Tag: Historie (Pagina 1 van 7)

Balk

Leestijd: 6 minuten

Na Leeuwarden en Dokkum is Balk onze derde stempelpost op het Elfstedenpad. Toen we er eenmaal waren wisten we niet zo goed meer waarom juist Balk het derde station werd. Maar ach, je moet er sowieso langs. En dit was toevallig een heel goed moment, zo bleek achteraf. Een bezoek met veel B’s.

Twee routes liepen we, rondom Balk. De eerste ging van Skouleane naar Balk, over zo’n 25 kilometer. Een mooie wandeling door de Friese Meren, waar door de hoge temperaturen alle muggen in één keer ontwaakten en zonder uitzondering op zoek gingen naar mensenvlees.

Uiteindelijk zijn we maar van het Elfstedenpad afgeweken en volgden omwegen buiten het bos om. Het voelde als de tocht van Michael Strogoff, de koerier van de tsaar, door het moeras met de duizend muggen.

Gelukkig was er een drogist in Balk, met muggenwegjaagspul. Dat we daarna natuurlijk niet meer nodig hadden. Maar nu wel in onze rugzak zit voor een volgende keer. Je weet maar nooit.

De tweede route had een lengte van zo’n 23 kilometer, tussen Jutryp en Balk. Die dag was het warm, tegen de 30 graden en liepen we in een recht stuk tussen de weilanden door. Gelukkig was daar onderweg Woudsend, een leuk plaatsje met een terras aan de Welle waar net een tafeltje vrij kwam toen wij er langs liepen.

Dat was ook het enige tafeltje dat vrij kwam. Veel terrassen waren er daar niet, onder andere vanwege personeelsgebrek is er veel dicht op maandag en dinsdag. Niet alleen op Woudsend trouwens. Iets om rekening mee te houden tegenwoordig.

Het tekort leverde wel schitterende taferelen op van boze bejaarden die elkaar bevochten, nadat ze met pijn en moeite hun bootje aan de kant hadden gekregen.

“Ik zag deze tafel het eerst.”

We hadden er met gemak een hele middag door kunnen brengen. Maar we moesten door, naar Balk, om een wedstrijd van het Nederlands elftal op TV niet te missen. Overigens hopeloos verloren tegen Oostenrijk, bleek achteraf. Soms maak je je druk om niets. Misschien wel vaker dan je denkt.

Balk, het dorp

Balk is een lintdorp langs de Luts. Het is ooit ontstaan naast een grote balk die daar over het riviertje was gelegd. Het openbare leven speelt zich nog steeds grotendeels af langs dat watertje, dat uitkomt op het Slotermeer. Daar is een haven voor plezierjachten en een geweldig terras dat over het meer uitkijkt.

Restaurant Teernstra zie je op de linkerfoto. Als je er op klikt wordt ie groter. Prima keuken met een uitgebreide bierkaart. De andere twee foto’s geven een indruk van de straat langs de Luts.

Brug, open of dicht

Veel bruggen, daar in de Friese Meren. Die allemaal geregeld dicht gaan om bootjes door te laten. En inderdaad, dicht. Omdat een brug namelijk is gemaakt om overheen te gaan, is hij dicht als dat niet kan. Weliswaar kunnen de bootjes er dan langs, maar dat maakt hem niet open. Links de brug in Balk, open. En rechts die bij Woudsend, dicht.

En hieronder: hoe een dichte brug opent. Zen TV.

Breedzicht, overal

Weidse blikken genoeg weer, onderweg. Veel breedzicht. Links zie je het uitzicht bij Oudemirdum en het Jolderenbos. In het midden het Slotermeer. En rechts de weilanden rondom Balk. Met de only cloud in the village.

Bier, craft

Us Heit is een craft bierbrouwer uit Bolsward met een mooi assortiment. Ik dronk het Twels amber, een moutig roodbier, lekker. Brouwdok doet z’n ding in Harlingen en verblijdt ons andere met deze lichte Blond. Tegen IPA aan, maar dan wel heel beleefd. En als er Orval is, drink dan Orval. Bierregel 1 is dat.

Beeldjes, op sokkel

Balk is bekend door Herman Gorter, wiens opa predikant was in Balk. Het plaatsje inspireerde Gorter tot één van Nederlands bekendste gedichten: Mei. Het linkerbeeldje is van Gorter en staat in een zijstraatje in Balk.

    Een nieuwe lente en een nieuw geluid
Ik wil dat dit lied klinkt als het gefluit
Dat ik vaak hoorde voor een zomernacht
In een oud stadje, langs de watergracht.

Pietsje is een beeld van Evert van Hemert dat tegenover het museum van Sloten staat. Overigens is Sloten ook zeer de moeite waard om te bezoeken. Het beeld rechts staat voor het Karmelietenklooster in Woudsend.

Bidhuis, oud

Ook in de Friese Meren floreert het ondergrondse kerkjes rizoom. Links in Oudemirdum, midden is de Vaste Burchtkerk in Wijckel en rechts de Heilige Fredericuskerk in Sloten.

Boom, alone

Wat ook opviel, mede dankzij het breedzicht: de vele Boom alone. Een oud project dat een beetje in slaap is gesukkeld. Als je gaat zoeken vind je deze drie bij Ypecolsga, Oudemirdum en Wijckel. Achter deze link vind je er nog veel meer uit allerlei plaatsen en plekken.

Bricolage, met B

Het was geen vooropgezet plan met al die B’s rond Balk, het ontstond gewoon. Emergentie is niet alleen een kenmerk van complexe systemen, blijkt. Post Sloten roept bij mij als oud commandant van brandweer Schiphol een hele andere associatie op, daarom ging hij op de foto. De boerderij is in Hommerts en de bibliotheek staat bij Woudsend.

Bloemen, geel

Tot slot de bloemen. Dokkum kreeg de paarse bloemen en Balk de gele. Gewoon omdat het kon. Ik heb niet opgezocht hoe de bloemen heten, maar ze zitten vast tussen al deze bloemen uit het project Bloem aan de wandel.

Ondertussen zitten we op ruim een derde van het Elfstedenpad. Het zijn stuk voor stuk mooie wandelingen en er is ook meer dan genoeg omheen te doen. Alleen opletten met die maandagen en dinsdagen dat veel horeca gesloten is, ook in het seizoen.


De eerste route van het Elfstedenpad liepen we rondom Leeuwarden. In dat blog vind je tevens de linkjes naar de andere routes.

Dokkum

Leestijd: 7 minuten

Dokkum is de tweede stad van het Elfstedenpad die we aandeden. Een gezellig plaatsje waar het goed toeven is. Met een lange historie, die je terugziet in de vele monumentale gebouwen.

Het stramien rondom Dokkum volgde precies dat van de wandelingen in Leeuwarden. Reizen, hotel, boel verkennen, boek lezen, happie, meer boek lezen, slapen en lopen. En dat dan twee keer.

Net als in het blog over het Zuiderzeepad, het Waddenwandelen en de eerste route van het Elfstedenpad schets ik hier vooral een impressie van wat we onderweg tegen kwamen. Er staat weinig specifieke info over de wandelroutes zelf in. Die kun je namelijk makkelijk terugvinden in het gidsje.

De eerste route ging van Damwoude naar Miedum over zo’n 25 km, de tweede van Damwoude naar Dokkum. Die kwam uit op 23 km. Mooie afstanden dus. Daar hadden we toevallig prima weer bij. Gezien de overvloedige regenval de maanden ervoor hadden we er eerst nog een hard hoofd in, maar het viel alleszins mee.

Nattigheid

Zie hier maar eens. Waar heel Nederland gebukt ging onder plensbuien, zaten wij op het terras, tussen een niet onaanzienlijke golf grijze geitebreiers. Met ook veel Duitsers, zo viel op, die ergens met hun bootje lagen. Ondanks de mooie dagen waren de paden nog steeds uitgesproken nat. Veel plassen en veel slakken. Allebei glibberig.

Als je op de foto’s klikt, worden ze groter.

Gerstenattigheid

Dokkum beschikt over een prima eigen brouwerij, Bonifatius 754. Ze brouwen er met water uit de Bonifatiusbron, die naar overlevering zou zijn ontstaan toen het paard van Bonifatius op de grond stampte. Waarna er zoet water omhoog vloeide.

De bieren van Bonifatius die ik had waren redelijk laag in alcohol en smaakten mede daarom allemaal lekker fris. In het Wadwit zit ook zeewier en wat citroen, de Maerte Saison was gekruid met steranijs en het gerstemout gerookt op eikenhout. Uiteindelijk vond ik die het lekkerste.

Dokkum

Dokkum is zoals gezegd een oud stadje dat in 1298 stadsrechten kreeg. Lange tijd was er een open verbinding met de Waddenzee, reden waarom de Admiraliteit er in 1597 zijn intrek nam. Niet voor lang overigens, in 1644 vertrokken ze alweer naar Harlingen.

Wij waren getuige van een prachtige zonsondergang, zoals je hierboven kunt zien. Het gebouw rechts is het Stadhuis van Dokkum.

Hierboven zie je molen De Hoop. Met daarnaast een van de kanonnen die geplaatst staan op de oude vestingwallen van de stad. De linkerfoto beneden laat wat oude gebouwen van de Admiraliteit zien aan het Grootdiep. De middelste is genomen aan het Baantjebolwerk en rechts zie je de Martinuskerk.

Vergezichten

Net als rondom Leeuwarden waren er grootse vergezichten te bewonderen. Friesland is een weidse provincie met veel ruimte en lange rechte paden. Zo wordt je vanzelf een Friese doorloper. Links bij Driesum (met heel veel slakken, het was net een glijbaan), in het midden Roodkerk en rechts Wouterswoude.

Water

Wat mij nog nog het meeste opvalt aan het Elfstedenpad: er is weinig water onderweg. Klunen moeten we, en veel. Toevallig hier bij Driesum (links en midden) en Petsleat was er wel een vaart. Maar er waren vooral vergezichten en grasland.

De eenzame speeltuin

Vlakbij Rinsumageest ligt het Eeltsjemar, een meer van zo’n 100 hectare dat ontstaan is door zandwinning. Sinds 1997 is er ook ruimte ingericht voor dagrecreatie.

Veldjes om op te liggen, voetballen en spelen. Alleen was er helemaal niemand toen wij er langs liepen; er was alleen een eenzame speeltuin. Wel met prima picknickbankjes om aan te lunchen. Dus dat kwam dan weer goed uit.

Ook onderweg

Eén van de leuke dingen van wandelen is dat je onderweg van alles tegenkomt. Onverklaarbare borden, achtergelaten sokken in het bos en heel veel minibiebs. Hieronder zie je het bruggetje bij Oudkerk en de kruiwagen van Klaas Snoek. Jazeker. Sowieso een goede plek om eens te bezoeken, Oudkerk.

Paarden

Wat ook opviel onderweg: er waren veel paarden, heel veel paarden. Wij nog kijken of Hans Teeuwen ook ergens rondliep, maar die was nergens te bekennen. Dat was voor de paarden wel zo goed, eigenlijk.

Jaahahaaa!
Weet u waar ik heel erg van hou?
Van paarden!
Ik hou heel erg van paarden! Ik hou van dikke paarden, dunne paarden, grote paarden, kleine paarden, maar ook van zwarte paarden met een witte punt op hun kop!
Ja, daar hou ik van.
En ik vind het altijd zo mooi met paarden, dat ze steigeren tegen de achtergrond van een ondergaande zon. Dat vin' ik mooi.

Gelukkig waren er drie paarden zo vriendelijk om even netjes te poseren. Want dat doen ze lang niet allemaal zo keurig.

Paarse planten

Nu we toch lekker in de ‘p’ zitten: er waren ook heel veel paarse planten. Nou ja, het waren bloemetjes natuurlijk, maar af en toe moeten de feiten wijken voor een goede beginrijm. Ik heb deze keer niet opgezocht wat voor bloemen het waren, dat heb ik hier al eens gedaan. Nu waren ze gewoon paars.

