Crisis Awareness

Tag: Filosofie (Pagina 1 van 2)

Geannoteerde essays van Montaigne

Leestijd: 11 minuten

De essays van Michel Montaigne worden gezien als één van de eerste moderne geschriften uit het westen. Tussen 1571 en 1593 schreef hij 107 hoofdstukken over een veelheid aan onderwerpen. En op het laatst, hij takelde al vroeg af, over zichzelf en zijn kwalen. Toen hij overleed was hij 59, net zo oud als ik nu ben. Een mooi moment om zijn werk te bespreken in wat een lang blog zal worden.

Zie ik hem daar zitten? In de toren van zijn kasteel, op het buitenverblijf van zijn familie. 38 is ie pas en hij heeft zich teruggetrokken uit het openbare leven. Om zich te wijden aan zijn gedachten, zijn boeken en zijn geschriften.

Het is 1 maart 1580.

En hij wendt zich tot ons, de lezer. Want we moeten weten dat zijn boek te goeder trouw is geschreven, niet om ons te dienen noch voor zijn eigen roem. Het gaat namelijk over hemzelf; een frivool en ijdel onderwerp, zo zegt hij. Wij als lezers hebben waarschijnlijk wel wat beters te doen. Vaarwel dus, zo schrijft hij.

Maar niets bleek minder waar. Ruim 440 jaar later worden zijn essays nog steeds gelezen en nu ben ik er ook aan begonnen. Vanaf 2016 stond de kloeke vertaling van Hans van Pinxteren onaangeroerd in mijn kast. Door zijn aanstekelijke bundel ‘Hoe ouder, hoe vrolijker’ werd ik weer op het bestaan ervan gewezen, waarna ik het snode plan opvatte om in 2025 de 1379 bladzijden te lezen.

Als ik er elke dag 10 doe, ben ik in 138 dagen klaar.

Dat is 18 mei. Reken hier en daar wat tegenslag; zou het boek eind mei uit zijn? Dan moet ik sneller gaan lezen dan tot nu toe. Als ik dit schrijf op 18 januari 2025 ben ik bij hoofdstuk 1.23, pagina 140. Maar ik ben er wel door gegrepen.

Montaigne is zeker in het eerste deel beïnvloed door de Stoïcijnen. Veel van zijn thema’s komen me daardoor bekend voor. Ook de dilemma’s die hij benoemt zijn in deze tijd nog steeds relevant: Mag je overwinnen door arglist? Waarom is het onverstandig voor onderhandelingen het kasteel te verlaten? Wat kan de droefheid met je doen?

Allemaal pure gedachten en overwegingen uit een tijd die nog niet gedomineerd werd door techniek. Daardoor voelt het alsof je raakt aan de pure mens, nog niet door moderniteit aangetast, maar wel met hetzelfde redenatievermogen en de intelligentie van ons. Verrassend hoeveel er nu nog van toepassing is, vind ik.

Het mooie van de teksten van Montaigne is dat hij niet wil opdringen wat de waarheid is. Veel meer laat hij de verschillende benaderingswijzen zien, door de verhalen van anderen te vertellen. Om daarna aan jezelf de keus te laten welke invalshoek je kiest.

Al verzint hij er af en toe ook wel eens wat bij; is het niet waar, had het waar kunnen zijn.

Bij een oud verhaal kan het, in tegenstelling tot de bereiding van medicijnen, geen kwaad er nu eens dit, dan weer dat doorheen te mengen.

Want het gaat tenslotte om de boodschap.

Daarom deel ik graag de bevindingen van en tijdens mijn leestocht. Geen samenvatting dus, ook geen recensie. Wel kernpunten, associaties en overwegingen.

Ik zou zeggen, denk lekker mee, met de geannoteerde essays van Montaigne.

1.1 Verschillende methodes tot hetzelfde doel

In dit eerste hoofdstuk schrijft Montaigne over de dapperheid die je leven kan redden als je bent overwonnen of gevangen genomen door een machtiger partij dan jij. Hij geeft en paar van zulke voorbeelden, waaronder Edward van Wales, die uiteindelijk vergiffenis toonde aan de stad Limoges dankzij het dappere optreden van drie ridders.

Ja, de mens is een verbazend ijdel, complex en veranderlijk wezen. Je kunt er haast geen staat op maken of er algemene uitspraken over doen.

Waarna hij Alexander de Grote opvoert als iemand die dappere tegenstanders alsnog over de kling joeg.

Montaigne vraagt zich af of Alexander al zoveel heldenmoed had gezien, dat hij er niet meer van onder indruk was. Been there, seen that. Boeie. Zoiets?

Of misschien was Alexander zo jaloers op de dappere andere, omdat hij vond dat hij als enige zo dapper mocht zijn en dat die anderen daar geen aansprak op mochten maken. Hij kon dus niks anders doen dan ze ombrengen.

Of, dat kan ook nog, zou zijn eenmaal ontketende woede zo groot zijn dat die zich door niks liet beteugelen?

1.2 Over de droefheid

In over de droefheid zegt Montaigne dat hij zelf niet erg ontvankelijk is voor emoties, zoals onderwezen door de stoïcijnen.

Ik heb van nature een dikke huid en door mijn verstand te gebruiken maak ik die met de dag stugger en harder.

Verder quote hij Petrarca: wie zeggen kan hoe fel hij brandt, staat niet in vuur en vlam. En Seneca: geringe zorgen spreken zich uit, zware zorgen zwijgen stil.

Droefheid bouwt zich op, zo zegt hij. Het is een emmer water, waar de laatste druppel de boel doet overlopen. Maar soms is het zo overweldigend, dat je er per direct door kan overlijden.

Zo vertelt hij het verhaal van de Duitse officier Raisach die bij het aanschouwen van zijn dode zoon in een harnas niks zei, verstarde en daarna dood neer viel.

Daar staat tegenover dat de vreugde ook tot instantane dood kan leiden. Het is de heftigheid van emotie die een mens fataal kan zijn, niet de droefheid of vreugde op zichzelf.

