Wanderings in crisis

Tag: Filosofie (Pagina 2 van 2)

Commandovoering is een dialoog

Leestijd: 11 minuten

Veel mensen denken dat commandovoering hetzelfde is als bevelen geven. Maar dat is niet zo. Commandovoering is een dialoog tussen leiders en hun teams, die al begonnen moet zijn voor het incident er is. Alleen op basis van je strepen red je het niet, zo ontdekte ik tijdens een brand in de buurgemeente.

OvD bij de buren

Eén van de fotoboeken in mijn kast is een bordeauxrood exemplaar met zilveren lijnen. ‘Mijn laatste’ staat erop geschreven, in een wiebelig handschrift van grote zwart gestifte letters. Er zijn foto’s ingeplakt met een verslag van mijn laatste inzet voor brandweer Amsterdam als officier van dienst (OVD).

Interessant detail daarvan is dat die laatste niet in Amsterdam zelf plaats vond. Ik nam eind augustus 2001 namelijk de commandovoering waar voor Diemen, samen met de collega OVD’s uit het rooster. Bij elke inzet van twee autospuiten trokken we in de C-wagen 1 (ja, het was nog voor de grote omnummering) de gemeentegrens over en voerden het bevel over de eenheden van de buren.

Dankzij de standaardisatie van opleiding en procedures zou dat geen enkel probleem opleveren, zo was de veronderstelling. Je kon je auto immers ook naar willekeurig elke garage brengen voor onderhoud, plaatselijke details deden niet ter zake als het om de grote lijn gaat. Een hardnekkige denkfout die nog steeds algemeen goed is. Maar dat wist ik toen nog niet.

‘Brand op de Lucky Dream’

Op 18 augustus had een Duits passagierschip vlamgevat op het Amsterdam-Rijnkanaal. Toen ik aankwam stonden alle passagiers al veilig aan de kant, maar de brand op de ‘Lucky Dream’ was nog niet onder controle. Ik overlegde met de brandmeesters van de voertuigen ter plaatse zoals ik altijd deed, stelde de vragen die ik altijd stelde en gaf de opdrachten die ik altijd gaf. Een beetje als de beroemde oneliner van Einstein: Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg. En dat was precies de bedoeling.

Tevreden sloot ik het eerste Coördinatie Team Plaats Incident (CTPI) af. Die was in de pocket, ik belde alvast met de Alarmcentrale (AC) om hen te informeren. Met een uurtje waren we wel klaar, dacht ik. Standaardinzet.

Maar de brandbestrijding verliep dit keer langzamer dan ik gewend was. Ik had dat overigens niet direct in de gaten. Pas toen de rookwolken allengs dikker werden en de vlammen in volume bleven toenemen, begon het me te dagen dat er iets niet klopte. Er werd niet in het schip geblust, maar tegen het schip. Ik verwachtte een offensieve binnenaanval, maar kreeg een offensieve buitenaanval.

Aannames

Kennelijk zaten de brandmeesters en ik niet op één lijn, zonder dat we dat van elkaar wisten. Ik had aangenomen dat ze een binnenaanval zouden doen, omdat in Amsterdam elke brand met een binnenaanval werd bestreden. Terwijl zij waarschijnlijk veronderstelden dat ik wel wist dat ze alleen buiten stonden bij dit soort branden.

Wij hadden los van elkaar aangenomen dat we hetzelfde dachten bij de woorden die we gebruikten om de inzet te beschrijven, de woorden die we geleerd hadden bij onze training commandovoering. Woorden die echter niet onderscheidend genoeg waren om plaatselijke details te herkennen, waardoor de grote lijn haperde. De expliciete kennis had gewerkt, maar de impliciete kennis was over het hoofd gezien.

Ik zal hier niet dieper in gaan op de technische details van de brandbestrijding, maar gezien de zich snel ontwikkelende vuurhaard zag ik mij genoodzaakt bijstand aan te vragen van voertuigen en de blusboot uit Amsterdam.

Dat klaarde de klus op de manier zoals ik die initieel voor ogen had gehad, in mijn ogen een standaard waarbij de OVD zich op de vlakte houdt en zich niet mengt in het domein van de brandmeesters. De brand werd alsnog geblust en iedereen keerde tevreden huiswaarts.

Behalve ik. Ik bleef met de vraag zitten wat hier nu was gebeurd. Waarom verliep de brandbestrijding zo anders dan normaal? Hoe kwam het dat de brandmeesters en ik dachten dat we het over hetzelfde hadden, terwijl dat niet zo bleek te zijn? Waar had mijn commandovoering te kort geschoten, wat had ik gemist?

Bazen, macht en methoden

Het roept de vraag op wat commandovoering nu eigenlijk is. Daarover bestaan vele inzichten, overtuigingen en vooroordelen, die vaak gaan over doorzettingsmacht en besluitvormingsmodellen zoals de Dikke BOB. Wie is de baas en hoe beslist hij?

Voor de gemiddelde mens staat commandovoering ver van het bed. Het is iets wat het leger doet, misschien de politie en natuurlijk Louis van Gaal. Het is autoritair eenrichtingsverkeer, zo vindt men vaak: van een commandant naar zijn ondergeschikten. Er hangt een zweem van machtswellust om heen, van mannen die anderen bevelen willen geven, beetje dommig ook. Majoor Kees, een typetje van cabaretier Paul van Vliet, bevestigt al die vooroordelen in een sketch met het terugkerende: “Vragen? Geen vragen!”