Kerken

Ook deze wandeling troffen we weer veel kerkjes onderweg, al dan niet op een terp. Hieronder zie je van links naar rechts die van Damwoude, Driesum en Oudkerk. Elk plaatsje heeft zo zijn eigen kerk, lijkt het wel, die opmerkelijk veel lijkt op die van het plaatsje iets verderop. Of zou er misschien een geheim ondergronds rizoom schuilen waar alle kerkjes aan ontspruiten?

Afsluiting by night

Alle wandelingen zijn leuk, maar sommigen zijn net iets leuker dan andere. Zoals bij Dokkum. Daarom deze afsluiting by night, van 18 juni 2024 om 23.03. Drie dagen voor de juniwende en het midzomerfeest, het was nog licht en in de lucht hing pret in petto. Als ik jou was zou ik er ook eens twee dagen gaan lopen.


De eerste route van het Elfstedenpad liepen we rondom Leeuwarden. In dat blog vind je tevens de linkjes naar de andere routes.

Schrijver zijn – Hilary Mantel

Leestijd: 7 minuten

Schrijver zijn is een bundel essays van Hilary Mantel dat postuum verscheen in februari 2024. Het zijn overpeinzingen, ervaringen en inzichten, staat er op de kaft. Dat dekt de lading volledig. Het inspireerde mij tot enkele overwegingen rondom zachte fragiliteit. Want ook dit soort boeken lezen we met de bril van Crisis Awareness op.

Als blogger ben ik ook schrijver, al zeg ik het zelf. Weliswaar staat wat ik typ niet op papier maar op een beeldscherm, het blijven woorden en zinnen die op de juiste manier achter elkaar gezet een verhaal vormen. Wat dan die juiste manier precies inhoudt is natuurlijk het grote schrijversgeheim. Dat laat zich pas vinden na goed zoeken. En dan soms nog niet.

Bijvoorbeeld door een schrijversblok.

Ik heb daarom een zwak ontwikkeld voor boeken over schrijven. Van schrijvers. Smachten naar tips, doe ik. Hoe wordt je nou echt goed?

Eigenlijk weet ik het wel. Je moet het gewoon doen, schrijven. Veel doen en elke keer weer een stukje beter. Zo nu en dan voeg je iets nieuws aan je repertoire toe dat je bij een ander hebt gezien, dat zal zich ongemerkt voegen in wat je eigen stijl is en daarna is ook dat onderdeel van jou. Precies daarom lees ik dus graag boeken over schrijven.

Zoals Schrijver zijn van Hilary Mantel. Ik kende haar als grote dame van de historische fictie, met name door haar trilogie over Thomas Cromwell aan het hof van Henry VIII. Ergens tussen 1500 en 1533. Al las ik dat nooit, niks van haar eigenlijk. Tot nu toe. Want dit kleine boekje had gelijk een grote aantrekkingskracht en na een paar bladzijden in de winkel was ik verkocht.

Wat een heerlijk boekje.

Ik houd mij als schrijver bezig met de herinnering, de persoonlijke en de collectieve, met de rusteloze doden die hun rechten opeisen

Kantoorartikelen

Schrijver zijn omvat veertien stukken over schrijven, kantoorboekwinkels, wissen en gummen en examenkoorts. Om maar eens wat onderwerpen te noemen, want Mantel gaat breed en diep tegelijk. Zo vertelt ze over het genot van online kantoorartikelen bestellen die vlekkeloos snel worden bezorgd. Waren de posterijen en de bezorgdiensten maar zo punctueel, verzucht ze met een hele grote knipoog.

Ze legt ook uit dat ze gebruik maakt van kaartenbakken om informatie over haar personages mee te rubriceren. Daarom is ze tegen opschrijfboekjes met een harde kaft. Alsof je lineair je invallen zou opschrijven, zo constateert ze in Schrijver zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Alle losse flodders en aantekeningen moet je los kunnen optekenen en daarna met goede knijpers bij elkaar halen als zelfstandige betekenisvolle verzamelingen. Rizomen, haast.

Maar ze schrijft ook over het gevoel van examenkoorts dat ze krijgt bij elke boekverkiezing. Het is één van de nadelen van schrijver zijn. Van haar hoeft dat allemaal niet zo. En ze vertelt over hoe diep je verstrengeld je kan raken met een personage uit het verleden, immer een sinds lang vervlogen geest.

Je hoeft niet in een leven na de dood te geloven om in geesten te geloven. De doden bestaan alleen bij de gratie van de levenden. Ze zijn wat wij van hen maken

Reith lezingen

Aansluitend aan dat eerste deel zit de grootste verrassing van Schrijver zijn: de transcriptie van de Reith-lezingen. De Reith lectures zijn door de BBC gestart in 1948 en vernoemd naar hun eerste directeur. Die vond dat de publieke omroep ook bedoeld was om het intellectuele en culturele leven te verrijken. Daarom is er jaarlijks op de radio een serie lezingen door een prominente figuur over een relevant onderwerp.

In 2020 was het de beurt aan Hilary Mantel en zij sprak over de rol van de geschiedenis in de huidige samenleving. Dat doet ze in vijf stukken, die dieper in gaan op wat het schrijven van historische non-fictie precies inhoudt. Met enkele gedenkwaardige observaties waarvan ik er hier een aantal zal overnemen.

Omdat ze gaan over de houdbaarheid van feiten, waarneming en waarheid. Ze zetten mij aan het denken over fragiliteit, één van de onderdelen van Crisis Awareness, waarna ik besefte dat er minimaal twee vormen van fragiliteit bestaan. Harde- en zachte fragiliteit. Van die harde fragiliteit ben ik trouwens nog niet zo zeker. Misschien is alle fragiliteit wel zacht. Daarover een andere keer meer.

Maar goed, zachte fragiliteit dus, ik zag het opeens als een vorm van drijfzand. Je denkt er op te kunnen lopen, maar je zakt er gewoon in weg. Het stond officieel te boek als pad, in ieder geval was dat wat je dacht, maar het blijkt een gat zonder bodem.

Een paar voorbeelden.

Verzonken dorp

In de jaren dertig van de vorige eeuw werd het dorpje Derwent in Derbyshire opgeofferd voor de aanleg van een spaarbekken, lees ik in Schrijver zijn. Het ging dus helemaal onder water. Maar bij laag water kwam de kerktoren weer aan de oppervlakte en kon iedereen hem zien uitsteken.

Foto van de kerktoren in 1946. In eerste instantie was de toren intact gelaten, maar op 15 december 1947 werd hij om veiligheidsredenen alsnog opgeblazen.

Alleen was dat niet zo, ontdekte Mantel later, dat vertelden de mensen elkaar maar. Want de kerk was al in 1947 opgeblazen. Mantel leerde er drie dingen van.

Ten eerste dat het verleden totaal kan verdwijnen. Ten tweede dat je je data moet controleren. En ten derde, dat een mythe niet hetzelfde is als een leugen, maar een waarheid die in symbolen en metaforen is vervat. Materieel gezien was Derwent verdwenen, maar spiritueel gezien bestond het nog altijd

Deze drie dingen zijn dus ook waar als je ongevalsonderzoek doet, organisaties adviseert of (veiligheids)beleid ontwikkelt. Om maar eens wat te noemen. Hoe robuust zijn je aanbevelingen in het licht van de zachte fragiliteit van Mantel?

Een ander mooi voorbeeld gaat over het bewerken van geschiedenis. Mantel legt uit dat gebeurtenissen zich maar één keer afspelen. Alles wat we er daarna over vinden is een bewerking, een verhaal, een interpretatie. Zonder dat zouden we het verleden ook niet eens kunnen begrijpen. Het verklaart ook waarom de geschiedenis zo vaak weer verandert. Wat we zien over vroeger is wat we zien in deze tijd.

Want iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op latere leeftijd

Marten Toonder

Dubbele ik

Wat vastgelegd is op film is al een inkadering. Wat niet werd gefilmd, ging verloren. Elke keer als je naar het nieuws kijkt, zie je hoe een spontaan verslag is omgebouwd naar een samenhangend geheel van oorzaak en gevolg. De onbewerkte gebeurtenis is geordend tot geschiedenis.

De meesten van ons leiden een bewerkt leven. In het besef dat we een geheim ik hebben, en in het besef dat ons geheime ik niet acceptabel is. En dus sturen we een persona om ons te vertegenwoordigen, om voor ons in de openbaarheid te treden. We hebben twee ikken, een voor thuis en een voor buitenshuis, een originele en een bewerkte

Nog eentje dan. Zonder verdere toelichting van mij.

Aan mensen die fictie schrijven over het verleden wordt altijd gevraagd naar eigentijdse parallellen, alsof alleen het heden het verleden bekrachtigt, alsof historische fictie een uitzonderlijke lastige en bewerkelijke vorm is van journalistiek bedrijven. Maar het verleden is geen repetitie, het is de voorstelling zelf. Onze voorvaderen waren niet ‘wij’ in een onderontwikkelde vorm

Marten Toonder voor kasteel Bommelstein in Nederhorst den Berg, 12 oktober 1973. Zijn tekenstudio’s waren daar lange tijd gehuisvest. Foto Anefo / ANP

Net zoals het verleden geen repetitie is van het heden, is het heden geen herhaling van het verleden. Parallellen zijn geen voorspellers.

Eindoordeel

Ik schreef het al, wat een geweldig boekje. Mooi geschreven, met wijsheid, humor en inzicht. Mantel bewijst ermee dat ze echt die grote dame uit de historische literatuur is en meer dan dat. Ze is een scherp observator. Overal kritisch maar nergens dogmatisch. Hopelijk worden al die 97 aantekenboekjes uit de houten kist nog eens uitgegeven.

Ik ga uit van het principe dat er niet zoiets bestaat als mislukt werk, alleen werk dat tijdelijk is stilgelegd, en dat er niets is dat ik niet wil zeggen, dat er alleen dingen zijn die ik nog niet gezegd heb

Kom maar op, ook die willen we horen.

Cijfer: 9,5

Zou ik ‘Schrijver zijn’ bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja, dit boek moet regelmatig worden herlezen. Wat een rijkdom aan inzichten. Ik heb ‘Voorbij het zwart’ inmiddels ook aangeschaft. Er moet meer Mantel gelezen worden.

Nog één citaatje dan. Omdat ie zo mooi is.

Net als in de journalistiek gaat het bij fictie om feiten en ideeën, maar ook om beeldspraak, symboliek en mythen. Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit

Radetzkymars – Joseph Roth

Leestijd: 6 minuten

Radetzkymars is één van de beste boeken van Joseph Roth. Het is een imposant verhaal over de familie Trotta, die net zo snel weer in de vergetelheid raakte als zij was opgeklommen. Dat het familiedrama vrijwel parallel verloopt aan de instorting van het Habsburgse Rijk is natuurlijk geen toeval.

Joseph Roth was een journalist en schrijver uit Galicië, een landstreek die tegenwoordig in Oekraïne en Polen ligt. Hij werd er geboren in het stadje Brody, op 2 september 1894. Tijdens zijn studie besloot hij vrijwillig dienst te nemen in het Habsburgse leger en vocht vanaf 1916 aan het oostfront. Na de oorlog vertrok hij naar Wenen en schreef er voor diverse kranten, wat hij later voortzette in Berlijn.

Sowieso was Roth een globetrotter; hij woonde onder andere in Parijs, Wilna, Lemberg, Warschau, Wenen, Salzburg, Brussel en Amsterdam. Alleen was dat lang niet altijd uit vrije keus, omdat hij als jood vanaf 1933 niet meer in Duitsland wilde zijn. Dat was overigens in 1932 nog niet aan de orde, toen Roth de Radetzkymars schreef voor de Frankfurter Zeitung.