1.3 Onze gevoelens reiken tot voorbij het leven

De eerste twee bladzijden van dit hoofdstuk zijn het meest interessant. Daarin stelt Montaigne dat we nooit bij onszelf zijn, maar altijd een stap verder. Vrees, hoop en verlangen drijven ons naar de toekomst en dat verbreekt de band met het nu.

Of zoals Epicurus zegt: het past de wijze niet om vooruit te kijken of zich zorgen te maken over de toekomst.

Angst voor de toekomst brengt de mens schade toe, schrijft Seneca. Daarna citeert Montaigne Plato: doe wat je doen moet en ken jezelf. Als je jezelf kent, weet je ook wat jouw zaken zijn en welke je kunt laten liggen omdat die voor anderen zijn. Dat geeft rust.

Zoals de dwaasheid nooit tevreden is, zelfs niet als haar wensen worden vervuld, zo is de wijsheid steeds tevreden met wat voor handen is en heeft nooit onvrede met zichzelf. Zei Cicero in Tusculum.

De rest van het hoofdstuk is een merkwaardig vehaal over begrafenissen en rituelen. Men moet niet alles willen onthouden als je het later ook nog op kunt zoeken.

1.4 Ons gemoed reageert zijn emoties af op de verkeerde dingen als de echte ontbreken

Heftige emotie, zo zegt Montaigne, moet zichzelf altijd ergens op richten. En als er niets is, dan kiest het wel voor een afleider, iets wat er eigenlijk niets mee te maken heeft, maar er wel voor door kan gaan.

Want ongerichte emotie kan niet lang bestaan, dan is het gelijk een wind die zijn kracht verliest en verloren gaat in de lege ruimte.

Verder citeert hij de filosoof Bion, over de koning die uit droefheid al zijn haren uittrok: “denkt hij soms dat je met een kale kop minder verdriet hebt?”

En Plutarchus: trek je niets van de gebeurtenissen aan, want die hebben lak aan je razernij.

Maar, zo sluit hij af, tegen onze eigen wanordelijke geest kunnen wij nooit genoeg tekeer gaan.

1.5 Of de commandant van een belegerde vesting de poorten uit moet gaan om te onderhandelen

List of moed, wie let daarop: het is de vijand, toch? Dit citaat van Vergilius staat centraal in hoofdstuk 1.5.

De vraag is of het doel de middelen heiligt, dan wel dat dapperheid voor de list gaat. Het is eervoller te winnen door kracht dan door arglist, zo wordt door sommigen gesteld, je zegeviert volgens hen alleen echt als je wint door goeder trouw en met behoud van waardigheid.

Het koninkrijk Ternate verklaarde daarom zijn tegenstanders vooraf de oorlog met een volledige opgaaf van middelen, manschappen en materieel, zowel offensief als defensief. Mocht de vijand daarin geen aanleiding zien een bestand te treffen, dan was er ook geen grens om het geschil te beslechten in het veld; alles was toegestaan.

De oude Florentijnen, in een overtreffende trap, kondigden hun verrassingsaanval een maand van tevoren aan door het luiden van hun klok, de Martinella.

Toch schrijve men de list niet af. Wie het niet redt met de huid van een leeuw, moet er een stuk vossenvel aan vast naaien. Verras de vijand.

Tijdens onderhandelingen en vredesverdragen moet de aanvoerder het meest op zijn hoede zijn. En niet zelf de poort uitgaan om de vrede te bevestigen, tenzij hij de overwinning al veilig heeft gesteld.

Maar wie aan het kortste eind trekt make zich groter; zolang ik mijn zwaard nog kan hanteren, zei Eumenes, zal ik nooit vinden dat iemand anders groter is dan ik.

Montaigne sluit af met de stelling dat hij een ander graag op zijn woord gelooft, maar alleen als dat uit vrije wil is en in goed vertrouwen gebeurt; nooit met de moed der wanhoop. De kat in het nauw maakte altijd al rare sprongen.

1.6 Het uur der onderhandelingen is vol gevaren

Hoofdstuk 1.6 gaat door op 1.5: is winnen door arglist eervol? Of geldt het winnen zelf als afdoende reden om de ingezette middelen te kunnen verantwoorden?

Het is voor de stad die zich ook op gunstige voorwaarden overgeeft altijd hachelijk geweest om te vertrouwen dat de afspraken worden nageleefd, zegt Montaigne. Het recht van hebzucht en wraak is vaak sterker dan gezag en krijgstucht.

Michel Montaigne in 1570, hij was toen 37.

Niemand zou mogen profiteren van andermans dwaasheid, citeert hij Cicero, maar in oorlog gaat dat niet altijd op.  Wie wint oogst de roem, of het nu komt door geluk of vernuft.

Het is een kort hoofdstuk, 1.6, waarin Montaigne mijns inziens twijfelt om te kiezen tussen de overwinning door dapperheid en eerlijkheid, dan wel te waarschuwen voor het verraad van de ander.

Misschien is het allebei waar.

1.7 Onze daden moeten beoordeeld worden naar onze bedoelingen

Ontslaat de dood van verplichtingen? Mag je je woord breken als je bent overleden?

Montaigne meent van niet. Aangezien wij geen controle hebben over daden en handelingen, alleen maar over de wil, zijn alle regels betreffende de menselijke afspraken gegrondvest in de wil. Als je meent dat de dood je ontslaat van aangegane afspraken, onteer je jezelf, zowel als je geweten.

Wie het vonnis uitstelt tot het moment dat hij geen weet meer heeft van de zaak is een onbillijke rechter, oordeelt Montaigne.

Uiteindelijk gaat ook dit hoofdstukje over eer en arglist. Het lijkt een pleidooi voor waardigheid zonder naïviteit.

Voor anti-naïviteit.

1.8 Over de ledigheid

Als wij de geest niet richten, schrijft Montaigne, zal onze geest zich vullen met ledigheid en aan de haal gaan, van “hot naar her zwalken door het braakland van de verbeelding.”