Ook onder al dan niet zelfverklaarde crisisexperts vinden er verhitte discussies plaats over commandovoering, die soms bijna religieus aandoen. Het gaat daarbij niet zozeer over macht of het vermeende eenrichtingsverkeer van commandovoering, maar wat de beste methodiek is.

In welke volgorde lopen we welke letters door? De BOB, Beeldvorming Oordeelsvorming Besluitvorming? IBOBBO, het model van onze zuiderburen? FABCM? Het maakt allemaal niet zo veel uit. “New idea’s don’t win really. What happens is that old scientists die and new ones come along with new ideas.”

Paul van Vliet als Majoor Kees

Commandovoering is een vorm van communicatie

En zo gaat het in crisisland natuurlijk ook, al duurt het soms wat lang voor er nieuwe ideeën bij komen. Van de andere kant, zo ingewikkeld is besluitvorming als model nu ook weer niet. Je moet informatie hebben, je moet er wat van vinden en je moet er wat mee doen. Dat is wat je nodig hebt voor commandovoering.

Maar vooral moet je vakbekwaamheid hebben. Met vakbekwaamheid zal elk systeem succesvol zijn, gelijk waar zonder vakbekwaamheid elke cyclus zal falen. Daar zit het onderscheid dus ook niet in. Wat is het dan wel dat commandovoering effectief maakt?

Mijns inziens slaan de verklaringen van doorzettingsmacht en van besluitvormingsmodellen de plank op een cruciaal punt mis waar het gaat om effectiviteit van commandovoering. Ze leggen de focus te veel op het ‘hoe’, waardoor ze het ‘wat’ en ‘waarom’ missen.

Commandovoering is namelijk een vorm van communicatie, die zich beweegt naast alle andere vormen van communicatie in een organisatie. In die zin krijgt commandovoering mede betekenis in samenhang met de andere communicatievormen. Je kan het niet los van elkaar zien, niet los van de mensen die het gebruiken en toepassen.

Het is een dialoog, geen monoloog. “Dialogue is not about truth, but about meaning. If there is shared meaning, there might be shared truth”. Want als je alleen maar zendt, ontvang je niks. Als jij als enige bepaalt wat de realiteit is, mis je de waarheid en kennis van anderen. “When one human being tells another what is real, what they are actually doing is making a demand for obedience.”

Slechts met gehoorzaamheid krijg je geen brand uit, het gaat juist om het combineren van inzichten tot de juiste gezamenlijke aanpak dat tot een effectieve brandbestrijding leidt. Bohm noemt dit coherentie, als tegenhanger van gefragmenteerdheid (of incoherence). Coherentie is dat iedereen begrijpt waarom we de dingen doen zoals we ze doen en dat het mee verandert met de ontwikkelingen.

“Coherence is a way of living, rather than a fixed state.” Het is de taak van de bevelvoerende die coherentie te realiseren door middel van dialoog. Bohm vergelijkt coherentie met licht: “A laser generates extraordinary energy because of the coherence of light, which may reguire no more generating power than an incoherent light bulb.”

Definitie van commandovoering

Laat ik mijn definitie van commandovoering eens beschrijven. Voor mij gaat commandovoering niet over bazen of methodieken.

Ik versta onder commandovoering het aansturen van een bekende groep vakmensen onder tijdsdruk, om een gezamenlijke dreiging of probleem op te lossen, dan wel een belangrijke overwinning of resultaat te behalen. Het is maar wat je doel is.

Commandovoering is bij veel operationele diensten in zekere zin gestandaardiseerd. Ze hebben allemaal een eigen rijtje letters die je cyclisch moet aflopen om tot de beste resultaten te komen. Nieuwe bevelvoerenden krijgen op die manier dezelfde wijze van denken en commanderen aangeleerd die een unité de doctrine suggereert.

Maar dat is niet genoeg, zoals David Bohm beschrijft in ‘On Dialogue’. “There is a growing recognition that the complex problems of our organizations and society demand a deeper listening and a more open communication than has been the norm. Shared meaning is the cement that holds society togehter.”

Shared meaning, sensemaking en situational awareness zijn allemaal noodzakelijk voor een goede commandovoering en vragen dus om dialoog teneinde dat te bereiken.

Overt en tacit knowledge

Daarnaast is kennis belangrijk, samen met woorden en termen, jargon, zoals afleggen met verdeelstuk, die automatisch tot de gewenste acties van eenheden leiden. Het is daarom dat ik in mijn definitie vakmensen zo pregnant heb opgevoerd. Zonder vakmensen is commandovoering gedoemd te mislukken.

Maar ik heb er ook expres ‘bekende’ bij gezet. Want de brandweermensen in Diemen verstonden weliswaar hun vak, maar eigenlijk waren wij, zij en ik, niet goed met elkaar bekend. Wij kenden elkaars functie, maar niet elkaars mensen en de plaatselijke standaards.

Onze kennis van en over elkaar is wat Bohm ‘overt knowledge’, of ‘explicit knowledge’ zou noemen. Het kennen van de mensen met wie je werkt en vertrouwen op hun deskundigheid is een belangrijke succesfactor voor commandovoering.