Daar verscheen het als feuilleton in die krant, tussen 17 april en 9 juli 1933, zo lees ik in het voorwoord van Geert Mak. Radetzkymars wordt als boek in september van dat jaar uitgegeven en is gelijk een succes. Er verschijnen vier drukken vlak achter elkaar en Roth is van zijn geldzorgen af.

Maar niet voor lang. Op 30 januari 1933 werd Hitler kanselier van Duitsland en na de brand in de Rijksdag had hij vrijwel onbeperkte macht. Roth vertrekt daarop naar Parijs, wat hij afwisselt met Amsterdam. Hij raakt uiteindelijk zwaar aan de drank, altijd al zijn achilleshiel, en overlijdt in Parijs op 27 mei 1939.

Trotta

De Trotta’s waren een jong geslacht. Hun stamvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waar hij vandaan kwam – werd zijn adellijke titel. Het lot had hem voorbestemd tot een heel bijzondere daad. Maar door eigen toedoen raakte hij in later tijden in de vergetelheid.

Zo is de beginzin van de Radetzkymars. Een alinea die eigenlijk het hele boek wel samenvat. De oerTrotta had per toeval het leven gered van de Keizer tijdens de slag bij Solferino en was als dank daarvoor in de adelstand verheven tot kapitein Joseph Trotta van Sipolje.

In deze uitvoering van de Radetzkymars zie je ook veel beelden van hoe de legers er toen uitzagen. Ik vond het zelf wel illustratief voor wat Roth beschrijft.

Als de kapitein er, weer bij toeval, achter komt hoe zijn daad in de geschiedenisboeken terecht is gekomen is hij verontwaardigd. Op die manier is het volgens hem niet gegaan.

Daarna doet hij er van alles aan om het echte verhaal in de boeken te krijgen. Tevergeefs. Zelfs de Keizer, die hem nog wel te woord wil staan, steekt geen vinger uit. Teleurgesteld trekt Trotta  inmiddels majoor, zich terug uit het leger op zijn buitenhuis. Als ridder der waarheid, schrijft Roth, waar later niemand een traan om moest laten op zijn begrafenis. Ook zijn zoon Franz niet.

Zoon Franz zien we in het tweede hoofdstuk terug als het districtshoofd, waar hij een zeer gedisciplineerd leven leidt met zijn zoon Carl Joseph. In tegenstelling tot Franz is Carl Joseph wel het leger in gegaan, zij het niet als vrije keuze. Eigenlijk wil hij er weer uit, maar durft dat niet tegen zijn vader te zeggen.

Die spanning, tussen niet willen, niet kunnen en toch moeten, hangt als een sluier over alle gebeurtenissen heen. Als een vloek van de familie; succes is net zo goed een last, leren we in de Radetzkymars. Zo ziet het lot er dus soms uit, geduldig boven de markt hangend.

Talmend, z’n zet.

Door toedoen van Carl Joseph ziet zijn beste vriend Dermant zich genoodzaakt een duel aan te gaan. Beide schutters komen om, een sleutelscene in het boek, waarna Carl Joseph zich genoodzaakt ziet overplaatsing aan te vragen.

De ontwikkelingen drijven vervolgens traag maar onmiskenbaar naar het einde van het Habsburger Rijk en de Trotta’s en rond pagina 400 naar het begin van de Eerste Wereldoorlog. Net als Carl Joseph zijn vader heeft verteld dat hij het leger zal verlaten, begint de oorlog.

En gaat hij toch terug.

Dit was de oorlog waarop hij zich al als zevenjarige had voorbereid. Het was zijn oorlog, de oorlog van de kleinzoon. De dagen en de helden van Solferino keerden terug

Vanaf dat moment gaat de rivier van gebeurtenissen in een stroomversnelling. Waar al die tijd angstvallig op was gewacht, voltrekt zich ineens in een razend tempo, alsof de tipping point was geraakt en het complex systeem nu met een luide zucht in zou storten, waarschijnlijk door niets meer te stoppen.

Verder verklap ik niets.

Eindoordeel

Radetzkymars is een mooi boek dat thuishoort in mijn nog te vormen rijtje van 100 beste boeken. De gelijkenis met het verhaal van de Tijgerkat en het instortende koninkrijk van Sicilië is treffend. Roth heeft net zo’n intrigerend verhaal gecomponeerd over de starre relaties tussen vaders en zonen in een overbodig geworden systeem, waar eer belangrijker is dan logica en afkomst bepalender is dan competentie.

Hoe het heurt boven hoe je het wilt.

Maar Roth doet dit alles met barmhartigheid. Ondanks het gedrag van de Trotta’s, soms te slap en dan weer te star, blijf je sympathie voor ze houden. Het effect daarvan is dat je nergens denkt dat het hun eigen schuld is, nergens voel je een lekker puh. Niet eens bij de Keizer, zeker niet na zijn monoloog in hoofdstuk 15.

Carl Joseph krijgt in zijn tienerjaren een geheime relatie met mevrouw Slama, de echtgenote van de Wachtmeester. Als ze plotseling overlijdt is hij zwaarder geraakt dan hij dacht. Zijn vader neemt hem als troost mee naar Wenen om te winkelen. Daar krijgt Carl Joseph een zilveren sigarettenkoker met opschrift. “In periculo securitas. Je vader.” Vrij vertaald als de veiligheid in het gevaar. Een omineus cadeau. Tekening is uit het boek en van Jan Vanriet

Zoals Roth het beschrijft erft iedereen ook maar zijn plekje in een systeem dat ie zelf niet verzonnen heeft en moet je er maar het beste van zien te maken. Zoals de handelaren in het stadje waar Carl Joseph wordt gelegerd, mooi getypeerd als een onmiskenbaar fragiel systeem.

De handelaren in deze streek leefden eerder van toeval dan van berekening, meer van het onberekenbare lot dan van zakelijk inzicht, en elke handelaar was te allen tijde bereid de koopwaar aan te nemen die de voorzienigheid hem op dat moment leverde en ook om koopwaar te verzinnen als God hem er geen had doen toekomen

Kennelijk is iets wat ooit een goed idee was op zeker moment uitgewerkt. Wat overblijft is de melancholie naar het moment dat het idee nog wel goed was en je daar dan, misschien net iets te lang, aan vast willen klampen. Omdat je ook niet weet wat je anders moet doen. Ik denk dat dat het is waar de Radetzkymars over gaat. En dan ook nog in zo’n sublieme stijl geschreven, wat wil een mens nog meer.

Cijfer: 9

Zou ik de Radetzkymars bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Er komt zelfs een plank voor de top 100 waar deze als derde een plekje zal krijgen, na Brieven aan Camondo en De Tijgerkat.


Zoals gezegd heeft de Radetzkymars veel overeenkomsten met de Tijgerkat. Het zijn beiden schetsen van instortende koninkrijken. Niet zozeer over de feiten zelf, maar over de betekenis en het gevoel. Ook dit blog over ‘Beter wordt het niet’ gaat over de instorting van het Habsburger Rijk. De ‘Collapse of complex societies’ tenslotte raakt ook aan dit thema, maar dan wetenschappelijk, niet gezien vanuit de literatuur.

Als een ramp ons raakt

Leestijd: 6 minuten

‘Als een ramp ons raakt’ is niet alleen de rampengeschiedenis van Berthold Gersons, maar ook die van Nederland in de afgelopen dertig jaar. Rampen vergroten uit hoe we met onze emoties en met elkaar omgaan, schrijft hij in de inleiding. Alle reden dus om dit boek te lezen.

Een paar weken geleden las ik op LinkedIn een mooie recensie van Menno van Duin, de lector Crisisbeheersing aan het NIPV, over het nieuwe boek van Berthold Gersons, Als een ramp ons raakt. “Klinkt als een boek dat niet in mijn boekenkast mag ontbreken”, reageerde ik. En inderdaad, daar staat ie nu, gelezen en wel.

In zo’n 160 bladzijden bespreekt Gersons zes grote rampen die hij als psychiater en trauma-expert van dichtbij meemaakte. Dat maakt het een persoonlijke getuigenis, een inkijkje in zijn leven en dat van de mensen die hij tijdens hun nood ontmoette en probeerde te helpen. Het maakt het vooral ook een menselijk boek.

Als een ramp ons raakt

Van een empathisch mens. Ik volgde zijn workshop op het congres over de Veerkracht van Nederland en was onder de indruk van zijn reflexiviteit. Die vind je ook terug in zijn boek. Het is daarom een aanrader voor iedereen die op één of andere manier bij de rampenbestrijding betrokken is. Want je krijgt altijd te maken met de kwesties die Gersons beschrijft in ‘Als een ramp ons raakt’.

Belevingen

De Bijlmerramp komt als eerste voorbij, daarna de vliegramp op Faro en de Vuurwerkramp. Gevolgd door de brand in het Hemeltje, de MH17 en Corona.

Bij een aantal van deze gebeurtenissen speelde ik zelf een rol of zat ik er dicht bovenop. Eigenlijk had ik alleen met Volendam weinig te maken.

Bij alle andere rampen dacht ik tijdens het lezen regelmatig aan mijn eigen ervaringen en concludeerde dat, als ik zo’n boek had geschreven, het er heel anders had uitgezien.

Alhoewel het min of meer over dezelfde gebeurtenissen zou zijn gegaan. Dat illustreert nog maar eens waarom er vaak zulke verschillende belevingen zijn bij rampen en grote incidenten. Omdat iedereen er op zijn eigen manier inzit, met zijn eigen voorgeschiedenis en eigen emoties. Hoe groter en chaotischer, hoe minder overeenkomst er zal zijn.

Dat wordt nog wel eens vergeten in het echt, ook door journalisten. Dankzij de storytelling hype die door de kranten en nieuwsprogramma’s waait, wordt de caleidoscoop aan verschillende verhalen en belevenissen alleen nog maar gefragmenteerder.

Niet in het minst door talkshows overigens, waar het belangrijker is een heftige mening te ventileren dan verbinding te zoeken. Dat komt de traumaverwerking allemaal niet ten goed.

Goed.

Wat haalde ik uit ‘Als een ramp ons raakt’? Voor een gedetailleerde bespreking adviseer ik je te googelen op ‘Menno van Duin Gersons’ en dan vind je gelijk zijn uitstekende bespreking. Ik ga dat hier niet over doen.

Monument voor de brand in het Hemeltje, Volendam

Ik wil wel een aantal fenomenen benoemen die ik meende te herkennen dankzij het boek van Gersons. Die liggen meer op veerkracht dan op trauma, alhoewel die twee natuurlijk nauw met elkaar samenhangen.

Veerkracht

Ik zag de volgende punten.