Hij zal zo gejaagd zijn dat hij niets dan dwaasheid en schimmen produceert, ijle gedachten spinnend in koortsige dromen.

Wie overal is, is nergens.

“Als je overal woont, Maximus, ben je nergens thuis,” schreef Martialis in zijn Epigrammen.

Kennelijk heeft Montaigne zich teruggetrokken en verblijft nietsdoend op zijn buitenverblijf. Alwaar zijn geest zoveel gedrochten, spooksels en dwaasheden produceert dat hij ze op schrift stelt, in de hoop dat zijn geest er zich nog eens voor zal gaan schamen.

Is Montaigne iemand anders dan zijn geest, vraag ik me nu opeens af?

We zijn op pagina 46. Nog 1331 te gaan 🙂

1.9 Over leugenaars

In hoofdstuk 1.9 beklaagt Montaigne zich over zijn geheugen. Werkelijk niets kan hij onthouden, vertelt hij, maar dat heeft er wel toe geleid dat hij al zijn andere cognitieve capaciteiten vol heeft kunnen trainen. In tegenstelling tot hen die door hun goede geheugen luie denkers zijn geworden, mensen die van wal steken met oude verhalen in zulke details dat niemand het interessant meer vindt.

En dan weer niet onthouden hoe vaak ze hun mottige verhalen al niet verteld hebben; vooral oudere mensen zijn hier te duchten.

Leugenaars moeten over een goed geheugen beschikken om niet door de mand te vallen. Montaigne noemt twee types; zij die niet alles vertellen wat ze weten, en zij die iets anders vertellen dan er werkelijk gebeurd is. Het gaat hem om de laatste groep; die vindt hij verachtelijk. Zelfs als hij zijn eigen hachje zou kunnen redden met een leugen, zou hij het niet doen.

Want taal is wat de mensen met elkaar in contact brengt.

Als wij beseften hoe afschuwelijk de leugen is en wat wij ermee aanrichten zouden wij die overtreding te vuur en te zwaard bestrijden, en met meer reden dan andere misdaden.

Aan leugens raakt men verslaafd, zo meent Montaigne. Wie er eenmaal mee begint kan niet meer ophouden. Verder is het lastig dat leugens niet één gezicht hebben; het is niet het omgekeerde van de waarheid, het kent niet één gezicht. Anders hadden we de leugens gewoon kunnen omkeren.

Hier raakt het aan de paradox van Epimenides, die zei dat Kretenzers altijd liegen. Als Kretenzers altijd liegen sprak hij de waarheid en dus loog hij. Als ze niet altijd liegen, sprak hij de waarheid en dus loog hij.

De pythagoreeërs zeggen dat het goede zeker en eindig is, het kwade onzeker en oneindig. Duizend wegen leiden van het doel af, eentje gaat er naar toe.

1.10 Over vlot of traag spreken

“En nooit kreeg ieder van ons alle talenten” (versregel van La Boétie, een vriend van Montaigne)

Er zijn mensen die altijd hun zegje klaar hebben en er zijn hen die zich eerst goed moeten voorbereiden. De eerste groep omvat vooral de advocaten, terwijl onder de tweede groep met name de predikers schuil gaan.

Helaas zijn er te weinig predikers in Frankrijk, stelt Montaigne, ook al is de rol van de advocaat toch moeilijker.

Zelf heeft hij moeite zich lang voor te bereiden op een spreekbeurt. Als het niet vrij en spontaan gaat, dan gaat het volgens hem belabberd. Daarnaast heeft hij zijn stemmingen niet in de hand; het toeval speelt een grotere rol dan hijzelf.

De omstandigheid, het gezelschap en zelfs het geluid van mijn stem diepen meer uit mijn geest op dan ik er zelf uithaal als ik hem in mijn eentje peil en aanspraak.

Uiteindelijk vindt Montaigne het gesproken woord dan ook waardevoller dan het geschrift.

Wat bij mij dan weer het gevoel opriep dat de bandrecorder zo’n 400 jaar te laat is uitgevonden. Nu ben ik opeens benieuwd naar het stemgeluid van Montaigne. Er is vast ook geen foto van hem.


Dit zijn de eerste tien geannoteerde essays van Montaigne. In de loop van de komende maanden vul ik die aan, al naar gelang ik mijn geplande leestempo weet vol te houden. Dus kom af en toe weer eens kijken hoe ver het project staat.

Zero-accident

Leestijd: 4 minuten

Het idee van de zero-accident filosofie is dat je alle ongevallen kunt voorkomen. Zo denken in ieder geval de hardliners; op zijn minst zou het een mindset moeten zijn, denken vele anderen. Ik deed een gedachtenexperiment in de keuken om dat te onderzoeken.

Thuis ben ik het die kookt.

Dat is niet altijd zo geweest, in mijn eerste thuis kookte mijn moeder. Aardappels, groente en vlees. Heel overzichtelijk, door de groente wist je welke dag van de week het was. Tot er een grilletje kwam en wij elke zondag kip aten met fruitcocktail uit blik. Dat maakte mijn vader dan.

Toen hij een keer bijna een slagaderlijke bloeding opliep tijdens het blikopenen, mochten mijn broers en ik voortaan die handeling verrichten. Een klassieke risico-overdracht strategie.

Nooit mis gegaan, trouwens.

Inmiddels ben ik 58 en leef nog steeds. In die zin is mijn kookveiligheid over de jaren heen zeer succesvol gebleken. Het is alleen wat zorgelijk dat ik steeds vaker averij oploop tijdens het koken. Diverse littekens van brand-, snij- en schaafwonden sieren mijn handen en vingers. Mijn zero-accident strategie is niet heel effectief gebleken. Wel jammer, voor een veiligheidskundige.

Toch heb ik er van alles aan gedaan.