Bohm spreekt in deze over tacit knowledge: impliciete kennis, deskundigheid die je hebt zonder dat je weet dat je die kennis hebt. “It’s the knowledge you can’t state in words, but which is there; you know how to ride a bicycle, but you can’t state how.” Je weet hoe je een standaardinzet met je ploeg doet, maar je kunt het niet goed uitleggen in woorden.

Wat ik gemist had bij de ‘Lucky Dream’ was dat commandovoering in essentie geen techniek is, maar een dialoog tussen goede bekenden. Alleen vertellen ze dat er niet bij op de opleiding tot brandweerofficier, waardoor ik er pas in Diemen achter kwam.

Commandovoering is een bijzondere vorm van communicatie tussen eenheden ter plaatse. Het staat niet los van zijn context, maar is er juist onlosmakelijk mee verbonden. Het incident dicteert de commandovoering in plaats van dat commandovoering het incident dicteert.

Dat betekent dat commandovoering per definitie tijd-, plaats- en persoonsgebonden is. Sterker nog: ik denk dat elke brand mede wordt gekarakteriseerd door de ploeg bestrijders ter plaatse, die door hun eigen wijze van aanpak de brand op een unieke manier beïnvloeden, zoals geen enkele andere constellatie zou kunnen doen.

In die zin is het karakter van elke brand meer onderscheidend door de eenheden die hem bestrijden, dan door zijn specifieke fysische eigenschappen. Met andere teams was het een andere brand geweest. “Thought is emerging from the tacit ground.”

Good units walk a thin line between indiscipline and effectiveness. Ignore the rules too often and you’ve got a mob, but enforce the rules too strictly and you’ve got a herd.

Henry V. O’Neil, Orphan Brigade

Collectief geheugen als basis voor dialoog

Over elke brand van betekenis ontstaat in een gemeenschap van brandweermensen zodoende een verhaal, dat wordt toegevoegd aan het collectief (on)bewuste van al die archetypische ervaringen met brand uit het verleden. Er is daarom al een plan voor bijna elke brand beschikbaar in het collectief geheugen, je hoeft het alleen nog maar te zien.

“In the nature of collective thought’, Bohm proposes that a pool of knowledge – both tacit and overt – has accumulated throughout evolution. It is this pool of knowledge that gives rise to much of our perception of the world, the meanings we assign to events and our very sense of individuality.”

Commandovoering is naar mijn overtuiging daarom richting bepalen met instemming van de groep onder tijdsdruk, gebaseerd op die collectieve ervaring. Ik zou dat willen betitelen als het realiseren van coherentie. De ploeg herkent het plan van hun bevelvoerder en beoordeelt het op een manier, die alleen zichtbaar is als je de mensen kent en hun (non)verbale reacties goed leest.

Subtielere vormen van communicatie zijn nauwelijks te vinden, het is een flow die je slechts leert kennen door het te ervaren, door eraan mee te doen en er uiteindelijk je eigen draai aan te geven door macht en techniek te laten vallen. Dat is wat ik de incidentele dialoog noem.

Maar de incidentele dialoog heeft alleen kans van slagen als er ook een structurele dialoog plaats vindt. Deze structurele dialoog heeft tot doel om elkaar beter te leren kennen, waardoor begrip ontstaat voor de manier waarop mensen denken en hoe ze tot hun besluiten komen. Als deze fase goed verloopt, ontstaat er vanzelf een discussie over shared meaning: waarom doen we eigenlijk de dingen die we doen? Wat is de strategische betekenis van de brandweer voor de maatschappij?

Dat hoeft helemaal geen softe dialoog te zijn en kan prima opgezet worden rondom (mogelijke) incidenten die relevant zijn voor een verzorgingsgebied. Alleen is de vraag dan niet hoe je het beste inzet, maar waarom je gaat inzetten en tot welke prijs: wat wil je er mee bereiken?

Belangrijk in die structurele dialoog is dat er geen dikke ik tussen gaat zitten, zo zegt Bohm. “The thing that mostly gets in the way of dialogue is holding to assumptions and opinions and defending them.” Misschien is dat nog wel de grootste uitdaging.

De essentie van commandovoering als dialoog is het besef dat er meer is dan formele expliciete communicatie. Er bestaat een hele wereld aan informele en impliciete kennis en betekenisgeving, die mede de effectiviteit van commandovoering bepaalt en die een gezamenlijke geschiedenis kent in de vorm van een collectief geheugen van een groep of een korps. Als je dat niet goed door hebt, mis je de helft van wat er gebeurt.

De organisatievorm van de veiligheidsregio’s brengt deze problematiek nog urgenter op tafel. Door de schaalgrootte kennen mensen elkaar minder goed. Ze zien elkaar niet vaak en zodoende spreken ze elkaar niet automatisch op reguliere basis. Je moet elkaar echt gaan opzoeken. Dat betekent dat dialoog ook niet vanzelf zal gaan en dus georganiseerd moet worden. Ik zie een mooie nieuwe taak aankomen voor de afdelingen die de vakbekwaamheid verzorgen.

