsbemoeienis, alle ruimte voor de ondernemende mens. Dat die vrijheid misschien ten koste gaat van de vrijheid van anderen wordt op de koop toegenomen.

De vrijheid om vuurwerk af te steken is de onvrijheid van anderen om naar buiten te kunnen. De vrijheid om een houtkachel te stoken is de onvrijheid van anderen om buiten schone lucht in te ademen. En zo is elke onbeperkte vrijheid een onvrijheid van anderen.

Versterken van de Berlijnse muur in 1961, symbool voor het vergroten van onvrijheid. Foto van Wikipedia

Vijf vormen van vrijheid

Daarom moeten we naar positieve vrijheid; proberen te worden wie en wat je wilt zijn. Dat zit niet in het wegnemen van barrières, maar in het stimuleren van mogelijkheden en opties. Snyder ziet er vijf, die ik hieronder zo kort mogelijk samenvat. Deze vijf vormen de kern van zijn boek.

  1. Vrijheid als soevereiniteit
    • Dit gaat over de mogelijkheid om als individu en als samenleving zelf te bepalen hoe je leeft. Dictaturen en autoritaire regimes ondermijnen deze vorm van vrijheid door burgers de controle over hun toekomst te ontnemen.
  1. Vrijheid als onvoorspelbaarheid
    • Werkelijke vrijheid betekent dat je openstaat voor nieuwe mogelijkheden en dat het leven niet volledig voorspelbaar is. Autoritaire regimes proberen juist alles te controleren en voorspelbaar te maken door individualiteit te onderdrukken. Snyder ziet onvoorspelbaarheid daarom als een vorm van vrijheid. Ik vind het geen sterk argument; juist de onvoorspelbaarheid van autocraten maakt anderen onvrij. Kunnen kiezen voor voorspelbaarheid is daarom ook een vorm van vrijheid.
  1. Vrijheid als mobiliteit
    • De mogelijkheid om fysiek of sociaal te bewegen is een essentieel onderdeel van vrijheid. Beperkingen op migratie, armoede of sociale ongelijkheid ondermijnen deze vrijheid, vindt Snyder. Tegelijkertijd is de vrijheid van mobiliteit van de één de (gepercipieerde) verdrukking en onvrijheid voor de ander, vind ik. Dit raakt het Goldilox principe: het gaat om de juiste afweging tussen waardes, niet om de overheersing van één ervan.
  1. Vrijheid als feitelijkheid
    • Vrijheid vereist een gedeeld begrip van waarheid en feiten. Propaganda en desinformatie bedreigen dit, omdat ze het publieke debat corrumperen en manipuleren. Het is daarbij de vraag wie er nog wel een objectieve waarheid spreekt. Zowel over links als rechts wordt er geframed.
  1. Vrijheid als solidariteit
    • Vrijheid is niet alleen een individuele aangelegenheid, maar ook een collectieve inspanning. Zonder samenwerking en solidariteit is echte vrijheid onmogelijk. Maar die moet dan wel van twee kanten komen. Vrijheid is niet alleen het gratis verkrijgen van rechten, maar ook het ‘betalen’ met plichten om de ander vrijheid te gunnen en geven.

Lastig vind ik de insteek van Snyder om vrijheid vooral te definieren als antagonist van autocratische systemen en machthebbers. Dat er na de Tweede Wereldoorlog veel is gedaan om stevige democratieën te vestigen is logisch en lovenswaardig. Tegelijkertijd heeft die ontwikkeling ook negatieve effecten gehad, die nu een tegenbeweging mobiliseert en polarisatie in de hand werkt. Vrijheid gaat daarom om het beperken van negatieve effecten uit zowel autocratieën als democratieën.

Mobilisatie in 1914. Reservisten op weg naar hun kazerne in Berlijn. Foto van ANP.

Ik zou in dit verband nog eens de Popper paradox willen noemen. We kunnen de democratie alleen beschermen als we intolerant zijn tegen de intoleranten. Alle intoleranten, dus ook godsdienst intoleranten en degenen die aanspraak maken op de vijf vrijheden, maar ze zelf niet naleven.

Crises als bedreiging voor vrijheid

Op diverse plaatsen in het boek gaat Snyder in op het gebruik en misbruik van crises. Omdat Rizoomes gaat over wanderingen in crisis heb ik die bij elkaar verzameld voor de rest van dit blog.

Snyder waarschuwt dat crises vaak misbruikt worden om democratische vrijheden te ondermijnen. Dit gebeurt op verschillende manieren, wat hij de shockdoctrine noemt.

  1. Crisis als excuus voor machtsovername
    • Noodmaatregelen (waaronder censuur, surveillance en uitzonderingswetten) kunnen blijvend worden. Zoals na de Rijksdagbrand in 1933.
  1. Angst en onzekerheid als wapen
    • Mensen zijn in tijden van crisis eerder geneigd om leiders te volgen die orde en veiligheid beloven. Na de aanslagen van 9/11 werden strenge antiterrorismewetten ingevoerd, zoals de Patriot Act in de VS, die burgerrechten juist beperkten en het niet veiliger maakte.
  1. Zondebokken creëren om verdeeldheid te zaaien
    • Minderheden, migranten of politieke tegenstanders worden aangewezen als schuldigen voor een crisis. Maar net zo makkelijk krijgen tegenwoordig boomers de schuld, de zittende elite of andere als neokoloniale aangeduide groepen. Die polarisatie maakt iedereen onvrij.
  1. De waarheid ondermijnen en desinformatie verspreiden
    • In crisistijd wordt nepnieuws gebruikt om de publieke opinie te sturen en democratische controle te verzwakken. Lees bijvoorbeeld dit blog over spoken maar eens.
  1. Democratische instituties verzwakken
    • In crisistijden kunnen parlementen buitenspel worden gezet en de persvrijheid worden ingeperkt. Dat heus gaat niet altijd van dik hout, maar bijvoorbeeld ook door veel decreten te tekenen, zoals vrijwel alle Amerikaanse presidenten deden en doen.

Crisis als kans

Checkpoint Charlie in 1977. Foto van Wikipedia

Snyder benadrukt echter ook dat crises een moment van transformatie kunnen zijn. Samenlevingen kunnen van crises leren en democratische instituties versterken, mits burgers actief hun vrijheid beschermen. Daarvan geeft hij vier voorbeelden.

  1. Crisis als moment van bewustwording
    • Crises laten de zwakke plekken in een samenleving zien en bieden de kans om verbeteringen door te voeren. Snyder noemt hier bijvoorbeeld de grote depressie van de dertiger jaren die in de VS leidde tot de New Deal, waarmee sociale zekerheid en democratische instituties werden versterkt.
  1. Solidariteit als kracht
    • Vrijheid kan alleen bestaan als mensen samenwerken en zich inzetten voor het algemeen belang. Dan kan die kracht ook zo groot worden dat hij gevreesd wordt door de zittende macht, schrijf ik in dit blog Is Crisis een fout of een strijd?

Kennelijk is het een karakteristiek van alle tijden dat op rituele momenten, zoals voetbalwedstrijden en traditionele dagen (oud en nieuw), het veiligheidsventiel er vanaf gaat. Ook de Romeinen wisten dat al met hun brood en spelen. Alleen is het ergens in de geschiedenis verkeerd geïnterpreteerd als was het een pleziertje voor het volk, maar het is in feite een veiligheidsvoorziening voor de heersende klasse. Een cadeau aan zichzelf.

  1. Bescherming van feiten en waarheid
    • In crisistijden is het cruciaal om onafhankelijke media en wetenschappelijke kennis te steunen. Dat zie je op dit moment ook gebeuren rondom social media waar veel mensen van vertrekken en die daarmee aan invloed verliest. Al vraag ik mij wel af hoeveel bescherming aan feiten en waarheid die aftocht bijdraagt.
  1. Politieke vernieuwing en hervorming
    • Crises kunnen de aanleiding zijn om politieke systemen te verbeteren en democratische rechten uit te breiden. De burgerrechtenbeweging in de VS groeide juist door de crisis van raciale ongelijkheid. Ook hier zie je op dit moment echter een omgekeerde beweging.

De vier lovenswaardige praktijken

Crisis als kans werkt Snyder vervolgens uit naar wat hij de vier lovenswaardige praktijken noemt. Het voelt als een dubbeling, zo hier en daar, maar ik heb ze toch maar integraal overgenomen.

Lees boeken

  • Diepgaand lezen helpt om complexe ideeën te begrijpen en kritisch na te denken.
  • Snyder benadrukt dat boeken een tegenwicht vormen tegen propaganda en oppervlakkige digitale informatie.
  • Maar ik ken ook boeken die dat juist niet doen. Wat dit punt betreft stapt Snyder in zijn eigen valkuil van slim links die boeken leest en dom rechts die dat niet doet.

Maak vrienden buiten je bubbel

  • Sociale cohesie is cruciaal voor democratie; praten met mensen met verschillende opvattingen helpt verdeeldheid tegen te gaan.
  • Vrijheid bloeit wanneer mensen samenwerken, ondanks hun verschillen

Steun onafhankelijke journalistiek

  • Onafhankelijke media zijn een essentieel onderdeel van een vrije samenleving.
  • Snyder raadt aan om abonnementen te nemen op kwaliteitsjournalistiek en kritische verslaggeving te steunen. Daar zit wel een achilleshiel van de media; hoe onafhankelijk zijn ze echt en in hoeverre zijn ze er op aanspreekbaar?

Zorg voor een analoog leven

  • Digitale media kunnen mensen isoleren en manipuleren; in de echte wereld actief zijn (zoals vrijwilligerswerk) is essentieel volgens Snyder.
  • Persoonlijke interactie en fysieke aanwezigheid in de samenleving versterken democratische waarden.
De andere kant op; propaganda aan de Oost Duitse grens. Foto van Wikipedia.

Met deze vier praktijken dragen individuen actief bij aan het behoud van vrijheid en democratische structuren, stelt Snyder. Baat het niet, dan schaadt het ook niet, voeg ik daar aan toe, maar aan alles zit ook een ‘maar’. Zie ook dit blog over Omarm de chaos.

Eindoordeel

Mijn eindoordeel zit al een klein beetje in de inleiding verwerkt. Over vrijheid is een belangrijk boek in deze tijd, ook als je het niet overal mee eens bent. Want vrijheid gaat natuurlijk precies daar over: dat je het recht hebt op vrije meningsuiting. Net als ieder ander.

Maar vrijheid is niet het wegnemen van belemmeringen alleen, aangezien dat ten koste gaat van de vrijheid van anderen. Daarom noemt Snyder dat terecht negatieve vrijheid. De kracht van Snyders boek is dat hij vervolgens begrippen aanreikt waarmee je vrijheid op een positieve manier kunt beschrijven.

Dat er aan de invulling van die positieve vrijheid door Snyder naar mijn oordeel ook nog wel een aantal bezwaren kleven die hij niet noemt, mag de pret niet drukken. Je moet immers ook zelf blijven denken. Neem niks klakkeloos over.