Zo ben ik begonnen de messen te ordenen op risico. De grote en scherpe messen kregen een eigen vakje met een foedraal. Dat loopt dan zo successievelijk af, met steeds minder bescherming tot aan het grote vak voor de ongevaarlijke snijgereedschappen.

Engelse kok in 1943. Foto ANP.

Deze strategie bleek slechts houdbaar tot de keer dat ik mijn halve vingerkoot verwijderde tijdens het kaasschaven. Sinds die tijd zie ik de kaasschaaf als een van de meest gevaarlijke voorwerpen in de keuken. Toch staat de smiley onverklaarbaar op groen.

Maar ik deed meer.

Ik gooide mijn oude meuk weg en kocht er nieuw gerei voor terug, allemaal keurig CE-gecertificeerd. Daarnaast startte ik een onderhouds- en keuringsprogramma. En ik begon met opleidingen.

Tijdens één van die cursussen leerde ik hoe je een knoflookteen moest snijden, in plaats van persen. Ik won daarmee de prijs voor het beste kooktalent van de week en een pleister om mijn bloedende wijsvinger te stelpen.

“Je moet er soms wat voor over hebben”, zei de Japanse kookjuf, en onthulde haar gehalveerde linkerpink.

Daarbovenop startte ik een registratiesysteem in een schriftje en begon met snij-evaluaties en reviews. Volgens mijn zoon komen de ongelukken waarschijnlijk door mijn ingebouwde onhandigheid, die zich pas op latere leeftijd manifesteerde.

“Kijk maar naar opa.”

Toen ik hem daarop bozig aankeek voegde hij er droogjes aan toe dat ik misschien ook gewoon pech had. “Waar gehakt wordt vallen nu eenmaal spaanders, pap”, zei hij, “dat soort spreekwoorden verzinnen ze natuurlijk niet helemaal voor niks”.

Dus overweeg ik om het maar zo te laten verder, met die zero-accident filosofie. Ik berust er in dat ik tijdens het koken af en toe een ledemaat zal mutileren met handgereedschap. Wie goed wil eten heeft weinig keus. Dat is de kern van risk appetite, het korreltje zout laat ik aan u.

Addito salis grano, Plinius zei het al.


Dit blog verscheen in iets aangepaste vorm in de NVVK Info 2024-2. Het is een parodie op de zero-accident filosofie, die mijns inziens niet volledig houdbaar is omdat in een VUCA wereld de onvoorspelbaarheid groot is. Er gebeurt van alles wat je niet verwacht en wat je dus ook niet kunt voorkomen.

Ook de Stoa vond al dat je mensen niet kunt afrekenen op resultaat. Wel op eenvoudige kwesties, zoals een boodschap in de winkel halen. Maar voor het behalen van complexe doelen niet; daarvoor heb je te weinig controle op het totaal. Al heb je wel overal invloed op.

Ook James Reason vreest dat we de guerilla-oorlog om veiligheid gaan verliezen, noteert hij in The human contribution. “Entropy [the lack of order or predictability; a gradual decline into disorder] eventually gets you all.”

Dat betekent niet dat je niets kunt doen. Je kunt redundantie opbouwen, lines of defense definiëren en implementeren en je organisatie daardoor veerkrachtig maken. Je zou dat zelfs meetbaar kunnen maken in capabilities. In de trant van: ‘kleine brand, weinig water; grote brand, veel water.’

Daar kun je 100% voor gaan. Al zou ik er persoonlijk geen slogan van maken.

Crisis bij de Grieken. Een boekrecensie

Leestijd: 6 minuten

Klassieke wijsheid over tijden van crisis, staat er op het boekje over Crisis bij de Grieken. Het is een bloemlezing met oude teksten over één gemeenschappelijk thema, zoals eerder al een bloemlezing over speechen verscheen. Toen ik het net uit had vroeg ik me af welke klassieke wijsheid ik nu had opgedaan. Maar soms moet je nu eenmaal wat dieper graven om te kijken wat je hebt geleerd.

Glimmend roze is ie, het boekje ‘Crisis bij de Grieken’. Nou ja, eigenlijk heet ie gewoon Crisis, maar om verwarring te voorkomen met andere boeken onder die naam maakte ik er maar ‘Crisis bij de Grieken’ van. De oude Grieken wel te verstaan, want daar verwijst ook de subtitel naar: Klassieke wijsheid over tijden van crisis.

Emilia Menkveld en Maurits Lesmeister stelden een bloemlezing samen met teksten over crisis uit de klassieke oudheid. Daarbij verwijzen ze op de achterkant van het boek uitbundig naar het hier en nu, dat je in een pessimistische bui als één grote polycrisis zou kunnen betitelen:

Crisis lijkt het toverwoord om het huidige tijdsgewricht mee te vangen. De ene pandemie is nog maar net afgelopen of de volgende oorlog is al begonnen; de macht van autoritaire leiders neemt overal toe. En de onzekerheid over wat de toekomst brengt is groter dan ooit.

Dat was nog eens een mooie aankondiging. Ik hoopte een verbreding te krijgen op de leer van de Stoa, die ik had leren kennen als een crisisfilosofie bij uitstek. De Stoïcijnen doen eigenlijk niks anders dan kijken hoe je om moet gaan met tegenslag. Hun zienswijzen zijn ook nu nog steeds toepasbaar, dus hoe mooi zou het zijn als ‘Crisis bij de Grieken’ daar op zou aansluiten.

Ik had er zin in.

Crisis

Het boek begint met een korte inleiding op het begrip crisis en de vermeende herkomst ervan uit het Oud-grieks. Maar, zeggen Menkveld en Lesmeister, κρινομαι (krinomai) betekent helemaal geen crisis. Op zijn best betekent het iets als beslissing. Uit andere bronnen dan ‘Crisis bij de Grieken’ haalde ik dat het ook zoiets als oordelen, schiften, richten en oordelen kan betekenen.

En zelfs ‘het moment van de waarheid’ kwam als betekenis voorbij.