Dit blog is in de eerste helft van 2017 geschreven als essay voor een cursus aan de Schrijversacademie. Daarna heb ik er in tussenpozen stukken aan veranderd, tot ik het boekje ‘On Dialogue’ van David Bohm had gelezen. Zijn ideeën over dialoog passen zo goed bij mijn betoog dat ik meerdere citaten opgenomen heb om diverse stellingen mee te illustreren. Het blog is genoeg af om het nu te plaatsen, maar ik sluit niet uit dat het in de loop van de tijd nog verbeterd zal worden. Het is een long read, maar zeker de moeite waard. De incident foto’s zijn van de brand met de ‘Lucky Dream’ . Het citaat van O’ Neil kwam via Arie Muller.

De verbeelding van de verloren stad

Leestijd: 8 minuten

In 2017 zocht ik de ruïnes uit de Eerste Wereldoorlog rondom Verdun voor de tweede keer op. Ze waren veranderd, vond ik, want ik was veranderd. Mijmeringen over de verloren stad en waarom je naar zoveel vernietiging moet gaan kijken

Het was zomer, augustus en heet. Niet alleen in Nederland, maar ook in Noord-Frankrijk. Ik ging met mijn zoon, hij was toen 15, naar Verdun. Kijken naar de oude slagvelden uit de Eerste Wereldoorlog, naar de bunkers, de loopgraven, de kazematten. En naar de verwoeste dorpen rondom Verdun, zoals Bezonvaux en Fleury.

Van Fleury is niet meer over dan een wandelpad onder bomen, dat tussen de gaten in de grond door loopt. Her en der getuigen bordjes van wat er ooit gestaan heeft. De smid, de bakker, een boerderij. Nog een boerderij. De kerk.

Mort pour la France, staat er op een bord bij de ingang van de ruïnes, maar dood is Fleury niet: les sites de Grande Guerre trekken veel toeristen. Ik denk dat de verloren dorpen van Verdun meer bezoekers hebben dan menig ander gehucht van die omvang in Frankrijk.

Bovendien heeft Fleury nog een burgemeester, net als Douamont, de zustergemeente. Gelijk de kapiteins die als laatste hun schip verlaten, besturen ze de restanten van wat ooit fysieke dorpen waren, maar nu imaginaire gemeentes zijn geworden.

Het zijn villages détruites, verloren stadjes die doorleven in de verbeelding. Hoe zouden de mensen er voor de oorlog hebben geleefd? En hoe zouden ze er nu – zonder de Grote Oorlog – hebben geleefd?

Niemandsland

De ruïnes rondom Verdun waren het gevolg van heftige gevechten in de loopgraven, die de strijdende partijen tussen zware stellingen aangelegd hadden. Zo ontstond een smalle strook van destructie, die de ene dag een paar meter naar voren ging en dan weer een paar meter naar achter.

Doelloos haast, ging het heen en weer. Hier was louter niemandsland, een tussenfase van zijn en niet-zijn. Het is Schrödingers stadsruïne; alleen door ter plaatse te kijken kan je weten of de mensen daar nog leefden of niet. Het was er nat, koud en er hing continu een penetrante lucht van rottend vlees, de stank van dode mensen en dieren. Het geluid van explosies en kanonnen overheerste alles en ging onophoudelijk door.

In dat niemandsland was verwoesting een doel op zich, de hel voor de mensen die alles verloren. Met als enige hoop dat er te midden van dat ultieme zwart toch ergens een klein wit puntje van menselijkheid te vinden zou zijn. Iets wat het leven de moeite waard maakte, om door te zetten en de ontberingen het hoofd te blijven bieden.

Tegenwoordig ligt dat niemandsland er op het oog vredig bij, maar onder de bossen die na de Grande Guerre gepland zijn, liggen in de verschroeide aarde nog ontelbare slachtoffers begraven, omringd door bommen, giftige stoffen en zware metalen. Tsjernobyl heeft zijn sarcofaag over de ontplofte kerncentrale, Verdun zijn zone rouge rond de ontplofte aarde.

Het is een gebied van ongeveer 100 km2, dat volledig vernietigd werd en waar menselijk leven onmogelijk is gemaakt. Enkele tientallen tonnen aan granaten en troep wordt er jaarlijks uit de grond verwijderd. In dit tempo van schoonmaken duurt het nog 700 jaar voor de rode zone weer begaanbaar is. Waarom zou je daar met je kind gaan kijken?

De stad is een verhaal

De logische verklaring is dat we het verhaal achter de ruïnes niet mogen vergeten. Maar het niet-vergeten is niet de kern van het antwoord. De kern is het verbeelden van de verloren stad als plek waar mensen hebben geleefd en nog hadden kunnen leven. Kunnen zien dat er naast materie nog een andere werkelijkheid is, die van de mens met hoop op een doel om voor te leven. Dat pas zichtbaar wordt als je goed kijkt naar alles wat is overgebleven tussen de gebouwen door, naar dat wat niet verloren ging.

Want een stad is niet alleen een fysieke plaats, een plek op de aarde. Het is ook een verhaal. De stad is zijn mensen, zei Plato, maar is er zonder mensen dan geen stad, geen hoop? Is dat een verloren stad? Wat maakt een stad tot de plek die het is? Zou Verdun anders zijn als er nu Duitsers hadden gewoond, of Belgen? En hoe zou Verdun eruitzien zonder inwoners? Zou het dan nog steeds Verdun zijn?

Darran Anderson is een psychogeograaf, iemand die zich bezighoudt met de wetenschap van het dwalen. Hij bestudeert de invloed van de omgeving op de geest, en hoe je met je eigen fantasie een stad anders kan beleven.