Voor mij is de belangrijkste boodschap van deze boekbespreking dan ook: word antinaïef.

Dat betekent naar mijn idee ook investeren in zelfverdediging, slagkracht en paraatheid. De strategie van het Zijn volgen. Impact hebben uit jezelf, je eigen doelen en autonomie. Niet alleen als tegenkracht naar een mogelijke vijand. En rekening houden met irrationaliteit van alle partijen, inclusief die van jezelf.

Daar heeft Snyder het niet of nauwelijks over. Volgens mij een gemiste kans. Vrijheid zit niet alleen in het hoofd en het hart, maar ook in de handen. En je moet bereid zijn die vies te maken, als je als land bedreigt wordt, in meer dan woorden alleen.

Ondanks deze kanttekeningen is het boek een aanrader, al is in dit geval lezen ook hard werken. Maar werken loont.

Cijfer: 8

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: de eerste ronde overleeft ie wel, omdat er zoveel in staat dat een tweede keer lezen waarschijnlijk weer nieuwe inzichten oplevert. Maar daarna is het wel mooi.


Dit is het negende boek van de WBE, de Waddinxveense Boekenclub Excelsior. Eerder lazen we:

Wij zijn de tijden – Beatrice de Graaf

Leestijd: 6 minuten

In ‘Wij zijn de tijden’ van Beatrice de Graaf is de Huizinga-lezing 2024 integraal opgenomen, met daarnaast nog een interview en wat wetenswaardigheden over de Huizinga-lezing. Geschiedenis in crisistijd is de ondertitel en dat is precies waar het over gaat. De Graaf breekt een lans voor de narratieve geschiedschrijving, kennis met een boodschap; om hoop te bieden in moeilijke tijden. Ik las het met instemming en als pleidooi voor zachte robuustheid.

Mijnheer Aalbers gaf geschiedenisles op mijn middelbare school. Het was een stereotypische historicus, altijd gekleed in een bruine corduroybroek en een donkergroene coltrui, met een rood-gele schotse sjaal om zijn nek en een kapsel ‘wind-van-alle-kanten.’

Maar wat kon hij goed vertellen.

Als hij bijvoorbeeld uitleg gaf over middeleeuwse ridderruzies liep hij heen en weer voor de klas, zijn armen bewegend alsof hij een zwaard vasthield. Het mooiste was zijn pijl-en-boog mime. Dan stak hij eerst beide armen naar voren, de één iets verder dan de ander. Vervolgens ging zijn rechterarm langzaam naar achter tot hij zijn hand naast zijn oor had en zijn elleboog achter zijn rug uitstak.

Daarna spreidde hij zijn vingers van de rechterhand; de pijl was los. Maar ik kan me niet meer herinneren of hij ooit iemand geraakt heeft.

Vertel beeldend, geef er kleur, kraak en smaak aan. Het moet een esthetisch genot zijn, het verhaal zelf moet al troost en verlichting bieden. Het mag ook best wat dramatisch zijn als aan de historische voorbeelden maar recht wordt gedaan – het moeten geen verzinsels worden.

Vormen van geschiedschrijving

Dat is de eerste les van Huizinga, door De Graaf narratieve geschiedschrijving genoemd. De nadruk ligt op het vertellen van verhalen, al dan niet met een literaire insteek, die niet alleen gebeurtenissen beschrijven, maar ook betekenis en samenhang geven aan het verleden. Dat helpt mensen om grip te krijgen op complexe ontwikkelingen zoals crises.

Het is de tegenhanger van analytische geschiedschrijving. De klassieke, wetenschappelijke benadering waarin historici gebeurtenissen zo objectief mogelijk proberen te verklaren op basis van feiten en bronnen en waarin Huizinga wat minder fans heeft rondlopen.

Op 13 februari vond de aftrap plaats van de Adapt! Academy, waar Beatrice de Graaf ook onderdeel van uitmaakt. Hun doel is meer kennis en kunde opbouwen om samenlevingen voor te bereiden op toekomstige crises. De relatie tussen praktijk en theorie speelt daarbij een belangrijke. Een discussie met een panel praktijkdeskundigen vormde daarom één van de programma onderdelen.

Daarnaast bestaat er zoiets als morele geschiedschrijving. De Graaf pleit voor een benadering waarin historische verhalen niet alleen worden gebruikt om het verleden te begrijpen, maar ook om lessen te trekken voor het heden en de toekomst. Ze haalt Augustinus en Johan Huizinga aan als voorbeelden van historici die geschiedenis gebruikten om morele deugden en perspectief te bieden.

Tot slot noemt ze de toekomstgerichte geschiedschrijving. De Graaf stelt dat geschiedenis niet alleen een terugblik is, maar ook een middel om actief de toekomst te beïnvloeden. Zo kan geschiedenis inspiratie en hoop bieden om in tijden van crisis positieve verandering te stimuleren.

Dat brengt haar tot de tweede les van Huizinga.

Bedenk een narratief dat het heden bekijkt vanuit een doorgaande lijn van verleden naar toekomst waarbij die lijn gekleurd wordt door de bovengenoemde uitgangspunten: vrede en recht.

Waarna De Graaf ook nog de vier deugden noemt die in het narratief zouden kunnen passen, van oorsprong overigens stoïcijns: wijsheid, moed, rechtvaardigheid en beheersing. Later werden ze aangevuld met geloof, hoop en liefde en gepromoveerd tot de zeven kardinale deugden.

Om te bewerkstelligen wat ik van Benedictus had geleerd: als het goede maar gebeurt.

Certitudo

Al met al pleit De Graaf voor een benadering van geschiedenis die niet alleen feiten presenteert, maar ook een handelingsperspectief. Teneinde veerkracht en hoop te bieden in onzekere tijden en crises. Daarmee maak je een samenleving robuuster.

Niet keihard meetbaar, daarom noem ik het zachte robuustheid, maar het versterkt wel degelijk de koppelingen in je rizoom en je eigen veerkracht. Het sluit mooi aan bij het begrip certitudo, dat De Graaf noemt in het interview dat ook in het boekje is opgenomen.

Certitudo verwijst naar innerlijke zekerheid en vertrouwen. Dat gaat dieper dan alleen fysieke veiligheid en heeft meer te maken met mentale en spirituele zekerheid. In de christelijke theologie wordt certitudo vaak geassocieerd met het vertrouwen in God en de zekerheid van het geloof. Het is een staat van innerlijke rust en zekerheid die je bijvoorbeeld ook ziet bij de Stoa.

En die kan heel robuust zijn, als je maar veel oefent.

De Living Labs zijn één van de interessante projecten uit Adapt.

Ook in de wereldse filosofie wordt certitudo gebruikt, dan als verwijzing naar epistemologische zekerheid, oftewel de zekerheid die je hebt over je kennis en de waarheid. Ik zie het ook als een optimale status van je metacognitie als je wat minder hebt met de term certitudo.

Tegenover certitudo staat securitas. Dat is de meer aardse vorm van veiligheid en robuustheid, maatregelen die je neemt om externe dreigingen te beheersen. In de Romeinse tijd betekende securitas een staat van onbezorgdheid en vrijheid van angst. Het was een ideaal dat werd nagestreefd door individuen en de staat. En velen doen dat nog steeds.

In termen van het Crisis Awareness Framewerk: securitas beweegt zich op de as van fragiliteit en robuustheid, waar certitudo op diezelfde as over zachte fragiliteit en zachte robuustheid gaat. Laat je overigens niet misleiden door de term zacht; een gebrek aan zachte robuustheid kan hard uitpakken.

Eindoordeel

Wij zijn de tijden is een geslaagde poging om eens op een heel andere manier naar crisis te kijken. Zonder afbreuk te willen doen aan feiten en de waarheid pleit De Graaf voor geschiedschrijving met een boodschap. Eentje die richting en hoop geeft in moeilijke tijden en die ik zachte robuustheid noem.

Daarnaast voegt ze interessante religieuze begrippen toe die je ook kan gebruiken als jezelf niet gelooft. Of agnostisch bent, zoals ik. Al eerder had ik veel opgestoken van Benedictus en Ignatius van Loyola en het werk van De Graaf sluit daar mooi op aan.

Ik ben benieuwd of dit een voorbode is van de richting die Adapt op gaat. Dat is het nieuwe onderzoeksplatform dat 13 februari is gelanceerd en waar je in deze bespreking wat fragmenten van terugvind. Check vooral ook zelf hun website.

Cijfer: 8

Zou ik het bewaren als de te volle boekenkasten opgeruimd moeten worden: jazeker.


Dit is de honderdste boekbespreking. De andere 99 vind je in het Boekenblog.

Geannoteerde essays van Montaigne

Leestijd: 11 minuten

De essays van Michel Montaigne worden gezien als één van de eerste moderne geschriften uit het westen. Tussen 1571 en 1593 schreef hij 107 hoofdstukken over een veelheid aan onderwerpen. En op het laatst, hij takelde al vroeg af, over zichzelf en zijn kwalen. Toen hij overleed was hij 59, net zo oud als ik nu ben. Een mooi moment om zijn werk te bespreken in wat een lang blog zal worden.

Zie ik hem daar zitten? In de toren van zijn kasteel, op het buitenverblijf van zijn familie. 38 is ie pas en hij heeft zich teruggetrokken uit het openbare leven. Om zich te wijden aan zijn gedachten, zijn boeken en zijn geschriften.

Het is 1 maart 1580.

En hij wendt zich tot ons, de lezer. Want we moeten weten dat zijn boek te goeder trouw is geschreven, niet om ons te dienen noch voor zijn eigen roem. Het gaat namelijk over hemzelf; een frivool en ijdel onderwerp, zo zegt hij. Wij als lezers hebben waarschijnlijk wel wat beters te doen. Vaarwel dus, zo schrijft hij.

Maar niets bleek minder waar. Ruim 440 jaar later worden zijn essays nog steeds gelezen en nu ben ik er ook aan begonnen. Vanaf 2016 stond de kloeke vertaling van Hans van Pinxteren onaangeroerd in mijn kast. Door zijn aanstekelijke bundel ‘Hoe ouder, hoe vrolijker’ werd ik weer op het bestaan ervan gewezen, waarna ik het snode plan opvatte om in 2025 de 1379 bladzijden te lezen.

Als ik er elke dag 10 doe, ben ik in 138 dagen klaar.

Dat is 18 mei. Reken hier en daar wat tegenslag; zou het boek eind mei uit zijn? Dan moet ik sneller gaan lezen dan tot nu toe. Als ik dit schrijf op 18 januari 2025 ben ik bij hoofdstuk 1.23, pagina 140. Maar ik ben er wel door gegrepen.

Montaigne is zeker in het eerste deel beïnvloed door de Stoïcijnen. Veel van zijn thema’s komen me daardoor bekend voor. Ook de dilemma’s die hij benoemt zijn in deze tijd nog steeds relevant: Mag je overwinnen door arglist? Waarom is het onverstandig voor onderhandelingen het kasteel te verlaten? Wat kan de droefheid met je doen?