Wat het ook niet betekent: het hoogtepunt van een ziekte, of verergering van een ziekte met mogelijk fatale afloop. Na kort beraad nemen de schrijvers de betekenis over van Jacqueline Klooster en Inger Kuin uit hun boek ‘After the Crisis’ uit 2020.

Een crisis is een ontwrichtende gebeurtenis die een breuk vormt met het verleden en waarbij er dus sprake is van een ‘voor’ en een ‘na’.

Hoe tegenwoordig het woord crisis gebruikt wordt is pas gangbaar vanaf het einde van de 18e eeuw. Toevallig stuitte ik onlangs op een filmpje over de semantische verbanden van het woord crisis. Onder deze afbeelding zie je een link naar het filmpje waar ik dat heb uit gehaald. Het kost je een half uur, maar dan weet je er ook alles vanaf. Bovendien ben je daarna ook heel zen.

Semantische analyse van het woord crisis. Als je op de afbeelding klikt wordt ie groter. Link filmpje.

Goed.

Terug naar het boek. Daarin worden tien verhalen verteld via vertaalde klassieke teksten. Dat loopt van Troje via Oidipous naar een seksstaking van de vrouwen in Athene en een staatsgreep met een nepkoning bij de oude Perzen. Een grote variatie in crises dus, zo op het eerste oog.

Ach, wat een ramp is weten, waar het hem die weet niet baat. Ik wist dat goed, maar het was mij ontschoten, anders kwam ik niet.

Sofokles uit zijn verhaal over Oidipous.

Toneelstukken

Toch viel me dat in de praktijk een beetje tegen. Eigenlijk gaan bijna alle hoofdstukken over een hoofdpersoon die zichzelf ernstig in de nesten werkt en daar dan probeert uit te komen. Het zijn meer psychologische crises dan organisatorische. De andere rode draad in die teksten is dat het dialogen zijn. Toneelstukken, niet zelden met hele koren erbij.

Dat besef daagde langzaam tijdens het lezen: er waren in die tijd natuurlijk ook weinig boeken en de manier om verhalen te vertellen was via theaters en toneel. Teksten werden mondeling overgebracht in een voornamelijk orale vertelcultuur. Schriftelijke verhalen zoals we die nu kennen ontstonden pas vanaf de middeleeuwen, toen de steden zodanig groeiden dat er ook een markt voor boeken ontstond.

Taormini theater op Sicilië. De Romeinen hebben het originele Griekse theater volledig herbouwd. Foto Wikipedia

Toen dat begrip er was vond ik het boek opeens weer een stuk leuker. Bijna had ie op de lijst Afgeboekt gekomen, tussen de andere niet-leestips, maar nu vond ik het toch wel een aardige introductie op dit soort klassieke verhalen. Ook voor de hedendaagse crisismanager. Niet direct voor je vakgebied zelf, maar wel voor je algemene ontwikkeling. Het is goed om hier een beetje kennis over te hebben. Crisis bij de Grieken is daarvoor een mooie gelegenheid. En de liefhebber kan altijd op zoek naar andere teksten met dit boek als handleiding.

Plato

Zo zal ikzelf nog eens op zoek gaan naar ‘De Staat’ van Plato. In hoofdstuk vijf van ‘Crisis bij de Grieken’ wordt daaruit een dialoog beschreven waarin de vijf staatsvormen volgens Plato worden gepresenteerd. Plato vond dat Staten dynamisch zijn; de staatsvorm verandert al naar gelang de inwoners veranderen. Een beetje zijn interpretatie van de Collapse of Complex Societies.

Ook zijn meest ideale staatsvorm, de aristocratie, zal uiteindelijk verweken en via timocratie (bestuurd door militairen), oligarchie en democratie verworden tot een tirannie. Feitelijk is het een afbouw van Logos via Thymos naar Eros, maar dan vijf stappen. Dat ik in de twee blogs hiervoor ook al tegen Plato en zijn onderverdeling van de ziel aanliep is echt toeval, de resultante van wandering in crisis.

Veel van zijn karakteristieken zijn ook nu nog herkenbaar, net als zijn taalvondsten. Kijk maar eens naar deze schitterende metafoor, als Plato het grote probleem van de oligarchie uitlegt:

In de eerste plaats is dat het oligarchische beginsel zelf. Stel je voor dat iemand voor zijn schip een kapitein uitzocht op basis van een vermogensgrens en de mensen die het beste voor die functie geschikt zijn passeert omdat ze niet voldoende geld bezitten.

Plato over de ideale staat

Eindoordeel

Ik vond Crisis bij de Grieken al met al een ietwat verwarrende leeservaring. Deels kwam dat door mijn verwachtingspatroon, die zich te veel had laten leiden door de achterflap en mijn ervaring met teksten uit de Stoa. Dat is toch echt wel heel wat anders. Ook is het jammer dat er eigenlijk weinig te leren valt over crisis.

Verder maakt de uitgave een gehaaste indruk. De inleiding is wel heel erg kort en gaat niet diep op begrippen in. Af en toe zwaait er een bekende naam voorbij, zoals Jip van der Toorn, maar haar boekje heeft net zo weinig met crisis te maken als deze bloemlezing.

Amfitheater Delphi is werelderfgoed. Foto is van Unesco.

Ook de inleidingen per hoofdstuk zijn erg kort, te kort. Een goede uitleg en duiding wordt zodoende node gemist. Ik had zelf liever twee hoofdstukken minder gehad met meer toelichting. Nu heb ik het wel gelezen (SA level 1) maar of ik ook alles begrepen heb is vraag 2 (SA level 2).

Daar staat tegenover dat het voor de crisismanager een mooie kans is om kennis te maken met klassieke teksten. Die ook nog eens gaan over een deel van je vak. Sommige stukken, zoals die van Herodotus en Plato, springen er wat mij betreft echt uit en waren leuk om te lezen.