In zijn boek ‘Imaginary Cities’ schrijft Anderson dat er twee soorten verloren steden zijn. Ten eerste de plaatsen waarvan de ruïnes nooit gevonden zijn, maar die wel een naam hebben, een geschiedenis. Het zijn steden uit de verbeelding van de mens, zoals Atlantis en El Dorado. Plekken die eigenlijk meer verhaal dan stad zijn, over hoop op rijkdom en geluk.

Daarnaast zijn er de ruïnes waarvan niets meer bekend is en ook de oorspronkelijke naam verloren is gegaan. Steden zonder verhaal, waarover van feiten veel fictie werd gemaakt. “Truth becomes fiction when the fiction is real,” zegt Anderson daarover.

Wat is er waar van een verzonnen stad? Is het de wetenschappelijk meest waarschijnlijke manier waarop mensen daar ooit leefden hoe je zo’n stad moet doen herleven? Of kies je juist voor de psychogeografie, kies je voor fantasie om de ruïnes te laten ontwaken en leven in te blazen, op zoek naar het witte puntje van de hoop?

Mohenjo Daro, de stad der doden uit Pakistan is zo’n stad zonder verhaal. Net als Tiwanaku in Bolivia en Machu Piccu van de Inca’s in Peru. Wat is de oorsprong achter het leven en de vernietiging van deze verloren steden? Wat kun je er nu nog van zien, tussen de fysieke ruïnes door? Is er een wit puntje zichtbaar? Zien ze er op één of andere manier uit als Fleury en Vaux? Of is het toch heel anders, zijn het steden uit zo’n ver verleden, dat je er te weinig van jezelf in terug kunt vinden om je fantasie er een aannemelijk verhaal van te laten maken?

De onzichtbare stad

“Bij aankomst in iedere nieuwe stad vindt de reiziger iets van zijn verleden terug waarvan hij niet meer wist dat hij het had: de vreemdheid van dat wat je niet meer bent.” Dat schrijft Italo Calvino in ‘de onzichtbare steden’. Zou dat ook gelden voor de ruïnes of hun verhaal? Kan je iets van jezelf terugvinden in een verloren stad, waar verder alles kwijt is? Is daar ook een wit puntje in het zwart zichtbaar? Calvino is er optimistisch over.

Hij schrijft: “Met steden is het als met dromen, van alles wat je je kunt voorstellen kun je dromen, maar ook de meest onverwachte droom is een rebus die een verlangen verbergt, ofwel het omgekeerde ervan, een angst.”

De enige beperking van wat de verloren stad je laat zien is de grens van je verbeelding. Je moet er iets van jezelf in terug kunnen vinden. Hoe groter je verbeelding, hoe meer je van je zelf ziet en hoe meer het leven de moeite waard wordt door dat wat kan, niet door dat wat eens was, nu is of straks zal moeten.

Natuurlijk kan je de verloren steden die wij zelf maken in onze samenleving aanvaarden en je er verder niet meer in verdiepen. Eens kapot, altijd kapot. Dat is de makkelijke variant die de meesten onder ons accepteren, zo zegt Calvino in het slot van zijn boek.

De tweede manier om er mee om te gaan is riskant en vraagt continue aandacht en studie: “Zoeken en weten te herkennen wie en wat er, te midden van de hel, geen hel is en dat laten voortduren, en er ruimte aangeven.” Zoals in de Tao zelfs het diepste zwart altijd een klein wit puntje zal hebben.

Daar moet je goed voor naar verloren steden leren kijken, het bijna-onzichtbare kunnen zien. Om er iets van jezelf in terug te vinden en met die fantasie het verhaal van de stad en zijn mensen doen te herleven om hun hoop te leren kennen.

Dat was waarom ik mijn zoon mee nam naar Verdun in die hete week in augustus. Om niet te aanvaarden en je zelf terug te vinden. Om te leren kijken met verbeelding. Om het zwart van de vernietiging te bestuderen en daarin het witte puntje te herkennen wat de moeite waard is om voor te leven, en er ruimte aan te leren geven.

Daar moet je op tijd mee beginnen, zo dacht ik, gelijk Calvino. Want het pad is lang en vraagt continue aandacht. De verloren stad is namelijk pas echt verloren als je het verhaal van de mensen tussen de ruïnes niet meer ziet en dat moeten we met alle verbeelding voorkomen.

De mythe van Lucifer

Leestijd: 2 minuten
De Rixford oilfire, Pensylvania 1870. Foto Getty Open Content Collection

Er wordt gezegd dat de Inuit wel 50 woorden voor sneeuw kent, zoals de Toeareg 23 voor zand. In hun vijandige omgeving is herkenning van het dreigend gevaar van levensbelang en nuances doen er dan toe. Is het harde sneeuw, stuifsneeuw, sneeuw om een iglo mee te bouwen of suikersneeuw? Boreas, de brenger van sneeuw, zal het je zeggen.

Hoe vreemd is het dan dat de brandweer slechts één woord voor rook kent: rook. Nou vooruit dan, soms gebruikt men damp, en wellicht nog eens walm, op een frivool moment als de oliebrand naarstig kolkt. Terwijl er zoveel verschillende rook is, gekker nog, rook is niet één, het is een meervoud, een multipliciteit, een zwerm. Een verzameling losse deeltjes dat zich in onvoorspelbare figuren en illusies aan elkaar vastplakt, op weg naar ergens, weg van hier.