Allemaal pure gedachten en overwegingen uit een tijd die nog niet gedomineerd werd door techniek. Daardoor voelt het alsof je raakt aan de pure mens, nog niet door moderniteit aangetast, maar wel met hetzelfde redenatievermogen en de intelligentie van ons. Verrassend hoeveel er nu nog van toepassing is, vind ik.

Het mooie van de teksten van Montaigne is dat hij niet wil opdringen wat de waarheid is. Veel meer laat hij de verschillende benaderingswijzen zien, door de verhalen van anderen te vertellen. Om daarna aan jezelf de keus te laten welke invalshoek je kiest.

Al verzint hij er af en toe ook wel eens wat bij; is het niet waar, had het waar kunnen zijn.

Bij een oud verhaal kan het, in tegenstelling tot de bereiding van medicijnen, geen kwaad er nu eens dit, dan weer dat doorheen te mengen.

Want het gaat tenslotte om de boodschap.

Daarom deel ik graag de bevindingen van en tijdens mijn leestocht. Geen samenvatting dus, ook geen recensie. Wel kernpunten, associaties en overwegingen.

Ik zou zeggen, denk lekker mee, met de geannoteerde essays van Montaigne.

1.1 Verschillende methodes tot hetzelfde doel

In dit eerste hoofdstuk schrijft Montaigne over de dapperheid die je leven kan redden als je bent overwonnen of gevangen genomen door een machtiger partij dan jij. Hij geeft en paar van zulke voorbeelden, waaronder Edward van Wales, die uiteindelijk vergiffenis toonde aan de stad Limoges dankzij het dappere optreden van drie ridders.

Ja, de mens is een verbazend ijdel, complex en veranderlijk wezen. Je kunt er haast geen staat op maken of er algemene uitspraken over doen.

Waarna hij Alexander de Grote opvoert als iemand die dappere tegenstanders alsnog over de kling joeg.

Montaigne vraagt zich af of Alexander al zoveel heldenmoed had gezien, dat hij er niet meer van onder indruk was. Been there, seen that. Boeie. Zoiets?

Of misschien was Alexander zo jaloers op de dappere andere, omdat hij vond dat hij als enige zo dapper mocht zijn en dat die anderen daar geen aansprak op mochten maken. Hij kon dus niks anders doen dan ze ombrengen.

Of, dat kan ook nog, zou zijn eenmaal ontketende woede zo groot zijn dat die zich door niks liet beteugelen?

1.2 Over de droefheid

In over de droefheid zegt Montaigne dat hij zelf niet erg ontvankelijk is voor emoties, zoals onderwezen door de stoïcijnen.

Ik heb van nature een dikke huid en door mijn verstand te gebruiken maak ik die met de dag stugger en harder.

Verder quote hij Petrarca: wie zeggen kan hoe fel hij brandt, staat niet in vuur en vlam. En Seneca: geringe zorgen spreken zich uit, zware zorgen zwijgen stil.

Droefheid bouwt zich op, zo zegt hij. Het is een emmer water, waar de laatste druppel de boel doet overlopen. Maar soms is het zo overweldigend, dat je er per direct door kan overlijden.

Zo vertelt hij het verhaal van de Duitse officier Raisach die bij het aanschouwen van zijn dode zoon in een harnas niks zei, verstarde en daarna dood neer viel.

Daar staat tegenover dat de vreugde ook tot instantane dood kan leiden. Het is de heftigheid van emotie die een mens fataal kan zijn, niet de droefheid of vreugde op zichzelf.

1.3 Onze gevoelens reiken tot voorbij het leven

De eerste twee bladzijden van dit hoofdstuk zijn het meest interessant. Daarin stelt Montaigne dat we nooit bij onszelf zijn, maar altijd een stap verder. Vrees, hoop en verlangen drijven ons naar de toekomst en dat verbreekt de band met het nu.

Of zoals Epicurus zegt: het past de wijze niet om vooruit te kijken of zich zorgen te maken over de toekomst.

Angst voor de toekomst brengt de mens schade toe, schrijft Seneca. Daarna citeert Montaigne Plato: doe wat je doen moet en ken jezelf. Als je jezelf kent, weet je ook wat jouw zaken zijn en welke je kunt laten liggen omdat die voor anderen zijn. Dat geeft rust.

Zoals de dwaasheid nooit tevreden is, zelfs niet als haar wensen worden vervuld, zo is de wijsheid steeds tevreden met wat voor handen is en heeft nooit onvrede met zichzelf. Zei Cicero in Tusculum.

De rest van het hoofdstuk is een merkwaardig vehaal over begrafenissen en rituelen. Men moet niet alles willen onthouden als je het later ook nog op kunt zoeken.

1.4 Ons gemoed reageert zijn emoties af op de verkeerde dingen als de echte ontbreken

Heftige emotie, zo zegt Montaigne, moet zichzelf altijd ergens op richten. En als er niets is, dan kiest het wel voor een afleider, iets wat er eigenlijk niets mee te maken heeft, maar er wel voor door kan gaan.

Want ongerichte emotie kan niet lang bestaan, dan is het gelijk een wind die zijn kracht verliest en verloren gaat in de lege ruimte.

Verder citeert hij de filosoof Bion, over de koning die uit droefheid al zijn haren uittrok: “denkt hij soms dat je met een kale kop minder verdriet hebt?”

En Plutarchus: trek je niets van de gebeurtenissen aan, want die hebben lak aan je razernij.

Maar, zo sluit hij af, tegen onze eigen wanordelijke geest kunnen wij nooit genoeg tekeer gaan.

1.5 Of de commandant van een belegerde vesting de poorten uit moet gaan om te onderhandelen

List of moed, wie let daarop: het is de vijand, toch? Dit citaat van Vergilius staat centraal in hoofdstuk 1.5.

De vraag is of het doel de middelen heiligt, dan wel dat dapperheid voor de list gaat. Het is eervoller te winnen door kracht dan door arglist, zo wordt door sommigen gesteld, je zegeviert volgens hen alleen echt als je wint door goeder trouw en met behoud van waardigheid.

Het koninkrijk Ternate verklaarde daarom zijn tegenstanders vooraf de oorlog met een volledige opgaaf van middelen, manschappen en materieel, zowel offensief als defensief. Mocht de vijand daarin geen aanleiding zien een bestand te treffen, dan was er ook geen grens om het geschil te beslechten in het veld; alles was toegestaan.

De oude Florentijnen, in een overtreffende trap, kondigden hun verrassingsaanval een maand van tevoren aan door het luiden van hun klok, de Martinella.

Toch schrijve men de list niet af. Wie het niet redt met de huid van een leeuw, moet er een stuk vossenvel aan vast naaien. Verras de vijand.

Tijdens onderhandelingen en vredesverdragen moet de aanvoerder het meest op zijn hoede zijn. En niet zelf de poort uitgaan om de vrede te bevestigen, tenzij hij de overwinning al veilig heeft gesteld.

Maar wie aan het kortste eind trekt make zich groter; zolang ik mijn zwaard nog kan hanteren, zei Eumenes, zal ik nooit vinden dat iemand anders groter is dan ik.

Montaigne sluit af met de stelling dat hij een ander graag op zijn woord gelooft, maar alleen als dat uit vrije wil is en in goed vertrouwen gebeurt; nooit met de moed der wanhoop. De kat in het nauw maakte altijd al rare sprongen.

1.6 Het uur der onderhandelingen is vol gevaren

Hoofdstuk 1.6 gaat door op 1.5: is winnen door arglist eervol? Of geldt het winnen zelf als afdoende reden om de ingezette middelen te kunnen verantwoorden?

Het is voor de stad die zich ook op gunstige voorwaarden overgeeft altijd hachelijk geweest om te vertrouwen dat de afspraken worden nageleefd, zegt Montaigne. Het recht van hebzucht en wraak is vaak sterker dan gezag en krijgstucht.

Niemand zou mogen profiteren van andermans dwaasheid, citeert hij Cicero, maar in oorlog gaat dat niet altijd op.  Wie wint oogst de roem, of het nu komt door geluk of vernuft.

Het is een kort hoofdstuk, 1.6, waarin Montaigne mijns inziens twijfelt om te kiezen tussen de overwinning door dapperheid en eerlijkheid, dan wel te waarschuwen voor het verraad van de ander.

Misschien is het allebei waar.

1.7 Onze daden moeten beoordeeld worden naar onze bedoelingen

Ontslaat de dood van verplichtingen? Mag je je woord breken als je bent overleden?

Montaigne meent van niet. Aangezien wij geen controle hebben over daden en handelingen, alleen maar over de wil, zijn alle regels betreffende de menselijke afspraken gegrondvest in de wil. Als je meent dat de dood je ontslaat van aangegane afspraken, onteer je jezelf, zowel als je geweten.

Wie het vonnis uitstelt tot het moment dat hij geen weet meer heeft van de zaak is een onbillijke rechter, oordeelt Montaigne.

Uiteindelijk gaat ook dit hoofdstukje over eer en arglist. Het lijkt een pleidooi voor waardigheid zonder naïviteit.

Voor anti-naïviteit.

1.8 Over de ledigheid

Als wij de geest niet richten, schrijft Montaigne, zal onze geest zich vullen met ledigheid en aan de haal gaan, van “hot naar her zwalken door het braakland van de verbeelding.”

Hij zal zo gejaagd zijn dat hij niets dan dwaasheid en schimmen produceert, ijle gedachten spinnend in koortsige dromen.

Wie overal is, is nergens.

“Als je overal woont, Maximus, ben je nergens thuis,” schreef Martialis in zijn Epigrammen.

Kennelijk heeft Montaigne zich teruggetrokken en verblijft nietsdoend op zijn buitenverblijf. Alwaar zijn geest zoveel gedrochten, spooksels en dwaasheden produceert dat hij ze op schrift stelt, in de hoop dat zijn geest er zich nog eens voor zal gaan schamen.

Is Montaigne iemand anders dan zijn geest, vraag ik me nu opeens af?

We zijn op pagina 46. Nog 1331 te gaan 🙂

1.9 Over leugenaars

In hoofdstuk 1.9 beklaagt Montaigne zich over zijn geheugen. Werkelijk niets kan hij onthouden, vertelt hij, maar dat heeft er wel toe geleid dat hij al zijn andere cognitieve capaciteiten vol heeft kunnen trainen. In tegenstelling tot hen die door hun goede geheugen luie denkers zijn geworden, mensen die van wal steken met oude verhalen in zulke details dat niemand het interessant meer vindt.

Foto afkomstig van Wikipedia, publiek domein.

En dan weer niet onthouden hoe vaak ze hun mottige verhalen al niet verteld hebben; vooral oudere mensen zijn hier te duchten.

Leugenaars moeten over een goed geheugen beschikken om niet door de mand te vallen. Montaigne noemt twee types; zij die niet alles vertellen wat ze weten, en zij die iets anders vertellen dan er werkelijk gebeurd is. Het gaat hem om de laatste groep; die vindt hij verachtelijk. Zelfs als hij zijn eigen hachje zou kunnen redden met een leugen, zou hij het niet doen.