  • Een samenleving kan het omgaan met grote rampen verleren. Ik checkte nog eens hoeveel rampen van enige omvang er kort aan de Bijlmerramp vooraf zijn gegaan, maar erg veel vond ik er niet. Althans niet in Nederland, check het Museum of Accidents maar eens. Het kan veel completer, zoals op deze Wikipedia pagina, maar die vinden alles een ramp. Je moet ook niet overdrijven. Stelling 1: een samenleving kan de ervaring om met rampen om te gaan, verliezen.
  • Dat is precies wat er volgens mij bij de Bijlmerramp aan de hand was. Niemand wist meer wat normaal was in het abnormale. Dan worden er fouten gemaakt, onhandige opmerkingen geplaatst en leidt gedoe tot nog meer gedoe, steeds verder van de redelijkheid af. En wordt er bewust gestookt door op het oog eerbiedwaardige personen. Het wordt al met al een complex adaptief systeem; alles reageert op elkaar.
  • Vanaf 1990 startte het fenomeen Talkshow op de Nederlandse televisie. Met Barend & Van Dorp. Wat dat betekent voor de rampenbestrijding en crisismanagement werd toen voor het eerst aan levende lijve ondervonden. Het was geen soepele start, zal ik maar zeggen; werd de complexiteit nog groter.
  • Dat het ook anders kan liet Volendam zien. Een hechte gemeenschap die door de eeuwen heen gewend was om mensen te verliezen op zee, lees ik in Als een ramp ons raakt. Daaromheen waren rituelen ingericht, ook voor hen die niet meer werden teruggevonden. Volendam wist nog wat te doen. Zij hadden wel ervaring. Schaal doet er dus toe, als het gaat om ervaring hebben. Volendam had dat wel, Nederland niet. Stelling 2: zorg voor rituelen.
  • Soms zijn rampen ook triggerincidenten. Ze leggen bij toeval een andere crisis bloot die er toch al was. Zoals bij de Bijlmer, in dit blog ga ik er dieper op in. Er was dus geen ramp na de ramp, maar een crisis én een ramp. En die ramp werd later ook nog eens een crisis. Waren er opeens minimaal twee crises. Of er nog meer waren heb ik niet uitgezocht
Bijlmerramp. Foto ANP
  • Een veerkrachtige samenleving weet dus dat een ramp kan plaatsvinden, weet wat er moet gebeuren en doet dat ook. De inwoners weten dat ze soms pech hebben en meestal geluk. En dat de samenleving hen ondersteunt die pech hebben. Want misschien ben jij de volgende. Dat is wat solidariteit is en wat je soms een handje moet helpen, als bestuur. Omdat Nederland nu eenmaal niet is als Volendam.
  • De MH17 heeft laten zien hoe het ook kan. Eigenlijk zou het altijd zo moeten gaan. Regel vergoedingen, compenseer ruimhartig. Wees niet bevreesd voor het ten onrechte wel uitkeren van vergoedingen, maar wel voor het omgekeerde: het ten onrechte niet uitkeren. Maak een monument. Erken dat het een ramp is. En sluit het af, als dat kan. Maar blijf herinneren. Want ervaring moet je vast zien te houden. Stelling 3: zorg voor een goed vangnet en wees solidair. Iedereen heeft plek in Team Nederland bij een ramp.
  • En doe iets met de schuldvraag. Maar houdt dat uit de buurt van de hulpvraag. Vermeng die twee niet. Stelling 4: rampen gaan wel over schuld. Maar ook over vergeving. Lees maar eens dit stuk over Catharsis na Corona.
  • Een samenleving kan ook vergeten wat een oorlog is. Volgens mij zitten daar dezelfde processen achter als met rampen. Stelling 5: we leven in een tijd van unpeace. We moeten dus antinaïef worden.

Eindoordeel

Sommige boeken zijn goed omdat ze je iets nieuws leren, andere boeken zijn goed omdat ze je iets leren wat je eigenlijk al wist, maar nog niet op die manier. Dat laatste had ik bij ‘Als een ramp ons raakt.’ Het zette continu denkradartjes in beweging die anders nog stil hadden gestaan.

Het resultaat zie je onder het kopje ‘veerkracht’ hierboven. Dat maakte het voor mij een betekenisvol en krachtig boek. Ik denk dat iedereen uit het veld van crisismanagement en rampenbestrijding ‘Als een ramp ons raakt’ zou moeten lezen. Kijken wat het bij jou in beweging zet.

Cijfer: 8,5

Zou ik ‘Als een ramp ons raakt’ bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Op het plankje van het Museum of Accidents (ja, dat heb ik).

Brandweermonument op schrift

Leestijd: 4 minuten

Brandweermonument op schrift is een herdenking in woorden. Niet alleen via dit ene blog, ook samen met de zeven andere die ik in de loop der jaren schreef. Het is een veelheid, een multiplicity. Daarmee is mijn brandweermonument weliswaar af, maar niet klaar. Want de herinnering blijft. Ook op schrift.

Elke tekst is een momentopname, zo ook dit brandweermonument op schrift. Je begint ergens met schrijven, meestal bij datgene wat het meeste aandringt. Gedachten zijn wat dat betreft net als kinderen die strijden om aandacht.

En nee, gedachten die vragen worden niet overgeslagen. Want daar zit de drive, de energie. Die wil je gebruiken om iets te maken.

Daarna ga je rijgen, eerst woorden dan zinnen, tot het magische moment dat de tekst zichzelf begint te schrijven. Met mij als de scribent van dienst.

Toch is dat bij dit monument een beetje anders. Want welke gedachte zich ook als eerste opdringt, in het geheel zal altijd iets zitten van de Motorkade, Harderwijk, de Vuurwerkramp en de Koningkerk.

Omdat ik daar bij was, als lid van het Begrafenis Bijstandteam.

En omdat het mijn eigen herinneringen zijn. Hoe onbetrouwbaar ook, dat is wat ik er nog van weet en, misschien net zo belangrijk, nog van wil weten. Want herdenken is een soort vergeten, je onthoudt alleen dat wat belangrijk voor je is.

Monument in het echt

Er is ook een fysiek brandweermonument. Mijn teksten zijn daar een aanvulling op, een toevoeging. Je kunt ze los van elkaar zien maar ook als een geheel, samen met alle andere teksten die er over herdenken bij de brandweer zijn gemaakt. De stukken over het Brandweerveld van eer en de Ereboog van Veenhuizen schreef ik rondom de opening van het fysieke monument.

Ongeveer 17 jaar geleden vroeg het ministerie van BZK aan de stichting Impact om een visiedocument op te stellen over een nationaal brandweermonument, naar analogie van de Tuin van bezinning die voor de politie was ingericht. Tot dat moment regelden korpsen hun herdenking zelf, zoals ik beschrijf in Monument.

Het resultaat van het onderzoek werd vastgelegd in een groot boek, dat nog steeds in mijn boekenkast staat.

Indertijd was ik naast commandant van brandweer Schiphol ook nog lector Brandweerkunde. Ik was één van de mensen die werd geïnterviewd. Dit was wat ik er toen onder andere over zei:

We moeten jaarlijks stil staan bij de collega’s die zijn omgekomen, een soort nationale brandweer herdenkingsdag. Een dag waar veel brandweermensen uit het hele land bij elkaar komen. Een landelijk monument (..) moet ook de eenheid van de brandweer onderstrepen. Je zou als brandweerman op die plaats moeten ervaren dat je onderdeel bent van een groter geheel, dat je iets gezamenlijks hebt dat je daar, bij het monument, met elkaar kunt delen.

eigen citaat uit het visiedocument

En zo denk ik er nog over, al zou ik nu overal spreken over brandweermensen, niet alleen in de derde zin maar ook in de vijfde.

De vorm die het nationale brandweermonument uiteindelijk heeft gekregen vind ik passend. De combinatie van een centrale ceremonie in Arnhem met de rituelen op de kazernes doet recht aan de brandweer als geheel.

En aan allen die sneuvelden tijdens repressie.

Daarnaast heb ik in de loop van de tijd mijn eigen brandweermonument op schrift ingericht. In acht blogs, inclusief deze wandergids die de boel verbindt. Acht herinneringen uit verschillende momenten in mijn leven, waarop ik terugkeek naar de fatale ongevallen die ik van dichtbij had meegemaakt.

Over twaalf mannen voor wie een brandweeruitruk hun laatste daad in dit leven bleek. Voor hen schreef ik dit laatste stuk.

Brandweermonument op schrift

Herdenken is ook een vorm van denken.

Soms zeggen mensen dat ze ergens geen woorden voor hebben, als er iets groots en heftigs is gebeurd. Voor hen maakte ik dit Brandweermonument op schrift. Als er een beginnetje is gemaakt, komen je eigen woorden vanzelf.

Door associaties. Automatisch.

Dan nog is het niet altijd makkelijk. Maar weet dan dat kleine woorden genoeg zijn, gewone woorden van mensen zoals jij en ik. Je hebt eigenlijk geen grote woorden nodig. Nooit eigenlijk.

Alhoewel grote woorden soms ook best leuk kunnen zijn. Je moet alleen goed weten wanneer je ze niet gebruikt. Dat is het belangrijkste.

Bij een brandweermonument op schrift heb je ze niet nodig. Daarom schreef ik dat herdenken een vorm van denken is.

De tranen van de brandweer. Tekening Wendy Kiel.

Het is ook een viering, las ik ergens, we vieren een herinnering zonder feest. Een herinnering aan een gebeurtenis waar mensen bij waren; mensen waar we om geven, mensen waar we van houden.

Of waar mensen herdenken die je wilt steunen, waar je gezamenlijkheid wilt ervaren en uitdragen, je onderdeel bent van een groter geheel.

De brandweer.

We noemen hun namen, alle twaalf, opdat we ze niet vergeten.

In mijn brandweermonument op schrift.

Dag Bert, Joan en Rob, dag Erik en Harm, dag Paul, Hans, Theo en Gerard, dag Douwe, Ben en Renz.

Dag.


Deze vierde wandergids verbindt de zeven blogs met elkaar die ik schreef over herdenken en monumenten bij de brandweer. Ik beschouw ze als één geheel, één brandweermonument op schrift.

De stemmen van Tsjernobyl

Leestijd: 9 minuten

De stemmen van Tsjernobyl is een bespreking van het boek ‘Wij houden van Tsjernobyl’ van Svetlana Alexijevitsj’. De blogtitel doet veel meer recht aan wat dit document ook echt is: een grote verzameling stemmen, verhalen en monologen van hen die de grootste kernramp tot nu toe ondergingen. Van heel dichtbij krijg je een inkijkje in wat er gebeurde met de mensen die er woonden. Indringender dan dit kan het niet.

Op 26 april 1986 ontplofte de kerncentrale in Pripjat na een mislukte test. Daarbij kwamen twee ingenieurs om het leven. Van de 134 reddingswerkers die werden ingezet stierven er 28 door acute stralingsziekte. Dat brengt het totaal aantal directe slachtoffers op 30.

Het indirect aantal slachtoffers is een ander verhaal. De schattingen daarover variëren van 5000 tot 60.000. Harde cijfers zijn er niet. Enerzijds omdat de informatie uit Rusland weinig betrouwbaar is, voor zover er überhaupt over is gecommuniceerd. Anderzijds blijken de gevolgen van straling moeilijk in kaart te brengen. Het lijkt er op dat de reparatiecapaciteit van het lichaam bij lage doses groter is dan gedacht. Maar zeker weten doet niemand het.

INES 7

Hoe dan ook was Tsjernobyl de grootste kernramp tot nu toe. Net als Fukushima scoorde het een INES 7, de hoogste waarde op de schaal van civiele kernongevallen. Alleen daarom al horen beide rampen thuis in het Museum Of Accidents. Ze onthullen iets over hoe de wereld in elkaar zit.

Het zijn aanwijzingen wat te verbeteren in onze reis naar de toekomst.

Wat ik mij nooit zo had beseft was dat Wit Rusland het grootste slachtoffer van de kernramp was. Op 26 april waaide de wind de radioactieve wolken in hun richting. Volgens Alexijevitsj verdwenen er daardoor 485 dorpen en gehuchten.

De bewoners werden geëvacueerd van hun oude agrarische gronden naar ergens, het maakte niet uit waarheen, als ze maar weg waren. Van enig gecoördineerd plan was geen sprake, zodat de hele operatie één grote improvisatie leek. Net als in Fukushima, las ik bij Detlev van Heest.

Bijna veertig jaar geleden is het al weer en er is een enorme hoeveelheid onderzoek over Tsjernobyl gepubliceerd. Ik heb daar niets aan toe te voegen, dacht ik altijd, totdat ik de stemmen van Tsjernobyl las. Svetlana Alexijevitsj schreef een indringend boek met de getuigenissen van hen die door de kernramp geraakt worden.

Ongefilterd.

Twintig jaar deed ze erover, omdat het zoeken was naar vorm. Hoe schrijf je over zo’n grote ramp? Hoe vertel je het echte verhaal? Uiteindelijk koos ze voor een soort oral history. Ze sprak met honderden mensen; brandweermannen, liquidators, dorpelingen, politici, van alles en iedereen.

Het resultaat is een rizoom van stemmen van Tsjernobyl.