En zoals ik in het blog over de Lezende Mens schreef, je kunt er ook scannend doorheen en alleen de leuke stukken met volle aandacht (prosoché) lezen. Het is tot slot ook een leuk kadootje voor jarige crisismanagers, crisismanagers die afscheid nemen of die wekelijks aan het Romeinse Rijk denken.

Cijfer: 7-

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: niet helemaal als eerste maar wel kort erop.

Het schemeren van de wereld. Een boekrecensie

Leestijd: 5 minuten

Het schemeren van de wereld gaat over Hiroo Onoda, de Japanse soldaat die bijna dertig jaar lang een guerrilla voerde op Lubang omdat hij weigerde te geloven dat de Tweede Wereldoorlog was afgelopen. Werner Herzog schreef er geheel in stijl met zijn cinematografische achtergrond een filmisch verhaal over, dat eigenlijk gaat over het begrip waarheid. Dat maakt het een intrigerend boek.

In 1997 had Werner Herzog een klus in Japan met de componist Saegusa. De verwachtingen waren zo hoog gespannen over de opera die ze gingen uitvoeren, dat de Keizer himself had laten weten dat hij de beide heren zou willen uitnodigen op een privé-audiëntie. Als dat uitkwam in hun drukke werkzaamheden.

Onoda

Schemeren van de wereld

Tot grote ontzetting van Saegusa weigerde Herzog de ontmoeting. Wat volgde was een beklemmende stilte, zo schrijft hij schuldbewust in ‘het schemeren van de wereld’, het leek erop of Japan was gestopt met ademen. Iedereen hield zijn adem in.

Toen, in die stilte, een stem. “Oké, als u de Keizer niet wilt ontmoeten, wie dan?” Zonder na te denken zei ik: “Onoda”.

werner herzog

Het is december 1944. Op het eiland Lubang krijgt Hiroo Onoda zijn nieuwe opdracht. Hij moet het eiland bezet houden met een guerrilla oorlog totdat het Japanse leger terugkeert. Majoor Tanigucha legt hem uit dat hij op zichzelf is aangewezen.

“Er zijn geen regels, je maakt de regels.”

Op één uitzondering na. Nooit mag hij zichzelf van het leven beroven, ook niet als hij gevangen wordt genomen. Want dan moet hij misleidende informatie aan de vijand geven. De waarheid mag niet aan het licht komen.

Waarheid

En de waarheid, dat is het thema van dit heerlijk handzame boekje. Natuurlijk gaat ‘het schemeren van de wereld’ ook over de ervaringen van Onoda en zijn drie mannen in de jungle. Maar dat is niet de kern, zoals Herzog al bij wijze van inleiding schrijft.

Veel details kloppen, veel kloppen er niet. Iets anders was belangrijk voor de schrijver, iets wezenlijks, zoals hij het tijdens een ontmoeting met de protagonist van dit verhaal meende te zien.

werner herzog
Hiroo Onoda in 1944. Hij is dan 22.

Enkele maanden nadat Onoda zijn opdracht heeft ontvangen capituleert het Japanse leger. Die berichten bereiken Lubang echter niet, zodat Onoda zijn strijd voortzet. Diverse keren wordt geprobeerd hem te informeren dat de oorlog is afgelopen. Maar steeds denkt Onoda dat het nepinformatie is.

Hij meent taalfouten te zien in de pamfletten die worden afgeworpen, hij gelooft niet dat het zijn broer is die hij hoort roepen, hij wantrouwt de kranten omdat er zoveel reclame in staat, elke poging hem over te halen strandt omdat hij alles uitlegt naar zijn opdracht: Lubang bezet houden totdat het leger arriveert. Pas als zijn oude majoor, inmiddels dik in de 80, hem verzekert dat het echt over is gelooft hij het. De schok van de waarheid is groot voor Onoda, vertelt hij desgevraagd.

“Hij antwoordt met een ijzig gezicht: Majoor, er woedt een storm in mij.”

Het schemeren van de wereld

Dit is de ene kant van waarheid die wordt besproken in het schemeren van de wereld. De kant die gaat over feiten. Wat is er aan de hand, wat is er gebeurd, wat is er van waar en word ik niet misleid? De opdracht aan Onoda maakt hem tot een Conflictdenker, zoals ik in een vorig blog beschreef. Er is een vijand en die moet bestreden worden. Dat is de enige waarheid. Maar die bleek dus niet waar. Voor de echte Conflictdenker is dat onverdraaglijk. Dan woedt er een storm in je.

Op 11 maart 1974 overhandigt Onoda zijn zwaard aan de Filipijnse president Marcos.

Er is echter nog een vorm van waarheid en die gaat over bewustzijn. Hoe weet ik dat wat ik zie ook echt zo is? Is het geen illusie, geen droom? Het zijn vragen die de vier mannen bezig houden, tijdens lange gesprekken in het regenseizoen. Dat is een slechte tijd voor guerrilla en dan doen ze rustig aan. Onoda vraagt zich bij een kampvuurtje af of hij de oorlog niet droomt. Het is dan 1954.

“Is het mogelijk dat ik gewond in een lazaret lig en uiteindelijk na jaren ontwaak uit bewusteloosheid en dat iemand me vertelt dat het maar een droom was. Is dit oerwoud, de regen, alles, een droom?”

Wat Onoda ook ontdekt in de jungle, tijdens de vele tochten daar: het heden bestaat niet.

Elke stap van hem was al verleden en elke volgende toekomst. (..) En dan steeds kleiner, in millimeters, in niet meer waarneembare fracties van millimeters. We denken dat we in het heden leven, maar dat kan helemaal niet bestaan. Ga ik, leef ik, voer ik oorlog?

onoda
Schemeren van de wereld
De droom van de vlinder is een klassieker uit de Taoïstische literatuur. Daarin droomt Chang Tzu dat hij een vlinder is die vrij kan vliegen van bloem tot bloem. Maar als hij wakker wordt vraagt hij zich af of hij niet een vlinder is die droomt dat hij Chang Tzu is. De vraag achter de vraag is: hoe weet ik dat ik besta?