Want taal is wat de mensen met elkaar in contact brengt.

Als wij beseften hoe afschuwelijk de leugen is en wat wij ermee aanrichten zouden wij die overtreding te vuur en te zwaard bestrijden, en met meer reden dan andere misdaden.

Aan leugens raakt men verslaafd, zo meent Montaigne. Wie er eenmaal mee begint kan niet meer ophouden. Verder is het lastig dat leugens niet één gezicht hebben; het is niet het omgekeerde van de waarheid, het kent niet één gezicht. Anders hadden we de leugens gewoon kunnen omkeren.

Hier raakt het aan de paradox van Epimenides, die zei dat Kretenzers altijd liegen. Als Kretenzers altijd liegen sprak hij de waarheid en dus loog hij. Als ze niet altijd liegen, sprak hij de waarheid en dus loog hij.

De pythagoreeërs zeggen dat het goede zeker en eindig is, het kwade onzeker en oneindig. Duizend wegen leiden van het doel af, eentje gaat er naar toe.

1.10 Over vlot of traag spreken

“En nooit kreeg ieder van ons alle talenten” (versregel van La Boétie, een vriend van Montaigne)

Er zijn mensen die altijd hun zegje klaar hebben en er zijn hen die zich eerst goed moeten voorbereiden. De eerste groep omvat vooral de advocaten, terwijl onder de tweede groep met name de predikers schuil gaan.

Helaas zijn er te weinig predikers in Frankrijk, stelt Montaigne, ook al is de rol van de advocaat toch moeilijker.

Zelf heeft hij moeite zich lang voor te bereiden op een spreekbeurt. Als het niet vrij en spontaan gaat, dan gaat het volgens hem belabberd. Daarnaast heeft hij zijn stemmingen niet in de hand; het toeval speelt een grotere rol dan hijzelf.

De omstandigheid, het gezelschap en zelfs het geluid van mijn stem diepen meer uit mijn geest op dan ik er zelf uithaal als ik hem in mijn eentje peil en aanspraak.

Uiteindelijk vindt Montaigne het gesproken woord dan ook waardevoller dan het geschrift.

Wat bij mij dan weer het gevoel opriep dat de bandrecorder zo’n 400 jaar te laat is uitgevonden. Nu ben ik opeens benieuwd naar het stemgeluid van Montaigne. Er is vast ook geen foto van hem.


Dit zijn de eerste tien geannoteerde essays van Montaigne. In de loop van de komende maanden vul ik die aan, al naar gelang ik mijn geplande leestempo weet vol te houden. Dus kom af en toe weer eens kijken hoe ver het project staat.

Crisis managen met de Strategie van het Zijn

Leestijd: 7 minuten

In alle recente discussies over weerbaarheid mag de Strategie van het Zijn niet ontbreken. Deze strategie is afgeleid van ‘fleet in being’, een oud concept van de marine; door er alleen maar te zijn beperk je het handelingsperspectief van de ander. Toch is het geen bluf, en ook geen dreigen. Het is de Strategie van het Zijn.

Si vis pacem, para bellum; wie vrede wil, bereidt zich voor op oorlog

In 1690 was Engeland in oorlog met Frankrijk. Eén van de slagen zou plaatsvinden bij Beachy Head, maar Lord Torrington adviseerde om de Fransen niet aan te vallen. Hun vloot was superieur en dat zou alleen maar tot verliezen leiden.

Beter was het om in de haven te blijven, zo zei hij. Dan houden we de Fransen hier vast en kunnen ze elders geen schade aanrichten. Ondertussen wachten wij op een gunstiger moment om aan te vallen.

Arthur Herbert (c.1648-1716), 1st Earl of Torrington. Afbeelding is van Wikipedia

Een vloot die niet actief vecht, maar invloed uitoefent door alleen maar te bestaan, weerspiegelt een inherente kracht die Deleuze zou beschrijven als een niet-hiërarchisch netwerk van mogelijkheden in plaats van een lineaire keten van oorzaken en gevolgen. Een rizoom dus. Deze rizomatische structuur veroorzaakt ook onvoorspelbaarheid en vergroot de kans op een onverwachte actie.

Fleet in being

Torrington noemt dat idee een fleet in being, al haalt hij Deleuze en rizomatisch denken er niet bij. De Strategie van het Zijn, zo vertaalde ik het, want in geabstraheerde vorm is Torrington’s idee breder toepasbaar in het crisismanagement.

De kern ervan is dat je een sterke capability opbouwt, maar die niet actief inzet. Je houdt het als optie achter de hand. En dan niet als één optie, maar als een rizoom van mogelijke opties.

Al naar gelang de ontwikkelingen.

Opties die niet alleen jij ziet, maar ook je mogelijke tegenstander, dan wel andere partijen in het veld. Wie weet zien zij nog wel meer opties dan jijzelf, omdat ze ook hun eigen kwetsbaarheden kennen en wat jouw fleet in being daar zou kunnen aanrichten.

Wat hen mogelijk voorzichtiger maakt.

De Strategie van het Zijn maakt zodoende gebruik van psychologische spanning om invloed uit te oefenen. Het creëert urgentie zonder paniek en bouwt anticipatie op bij niet direct betrokkenen. Want die kijken ook mee. En dat beïnvloedt dan weer de onderstroom.

De principes van fleet in being gebruik je in crisismanagement om een strategische balans te vinden tussen zichtbaarheid en terughoudendheid, tijd winnen en tijd manipuleren, hollen of stilstaan. Door onzekerheid te beheren, percepties te sturen en tijdslijnen te controleren, krijg je grip op complexe situaties zonder overhaast of destructief te handelen.

Deze aanpak helpt niet alleen om directe crises te beheersen, maar ook om vertrouwen en strategische voordelen op de lange termijn te waarborgen. Want crisis is een sociaal construct, iets wat door mensen zelf wordt gemaakt. Het is daardoor tijd- en cultuurgebonden en tegelijkertijd ook continu in ontwikkeling. Het is geen statisch begrip, je maakt er zelf onderdeel van uit en jouw handelen interacteert met die van anderen, zowel goedschiks als kwaadschiks.

Strategie van het Zijn

Binnen die context is de Strategie van het Zijn dus een interessante optie om de weerbaarheid van je organisatie te vergroten. Een paar punten op een rijtje.

Volgens het gedachte-experiment van Schrödinger is een kat in een bepaalde experimentele setting zowel dood als levend tegelijk. Alleen door te kijken weet je het, maar daarmee beïnvloed je wel die setting. Poes Mia is een variant op de kat van Schrödinger als ze bij haar favoriete raam zowel binnen als buiten is. En van een fleet in being weet je ook alleen maar hoe sterk die is als je gaat kijken. Daarmee verander je dus wel de situatie zonder dat je de uitkomst van tevoren kent.
  • De Strategie van het Zijn is geen bluf of dreiging. Fleet in being vraagt om een realistisch opgebouwde capability, die alleen door er te zijn wel een dreiging oproept, maar slechts defensief van aard is.
  • Dreigen daarentegen is expliciet, vaak gericht op directe gedragsverandering en daardoor forcerend. Het belangrijkste verschil zit in de mate van subtiliteit, het risico, en de focus op behoud van strategische flexibiliteit versus onmiddellijke actie.
  • En bluf is showen met wat je niet hebt, het is het opwekken van een illusie. Dat is dus ook wat anders.
  • Zijn, dreigen en bluffen kun je natuurlijk ook door elkaar en met elkaar gebruiken. Dat is een soort van uitgebreide Strategie van het Zijn.
  • Met de Strategie van het Zijn koop je in eerste instantie tijd. Je vertraagt de handelingen, maar het is geen besluiteloosheid. Paul Virilio noemt dit actieve stilstand. Want achter de schermen doe je ondertussen van alles.
  • Geen besluit nemen is in crisis vaak slimmer dan een verkeerd besluit.
  • Daarmee vergroot je ook de ambiguïteit. Andere spelers in het veld snappen heus wel dat er iets gaat gebeuren, maar ze weten nog niet wat.  
  • Door communicatie kun je zowel de factor tijd als ambiguïteit nog verder naar je toe trekken. Dat hoeft trouwens helemaal niet transparant te zijn, want we hebben het niet over incidentbestrijding of een disruptie. Let er wel op dat als het gebrek aan transparantie uitkomt, een deel van je fleet in being lek kan raken.
  • De zichtbare Strategie van het Zijn uit zich bijvoorbeeld in surveillance, controles, camera’s, back up teams, redundantie, actieve en passieve samenwerkingspartners, waarschuwingsborden en informatievoorziening. Om er maar eens een paar te noemen.
  • De onzichtbare Strategie van het Zijn zit bijvoorbeeld in het inwinnen van juridisch advies, het opbouwen van een netwerk aan (nieuwe) medestanders, aanleggen van financiële buffers en/of cashflow en het aankopen van aandelen om je te beschermen tegen een ongewenste overname.

Kanttekeningen

De Strategie van het Zijn zie je op dit moment breed toegepast worden, zowel in militair als in civiel opzicht. Veel activistische partijen wisselen demonstraties af met  doelgerichte communicatie, waarin ze nieuwe acties aankondigen, fysiek dan wel juridisch. Want het benoemen van een mogelijke rechtszaak is ook een vorm van fleet in being, al is het op de grens van dreiging.

Andere vormen van de Strategie van het Zijn zie je gebruikt worden in communicatie met wetenschappelijke rapporten over bijvoorbeeld het klimaat, de vergrijzing en overbevolking. Daarmee probeert men urgentie te creëren en vervolgens verandering van beleid op te starten.

Schout-bij-nacht Schey verwijt lord Torrington voor de krijgsraad het verlies van de slag bij Beachy Head. Afbeelding komt van Wikipedia en hangt als schilderij in het Amsterdam Museum.

Dat roept echter ook tegenreacties op die de Strategie van het Zijn weer ontkrachten. Als je geloofwaardigheid niet groot genoeg is, kan de fleet in being dus ook gewoon zinken. Andere risico’s zijn dat de actieve stilstand verwordt tot inactiviteit en je daarmee het initiatief verliest, of dat je tegenstander je handelen interpreteert als zwakte en daarom escaleert.

En je kan ook gewoon overruled worden als je organisatie het niet snapt of het om andere redenen niet wil. Zo ondervond Torrington uiteindelijk in 1690. Want de admiraal werd door Queen Mary II van Engeland gewoon op strijd gestuurd en kreeg gigantisch op zijn broek van de Fransen. Hij verloor maar liefst elf schepen, waaronder tien Nederlandse.

Die hij min of meer offerde om de Engelse schepen te redden.

Om de Hollanders tegemoet te komen werd Torrington voor de krijgsraad gesleept, maar vrijgesproken. Tot ongenoegen van Willem III, die hem ontsloeg uit de marine. Torrington trok zich daarop terug uit het openbare leven en verschanste zich op Oatlands Park, waar hij tot zijn dood een fleet in being bleef.