Soms lijkt het of het leeft, de rook. Of het danst, cirkelt, dartelt, springt en zwiert. Andere keren weer duwt de rook, het perst, stampt en tremt, knijpend door te nauwe gaten. Zwart is de rook het meest, dan weer grauwgrijs, gelig of bruin. Vurig kan het zijn, bezwangerd door brand, hijgend naar lucht en stinkend als de hel, zeker zodra Lucifer, de lichtbrenger, zich meldt in de vlammende smook.

Joost wist het al in 1654, dat Lucifer altijd de onrechtmatige opstand stookt om ‘den mensch in eeuwigheit ten hemel uit te sluiten’.

Ick sluit van daegh een ring van zesmael ellef jaeren,

En zie myn hooft besneeuwt, en tel myn gryze haeren,

Oock zonder glazen oogh, in deze schildery,

En noch ontvonckt myn hart in lust tot poëzy;

Terwyl ick Lucifer zyn treurrol leer’ volspelen,

En met den blixem sla, op hemelsche tooneelen,

Ten schrick en spiegel van de Staetzucht, en de Nyt.

Wat is myn ouderdom? een roock, een damp, geen tyt.

Een roock, een damp, geen tyt te verliezen, bel de brandweer.

Zy zal Lucifer keeren, is het anders in hun magt.

En wijckt niet enen voet.

Nieuwjaarsbrand Volendam

Leestijd: 6 minuten

Deze pagina over de Nieuwjaarsbrand in Volendam is een combinatieblog uit the Museum of Accidents. Het begint met een kort essay over veerkracht van gemeenschappen en systemen. Daarna volgt een feitelijke omschrijving van de gebeurtenissen, gevolgd door filmpjes die een goed beeld geven van de situatie ter plekke. Het wordt afgesloten met links naar andere informatiebronnen.

De veerkracht van Volendam

De nieuwjaarsbrand van 2001 in Volendam heeft een gigantische impact op het vissersdorp gehad, en heeft dat nog steeds. Veertien jongeren kwamen om het leven en meer dan 240 raakten er gewond, waarvan sommigen zeer ernstig. Een hele generatie werd geraakt en daardoor eigenlijk heel Volendam. Er zal niemand zijn die niet op zijn minst één slachtoffer kent.

Ondanks al die ellende is het dorp niet gebroken. Sterker nog, als je de verhalen op www.hemeltjevolendam.nl leest, lijkt het zelfs wel of Volendam er sterker uitgekomen is. De veerkracht van Volendam is dus groot, zou je kunnen zeggen. Waarbij tegelijkertijd de vraag opkomt wat dat dan is, veerkracht. Want het is gemakkelijk gebruikt en snel beaamd, maar ook weer zo ruim te definiëren dat er wel heel veel onder past.

Monument op de kade bij de haven van Volendam

Vanouds wordt veerkracht (of het Engelstalige ‘resilience’) beschouwd als de vaardigheid van een persoon of een gemeenschap om zware tijden te overleven en terug te veren van tegenslag en rampspoed. To bounce back from disaster is een definitie die internationaal veel in gebruik is en waarmee bedoeld wordt dat een gemeente na een ramp weer snel op orde is, de infrastructuur functioneert en alles weer is zoals het was.

Ramp en crisis

Ooit definieerde ik een ramp als een (grote) hobbel op een rechte weg en crisis als een verlegging van koers. In deze definitie past het idee van ‘bounce back’ prima, net als het terugkeren naar hoe het was. Het is echter de vraag of dat recht aan de huidige werkelijkheid doet.

Als gevolg van de klimaatcrisis is het aantal rampen als overstromingen en bosbranden wereldwijd flink toegenomen. Sommige gemeenschappen en plaatsen hebben te maken met structurele veranderingen en zullen zich blijvend moeten aanpassen om te overleven. Dat gaat dus om het verleggen van koers. Naar aanleiding van die ervaringen hebben onderzoekers de definitie van veerkracht aangepast.

Moderne definities van veerkracht zijn meer gebaseerd op ecologie en systeemdenken. Een gemeenschap moet zich gedragen als een complex adaptief systeem, dat zich continue aan onverwachte gebeurtenissen aanpast. Veerkracht is dus geen statische restauratie, maar een dynamisch proces dat zich interactief met de omstandigheden ontwikkelt. Of zoals Thomas de Lampedusa het wat literairder in De Tijgerkat beschrijft: ‘Alles moet veranderen opdat alles blijft zoals het is.’

Definitie veerkracht

Veerkracht is de vaardigheid van een systeem (of gemeenschap) om verstoringen (schokken) te absorberen en tegelijkertijd de basisfuncties en -structuren overeind te houden, ook wel aangeduid als identiteit

A resilient system can adapt to changes without losing the essential qualities that define what it is and what it does.

Brian Walker and David Salt, Resilience Thinking

Toen ik bovenstaande definitie las moest ik gelijk aan de filosoof Roland Barthes denken en zijn vraagstuk over de Argo, het schip waarmee de Argonauten volgens de Griekse mythologie op zoek waren naar het Gulden Vlies. Op die tocht werd de Argo continu verbouwd en gerepareerd en Barthes vraagt zich vervolgens af of de Argo die vertrok nog dezelfde is als de Argo die aankwam.