Monologen

Gelijk de eerste monoloog is al heftig, een dramatisch verhaal van een jong stel in de twintig waarvan de man bij de eerste brandbestrijders zat. Hij trad op in een gebied waar de robots faalden vanwege de hoge straling en alleen mensen konden werken. En daarvoor de hoogste prijs betaalden.

De man komt in het ziekenhuis terecht en blijkt zelf een stralingsbron te zijn geworden. Zijn vrouw is overmand door verdriet en kan hem niet alleen laten. Dagen zit ze bij hem. Ondanks haar zwangerschap wijkt ze niet van zijde, tot hij is overleden. Uiteindelijk zal ook hun dochtertje na de geboorte snel sterven.

De grote tragiek is dat ze met hun liefde zowel een kindje kregen als het doodden, zonder dat ze er enige invloed op hadden. Soms komt en gaat het leven zonder dat je er iets aan kan doen.

Het lot bepaalt het leven van een mens, de geschiedenis, het leven van ons allemaal.

Svetlana Alexijevitsj

Niet alle monologen zijn gelukkig zo heftig als deze, Alexijevitsj weet hoe ze met de deur in huis moet vallen. Niet voor niets won ze de Nobelprijs voor literatuur. Want ook al zijn de stemmen van Tsjernobyl niet die van haar, zij is het wel die ze opgeschreven heeft, vastgelegd heeft hoe zij het heeft gehoord. Daarom is het toch haar boek.

Alleen in een interview met zichzelf komt Alexijevitsj duidelijk aan het woord. Dat hoofdstuk is op zichzelf al de aanschaf van het hele boek waard.

Ik hou me bezig met wat je verloren geschiedenis zou kunnen noemen, spoorloze sporen van ons verblijf op aarde en in de tijd. Ik beschrijf en verzamel de alledaagse gevoelens, gedachten en woorden, probeer het wezen van de geest te pakken te krijgen. Het gewone leven van gewone mensen. Maar hier is nu alles ongewoon

Svetlana Alexijevitsj
Deze medaille zit in mijn vage verzameling. Hij is nep, dan wel echt uitgereikt aan één van de civiele liquidators die werden ingezet bij de eerste bestrijding van de kernramp. In totaal is aan bijna 600.000 mensen zo’n medaille uitgereikt. Ook dat zegt wel iets over de omvang van Tsjernobyl.

Toekomst

In het interview vraagt ze zich af of ze naar de toekomst of het verleden heeft gekeken in Tsjernobyl. Lange tijd had ze daar het antwoord niet op, schrijft ze. Mede daarom deed ze ruim twintig jaar over de stemmen van Tsjernobyl. Maar na 9/11 en Fukushima weet ze het zeker. Ze heeft de toekomst gezien, een nieuwe geschiedenis; eentje van catastrofen, die leidt naar het niets.

“Hij offert de eindigheid. Hij eindigt in het niets.”

Deze vraag over de geschiedenis van het verleden of de toekomst heeft ook mij enige tijd bezig gehouden. Uiteindelijk denk ik dat we naar allebei keken. We zien de rampen van de toekomst met de technologie uit Extremistan, die we bestrijden met de middelen van het verleden uit Mediocrestan.

Zorgwekkend.

Wat ik lees uit de stemmen van Tsjernobyl is dat de techniek zich in een heel ander tempo ontwikkelt dan de mensen zelf. De toekomst is voor de techniek, het verleden is van de mensen. Slechts een enkeling kan de ontwikkeling van techniek nog actief volgen, nog minder kunnen hem vormgeven.

Sterker nog, ik denk dat ook binnen de mensheid de ontwikkeling zich in verschillende snelheden voltrekt. Mij viel op dat de bewoners rondom Tsjernobyl niets wisten van straling en kernenergie. Ze waren er totaal door overvallen op hun kleine boerderijtjes en vroegen zich af wat voor kleur straling heeft.

Hoe het ruikt.

“In de winter hing een oude man een geslacht kalf op in zijn achtertuin. Er werden toevallig net wat buitenlanders gebracht om rond te kijken. “Opa, wat doe je?” – “Ik laat de straling eruit.”

monoloog van een dorp over hoe men zielen uit de hemel roept om met hen te huilen en te eten

Nog zo’n voorbeeld:

Ze woonden daar twee maanden toen er een buurvrouw naar ze toe kwam. “De straling van uw koe is naar de mijne overgeslagen. Mijn koe valt steeds.”

monoloog over het feit dat als je een regenworm vindt, de kip blij is

Oorlog

Er komen ook soldaten aan het woord in de stemmen van Tsjernobyl. Net als altijd pakt de Russische overheid namelijk alles aan of het een oorlog is. Dus van heinde en verre worden soldaten aangevoerd die zonder enige toelichting aan het werk worden gezet.

Ook de media die actief was in het gevarengebied werd aangemerkt als liquidator. Zoals Igor Costin, die deze foto maakte in 1986. In 2015 overleed hij, 79 jaar oud.

Met de situatie in de Oekraïne nu krijgt dit boek er daarom nog een andere lading bij. Dit is precies waarom een boek niet alleen gemaakt wordt door de schrijver, maar ook door de lezer.

Ons regiment werd in staat van alarm gebracht…We waren lang onderweg. Er werd door niemand iets concreets meegedeeld. Pas op het Beloroesski-station in Moskou kregen we te horen waar we heengingen. Een jongen, ik geloof uit Leningrad, protesteerde. Ze dreigden hem met het krijgstribunaal. De officier zei letterlijk tegen de troepen: “naar de gevangenis of het vuurpeloton.”

sldatenkoor

Ook onder de bevolking is de link met oorlogen nooit ver weg. Zo is er een vrouw die zich afvraagt waarom deze catastrofe nu net Tsjernobyl raakt. Waarom niet Parijs, waar Napoleon vandaan kwam om de Russen aan te vallen, of Berlijn, waar de Duitsers hetzelfde hebben geprobeerd.

De mens reikt nooit tot het formaat van een grote gebeurtenis. Die is altijd te hoog gegrepen voor hem. Mijn vader verdedigde Moskou in 1942. Dat hij had deelgenomen aan de geschiedenis, begreep hij echter pas tientallen jaren later. Zelf herinnerde hij zich alleen hoe hij in een loopgraaf zat

arkadi filin, rampenbestrijder

Ik zag alleen de grote lijnen, maar daar zat de duivel nooit tussen, besefte ik na het lezen van dit boek. Als je wilt weten wat er echt gebeurd is, praat dan met de mensen zelf. Daar hoor je over het verleden.

Wie wil weten wat er nog gaat gebeuren volgt de wetenschap. Voor de techniek is het namelijk altijd overmorgen, waar het voor de mensen altijd vandaag is. Ergens gaat dat scheuren. Tijd is geen rekbaar begrip als ie strak komt te staan.

In hun verhalen kwam telkens het onderwerp tijd voor, ze zeiden ‘voor het eerst’, ‘nooit meer’, ‘voor altijd’.

Svetlana Alexijevitsj

Eindoordeel

‘Wij houden van Tsjernobyl’ is een indrukwekkend boek. Het is oral history zoals ik die nog niet eerder tegenkwam. Al die mensen, die stemmen, die verhalen, het is niet te bevatten wat zich er allemaal afgespeeld heeft en nog steeds afspeelt.

Sommige dingen gaan nooit over, zijn een verandering van situatie en vanaf dat moment ziet je leven er dus zo uit. Dat besef ging niet meer bij me weg, mijn dieptegesteenten gingen aan het schuiven zoals ze sinds de MH17 niet meer geschoven hadden.

Monument voor de liquidators, in 1991 opgetrokken net buiten de eerste zone. Het deed me denken aan een uitspraak die ik ooit las, ik weet niet meer van wie: Rusland is dol op zijn helden, maar alleen als ze dood zijn. Foto IAEA.

Alexijevitsj concludeert dat ze de toekomst heeft beschreven, ik noemde het al eerder. Misschien is dat zo, toch hoop ik dat haar toekomst alleen klopt voor zover het de techniek betreft. Dat we nog tegen catastrofes zullen aanlopen is een feit en in mijn ogen onvermijdelijk als de mensheid verder voortschrijdt en zich richting Extremistan begeeft. Daar zit niet mijn eerste zorg, bij de bron.

Wel bij de bestrijding van het effect, de disruptie en de crisis.

Wat zou het goed zijn als we antwoorden weten te vinden op dit soort ongevallen en rampen zonder het als een oorlog te benaderen. Met menselijke maat, goede communicatie, het liefst al voor de ramp heeft plaatsgevonden. Dat we leren leven en wonen in en met een hoogtechnologische wereld.

En zonder grootscheepse evacuaties waarna men aan zijn lot wordt overgelaten. Want dat is ook een beeld dat bij me bleef na het lezen over Fukushima. Al die oudjes die van hun geboortegrond werden gerukt en alle wortels van hun bestaan verloren.

Maar dat vergt keuzes, leerde ik van Ilan Kelman uit Disasters by choice. Keuzes om de zwakkeren in de samenleving niet bloot te stellen aan gevaren en ze zodoende minder kwetsbaar te maken voor rampen.

We can now answer the question, ‘why do some people let disaster happen by creating vulnerability?’ Because most of the vulnerability they create is for others. Ultimately, a minority creates vulnerability, and hence disasters, for the majority, because they do not care or choose not to be aware that they are doing so.

ilan kelman

Wat ik ook dacht: soms is bewust onbekwaam een eerste stap. Het is niet het einde van een reis, maar een volgend begin. Daarom zou iedereen die betrokken is bij rampenbestrijding en crisismanagement dit boek moeten lezen. Want het gaat ook over jouw werk.

Cijfer: 9

Zou ik het bewaren als de kasten vol zijn en er geruimd moet worden: zeker.

Own only what you can always carry with you. Know languages, know countries, know people. Let your memory be your travelbag

alexander solzhenitsyn

Rampen. Een boekbespreking

Leestijd: 8 minuten

Na ‘Crisis en Catastrofe’ is ‘Rampen’ het tweede boek van Lotte Jensen dat op deze website wordt besproken. Waar het vorige boek vooral als een Nederlandse variant op disaster studies valt te zien, is ‘Rampen’ eigenlijk een canon. Een Museum of Accidents, zou Paul Virilio zeggen. Jensen noemt het zelf een nieuwe geschiedenis van Nederland. En dat is het ook.

Wat dat betreft is dit boek een aanrader voor iedereen met een brede algemene belangstelling in de Nederlandse geschiedenis. Het is ook fysiek een prachtig boek. Een fijne harde kaft, lekker zwaar, een mooie bladspiegel en een enorme hoeveelheid afbeeldingen van pamfletten, munten, oude publicaties en kunst.

Een echt hebbeding.

Canon

Ook inhoudelijk valt er genoeg te genieten. Jensen bespreekt 22 rampen, verdeeld over vijf tijdvakken. Het eerste tijdvak loopt van de Sint- Elisabethvloed uit 1421 tot de verwoesting van de Dom in 1674. Alle andere periodes bestrijken precies een eeuw, tot aan de huidige tijd toe.

Corona is de laatste ramp die ze bespreekt. Ik vond het zelf de vraag of je die er al in moest zetten. De stof eromheen is nog niet eens gaan liggen en in die zin is dat hoofdstuk meer een journalistiek stuk dan canongeschiedenis. Maar zoals James Kennedy in zijn voordracht zei bij de uitreiking van het eerste exemplaar, een canon is weliswaar een standaard, een meetlat, maar moet ook discussie uitlokken.

Uitgever Mai Spijkers opende op 9 april de bijeenkomst waarbij het boek Rampen van Lotte Jensen werd gepresenteerd. Spijkers toonde zich zeer tevreden over het boek en over het feit dat vier van de sprekers uit zijn fonds komen. Maar dat was toeval, zo zei hij glimlachend. Waarna hij de meest centrale vraag uit het crisismanagement stelde, na een korte inleiding over rampen: “je vraagt je wel eens af of het nog erger kan.”

Je moet het ermee oneens kunnen zijn.