Update 1 januari 2025

Ik kreeg enkele vragen over hoe de Strategie van het Zijn zich verhoudt tot het Crisis Awareness Framewerk (CAF). Het kortste antwoord daarop is dat je de fragiliteit van je organisatie ermee afstemt op de territory, tot je het gewenste niveau van weerbaarheid bereikt.

Eigenlijk is de Strategie van het Zijn dus een adaptatie. Op de as van fragiliteit verschuif je de weerbaarheid (en ingebouwde veerkracht) van je organisatie verder naar robuust, waarmee je in een nieuwe verhouding van dynamische stabiliteit tot de territory komt te staan.

Als de adaptatie tekort schiet om je doel te bereiken is een transformatie noodzakelijk. Je moet dan fundamenteel anders gaan organiseren om de gewenste opties van je fleet in being te kunnen realiseren.

Dat is geen gemakkelijke opgave en je ziet dat veel organisaties er dan ook terughoudend in zijn. Of dat voor de langere termijn een slimme oplossing is zal per bedrijf en sector verschillen, afhankelijk van hun territory.

In zijn algemeenheid kun je zeggen dat investeren in maatregelen kosten met zich meebrengen die de financiële fragiliteit kunnen vergroten. Tegelijkertijd kunnen de ontwikkelingen in de territory opeens zo hard gaan, dat je weerbaarheid niet meer op tijd in orde is te brengen. Typisch een vraag voor risicomanagers.


Meer blogs over strategie vind je hier. Zoals over Zugzwang. En de Eerste de beste.

Brand Expo Brussel 1910

Leestijd: 6 minuten

Op 14 augustus 1910 brak er een grote brand uit op de Expo van Brussel. Ongeveer 12 van de 90 hectares gingen verloren. Bovendien werden er veel wilde dieren afgemaakt omdat die een gevaar voor de bezoekers zouden vormen. Verslag van een bijzondere brand.

De eerste Wereldtentoonstelling (ook wel Expo genoemd) vond plaats in Engeland. Het was 1851 en er heerste een enorm optimisme over de vooruitgang in de wereld. Dat moest aanschouwelijk worden gemaakt, vonden vooral ook de handelaren zelf.

Zodoende werden de grammofoon, de auto en ook de telefoon op één van de Expo’s voor het eerst geïntroduceerd. Zelfs Heineken, dat zich graag afficheert als ons nationale pilsener, won ooit een Grand Prix op de Expo van 1889 in Parijs.

Crystal Palace

Eén van de pronkjuwelen op de eerste tentoonstelling was Crystal Palace. Dat zou in 1936 volledig afbranden. Het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam, geïnspireerd op datzelfde Crystal Palace en geopend in 1864, brandde in 1929 al af. Op één of andere manier bleken die grote gebouwen van staal en glas niet heel robuust in elkaar te steken.

Van 23 april tot 1 november 1910 was het de beurt aan Brussel, voor de 17e universele Expo. Op 14 augustus sloeg ook daar het noodlot toe. Er brak brand uit in het Engelse paviljoen, die uiteindelijk oversloeg naar de Franse en Belgische tentoonstellingsgebouwen. Ongeveer 12 hectare van de 90 brandde volledig af.

Brand Expo Brussel 1910

Ook hier weer grote paviljoens met glas en staal die al snel nauwelijks te blussen bleken. De brand hield op daar waar het gebouw eindigde.

Karel van de Woestijne

Karel van de Woestijne, één van Belgisch grote schrijvers en in 1910 correspondent voor het NRC in Brussel vond er het zijne van.

Waren tegen brandgevaar wel al de noodige maatregelen genomen? Het blijkt doorslaand van niet, en bij eene onlangsche meeting van pompiers moet daarop door deskundigen gewezen zijn in weinig vleiende bewoordingen. Was het wel aan te nemen dat men bij het bouwen en versieren als met opzet slechts licht-ontvlambare stoffen, als hout en linnen, had gebruikt, terwijl men voor enkele duizenden franken meer ijzerbeton had kunnen aanwenden voor de hoofdgebouwen zooals in Londen meestal gedaan wordt?

karel van de woestijne

Een paar maanden later, vlak voor de sluiting van de Expo, is er opnieuw een brand. Ook hierover vindt Van de Woestijne van alles.

Ik had dan ook over deze ‘ramp’ kunnen zwijgen, was het niet dat ze ten vierden male bewees, hoe gemakkelijk wereldtentoonstellingen in brandgevaar verkeeren. Het was de brand van het ‘Hôtel Métropole; daarna de brand van 14 Augustus – werkelijk een historische datum -; toen een ‘alerte’ in de hal der machines, en nu deze ‘Kosmos’-restauratie, waarvan alleen de hartstochtelijk-schorre tenor overblijft…

Karel van de Woestijne

Groetjes van de ramp

Uiteindelijk verzucht hij dat de mens tegenwoordig slecht luchtig en lichtzinnig leeft. Na een paar dagen is iedereen alles alweer vergeten en gaat door of er niets aan de hand was.

De tentoonstellingsbezoeker, hij, deze vooral die iederen dag terugkomt, en van Maandag af in den brand niet veel meer dan eene nieuwe en werkelijke verrassende attractie had gezien, is den nieuwen toestand al heel goed gewend. De twee eerste dagen was het getal bezoekers overgroot; nu is het alweêr tot het gewone cijfer geslonken; en het is dan ook te verwachten dat de inrichtende vennootschap bij den brand niets zal verliezen.

Dat Van de Woestijne er met zijn verzuchting niet ver naast zat blijkt misschien ook wel uit deze rampsichtkaarten. Vier van de zes zijn daadwerkelijk verstuurd en bij geen eentje is er op de achterkant een verwijzing naar de brand. Men doet elkaar de groeten en wenst de ander een prettige vakantie.

Met groetjes van de ramp.

Rampen in Belgïe

In de Rizoomotheek staat een exemplaar van Rampen in België, geschreven door Christian Deglas. Vreemd genoeg staat de brand van de Expo er niet in. Kennelijk niet groot genoeg. Het boek zelf is alleen nog tweedehands te verkrijgen. Check dan vooral boekwinkeltjes.nl.

Update 20 november 2023

Vlak na het afronden van de paragraaf over de brand in de Wereldtentoonstelling vond ik een boekje dat speciaal daar over ging. Tweetalig en voorzien van veel ansichtkaarten ter illustratie van de gebeurtenissen. Mooi voor in het Museum of Accidents.

Het is een beetje onduidelijk waar de schrijvers hun feiten aan ontlenen, maar een paar ervan zijn zeker het noemen waard. Met name omdat ze strijdig zijn met uitgangspunten van diverse theorieën over brand en paniek. We beginnen dan ook met een citaat.

Bij het begin van de brand breekt er in de straatjes van Brussel-Kermis paniek uit. Er ontstaat een woeste stormloop naar de uitgangen. Het gedrang en geduw is onvoorstelbaar. Vrouwen worden omgeduwd en vertrappeld. Iedereen denkt dat de wijk zelf in brand staat.

Iets verderop staat dan nog dat er zich “onvoorstelbare brute scenes afspelen. Vrouwen en kinderen worden omgelopen en met de voeten vertrappeld…Er wordt geschreeuwd, er wordt gehuild, er wordt om hulp geroepen.”

Plunderingen

Uiteindelijk wordt het leger ingezet om de ontruiming in goede banen te leiden en de inmiddels uitgebroken plunderingen te bezweren. Met name de juwelen uit het Engelse paviljoen zijn gezocht. Nog een paar opmerkelijke zaken:

  • Op het terrein was ook een dierentuin aanwezig. De ‘ongevaarlijke’ dieren konden worden gered door ze te verplaatsen, maar dat zat er voor de meeste wilde dieren niet in. Enkele roofdieren, waaronder krokodillen, zouden de brand niet overleven. Later zouden plunderaars ook delen van de dode dieren meenemen, waaronder tanden.
  • De wind draait enkele keren, en dat bepaalt kennelijk welke delen van de tentoonstelling gingen afbranden en welke er werden gespaard. Door toeval.
  • In de kranten werd geschreven dat de brandweer goed zijn best had gedaan, maar er werd “toch ook opgemerkt dat een efficiënt optreden werd gehinderd door een gebrek aan eenheid van leiding en bevel.” Al was het maar omdat het aangevoerde materieel uit de omliggende gemeentes niet op elkaar paste en blusleidingen daardoor niet konden worden aangesloten noch verlengd.
  • Bij de aanvang van de brand stond er geen druk op de waterleidingen. “De druk verhoogde slechts nadat telefonisch het bevel gegeven was de sluizen van het stadswaterleidingnet te openen.”
  • Diverse ooggetuigen maken melding van groene vlammen.
  • Er vielen buiten de onfortuinlijke dieren geen slachtoffers. Wel hakte een onderofficier van de carabiniers zich twee tenen af toen hij houten schotten aan het verwijderen was.

Ieder zijn vak, dacht ik toen, voor ik het boekje in de kast zette.


Dit blog staat in het Museum of Accidents. Daar vind je nog meer van dit soort rampen. Zoals die in de Innovation van 1967. Ook uit Belgïe.

De bende van Bonnot 1912

Leestijd: 4 minuten

In 1912 ging de Bende van Bonnot op ongekend gewelddadige wijze tekeer in Frankrijk, dat daar helemaal niet op bedacht was. Was het een Black Swan? Een Fundamental Surprise? In ieder geval een ondermijning van het gezag van de overheid. Dus moesten alle hands aan dek.

In de nacht van 14 op 15 mei 1912 vond er bij dit huisje in Nogent sur Marne de apotheose plaats van een jacht op de Bende van Bonnot die zijn weerga in de Franse geschiedenis niet kent. De anarchistische groep was toen vijf maanden bezig geweest met het zeer gewelddadig roven van automobielen en geld.

In een tijd dat de gendarmerie zich nog per fiets voortbewoog was dit ongekend. De boeven verplaatsten zich snel en maakten gebruik van machinegeweren bij hun bankovervallen. Ook dat was totaal nieuw en raakte een gevoelige maatschappelijke snaar. Hoe was dit allemaal mogelijk?

Waar was de politie als je hem nodig hebt?

Dus zette de overheid groots in. Tijdens een achtervolging op 27 april 1912 werd Bonnot gedood door politiekogels. Twee andere leden wisten te ontsnappen en verschansten zich daarna in het kleine huisje in Nogent sur Marne.

Leidsche Courant

Van dit alles had ik geen weet voordat ik deze rampsichtkaarten zag. Tijdens het zoeken vond ik ook onderstaand verslag van de Leidsche Courant. Overigens zonder foto’s. Wederom met zulke prachtige taal, dat ik het stuk hieronder integraal heb geplaatst. Klikje op de foto en het leest makkelijk weg.