De Argo als metafoor van veerkracht

Hij concludeert uiteindelijk van wel: de Argo wordt gedefinieerd door zijn naam (identiteit) en functie. Zonder het te weten beschrijft Barthes hiermee misschien wel de meest rudimentaire definitie van veerkracht.

Zes uitgangspunten van veerkracht

Maar het denken over veerkracht is inmiddels flink verder gevorderd. In de community resilience reader worden de zes uitgangspunten (foundations) beschreven die kunnen helpen bij het opbouwen van een veerkrachtige gemeenschap.

1. Mensen. Wat veerkrachtig is, wordt grotendeels bepaald door wat de mensen in een gemeente (of systeem) belangrijk vinden. Dat is wat hun identiteit omschrijft, hun vorm en functie, hun gemeenschappelijke af- en toekomst.

2. Systeemdenken. Systeemdenken is essentieel om de complexiteit van crises te zien, begrijpen en liefst voorspellen. Daarvoor moet je zowel de onderdelen als het gehele systeem tegelijkertijd kunnen zien, inclusief de onderliggende relaties.

3. Aanpassingsvermogen. Systemen en gemeentes moeten zich continu blijven aanpassen aan veranderende omstandigheden om veerkrachtig te zijn. Leren is daarbij een sleutel competentie

In a time of drastic change it is the learners who inherit the future. The learned usually find themselves equipped to live in a world that no longer exists.

Eric Hoffer, Reflections on the Human Condition

4. Transformatie. Sommige veranderingen zijn zo groot (schokken) dat aanpassing alleen niet voldoende is. Er is een transformatie nodig om nieuwe antwoorden te vinden. Vrij naar Einstein: It is hard to get new results from old patterns

5. Duurzaamheid. Of misschien ook wel rentmeesterschap. Waar het om gaat is dat veerkracht voor nu alleen, op dit moment, niet genoeg is. Ook nieuwe generaties moeten veerkrachtig kunnen zijn en onderdeel van de gemeenschappelijke historie, cultuur en toekomst.

For us as social animals, identity is tied to community: our relationships to other people and to a place; our sense of shared experience, history and culture; and the smells, sounds, and even the soil that we associate with home. How else can community members recognize themselves as stakeholders if not by seeing themselves as part of a larger place-based whole?

Daniel Lerch The Community Resilience Reader.

6. Moed. Bij alle lastige opgaven en uitdagingen die een mens of een gemeenschap moet aangaan wordt wel eens vergeten dat er naast zien en begrijpen ook moed nodig is. Het is mooi dat je weet wat er moet gebeuren, maar je moet het ook durven om het voor elkaar te krijgen. Als het makkelijk was, was het al gebeurd.

Nou is dit niet de plek voor een wetenschappelijk onderzoek, dus kijk gewoon eens tussen je oogharen door naar Volendam en de zes uitgangspunten en constateer dan voor jezelf wat de veerkracht van Volendam is. Doe het voor de grap ook eens voor je eigen gemeente en bedenk dan waar de verschillen zitten. Dan heb je er gelijk al een eerste oefening in veerkracht-denken op zitten.

Korte omschrijving Nieuwjaarsbrand Volendam

Datum  Nieuwjaarsnacht van 2000 op 2001
Locatie en type object Café De Hemel in Volendam
Type incident Cafébrand
  • In de nieuwjaarsnacht van 2000 op 2001 was er vanouds een druk bezocht feest in Cafe het Hemeltje.
  • Door het aansteken van sterretjes vloog de droge kerstversiering aan het plafond in de brand. De kerstversiering was niet geïmpregneerd.
  • De brand sloeg razendsnel over naar andere kerstversiering en kerstbomen.
  • Daarnaast bleek het aantal vluchtwegen ontoereikend voor het grote aantal bezoekers. Mensen konden de uitgang niet op tijd vinden
  • 14 Mensen zijn omgekomen. 241 Mensen worden opgenomen met ernstige brandwonden.
  • De capaciteit van brandwondencentra in Nederland was ontoereikend. Veel slachtoffers werden daarom naar België gebracht.
  • De cafébrand was aanleiding voor verscherpte landelijke controles naar brandveiligheid in de horeca.
  • Er waren teveel mensen in het café en te weinig vluchtwegen.
  • De burgemeester en een wethouder zijn naar aanleiding van deze brand afgetreden.
  • Na de ramp ontwikkelde zich bij veel mensen een post traumatische stress stoornis. Behandelingsprogramma’s zijn lang doorgelopen.
  • De panden mogen 50 jaar lang geen horecabestemming meer hebben is overeengekomen met slachtoffers en familie
  • Pas in 2009 werd er een nieuwe bestemming gevonden: als nieuw centrum van palingvisserij.

Film

Meer informatie

Dit blog is onderdeel van the Museum of Accidents. De laatste update is van 27 december 2020

Intuïtiepomp

Leestijd: 4 minuten

Een intuïtiepomp is een gedachtenexperiment, waarbij je met een metafoor mensen laat zien hoe ze intuïtief met iets omgaan, wat hun onbewuste aanname is. In dit blog heb ik het toegepast op de brandweer, omdat ik daar toen werkte. Maar je kunt ze voor elke andere organisatie of situatie gebruiken.