Het schemeren van de wereld is een geweldig boek. Herzog vertelt er, als je het wilt zien, meer dan één verhaal in en alleen van Onoda weten we hoe het afloopt als het boek uit is. Alle andere vragen blijven onbeantwoord achter en dat is precies wat dit boekje, ik zei het al, zo intrigerend maakt. Van harte aanbevolen.

Het antiboek van Yevgeni Krasnova

Leestijd: 5 minuten

Misschien bestaat het antiboek niet eens, dacht ik toen ik dit stukje had geschreven. Maar eigenlijk gaat dit blog ook over wat anders. Over denken. Want dat is het belangrijkste gereedschap van de crisismanager, denken. En daar dan de scheppende variant van, met creativiteit en doelgerichtheid.

De schrijfmachine mijmert gekkepraat. Lees maar, er staat niet wat er staat.

martinus nijhoff

Zie jezelf eens als kok. Je belangrijkste doel is om een maaltijd op dat bord te krijgen binnen een redelijke tijdspanne. De ervaren kok doet het misschien uit zijn hoofd, anderen pakken er een recept bij. Maar altijd is er sprake van de twee hoofdbestanddelen uit de strategie van de toevallige kans, bricolage en momentum.

Met bricolage verzamel je de ingrediënten, spulletjes en de mensen die je nodig hebt om het gerecht te realiseren. En momentum is het op het juiste moment bij elkaar (laten) gooien van al die dingen. Dat is wat koken is, bricolage en momentum. Net als crisismanagement dus.

Het antiboek van Yevgeni Krasnova
Het antiboek van Yevgeni Krasnova

Helaas zijn er altijd mensen die koken verwarren met eten en het juiste bestek. Niet dat bestek onbelangrijk is, dat niet, maar het is geen koken. Wee de kok die complimenten krijgt voor zijn messen en lepels, niet voor de maaltijd. Nog nooit ging ik naar een restaurant terug voor de mooie bordjes.

Precies zo moet de crisismanager zich vooral bezig houden met het oplossen van het probleem en zich daarna pas afvragen of ie volgens de wet wel bindende aanwijzingen had mogen geven aan andere diensten als leider COPI. Leuk, beschouwingen over wet- en regelgeving, maar het zijn verhalen over bestek. Eerst maar eens leren koken.

Zelf ben ik een oude kok die kookboeken spaart en daar receptjes uit haalt om een stukje over te schrijven of te vertellen. Zo af en toe kook ik zelf ook nog wel eens wat, maar in de loop der jaren is mijn interesse daarin vooral gegroeid richting de uitzonderlijke verrassingsgerechten met veel impact. Zwart gevogelte, alhoewel je altijd pas achteraf weet of het dat was of niet.

Yevgeni Krasnova

Ik heb nog lang niet al mijn kookboeken gelezen, ze puilen ongelezen de planken van mijn boekenkast uit. Dankzij Taleb zie ik de antibibliotheek tegenwoordig als een onderzoeksinstrument. Daardoor weet je wat je niet weet, het is je known unknown. Hij schrijft er over in het eerste deel van The Black Swan en ik vond het voor crisismanagers zo’n interbolegerend concept dat ik er dit blog over maakte. Want dat is wat crisismanagers moeten doen, interbolegerende concepten bricoleren. Je weet maar nooit wanneer je er wat aan hebt.

In hoofdstuk 2 van The Black Swan begint Taleb vervolgens over de schrijfster Yevgeni Nikolayevna Krasnova (YNK). Zij zou een Frans Russische neurologe zijn die een bestseller had geschreven die door alle gerenommeerde uitgevers over het hoofd was gezien. Hier fronste ik mijn wenkbrauwen. Mijn known unknown is redelijk op orde, maar van Yevgeni Krasnova had ik nog nooit gehoord. Even googelen dus.

Al gauw ontdekte ik dat Yevgeni Krasnova inderdaad niet bestaat. Het is een fictief personage, verzonnen door Taleb die nogal geheimzinnig doet over zijn inspiratiebron. Grappig genoeg bleek haar boek, A Story of Recursion, wel te koop bij Amazon. Alleen is het geen echt boek, maar een zogeheten dummy; 153 pagina’s leeg papier, gelinieerd. Het is een antiboek, het antiboek van Yevgeni Krasnova.

Antiboek

Acht lezers hadden een beoordeling van het antiboek gegeven. Vier met vijf sterren, en vier met één. Daarmee werd het gemiddelde een drie, volgens Amazon, een getal waar Taleb zelf ook wel wat van zal vinden. De bijbehorende commentaren zijn heel grappig, vooral die van een zekere Sophie uit Duitsland. Al weten we niet of Sophie echt bestaat natuurlijk. You Never Know (YNK)

This is a scam. It’s a notebook and not the actual book.

Sophie

Goed.

Taleb zelf gebruikt de term antiboek trouwens niet. Mijn redenering was dat als een kast met ongelezen boeken een antibibliotheek is, een niet geschreven boek een antiboek is. Toch twijfelde ik daar na enige tijd weer over. Is een niet geschreven boek wel hetzelfde als een niet gelezen boek? Is niet-zijn hetzelfde als niet-weten? Is de absence of evidence de evidence of absence?

Bij die vraag aangekomen herinnerde ik me een oud artikel uit de liminale fase tussen de typemachine en de tekstverwerker in, ik geloof dat het van Hofstadter was. Het ging over leegte. Zeker weten doe ik dit trouwens niet. In mijn geheugen worden namelijk steeds meer letters vervangen door spaties.

Volgens Hofstadter is een leeg vel, een A4, niet meer leeg als je het in de tekstverwerker vol hebt getypt met spaties en daarna uitgeprint. Waar bij een typemachine de spatie namelijk echte leegte is, een fysieke verschuiving van de wagen zonder aanslag, is het bij een tekstverwerker een symbool voor leegte; een iets dat de uitdrukking is van niets.

Printscreen van de customer reviews. Mooie minimax verdeling.