De dynamietexplosies veroorzaakten dusdanige gaten in de muur, dat de politie naar binnen kon en daar de overgebleven bendeleden neer schoot. Aan vijf maanden nationale boevenjacht was een einde gekomen.

Maar aan het verhaal van de Bende van Bonnot niet. Het kreeg mythische proporties en er verschenen onder meer boeken, films en comics over.

Daar ga ik hier niet verder op in. Voor nu ging het er om de rampsichtkaarten te introduceren als onderdeel van het Museum of Accidents. Met groetjes van de ramp.

Update 24 oktober

In een kleine update van dit blog vroeg ik me af of er sprake was van een Black Swan voor het land Frankrijk. Niet voor Bonnot, want die wist best wel wat ie deed.

Maar voor Frankrijk, waar de gendarme zich in 1912 verplaatste op de fiets met een sabel hangend aan de zij, waren de gewelddadige overvallen met machinegeweren en automobielen ongekend. Sterker nog, het waren de eerste gemotoriseerde bankovervallen ter wereld.

Vanuit die optiek is er naar mijn idee wel degelijk sprake van een Black Swan. Stel je eens voor, 1912, elke dag trekt langzaam aan je voorbij en de dag erna lijkt veel op vandaag. En opeens worden er bankovervallen gepleegd op een manier die de politie en overheid volledig te kijk zetten, dan is het echt wel een gebeurtenis met grote impact die alleen achteraf te verklaren is.

De Bende van Bonnot begaf zich bovendien in anarchistische kringen en wilde naar eigen zeggen de arbeiders bevrijden van de overheersing van de elite. Wie weet zaten daar dus wel gemiste signalen tussen die aanleiding zijn voor een Fundamental Surprise.

Al lijkt de Situational Surprise van de Black Swan me waarschijnlijker. De stap van politiek – naar crimineel geweld in die tijd was best een grote. Maar, achter hun anarchistische ideaal zat misschien wel een conflictdenker, of een Need for Chaos.

Wat de Bende van Bonnot ons leert, is dat wat nog niet eerder gebeurde, geen reden is om te veronderstellen dat het ook niet zal gebeuren. Laat voorzienbaarheid niet begrenzen door wat was, maar door wat kan.

Het is een les die maar met moeite geleerd wordt.


Dit is een blog uit het Museum of Accidents. Daar vind je nog meer verhalen over rampen. En kijk ook eens bij Groetjes van de Ramp.

Balk

Leestijd: 6 minuten

Na Leeuwarden en Dokkum is Balk onze derde stempelpost op het Elfstedenpad. Toen we er eenmaal waren wisten we niet zo goed meer waarom juist Balk het derde station werd. Maar ach, je moet er sowieso langs. En dit was toevallig een heel goed moment, zo bleek achteraf. Een bezoek met veel B’s.

Twee routes liepen we, rondom Balk. De eerste ging van Skouleane naar Balk, over zo’n 25 kilometer. Een mooie wandeling door de Friese Meren, waar door de hoge temperaturen alle muggen in één keer ontwaakten en zonder uitzondering op zoek gingen naar mensenvlees.

Uiteindelijk zijn we maar van het Elfstedenpad afgeweken en volgden omwegen buiten het bos om. Het voelde als de tocht van Michael Strogoff, de koerier van de tsaar, door het moeras met de duizend muggen.

Gelukkig was er een drogist in Balk, met muggenwegjaagspul. Dat we daarna natuurlijk niet meer nodig hadden. Maar nu wel in onze rugzak zit voor een volgende keer. Je weet maar nooit.

De tweede route had een lengte van zo’n 23 kilometer, tussen Jutryp en Balk. Die dag was het warm, tegen de 30 graden en liepen we in een recht stuk tussen de weilanden door. Gelukkig was daar onderweg Woudsend, een leuk plaatsje met een terras aan de Welle waar net een tafeltje vrij kwam toen wij er langs liepen.

Dat was ook het enige tafeltje dat vrij kwam. Veel terrassen waren er daar niet, onder andere vanwege personeelsgebrek is er veel dicht op maandag en dinsdag. Niet alleen op Woudsend trouwens. Iets om rekening mee te houden tegenwoordig.

Het tekort leverde wel schitterende taferelen op van boze bejaarden die elkaar bevochten, nadat ze met pijn en moeite hun bootje aan de kant hadden gekregen.

“Ik zag deze tafel het eerst.”

We hadden er met gemak een hele middag door kunnen brengen. Maar we moesten door, naar Balk, om een wedstrijd van het Nederlands elftal op TV niet te missen. Overigens hopeloos verloren tegen Oostenrijk, bleek achteraf. Soms maak je je druk om niets. Misschien wel vaker dan je denkt.

Balk, het dorp

Balk is een lintdorp langs de Luts. Het is ooit ontstaan naast een grote balk die daar over het riviertje was gelegd. Het openbare leven speelt zich nog steeds grotendeels af langs dat watertje, dat uitkomt op het Slotermeer. Daar is een haven voor plezierjachten en een geweldig terras dat over het meer uitkijkt.

Restaurant Teernstra zie je op de linkerfoto. Als je er op klikt wordt ie groter. Prima keuken met een uitgebreide bierkaart. De andere twee foto’s geven een indruk van de straat langs de Luts.

Brug, open of dicht

Veel bruggen, daar in de Friese Meren. Die allemaal geregeld dicht gaan om bootjes door te laten. En inderdaad, dicht. Omdat een brug namelijk is gemaakt om overheen te gaan, is hij dicht als dat niet kan. Weliswaar kunnen de bootjes er dan langs, maar dat maakt hem niet open. Links de brug in Balk, open. En rechts die bij Woudsend, dicht.

En hieronder: hoe een dichte brug opent. Zen TV.

Breedzicht, overal

Weidse blikken genoeg weer, onderweg. Veel breedzicht. Links zie je het uitzicht bij Oudemirdum en het Jolderenbos. In het midden het Slotermeer. En rechts de weilanden rondom Balk. Met de only cloud in the village.

Bier, craft

Us Heit is een craft bierbrouwer uit Bolsward met een mooi assortiment. Ik dronk het Twels amber, een moutig roodbier, lekker. Brouwdok doet z’n ding in Harlingen en verblijdt ons andere met deze lichte Blond. Tegen IPA aan, maar dan wel heel beleefd. En als er Orval is, drink dan Orval. Bierregel 1 is dat.

Beeldjes, op sokkel

Balk is bekend door Herman Gorter, wiens opa predikant was in Balk. Het plaatsje inspireerde Gorter tot één van Nederlands bekendste gedichten: Mei. Het linkerbeeldje is van Gorter en staat in een zijstraatje in Balk.

    Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht.

Pietsje is een beeld van Evert van Hemert dat tegenover het museum van Sloten staat. Overigens is Sloten ook zeer de moeite waard om te bezoeken. Het beeld rechts staat voor het Karmelietenklooster in Woudsend.

Bidhuis, oud

Ook in de Friese Meren floreert het ondergrondse kerkjes rizoom. Links in Oudemirdum, midden is de Vaste Burchtkerk in Wijckel en rechts de Heilige Fredericuskerk in Sloten.

Boom, alone

Wat ook opviel, mede dankzij het breedzicht: de vele Boom alone. Een oud project dat een beetje in slaap is gesukkeld. Als je gaat zoeken vind je deze drie bij Ypecolsga, Oudemirdum en Wijckel. Achter deze link vind je er nog veel meer uit allerlei plaatsen en plekken.

Bricolage, met B

Het was geen vooropgezet plan met al die B’s rond Balk, het ontstond gewoon. Emergentie is niet alleen een kenmerk van complexe systemen, blijkt. Post Sloten roept bij mij als oud commandant van brandweer Schiphol een hele andere associatie op, daarom ging hij op de foto. De boerderij is in Hommerts en de bibliotheek staat bij Woudsend.

Bloemen, geel

Tot slot de bloemen. Dokkum kreeg de paarse bloemen en Balk de gele. Gewoon omdat het kon. Ik heb niet opgezocht hoe de bloemen heten, maar ze zitten vast tussen al deze bloemen uit het project Bloem aan de wandel.

Ondertussen zitten we op ruim een derde van het Elfstedenpad. Het zijn stuk voor stuk mooie wandelingen en er is ook meer dan genoeg omheen te doen. Alleen opletten met die maandagen en dinsdagen dat veel horeca gesloten is, ook in het seizoen.


De eerste route van het Elfstedenpad liepen we rondom Leeuwarden. In dat blog vind je tevens de linkjes naar de andere routes.

Dokkum

Leestijd: 7 minuten

Dokkum is de tweede stad van het Elfstedenpad die we aandeden. Een gezellig plaatsje waar het goed toeven is. Met een lange historie, die je terugziet in de vele monumentale gebouwen.

Het stramien rondom Dokkum volgde precies dat van de wandelingen in Leeuwarden. Reizen, hotel, boel verkennen, boek lezen, happie, meer boek lezen, slapen en lopen. En dat dan twee keer.

Net als in het blog over het Zuiderzeepad, het Waddenwandelen en de eerste route van het Elfstedenpad schets ik hier vooral een impressie van wat we onderweg tegen kwamen. Er staat weinig specifieke info over de wandelroutes zelf in. Die kun je namelijk makkelijk terugvinden in het gidsje.

De eerste route ging van Damwoude naar Miedum over zo’n 25 km, de tweede van Damwoude naar Dokkum. Die kwam uit op 23 km. Mooie afstanden dus. Daar hadden we toevallig prima weer bij. Gezien de overvloedige regenval de maanden ervoor hadden we er eerst nog een hard hoofd in, maar het viel alleszins mee.

Nattigheid

Zie hier maar eens. Waar heel Nederland gebukt ging onder plensbuien, zaten wij op het terras, tussen een niet onaanzienlijke golf grijze geitebreiers. Met ook veel Duitsers, zo viel op, die ergens met hun bootje lagen. Ondanks de mooie dagen waren de paden nog steeds uitgesproken nat. Veel plassen en veel slakken. Allebei glibberig.

Als je op de foto’s klikt, worden ze groter.

Gerstenattigheid

Dokkum beschikt over een prima eigen brouwerij, Bonifatius 754. Ze brouwen er met water uit de Bonifatiusbron, die naar overlevering zou zijn ontstaan toen het paard van Bonifatius op de grond stampte. Waarna er zoet water omhoog vloeide.

De bieren van Bonifatius die ik had waren redelijk laag in alcohol en smaakten mede daarom allemaal lekker fris. In het Wadwit zit ook zeewier en wat citroen, de Maerte Saison was gekruid met steranijs en het gerstemout gerookt op eikenhout. Uiteindelijk vond ik die het lekkerste.

Dokkum

Dokkum is zoals gezegd een oud stadje dat in 1298 stadsrechten kreeg. Lange tijd was er een open verbinding met de Waddenzee, reden waarom de Admiraliteit er in 1597 zijn intrek nam. Niet voor lang overigens, in 1644 vertrokken ze alweer naar Harlingen.