Zou het toeval zijn dat ik na het schrijven van het blog over intuïtie tegen het nieuwe boek van Daniel Dennett aanliep waarin hij de intuïtiepomp beschrijft? Het leek mij in ieder geval wel het juiste moment om er een nieuw blog aan te wijden. Het ijzer is nu nog heet, zal ik maar zeggen, hoewel ik ook nog niet helemaal precies weet wat ik met die intuitiepomp aan moet. Maar daar is het dan ook een onderzoeksblog voor, nietwaar?

Laat ik beginnen met een eerste intuïtie over de pomp toe te lichten. Want wij brandweermensen denken bij een pomp gelijk aan volpompen. Met water. Dennett bedoelt oppompen. Vergroten, versterken. Van intuïtie.

Daarvoor gebruikt hij de intuïtiepomp als instrument. Eigenlijk is een intuïtiepomp niets anders dan een gedachtenexperiment, waarbij je met het juiste verhaal, analogie of metafoor mensen probeert te wijzen op hoe ze intuïtief met een bepaalde situatie of gedachte omgaan.

Intuïtie in deze context gaat over onbewuste aannames, vanzelfsprekendheden en attitudes die je door je leven heen langzaam hebt opgebouwd. En die bij een goede intuïtiepomp opeens het gevoel geven van: “Aha, zit het zo”!

Overigens is het niet van het grootste belang dat een intuïtiepomp het juiste antwoord oplevert. Maar het moet wel de juiste vraag opleveren en wijzen op een centrale vanzelfsprekendheid.

Een belangrijke reden om intuïtie te challengen en te expliciteren kwam in een commentaar van Brugghemans op mijn vorige blog aan de orde. Het is namelijk niet zo dat intuïties per definitie juist zijn. Ze moeten op de juiste manier begeleid en bevraagd worden om uiteindelijk als gids te kunnen dienen voor het goed en veilig kunnen optreden als brandweer. Ik denk dat gedachtenexperimenten daarbij kunnen helpen en een mooie aanvulling betekenen op het reguliere oefenprogramma. 

Dennett definieert intuïtiepompen zelf als volgt:

“A popular strategy in philosophy is to construct a certain sort of thought experiment I call an intuition pump […]. Intuition pumps are cunningly designed to focus the reader’s attention on “the important” features, and to deflect the reader from bogging down in hard-to-follow details. There is nothing wrong with this in principle. Indeed one of philosophy’s highest callings is finding ways of helping people see the forest and not just the trees. But intuition pumps are often abused, though seldom deliberately”.

Een mooie éénregelige intuïtiepomp van Dennett gaat over de vraag waar je ‘ik’ nu precies zit. “Bij een hersentransplantatie kan je maar het beste de donor zijn”.

In zijn boek geeft hij ook nog het voorbeeld van de Grillige Gevangenisdirecteur (het lijkt Suske en Wiske wel). De Grillige Gevangenisdirecteur wacht elke nacht tot alle gevangenen diep in slaap zijn en haalt dan de deuren van het slot. Vraag: zijn de gevangenen nu vrij?

De Zorgzame Ziekenhuisdirecteur wacht elke nacht tot alle zieken in slaap zijn en doet dan de deuren op slot, omdat hij bang is voor diefstal. Zijn de zieken nu gevangenen?

Een ander mooi voorbeeld komt van Wittgenstein. Tijdens een diner vraagt hij aan zijn tafelgenoot waarom mensen dachten dat het logischer was dat de aarde om de zon draait, dan dat de aarde om zijn eigen as draait. “Nou”, zegt de tafelgenoot, “omdat ik denk dat het er uit ziet alsof de zon om de aarde draait”. Waarop Wittgenstein vraagt: “Maar hoe ziet het er dan uit als de aarde om zijn as draait”?

Even terug naar de brandweer. Zijn er intuïtiepompen voor de brandweer te bedenken? Na lang pijnigen van de hersens kon ik er tot nu toe drie halen uit eigen ervaring.  Ze zijn nog niet heel scherp gedefinieerd vind ik, maar de onderliggende vraagstukken zijn in mijn ogen wel relevant.

Intuitiepomp Bestaansrecht van de brandweer.

De eerste is afkomstig van een training over veiligheid bij repressie die ik gaf. Het ging over het effect van overleden collega’s op het voortbestaan van de onderneming. Uit onderzoek was namelijk gebleken dat veel ondernemingen die slachtoffers onder het eigen personeel te betreuren hebben, onder druk komen te staan. En bij het MKB leidt het zelfs regelmatig tot het verdwijnen van bedrijven. Voor de aanwezige brandweerofficieren leverde deze vraag geen enkele twijfel op. “Wij staan in de wet, dus we kunnen helemaal niet opgeheven worden”.

Is de wet het bestaansrecht van de brandweer? Of heeft de brandweer ook een intrinsiek bestaansrecht? Als alle onderlinge verbanden en gezamenlijkheid zijn verdwenen, bestaan je dan nog omdat je in de wet staat? Hoeveel van je organisatie kun je er eigenlijk af slopen voordat je niet meer bestaat? En als dat punt bereikt is en je staat nog steeds in de wet, wat bestaat er dan nog?

Dit blog is onderdeel van het thema human factors. Op die pagina staan meer blogs over expertise en ervaring.

Nieuwere berichten »

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