Debat is daarom een essentieel onderdeel van canonisering, zo zei hij verder. Het zijn bezinnende vragen over je eigen waarden, dat wat de verzameling mensen tot een samenleving maakt. En hoe die samenleving dan reageert op het onheil dat hen treft.

Jensen noemt haar beschrijving en analyse een cultuurhistorische benadering. Daarmee maakt ze op een heel natuurlijke wijze al het onderscheid tussen rampen zelf en de reactie van mensen erop. In mijn terminologie is de (ontsporende) reactie van mensen dan de crisis. Ik noem dat dan een Black Swan.

Black Swans

Wat ik uit het boek ‘Rampen’ leer is dat niet alle reacties altijd negatief of confronterend zijn. Niet elke ramp wordt dus een crisis. Ik moet daar in mijn verdere uitwerking van het crizoom dus ook aandacht aan besteden, omdat het mogelijk een tegenwicht biedt aan het escalerend rizoom dat ik een Black Swan noem.

Wel wordt elke ramp gebruikt om eigen stokpaarden te berijden, zo leert de geschiedenis ons. Mensen laten geen kans onbenut om andermans ellende aan te wenden voor de persoonlijke agenda. Crisismakelaars, zoals Arjen Boin dat zo mooi omschreef, zijn dus van alle tijden.

James Kennedy is hoogleraar Moderne Nederlandse Geschiedenis bij de faculteit Geesteswetenschappen aan de Universiteit Utrecht. In zijn bijdrage aan de uitreiking ging hij dieper in op het belang van canonisering. “Wil je Nederlandse rampen begrijpen, dan moet je de culturele patronen herkennen.”

Dat zie je vooral terug in godsdienstige reacties op rampen, schrijft Jensen. Het wordt gezien als een teken Gods dat de mensen verkeerd leven. Te zondig, te frivool en dat moest nu maar eens ophouden. Er moet dus gedisciplineerd worden, zo concludeerde ik, al gebruikt Jensen die term zelf niet. De ramp als act of God.

Door de eeuwen heen neemt de invloed van godsdienst op de reacties na rampen langzaam af, tot het in de twintigste eeuw vrijwel verdwenen is. Daarvoor in de plaats komt de media, met foto’s, film en veel meningen in talkshows. En ramptoeristen. Disciplinering maakt daardoor plaats voor sensatiezucht, zondebokzoeken, framen en cancellen.

Dat is misschien wel de kortst mogelijke samenvatting van de Nederlandse cultuurgeschiedenis.

Maar er is door de eeuwen heen ook sprake van saamhorige krachten in onze maatschappij. Al vanaf de eerste rampen is er sprake van liefdadigheid en acties om de getroffenen te helpen. Het is goed om te beseffen dat er vroeger geen verzekeringen waren. Als je huis afbrandde had je helemaal niets meer en was je dus afhankelijk van anderen om te overleven. Dergelijke liefdadigheid bestaat nog steeds, veelal door landelijke organisatie en het overbekende giro 555.

Een andere positieve kracht die Jensen in haar boek noemt is versterking van vaderlandsliefde. Het gevoel dat je samen in hetzelfde schuitje zit en er ook samen moet zien uit te komen. Ook hier zitten volgens mij aanknopingspunten om Black Swans te temperen. Maar dan moet je als politicus wel ergens voor durven staan en naar mijn bescheiden mening is dat een probleem: het is makkelijker kritiek te leveren en tegen te zijn, dan constructief ergens voor te willen strijden.

Interessant is haar toevoeging van het begrip cascades aan rampen. Rampen die opgevolgd worden door andere rampen en elkaar daarin versterken. Na oorlog komt hongersnood en daarna een epidemie. Cascades zijn echter wel anders dan polycrisis. Het zijn in principe onafhankelijke gebeurtenissen die tegelijk of vlak na elkaar plaatsvinden.

Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar, historicus en onderzoeker op het gebied van veiligheid en terrorisme aan de Universiteit van Utrecht. Zij hield een boeiend betoog over existentiële veiligheid (certitudo), materiële veiligheid (securitas) en de crisiskloof: dat het gevoel van het publiek over het verloop van een crisis steeds vaker uit de pas loopt met hoe het feitelijk gemanaged is. Ik vind het zelf de vraag of zich dat beperkt tot crises of dat het zich uitbreidt over alle overheidsoptreden.

Polycrisis daarentegen is perceptie, een sociaal construct waardoor zowel crisis als risico met elkaar vermengd worden tot één grote giftige cocktail. Cascades kunnen wel leiden tot een polycrisis, maar dan fungeerde het vooral als triggerincident om die crisis te veroorzaken of versterken.

Museum of Accidents

Wie de canon van Jensen door de ogen van Paul Virilio bekijkt, ziet tevens een Museum of Accidents. Virilio zei: accidents reveal the substance en dat is ook wat het boek Rampen doet. Wat ik als rode draad in alle rampen zag was dat ze voornamelijk veroorzaakt worden door menselijke technologie.

Dus ook die uit de middeleeuwen.

Daarbij pak ik technologie heel breed, breder dan Jensen doet. Als de mens in staat is tot landbouw en op grote schaal aardappels gaat telen, dan is dat technologie. Wonen in een moerasdelta werd mogelijk door nieuwe bouwtechnieken. Vreemde en verre oorden bezoeken werd mogelijk door scheepvaart. Allemaal technologie. Weliswaar zonder verbrandingsmotor, maar toch technologie.

En hier raakt het Museum of Accidents de kern van Virilio’s betoog: de uitvinder van de monoteelt was ook de uitvinder van de hongersnood; de uitvinder van woningbouw in moerasdelta was ook de uitvinder van overstromingen; de uitvinder van scheepvaart was ook de uitvinder van pandemieën als de pest en cholera.

Dat maakt vrijwel alle rampen tot een man made disaster, zo was mijn conclusie, en niet alleen die vanaf de twintigste eeuw zoals Jensen (enigszins impliciet) stelt.

Succesvolle toepassing van een nieuwe technologie maakt een bestaand (complex) systeem fragiel en succesvol tegelijk. De florerende nieuwe variabele wordt onvoldoende gecompenseerd door antagonisten in het systeem. Groot succes leidt daarom soms tot groot falen. Maar falen leidt op zijn beurt weer tot nieuw succes; dat is antifragiliteit waardoor systemen er sterker uit kunnen komen.

Om het maar even heel kort samen te vatten.

Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail better.

samuel beckett

Virilio was in zijn vroege teksten geen tegenstander van technologie. Hij vond dat de vooruitgang gediend was met nieuwe technieken en daar hoort nou eenmaal bij dat het soms mis gaat. Als je er maar van leert en dat is ook de reden dat hij het Museum of Accidents promoot.

Versnelling

Maar later veranderde hij van gedachten. Hij begon een fenomenologie van de snelheid, wat hij dromoscopie noemde. In zijn ogen was snelheid de driver achter de menselijke ontwikkeling, maar was het ook zijn faalfactor. Als alles steeds groter wordt en steeds sneller, dan gaat het een keer verschrikkelijk mis.

Verslaggever Winfried Baijens werd door Lotte Jensen geïnterviewd over zijn ervaring met rampen als verslaggever. Zijn eerste opdracht was de vuurwerkramp: “haal het ergste verhaal.” Waarover hij nu de vraag stelde waarom je dat zou doen als media. “Wie heeft daar wat aan? Als niemand er wat aan heeft moet je het niet doen.” Daarnaast waarschuwde hij voor rolvervaging. Dat geldt zowel voor wetenschappers als journalisten. “Ga niet op de stoel van het bestuur zitten.”

Al helemaal als schade en falen geen gevolg is van technologie, maar het doel ervan wordt. Bijvoorbeeld in oorlogsindustrie of in het militair toepassen van civiele technologie.

Vooral versnelling speelt daarin een grote rol, want dat zorgt voor verstoring van (metastabiele) evenwichten. Zoals de Rode Koningin ons leert: it takes all the running you can do to stay in the same place. Door een versnelling hoop je naar een nieuwe place te gaan, maar wat je daar aantreft is onbekend en onzeker.

De grote vraag is dus of versnelling van een technologie een keer tot een grens leidt waarin we er niet sterker uitkomen, maar juist zwakker of misschien wel helemaal niet. Dat de nadelen niet meer te compenseren bleken te zijn.

Die boodschap geeft Jensen in haar boek trouwens niet af. Zoals James Kennedy het treffend verwoordde, de sfeer in het boek is juist zonnig, optimistisch en niet moraliserend.

Maar goed, hij zei ook dat canonisering tot debat moet leiden en dat heb ik met de inbreng van Virilio gedaan. Want daarvoor is ‘Rampen’ uitermate geschikt, om erover na te denken en de discussie aan te gaan. Een must read derhalve voor crisismanagers en veiligheidskundigen.

Eindoordeel

Ik vond Rampen een prettig boek om te lezen en het inspireerde om er verder over na te denken. Wat ik deed in het laatste deel van dit blog. Daarnaast is het ook een mooi boek. Alleen daarom zou je het al moeten willen hebben. En dan heb je ook nog eens de belangrijkste feiten over 22 Nederlandse rampen op een rij.

Eindcijfer: 8

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja.

Brand in de Rijksdag

Leestijd: 10 minuten

De brand in de Rijksdag op 27 februari 1933 was een belangrijke factor in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Er ontbreekt hard bewijs dat de Nazi’s deze brand doelbewust hebben aangestoken, maar ze hebben er in ieder geval wel gebruik van gemaakt in hun weg naar absolute macht. Hun frames over de “communistische aanslag” zorgde ervoor dat de NSDAP de grootste partij van Duitsland werd. Wat dat betreft is dit ook weer een mooi voorbeeld dat niet de brand in de Rijksdag zelf een Black Swan was, maar wel de massale reactie van de Duitse bevolking erop.

Begin jaren dertig is niet zo’n feestelijke periode uit de Duitse geschiedenis. De Republiek had behoorlijk last van de wereldwijde economische recessie. Bovendien ging Duitsland gebukt onder de last van de herstelbetalingen na de Eerste Wereldoorlog.

Onder het volk nam de onvrede toe, men verlangde terug naar de overzichtelijke maatschappij van voor 1914. De gevestigde politiek had het echter te druk met zichzelf om een adequate reactie te geven op de onrust en werd pas wakker toen de Nazi’s in juli 1932 opeens 37% van de stemmen behaalden.

First, they fascinate the fools. Then, they muzzle the intelligent.

Bertrand Russel on how fascism starts
Brand in de Rijksdag
De voorkant van de Rijksdag. Rechts zie je een paar handladders opgesteld. Helemaal onderop zie je een deel van een brandweervoertuig. Het is een beetje behelpen met de actiefoto’s uit die tijd. Goede foto’s zijn hoogstwaarschijnlijk geënsceneerd.

Op 30 januari 1933 werd Hitler Kanselier. Hij probeerde meteen om bijzondere bevoegdheden te regelen via President von Hindenburg, zodat hij vrijwel dictatoriale macht zou verkrijgen. Von Hindenburg zag Hitler echter helemaal niet zitten, en weigerde de bevoegdheden te verlenen.

De Rijksdag

Totdat de Rijksdag, de Duitse Tweede Kamer, op 27 februari 1933 afbrandde. Toen werd de ‘Reichsbrandverordnung’ afgekondigd, een wet waarin alle macht bij de Kanselier kwam te liggen en bijvoorbeeld brandstichting met de dood werd bestraft.

Het is op z’n minst cynisch te noemen dat juist na de brandstichting in de Rijksdag daar de doodstraf op kwam te staan. Ik zie dat maar als circumstantial evidence; het laat zien dat de Nazi’s precies wisten wat de symbolische werking is van het in brand steken van betekenisvolle gebouwen.