Wij waren getuige van een prachtige zonsondergang, zoals je hierboven kunt zien. Het gebouw rechts is het Stadhuis van Dokkum.

Hierboven zie je molen De Hoop. Met daarnaast een van de kanonnen die geplaatst staan op de oude vestingwallen van de stad. De linkerfoto beneden laat wat oude gebouwen van de Admiraliteit zien aan het Grootdiep. De middelste is genomen aan het Baantjebolwerk en rechts zie je de Martinuskerk.

Vergezichten

Net als rondom Leeuwarden waren er grootse vergezichten te bewonderen. Friesland is een weidse provincie met veel ruimte en lange rechte paden. Zo wordt je vanzelf een Friese doorloper. Links bij Driesum (met heel veel slakken, het was net een glijbaan), in het midden Roodkerk en rechts Wouterswoude.

Water

Wat mij nog nog het meeste opvalt aan het Elfstedenpad: er is weinig water onderweg. Klunen moeten we, en veel. Toevallig hier bij Driesum (links en midden) en Petsleat was er wel een vaart. Maar er waren vooral vergezichten en grasland.

De eenzame speeltuin

Vlakbij Rinsumageest ligt het Eeltsjemar, een meer van zo’n 100 hectare dat ontstaan is door zandwinning. Sinds 1997 is er ook ruimte ingericht voor dagrecreatie.

Veldjes om op te liggen, voetballen en spelen. Alleen was er helemaal niemand toen wij er langs liepen; er was alleen een eenzame speeltuin. Wel met prima picknickbankjes om aan te lunchen. Dus dat kwam dan weer goed uit.

Ook onderweg

Eén van de leuke dingen van wandelen is dat je onderweg van alles tegenkomt. Onverklaarbare borden, achtergelaten sokken in het bos en heel veel minibiebs. Hieronder zie je het bruggetje bij Oudkerk en de kruiwagen van Klaas Snoek. Jazeker. Sowieso een goede plek om eens te bezoeken, Oudkerk.

Paarden

Wat ook opviel onderweg: er waren veel paarden, heel veel paarden. Wij nog kijken of Hans Teeuwen ook ergens rondliep, maar die was nergens te bekennen. Dat was voor de paarden wel zo goed, eigenlijk.

Jaahahaaa!
Weet u waar ik heel erg van hou?
Van paarden!
Ik hou heel erg van paarden! Ik hou van dikke paarden, dunne paarden, grote paarden, kleine paarden, maar ook van zwarte paarden met een witte punt op hun kop!
Ja, daar hou ik van.
En ik vind het altijd zo mooi met paarden, dat ze steigeren tegen de achtergrond van een ondergaande zon. Dat vin' ik mooi.

Gelukkig waren er drie paarden zo vriendelijk om even netjes te poseren. Want dat doen ze lang niet allemaal zo keurig.

Paarse planten

Nu we toch lekker in de ‘p’ zitten: er waren ook heel veel paarse planten. Nou ja, het waren bloemetjes natuurlijk, maar af en toe moeten de feiten wijken voor een goede beginrijm. Ik heb deze keer niet opgezocht wat voor bloemen het waren, dat heb ik hier al eens gedaan. Nu waren ze gewoon paars.

Kerken

Ook deze wandeling troffen we weer veel kerkjes onderweg, al dan niet op een terp. Hieronder zie je van links naar rechts die van Damwoude, Driesum en Oudkerk. Elk plaatsje heeft zo zijn eigen kerk, lijkt het wel, die opmerkelijk veel lijkt op die van het plaatsje iets verderop. Of zou er misschien een geheim ondergronds rizoom schuilen waar alle kerkjes aan ontspruiten?

Afsluiting by night

Alle wandelingen zijn leuk, maar sommigen zijn net iets leuker dan andere. Zoals bij Dokkum. Daarom deze afsluiting by night, van 18 juni 2024 om 23.03. Drie dagen voor de juniwende en het midzomerfeest, het was nog licht en in de lucht hing pret in petto. Als ik jou was zou ik er ook eens twee dagen gaan lopen.


De eerste route van het Elfstedenpad liepen we rondom Leeuwarden. In dat blog vind je tevens de linkjes naar de andere routes.

Schrijver zijn – Hilary Mantel

Leestijd: 7 minuten

Schrijver zijn is een bundel essays van Hilary Mantel dat postuum verscheen in februari 2024. Het zijn overpeinzingen, ervaringen en inzichten, staat er op de kaft. Dat dekt de lading volledig. Het inspireerde mij tot enkele overwegingen rondom zachte fragiliteit. Want ook dit soort boeken lezen we met de bril van Crisis Awareness op.

Als blogger ben ik ook schrijver, al zeg ik het zelf. Weliswaar staat wat ik typ niet op papier maar op een beeldscherm, het blijven woorden en zinnen die op de juiste manier achter elkaar gezet een verhaal vormen. Wat dan die juiste manier precies inhoudt is natuurlijk het grote schrijversgeheim. Dat laat zich pas vinden na goed zoeken. En dan soms nog niet.

Bijvoorbeeld door een schrijversblok.

Ik heb daarom een zwak ontwikkeld voor boeken over schrijven. Van schrijvers. Smachten naar tips, doe ik. Hoe wordt je nou echt goed?

Eigenlijk weet ik het wel. Je moet het gewoon doen, schrijven. Veel doen en elke keer weer een stukje beter. Zo nu en dan voeg je iets nieuws aan je repertoire toe dat je bij een ander hebt gezien, dat zal zich ongemerkt voegen in wat je eigen stijl is en daarna is ook dat onderdeel van jou. Precies daarom lees ik dus graag boeken over schrijven.

Zoals Schrijver zijn van Hilary Mantel. Ik kende haar als grote dame van de historische fictie, met name door haar trilogie over Thomas Cromwell aan het hof van Henry VIII. Ergens tussen 1500 en 1533. Al las ik dat nooit, niks van haar eigenlijk. Tot nu toe. Want dit kleine boekje had gelijk een grote aantrekkingskracht en na een paar bladzijden in de winkel was ik verkocht.

Wat een heerlijk boekje.

Ik houd mij als schrijver bezig met de herinnering, de persoonlijke en de collectieve, met de rusteloze doden die hun rechten opeisen

Kantoorartikelen

Schrijver zijn omvat veertien stukken over schrijven, kantoorboekwinkels, wissen en gummen en examenkoorts. Om maar eens wat onderwerpen te noemen, want Mantel gaat breed en diep tegelijk. Zo vertelt ze over het genot van online kantoorartikelen bestellen die vlekkeloos snel worden bezorgd. Waren de posterijen en de bezorgdiensten maar zo punctueel, verzucht ze met een hele grote knipoog.

Ze legt ook uit dat ze gebruik maakt van kaartenbakken om informatie over haar personages mee te rubriceren. Daarom is ze tegen opschrijfboekjes met een harde kaft. Alsof je lineair je invallen zou opschrijven, zo constateert ze in Schrijver zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Alle losse flodders en aantekeningen moet je los kunnen optekenen en daarna met goede knijpers bij elkaar halen als zelfstandige betekenisvolle verzamelingen. Rizomen, haast.

Maar ze schrijft ook over het gevoel van examenkoorts dat ze krijgt bij elke boekverkiezing. Het is één van de nadelen van schrijver zijn. Van haar hoeft dat allemaal niet zo. En ze vertelt over hoe diep je verstrengeld je kan raken met een personage uit het verleden, immer een sinds lang vervlogen geest.

Je hoeft niet in een leven na de dood te geloven om in geesten te geloven. De doden bestaan alleen bij de gratie van de levenden. Ze zijn wat wij van hen maken

Reith lezingen

Aansluitend aan dat eerste deel zit de grootste verrassing van Schrijver zijn: de transcriptie van de Reith-lezingen. De Reith lectures zijn door de BBC gestart in 1948 en vernoemd naar hun eerste directeur. Die vond dat de publieke omroep ook bedoeld was om het intellectuele en culturele leven te verrijken. Daarom is er jaarlijks op de radio een serie lezingen door een prominente figuur over een relevant onderwerp.

In 2020 was het de beurt aan Hilary Mantel en zij sprak over de rol van de geschiedenis in de huidige samenleving. Dat doet ze in vijf stukken, die dieper in gaan op wat het schrijven van historische non-fictie precies inhoudt. Met enkele gedenkwaardige observaties waarvan ik er hier een aantal zal overnemen.

Omdat ze gaan over de houdbaarheid van feiten, waarneming en waarheid. Ze zetten mij aan het denken over fragiliteit, één van de onderdelen van Crisis Awareness, waarna ik besefte dat er minimaal twee vormen van fragiliteit bestaan. Harde- en zachte fragiliteit. Van die harde fragiliteit ben ik trouwens nog niet zo zeker. Misschien is alle fragiliteit wel zacht. Daarover een andere keer meer.

Maar goed, zachte fragiliteit dus, ik zag het opeens als een vorm van drijfzand. Je denkt er op te kunnen lopen, maar je zakt er gewoon in weg. Het stond officieel te boek als pad, in ieder geval was dat wat je dacht, maar het blijkt een gat zonder bodem.

Een paar voorbeelden.

Verzonken dorp

In de jaren dertig van de vorige eeuw werd het dorpje Derwent in Derbyshire opgeofferd voor de aanleg van een spaarbekken, lees ik in Schrijver zijn. Het ging dus helemaal onder water. Maar bij laag water kwam de kerktoren weer aan de oppervlakte en kon iedereen hem zien uitsteken.

Foto van de kerktoren in 1946. In eerste instantie was de toren intact gelaten, maar op 15 december 1947 werd hij om veiligheidsredenen alsnog opgeblazen.

Alleen was dat niet zo, ontdekte Mantel later, dat vertelden de mensen elkaar maar. Want de kerk was al in 1947 opgeblazen. Mantel leerde er drie dingen van.

Ten eerste dat het verleden totaal kan verdwijnen. Ten tweede dat je je data moet controleren. En ten derde, dat een mythe niet hetzelfde is als een leugen, maar een waarheid die in symbolen en metaforen is vervat. Materieel gezien was Derwent verdwenen, maar spiritueel gezien bestond het nog altijd

Deze drie dingen zijn dus ook waar als je ongevalsonderzoek doet, organisaties adviseert of (veiligheids)beleid ontwikkelt. Om maar eens wat te noemen. Hoe robuust zijn je aanbevelingen in het licht van de zachte fragiliteit van Mantel?

Een ander mooi voorbeeld gaat over het bewerken van geschiedenis. Mantel legt uit dat gebeurtenissen zich maar één keer afspelen. Alles wat we er daarna over vinden is een bewerking, een verhaal, een interpretatie. Zonder dat zouden we het verleden ook niet eens kunnen begrijpen. Het verklaart ook waarom de geschiedenis zo vaak weer verandert. Wat we zien over vroeger is wat we zien in deze tijd.