Tijdens de brandbestrijding werd Marinus van der Lubbe in de Rijksdag gearresteerd. Van der Lubbe, een vrijwel blinde, Nederlandse communist, bekende direct. Ondanks zijn bekentenis is er altijd twijfel geweest over de ‘Alleintäterthese’. Het kwam de nazi’s namelijk wel heel mooi uit om de Rijksdagbrand te gebruiken om de macht te veroveren.

Nog steeds woedt er een stevig debat onder Duitse historici over de ‘Alleintäterthese’ versus de Nazi-complottheorie. Ik besloot er ook eens in te duiken voor het Museum of Accidents en las ‘Der Reichstagbrand’ van Alexander Bahar en Wilfried Kugel. Ook het boekje ‘Brand in het Rijksdaggebouw’ van John Pritchard las ik nog eens.

Daarbij keek ik niet zozeer naar alle complottheorieën en rechtszaken, maar probeerde ik aan de hand van de feitelijke brandweerontwikkeling iets te vinden over de gebeurtenissen indertijd. Ik heb niet de illusie dat ik in één blog de oplossing van het debat kan geven, maar de volgende punten zijn mij wel opgevallen.

Tijdcompressie

De brandweer van Berlijn werd om 21.14 gealarmeerd, om 21.19 zijn er diverse getuigen in de Plenarsaal (de grote vergaderzaal), ook om 21.21 lopen er allerlei niet-brandweermensen in het brandende gebouw, en tot 21.28 komen brandweerlieden politie en SA tegen in het gebouw. Om 21.23 wordt van der Lubbe aangetroffen, om 21.27 stort een deel van de glazen koepel in.

Wat mij bij deze beschrijvingen in de getuigenverklaringen opviel, zijn de gedetailleerde tijdsaanduidingen. Moet je je voorstellen: Het is 1933, donker, en de Tweede Kamer staat in de fik. Let je dan op hoe laat je de grote vergaderzaal in gaat, tot twee cijfers achter de komma? Kijk je steeds op je horloge, kun je de wijzerplaat aflezen en ook nog eens de tijdstippen onthouden?

Dat komt onwaarschijnlijk over.

Brand in de Rijksdag
Toen ik deze foto voor het eerst zag in het boek van Bahar & Kugel besefte ik dat er niemand ademlucht droeg. Pas toen drong tot me door dat een binnenaanval een hachelijke onderneming moet zijn geweest in die tijd. Mogelijk zijn er wel filtermaskers gebruikt, dat heb ik niet kunnen achterhalen, maar ook daar kom je niet heel ver mee.

Het is verder moeilijk te geloven dat de eerst aanwezigen ter plaatse blijkbaar geen last hebben van tijdscompressie; het fenomeen dat veel minuten voelen als weinig. Letterlijk vliegt de tijd dan. Volgens het Naturalistic Decision Making model zouden ze trouwens helemaal geen benul van tijd moeten hebben gehad. Zeker niet in het begin van een incident.

Tenzij je van tevoren weet dat er brand komt, dan kan je alles keurig bijhouden natuurlijk. Of achteraf alles logisch reconstrueren, dat kan ook. Voor mij is dit element van tijdcompressie een belangrijke reden om te twijfelen aan de officiële brandrapporten. Dit wijst er op dat er sprake is van een Nazi complot. Is het niet van de brandstichting zelf, dan in ieder geval van het laten vliegen van de Black Swan.

Over de brandontwikkeling zelf is ook nog wel het één en ander te zeggen. Rond 21.08 ziet een toevallige passant iemand bewegen op de balkons van het Rijksdaggebouw. Even later lijken het er zelfs twee te zijn. Een en ander leidt tot alarmering van brandweer en politie. De brandweer is om 21.20 bezig om via ladders het gebouw in te komen. Lateit, een OvD politie, loopt dan al binnen en ziet het branden. Pritchard schrijft:

“Lateit ziet een brede muur van vlammen op de plaats van de gordijnen aan beide zijden van de voorzittersstoel. De vlammen lijken op een orgel, met orgelpijpen van vlammen.”

Foto uit een hoek van de Plenarsaal. Hier lijkt er meer roetaanslag op de muren te zitten dan op andere plekken.

Even later passeren ze een groep brandweermannen ‘die het gebouw reeds tot aan de westelijke lobby zijn binnengedrongen.’

Let wel, allemaal zonder adembescherming.

Diverse getuigen maken melding van een tochtstroom richting de Plenarsaal. Dat duidt op een snel ontwikkelend vuur. Aangezien om 20.30 nog een sluitronde werd gelopen door de portier en de Plenarsaal toen niet brandde, valt een ‘natuurlijke’ backdraft uit te sluiten als men er om 21.23 nog naar binnen kan. Een backdraft zou te veel rook veroorzaken om zonder adembescherming naar binnen te kunnen. Daar blijkt uit de getuigenrapporten niet veel van.

Brandontwikkeling

De brandweer is ondertussen druk bezig met het blussen van enkele tientallen brandhaarden, die op verschillende plekken in het gebouw woeden. Scranowitz, die het hoofd van de huisinspectie Rijksdag is, ziet om 21.23 (weer zo’n onwaarschijnlijk precieze tijd) in de Plenarsaal op de eerste drie rijen banken overal kleine brandjes. “Hij ziet er in totaal wel 40, allemaal op anderhalve meter afstand van elkaar.”

Voertuigen bij de brand in de Rijksdag, bedoeld ter illustratie van het toen gangbare materieel. Dat zegt wel iets over de bluskracht uit die tijd. Foto van een foto uit het boek van Pritchard.

Dit is ook ongeveer het tijdstip waarop Van der Lubbe wordt aangehouden. Als de waarnemingen kloppen, dan zou deze halfblinde man vanaf het buitenbalkon binnen een kwartier zo’n 40 branden moeten hebben gesticht. In z’n eentje.

Om 21.27 klinkt een luide ontploffing in de Plenarsaal. “De gassen die zich hebben opgehoopt zijn ontploft en hebben de glazen koepel totaal vernield.” Daarna is het een uitslaande brand. Om 21.31 geeft de brandweer groot alarm en zal zo’n 70% van het korps bij de brandbestrijding aan de Rijksdag betrokken zijn, inclusief twee blusboten.

Om 22.45 wordt brand meester gegeven, de volgende ochtend is de brand volledig geblust. Gegeven het feit dat in de jaren dertig nog niet met onafhankelijke ademlucht werd gewerkt en een diepe binnenaanval dus niet mogelijk was, is de brand snel onder controle. De hitte is blijkbaar aan de oppervlakte gebleven van de Plenarsaal en niet diep in het gebouw doorgedrongen.

Uit de boeken die ik las komt een rommelig patroon over de brandontwikkeling naar boven. Alles moet in een zeer beperkte tijd gebeurd zijn, zowel de brandstichting als de uitbreiding. Het is onwaarschijnlijk dat er veel rookontwikkeling was in het begin.

Brandstichting

Ik sluit een smeulbrand dus uit. Gezien de snelheid van de ontwikkeling is er veel brandversneller gebruikt die in korte tijd een groot effect moest hebben. Dat brengt ons bij de feiten van de brandstichting door Van der Lubbe.

De aansteekblokjes die bij Van der Lubbe werden aangetroffen. Foto van een foto uit het boek van Bahar & Kugel.

Van der Lubbe zou de brand in de Rijksdag hebben aangestoken met een soort barbecue aanmaakblokjes, gecombineerd met creatieve toepassing van kledingstukken waardoor hij half naakt werd aangetroffen. Ik acht het vrijwel onmogelijk dat je met dergelijk primitieve middelen in zo’n korte tijd een grote brand kan veroorzaken.

Er zijn later sporen aangetroffen van een fosforkoolwaterstof, een zelf ontbrandend middeltje dat door Görings vrienden van de SA was ontwikkeld. Dat klinkt als een logischer brandoorzaak, en past binnen het tijdspad van de brandontwikkeling.

Het zou ook verklaren waarom er een flash-over achtige drukgolf door het gebouw kon gaan, zonder dat daar een lange smeulperiode aan vooraf ging. Bovendien kan het gebruik van brandversnellers verklaren waarom er een tochtstroom richting de Plenarsaal trok, terwijl er geen aanwijzingen zijn voor een smeulende brand.

Van der Lubbe bekent en verklaart de brand in 10 minuten te hebben aangestoken. Dat zal best waar kunnen zijn, maar dan denk ik dat er ook andere brandstichters moeten hebben rond gelopen, waar Van der Lubbe misschien helemaal niets van heeft geweten. Oftewel, er waren mogelijk twee brandstichtacties tegelijkertijd. Die van Van der Lubbe en die van de Nazi’s.

Van der Lubbe was zich zeer bewust van de gevolgen van de Rijksdagbrand, getuige dit citaat: “Dat is een daad van 10 minuten geweest, (…) dat heb niets te beduiden, alleen, maar datgene wat daarna gekomen is, dat heb alles te beduiden. Dat kan ene persoon niet omvatten”.

Een deel van de Plenarsaal waar een tussenverdieping is gekapseisd. De muren zijn nog opvallend schoon na de brand.

In 2008 werd Van der Lubbe officieel gerehabiliteerd, 75 jaar na de brand in de Rijksdag. De rechtbank oordeelde dat het proces tegen Van der Lubbe tijdens het naziregime oneerlijk was geweest en dat er geen overtuigend bewijs was om zijn schuld aan de brandstichting te ondersteunen.

Whodunnit

Ook vanuit mijn brandweerblik is het niet logisch om Van der Lubbe als alleen-dader aan te wijzen. Het sterkste argument ligt in de naturalistisc decisionmaking NDM. Het is zeer onwaarschijnlijk dat alle gerapporteerde tijdstippen zo nauwkeurig zijn onthouden en vastgelegd.

Tijdcompressie leidt zomaar tot het verlies van een kwartier aan reële inzettijd; dat wil zeggen dat je bewustzijn achterloopt op de echte tijd. Precies in dat kwartier heeft de brandontwikkeling zich zo’n beetje afgespeeld. Nogmaals, niet waarschijnlijk.

Daarnaast was Van der Lubbe vrijwel blind. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat hij in zijn eentje al die gerapporteerde brandhaarden heeft aangestoken. Of er waren dus helpers of er waren twee partijen die brand gingen stichten. Mogelijk onafhankelijk van elkaar, maar misschien wel één grote partij die Van der Lubbe er voor op liet draaien.

Terwijl Marinus misschien zelf dacht dat hij alles alleen had aangestoken.

Maar uiteindelijk draait het om de Black Swan. Niet de brand in de Rijksdag zelf was het probleem, maar wat er daarna mee gebeurd is. Welk verhaal er is verteld en met welk doel. In mijn ogen is het achterhalen van de daders achter de brandstichting daarmee eigenlijk irrelevant geworden.

Brand in de Rijksdag
Feitelijk was de Plenarsaal een atrium met een glazen koepel. Delen van tussenverdiepingen zijn ingestort. Ook hier weer opvallend schone brandresten, weinig roetaanslag.

Ongeacht de daders had de Kanselier en zijn regering de brand in de Rijksdag met adequate communicatie ook kunnen downsizen.

Als ze dat hadden gewild.

Het tegenovergestelde is echter gebeurd, met opzet. Kennelijk was de tijd er rijp voor, want ook de onderstromen in de samenleving hebben het verhaal niet gekoeld.

The whole prob­lem with the world is that fools and fanat­ics are always so cer­tain of them­selves, but wis­er peo­ple so full of doubts

Bertrand Rus­sell

Brand in de Rijksdag is daarmee een triggerincident dat van een brand een crisis maakte. De brand zelf was alleen maar een aanleiding om het verhaal over communisten in de fik te steken en te doen oplaaien. Om het volk mee te krijgen.

De echte brandstichting in de Rijksdag gold dus niet het gebouw, maar het licht ontvlambare verhaal van de communisten-angst. De daders daarvan zijn ondubbelzinnig aangetoond in de maanden en jaren die volgden.