Want iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op latere leeftijd

Marten Toonder

Dubbele ik

Wat vastgelegd is op film is al een inkadering. Wat niet werd gefilmd, ging verloren. Elke keer als je naar het nieuws kijkt, zie je hoe een spontaan verslag is omgebouwd naar een samenhangend geheel van oorzaak en gevolg. De onbewerkte gebeurtenis is geordend tot geschiedenis.

De meesten van ons leiden een bewerkt leven. In het besef dat we een geheim ik hebben, en in het besef dat ons geheime ik niet acceptabel is. En dus sturen we een persona om ons te vertegenwoordigen, om voor ons in de openbaarheid te treden. We hebben twee ikken, een voor thuis en een voor buitenshuis, een originele en een bewerkte

Nog eentje dan. Zonder verdere toelichting van mij.

Aan mensen die fictie schrijven over het verleden wordt altijd gevraagd naar eigentijdse parallellen, alsof alleen het heden het verleden bekrachtigt, alsof historische fictie een uitzonderlijke lastige en bewerkelijke vorm is van journalistiek bedrijven. Maar het verleden is geen repetitie, het is de voorstelling zelf. Onze voorvaderen waren niet ‘wij’ in een onderontwikkelde vorm

Marten Toonder voor kasteel Bommelstein in Nederhorst den Berg, 12 oktober 1973. Zijn tekenstudio’s waren daar lange tijd gehuisvest. Foto Anefo / ANP

Net zoals het verleden geen repetitie is van het heden, is het heden geen herhaling van het verleden. Parallellen zijn geen voorspellers.

Eindoordeel

Ik schreef het al, wat een geweldig boekje. Mooi geschreven, met wijsheid, humor en inzicht. Mantel bewijst ermee dat ze echt die grote dame uit de historische literatuur is en meer dan dat. Ze is een scherp observator. Overal kritisch maar nergens dogmatisch. Hopelijk worden al die 97 aantekenboekjes uit de houten kist nog eens uitgegeven.

Ik ga uit van het principe dat er niet zoiets bestaat als mislukt werk, alleen werk dat tijdelijk is stilgelegd, en dat er niets is dat ik niet wil zeggen, dat er alleen dingen zijn die ik nog niet gezegd heb

Kom maar op, ook die willen we horen.

Cijfer: 9,5

Zou ik ‘Schrijver zijn’ bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja, dit boek moet regelmatig worden herlezen. Wat een rijkdom aan inzichten. Ik heb ‘Voorbij het zwart’ inmiddels ook aangeschaft. Er moet meer Mantel gelezen worden.

Nog één citaatje dan. Omdat ie zo mooi is.

Net als in de journalistiek gaat het bij fictie om feiten en ideeën, maar ook om beeldspraak, symboliek en mythen. Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit

Radetzkymars – Joseph Roth

Leestijd: 6 minuten

Radetzkymars is één van de beste boeken van Joseph Roth. Het is een imposant verhaal over de familie Trotta, die net zo snel weer in de vergetelheid raakte als zij was opgeklommen. Dat het familiedrama vrijwel parallel verloopt aan de instorting van het Habsburgse Rijk is natuurlijk geen toeval.

Joseph Roth was een journalist en schrijver uit Galicië, een landstreek die tegenwoordig in Oekraïne en Polen ligt. Hij werd er geboren in het stadje Brody, op 2 september 1894. Tijdens zijn studie besloot hij vrijwillig dienst te nemen in het Habsburgse leger en vocht vanaf 1916 aan het oostfront. Na de oorlog vertrok hij naar Wenen en schreef er voor diverse kranten, wat hij later voortzette in Berlijn.

Sowieso was Roth een globetrotter; hij woonde onder andere in Parijs, Wilna, Lemberg, Warschau, Wenen, Salzburg, Brussel en Amsterdam. Alleen was dat lang niet altijd uit vrije keus, omdat hij als jood vanaf 1933 niet meer in Duitsland wilde zijn. Dat was overigens in 1932 nog niet aan de orde, toen Roth de Radetzkymars schreef voor de Frankfurter Zeitung.

Daar verscheen het als feuilleton in die krant, tussen 17 april en 9 juli 1933, zo lees ik in het voorwoord van Geert Mak. Radetzkymars wordt als boek in september van dat jaar uitgegeven en is gelijk een succes. Er verschijnen vier drukken vlak achter elkaar en Roth is van zijn geldzorgen af.

Maar niet voor lang. Op 30 januari 1933 werd Hitler kanselier van Duitsland en na de brand in de Rijksdag had hij vrijwel onbeperkte macht. Roth vertrekt daarop naar Parijs, wat hij afwisselt met Amsterdam. Hij raakt uiteindelijk zwaar aan de drank, altijd al zijn achilleshiel, en overlijdt in Parijs op 27 mei 1939.

Trotta

De Trotta’s waren een jong geslacht. Hun stamvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waar hij vandaan kwam – werd zijn adellijke titel. Het lot had hem voorbestemd tot een heel bijzondere daad. Maar door eigen toedoen raakte hij in later tijden in de vergetelheid.

Zo is de beginzin van de Radetzkymars. Een alinea die eigenlijk het hele boek wel samenvat. De oerTrotta had per toeval het leven gered van de Keizer tijdens de slag bij Solferino en was als dank daarvoor in de adelstand verheven tot kapitein Joseph Trotta van Sipolje.

In deze uitvoering van de Radetzkymars zie je ook veel beelden van hoe de legers er toen uitzagen. Ik vond het zelf wel illustratief voor wat Roth beschrijft.

Als de kapitein er, weer bij toeval, achter komt hoe zijn daad in de geschiedenisboeken terecht is gekomen is hij verontwaardigd. Op die manier is het volgens hem niet gegaan.

Daarna doet hij er van alles aan om het echte verhaal in de boeken te krijgen. Tevergeefs. Zelfs de Keizer, die hem nog wel te woord wil staan, steekt geen vinger uit. Teleurgesteld trekt Trotta  inmiddels majoor, zich terug uit het leger op zijn buitenhuis. Als ridder der waarheid, schrijft Roth, waar later niemand een traan om moest laten op zijn begrafenis. Ook zijn zoon Franz niet.

Zoon Franz zien we in het tweede hoofdstuk terug als het districtshoofd, waar hij een zeer gedisciplineerd leven leidt met zijn zoon Carl Joseph. In tegenstelling tot Franz is Carl Joseph wel het leger in gegaan, zij het niet als vrije keuze. Eigenlijk wil hij er weer uit, maar durft dat niet tegen zijn vader te zeggen.

Die spanning, tussen niet willen, niet kunnen en toch moeten, hangt als een sluier over alle gebeurtenissen heen. Als een vloek van de familie; succes is net zo goed een last, leren we in de Radetzkymars. Zo ziet het lot er dus soms uit, geduldig boven de markt hangend.

Talmend, z’n zet.

Door toedoen van Carl Joseph ziet zijn beste vriend Dermant zich genoodzaakt een duel aan te gaan. Beide schutters komen om, een sleutelscene in het boek, waarna Carl Joseph zich genoodzaakt ziet overplaatsing aan te vragen.

De ontwikkelingen drijven vervolgens traag maar onmiskenbaar naar het einde van het Habsburger Rijk en de Trotta’s en rond pagina 400 naar het begin van de Eerste Wereldoorlog. Net als Carl Joseph zijn vader heeft verteld dat hij het leger zal verlaten, begint de oorlog.

En gaat hij toch terug.

Dit was de oorlog waarop hij zich al als zevenjarige had voorbereid. Het was zijn oorlog, de oorlog van de kleinzoon. De dagen en de helden van Solferino keerden terug

Vanaf dat moment gaat de rivier van gebeurtenissen in een stroomversnelling. Waar al die tijd angstvallig op was gewacht, voltrekt zich ineens in een razend tempo, alsof de tipping point was geraakt en het complex systeem nu met een luide zucht in zou storten, waarschijnlijk door niets meer te stoppen.

Verder verklap ik niets.

Eindoordeel

Radetzkymars is een mooi boek dat thuishoort in mijn nog te vormen rijtje van 100 beste boeken. De gelijkenis met het verhaal van de Tijgerkat en het instortende koninkrijk van Sicilië is treffend. Roth heeft net zo’n intrigerend verhaal gecomponeerd over de starre relaties tussen vaders en zonen in een overbodig geworden systeem, waar eer belangrijker is dan logica en afkomst bepalender is dan competentie.

Hoe het heurt boven hoe je het wilt.

Maar Roth doet dit alles met barmhartigheid. Ondanks het gedrag van de Trotta’s, soms te slap en dan weer te star, blijf je sympathie voor ze houden. Het effect daarvan is dat je nergens denkt dat het hun eigen schuld is, nergens voel je een lekker puh. Niet eens bij de Keizer, zeker niet na zijn monoloog in hoofdstuk 15.

Carl Joseph krijgt in zijn tienerjaren een geheime relatie met mevrouw Slama, de echtgenote van de Wachtmeester. Als ze plotseling overlijdt is hij zwaarder geraakt dan hij dacht. Zijn vader neemt hem als troost mee naar Wenen om te winkelen. Daar krijgt Carl Joseph een zilveren sigarettenkoker met opschrift. “In periculo securitas. Je vader.” Vrij vertaald als de veiligheid in het gevaar. Een omineus cadeau. Tekening is uit het boek en van Jan Vanriet

Zoals Roth het beschrijft erft iedereen ook maar zijn plekje in een systeem dat ie zelf niet verzonnen heeft en moet je er maar het beste van zien te maken. Zoals de handelaren in het stadje waar Carl Joseph wordt gelegerd, mooi getypeerd als een onmiskenbaar fragiel systeem.

De handelaren in deze streek leefden eerder van toeval dan van berekening, meer van het onberekenbare lot dan van zakelijk inzicht, en elke handelaar was te allen tijde bereid de koopwaar aan te nemen die de voorzienigheid hem op dat moment leverde en ook om koopwaar te verzinnen als God hem er geen had doen toekomen

Kennelijk is iets wat ooit een goed idee was op zeker moment uitgewerkt. Wat overblijft is de melancholie naar het moment dat het idee nog wel goed was en je daar dan, misschien net iets te lang, aan vast willen klampen. Omdat je ook niet weet wat je anders moet doen. Ik denk dat dat het is waar de Radetzkymars over gaat. En dan ook nog in zo’n sublieme stijl geschreven, wat wil een mens nog meer.

Cijfer: 9

Zou ik de Radetzkymars bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Er komt zelfs een plank voor de top 100 waar deze als derde een plekje zal krijgen, na Brieven aan Camondo en De Tijgerkat.


Zoals gezegd heeft de Radetzkymars veel overeenkomsten met de Tijgerkat. Het zijn beiden schetsen van instortende koninkrijken. Niet zozeer over de feiten zelf, maar over de betekenis en het gevoel. Ook dit blog over ‘Beter wordt het niet’ gaat over de instorting van het Habsburger Rijk. De ‘Collapse of complex societies’ tenslotte raakt ook aan dit thema, maar dan wetenschappelijk, niet gezien vanuit de literatuur.

« Oudere berichten

© 2025 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