De Nazi’s hadden hun anti-communisten verhaal al helemaal klaar, de onderstroom was er rijp voor. Het wachten was op een geschikt moment om het los te laten. 27 februari 1933 was het triggerincident de brand in de Rijksdag. Het had wellicht ook iets anders kunnen zijn.

Dat is de les van de brand in de Rijksdag: dat het niet gaat om de brand in de Rijksdag. Maar om wat men er mee deed.

De kunst van richting te veranderen

Leestijd: 8 minuten

De kunst van richting te veranderen is de subtitel van het boekje ‘De toekomst van Nederland’, geschreven door de voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade. Het is een enthousiasmerend en inspirerend betoog dat één vraag centraal stelt: wie willen we eigenlijk zijn?

Floris Alkemade was zes jaar lang Rijksbouwmeester, van 2015 tot en met 2021. In die tijd hield hij een ontelbare hoeveelheid lezingen en was vaak aanwezig op symposia en congressen. Dan kom je veel mensen tegen en voer je talloze gesprekken, zo schrijft hij in De kunst van richting te veranderen. Het was dan ook in die periode dat hij, mede op basis van die input, met het College van Rijksadviseurs een visie ontwikkelde over De toekomst van Nederland: Panorama Nederland.

de kunst om van richting te veranderen

Rizoom

In die visie gaat het over een stapel aan uitdagingen die voor ons ligt, je zou het een polycrisis kunnen noemen. Al gebruikt Alkemade die term zelf niet. Klimaatverandering, vergrijzing, energietransitie, woningtekorten en duurzame landbouw, het kwam er allemaal in terug. De weerslag van Panoroma Nederland schreef Alkemade op in een eigen, inspirerend essay onder de kop De toekomst van Nederland. Waar hij overigens ook mee in Zomergasten kwam.

Ik was zelf vooral getriggerd door de subtitel: de kunst van richting te veranderen. Veranderen van richting is wat iets een becoming maakt; dat wat wordt, maar nooit is. Het impliceert groei en ontwikkeling, verbindt, connect the dots en vormt daarmee een rizoom. Een netwerk zonder hiërarchie, van personen, plekken, gedachten, geschiedenis, waarden en whatever iets maar ook met wat anders kan verbinden. Niet omdat het moet, maar omdat het zo gebeurt.

Wasp and orchid, as heterogenous elements, form a rhizome

gilles deleuze

Net als met polycrisis gebruikt Alkemade het woord rizoom niet, maar ik zag het er in, in zijn boekje. Een amalgaam van verhalen en invalshoeken die alles bij elkaar uitnodigt tot wat Deleuze nomadisch lezen noemt. Je begint ergens en gaat op een andere plek weer door, zonder dat je de verbinding met de tekst verliest.

Veranderen

Dat betekent overigens niet dat Alkemade geen logische opbouw in zijn tekst heeft. Maar in tegenstelling tot wat we gewend zijn van zware beleidsstukken is het geen lineaire tekst die je alleen kunt volgen als je aan het begin begint. Elk stukje is los op zichzelf te begrijpen en als je het aan elkaar verbindt, wordt de gehele boodschap duidelijk.

De kunst van richting te veranderen bestaat uit drie delen: de verhalen, de beweging en de missing link. Elk van de delen kent weer een eigen opbouw, gebaseerd op metaforen, enkele feiten en ontwikkelingen met tot slot een oplossingsrichting.

De rode draad tussen al die fragmenten wordt gevormd door de uitdagingen waar Nederland voor staat, bovenaan in deze tekst door mij samengevat als polycrisis. Volgens Alkemade moeten we deze opgaven aanpakken met verbeeldingskracht en met verhalen. Als je zin krijgt in een verandering, er de lol en het nut van inziet, dan is het leuk om te doen.

In 2021 zat Alkemade in Zomergasten. Veel van de thema’s uit het boek kwamen in die uitzending terug. Tekening van Wendy Kiel.

Wat niet helpt, zo schrijft Alkemade, is iedereen overladen met pessimistische scenario’s en toekomstbeelden. Want als je beweegt naar een nieuwe toekomst met z’n allen kan het beter geen dystopie zijn.

Het deed mij denken aan één van de weinige dingen die ik altijd onthouden heb van organisatieverandering: als je reist van A naar B, reis dan met de middelen van B. Dat is precies waar mijn moeite zit met al het gecancel en de domme repressie van clubs als Extension Rebellion. Als dit hun middelen zijn om naar een andere samenleving te transformeren, dan wil ik daar niet eens heen. Dan wacht daar ook domme repressie.

Verhalen

Wat vertelt Alkemade zoal?

Hij vertelt over het klooster, waar hij als jongen naar school ging en waar hij met weemoed aan terugdenkt. Maar waar je nooit meer naar terug kan. Evolutie werkt vooruit, niet achteruit.

Hij vertelt ook over zijn oude huisbaas Pieter uit zijn studententijd, een lichtelijk onbetrouwbaar type die onmogelijke smoezen bedacht om te verklaren wat niet goed te praten viel. Dat is dan de metafoor voor de huidige samenleving, die eigenlijk best weet dat het zo niet langer kan, maar steeds een nieuwe uitvlucht verzint om zich te verzoenen met het heden.

En hij vertelt over de architect, die met verbeeldingskracht iets nieuws vormgeeft. Het is het verhaal dat de wereld maakt, zo schrijft hij, en niet andersom. Om dat te illustreren haalt hij het ontwerp van tuinen uit de renaissance erbij, wat de betekenis is van labyrinten en wat je met de vier elementen water, aarde, lucht en vuur moet. Inspirerend.

Wat voor mij nieuw was, was de kwintessens, het vijfde element.

In de Griekse filosofie voegde Aristoteles naast de vier klassieke elementen nog een vijfde element toe. Dit vijfde element bepaalt de beweging; het is het element dat de andere vier met elkaar in balans brengt

floris alkemade

Ook nieuw voor mij was de zogenaamde Levy-vlucht, in De kunst van richting te veranderen ‘survival pattern’ genoemd. In onbekende omgevingen volgen zowel dieren als archetypische jager-verzamelaars een op het eerste oog chaotisch zoekpatroon. Plekken die nauwkeurig doorzocht worden, waarna een totale random uitwijk volgt en de nauwkeurige zoeklijn zich op die plek herhaalt.

In essentie beschrijft het Levy-vluchtmodel de willekeurige stappen die een object neemt, waarbij de grootte van elke stap wordt bepaald door een zogenaamde Levy-verdeling. Die verdeling verschilt van de normale, Gaussische verdeling door de aanwezigheid van lange staarten, wat impliceert dat extreme gebeurtenissen waarschijnlijker zijn dan in een normaal model. Ook rizomatische planten verspreiden zich via een Levy-vlucht.

Uit wiskundige simulaties blijkt dat een optimale strategie te zijn. Ik zocht nog wat verder op internet en het lijkt erop dat deze Levy-vlucht een evolutionair overblijfsel is bij zowel planten als dieren.

Alkemade concludeert dat je in onbekende omgevingen niks dommers kunt doen dan in een rechte lijn van A naar B bewegen. Wat door sommigen zwalkend beleid wordt genoemd, is in werkelijkheid een slimme strategie om je doel te bereiken als je met nieuwe dingen bezig bent.

De kortste weg is soms de omweg.

Periferie

Al deze verhalen, patronen en nog veel meer (ik bespreek lang niet alles uit het boekje) leiden uiteindelijk ook tot een oplossingsrichting die wat concreter is. De emancipatie van de periferie noemt Alkemade dat. Ik pak er twee elementen uit.

De eerste is dat de Randstad tekort schiet om alle veranderingen in onder te brengen. Sowieso wordt een groot deel van het Bruto Nationaal Product tegenwoordig al buiten die plek verdiend, daarnaast is de opgave te groot om het op één manier aan te lopen. Zodoende komt Alkemade met een nieuw concept: Het Middenland.

In een gebied van ongeveer 100 bij 125 kilometer is zich een nieuw Nederlands midden aan het vormen: een uitvergrote Randstad die zich verder naar het oosten en zuiden uitstrekt

Dit Middenland typeert hij als een polynucleaire structuur dat qua inwonertal vergelijkbaar is met Londen en Parijs. Het grote voordeel ervan is dat het geen grootstedelijk gebied is, maar een open netwerk waarin de samenstellende steden allemaal een eigen identiteit en historie hebben die de moeite waard is om te behouden.

Ook het Middenland kan je typeren als een rizoom.

Daarnaast vormen de open tussengebieden een grote kwaliteit die ook in stand zou moeten worden gehouden.

Het aantal banen dat binnen 45 minuten reistijdte bereiken is. Illustratie uit het boek.

Dat leidt tot de tweede oplossingsrichting: stedelijke verdichting. Zo’n vernieuwing biedt kansen om ‘mislukte’ wijken op te knappen en voor te bereiden op zaken als bijvoorbeeld klimaatadaptatie, energietransitie en vergrijzing. Waar ik in mijn vorige blog, nog onwetend over De kunst van richting te veranderen, schreef over de veiligheidsrisico’s van stedelijke verdichting, schetst Alkemade juist een heel ander beeld.

Het is een kans om iets moois te maken van wijken die niet meer in deze tijd passen, vindt hij. Een paar keer noemt hij dat renovatio in melius; fraai Latijn voor vernieuwing dat tot iets beters moet leiden. Wat je net zo goed antifragiel zou kunnen noemen.

Kintsugi

Daarvoor gebruikt hij opnieuw een metafoor, die van kintsugi: het repareren van oud aardewerk met gouden lassen, zoals ik ook in dit blog beschrijf. Dat blog ging trouwens ook over het transformeren van oude woonwijken, ontdekte ik toen ik het zelf terug las. In dat blog was de Franse architect Anne Lacaton aan het woord. Ik citeer even uit eigen werk:

“Gebouwen van veertig jaar oud zijn goed genoeg om te herstellen en te transformeren, zo is haar ervaring. Waarom dat vaak niet gebeurt, heeft alles te maken met investeerders. Die willen de grond hebben om de sociale huurwoningen en oude kantoren te slopen en daarvoor dure panden terug te zetten.”

Misschien moeten we dat niet meer willen, met die investeerders.

Alkemade schrijft in het voorwoord dat een levenswijze die ten koste gaat van onovertroffen en onvervangbare schoonheid principieel onjuist is. We kunnen er voor kiezen om dat anders te gaan doen, is inmiddels ook mijn overtuiging. Dat is de kunst om van richting te veranderen.

Ik sluit dit blog af met de laatste zinnen uit het boek:

Wat we van het verleden kunnen leren is dat het nooit alleen de catastrofe is die de geschiedenis bepaalt maar vooral de reactie erop. De kunst is om ook de breuk als onderdeel van onze identiteit te zien, het inzicht dat het ware gezicht zich ook toont in de kwaliteit van de reparatie. Aan ons om dat wat we braken, niet als verloren te beschouwen, maar met goud te repareren.

floris alkemade

Eindoordeel

Floris Alkemade schreef een inspirerend boek waar nog heel veel dingen in zitten voor mij om verder uit te zoeken, ik noemde al de kwintessens en de Levy-vlucht. Het is ook een handzaam boekje, het telt slechts 130 pagina’s. Toch staat het boordevol informatie, ik bleef streepjes in de kantlijn zetten. En het is een fijn boekje, mooi formaat met harde kaft en veel plaatjes. Hou ik van.

Ook als student van de Stoa werd ik op veel wenken bediend. De afsluiter is puur stoïcijns en nam ik dus met plezier in zijn geheel over. Ook Benedictus kwam op z’n Alkemade’s voorbij met ‘als het goede maar gebeurt’, net als Taleb met renovatio in melius.

En tot slot de vrijheidsparadox uit het blog over Prosoché, de kunst van het leven in het nu: om je vrijheid te behouden moet je hem beteugelen. Alkemade zou zeggen dat we onze welvaart alleen kunnen behouden door hem te beperken. Ook dat is de kunst van veranderen.

Cijfer: 9

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: zeker!

« Oudere berichten

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