Terug naar mijn antiboek van Yevgenia Krasnova. Ik bladerde er door heen, door al die lege pagina’s, en bedacht me dat een volledig ongeschreven boek een unknown unknown is. Je weet niet wat er niet geschreven is. Dit exemplaar daarentegen was wel bekend, het was The Story of Recursion, dat echter niet geschreven was. Dat maakte het een unknown known.

De kok in mij vond het inmiddels welletjes. Er zijn slechts twee soorten maaltijden, zo zei hij, de gegeten en de ongegeten. Zo zijn er ook maar twee soorten boeken, de gelezen en de ongelezen. Er zijn dingen die je weet en dingen die je niet weet. Dat wat je weet kun je gebruiken, wat je niet weet kun je niet gebruiken. De rest is geleuter.

Het antiboek van Yevgeni Krasnova paste overigens prima in mijn antibibliotheek, er waren nog genoeg lege planken over.

Bluets – Maggie Nelson

Leestijd: 3 minuten

Bluets is een mooi vormgegeven klein boekje met een harde kaft. Alleen daarom zou je het al willen hebben. Maggie Nelson schreef het in 2009, maar de Nederlandse vertaling kwam pas in 2021, van Nicolette Hoekmeijer. Het was ook pas toen dat ik er lucht van kreeg. Bespiegelingen in blauw is de ondertitel en het verhaal, voor zover je het zo kan noemen, is opgezet in de vorm van proposities. In 240 stellingen, gevoelens dan wel overwegingen, neemt Maggie je mee in haar wereld. Een review in 16 stellingen.

  1. De beginzin van Bluets: ‘Stel dat ik begon met te zeggen dat ik verliefd was geworden op een kleur.’
  2. Verliefd worden op een kleur is wat anders dan je lievelingskleur. Sterker nog, het gaat niet over een kleur. Het gaat over blauw. En dat is niet zo maar. Blues, daar gaat het over.
  3. Eigenlijk kocht ik het boekje vanwege de recensie in het NRC, waarin werd gezegd dat het een essay was in de vorm van proposities over blauw. Dat, zo veronderstelde ik, was een manier van schrijven waar ik niet bekend mee was en die wellicht inspiratie zou kunnen opleveren voor mijn eigen blogs. Soms wil je immers iets nieuws uitproberen.
  4. Stelling 49: ‘In het neuken schuilt een kleur, maar het is geen blauw.’
  5. Andere woorden voor verwarring volgens synoniemen.net: chaos, confusie, consternatie, desorganisatie, disorde, drukte, implicatie, janboel, onduidelijkheid, onrust, ontdaanheid, ontreddering, ontsteltenis, opschudding, opwinding, paniek, verdwazing, verontrusting, verwardheid, wanorde, warboel.
  6. Wie is die ‘je’ die steeds voorbij komt? Is dat de lezer? Nee, dat is niet de lezer. Dat is haar ex-vriend. En soms is ze het zelf. Als het niet iemand anders is.
  7. Stelling 27: ‘Maar waarom zou je überhaupt een diagnose willen stellen, als een diagnose niets anders is dan een herformulering van het probleem?’
  8. Dat is een interessante gedachte. Even volhouden maar, met het boek.
  9. Soms vraag je je af wat je nou precies zit te lezen. Is dit een verhaal, een essay, een onderzoek, een afrekening, een reflectie, een afsluiting, wat is het? Of is het dat misschien allemaal? Is het een multipliciteit?
  10. Ongeveer op de helft ben ik er voor het eerst mee gestopt. Met het uitlezen.
  11. Stelling 200: ‘Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen’- een bemoedigende leuze, zonder meer. Maar in feite is dat maar één lezing van het fragment dat is nagelaten door Heraclitus, die de gepaste bijnamen ‘De Raadselachtige’ of ‘De Duistere’ droeg.’ Andere lezingen (..) ‘We stappen wel en niet in dezelfde rivier; we zijn en we zijn niet.’
  12. Toen ik het voor de eerste keer helemaal uit had, ben ik het daarna kris kras gaan herlezen omdat ik er geen bal van snapte. Random stellingen door elkaar. Dat maakt het een ander boek, Heraclitus voorspelde het al.
  13. Ik geloof niet dat ik eerder een boek las dat ik als vrouwelijk zou bestempelen. Ook niet als het door een vrouw geschreven is. Het is misschien ook niet eens vrouwelijk. Maar mannen denken en schrijven in ieder geval niet zo als Maggie. Niet als in Bluets.
  14. 240 faculteit = 240! = 6,7 x 10 E 459. Ik kan er een nulletje naast zitten, veel blijft het.
  15. Zoveel versies van het boek bestaan er als je alle 240 stellingen op alle mogelijke volgordes door elkaar leest. Dat krijg je dus nooit uit.
  16. Bluets blijft. In de boekenkast. Ik zal er zo nu en dan weer een paar stellingen uit lezen. Soms is de weg belangrijker dan de bestemming.

De essentie van stoicijns crisismanagement

Leestijd: 2 minuten

Na vijf dagen tellen was het nog steeds niet duidelijk wie de presidentsverkiezingen van Amerika zou gaan winnen. In het begin leek het er op dat Trump aan de winnende hand was, maar naarmate de week vorderde groeide de hoop dat Biden hem uiteindelijk toch nog zou overtroeven. Het is de vraag of het veel uitmaakt. Niet Trump is de uitdaging, maar de mensen die op hem stemmen. En dat is de helft van de Verdeelde Staten.

In zijn ‘Colleges’ vraagt Epictetus zich af hoe men zich op moet stellen tegenover een tiran.

“Wat is het dan dat de meeste mensen in verwarring brengt en uit het lood slaat? Is het een tiran met zijn lijfwacht? Geen sprake van! Het is uitgesloten dat wat van nature vrij is, door iets anders in verwarring gebracht en tegengewerkt wordt dan zichzelf. Het zijn dan ook zijn eigen opvattingen die iemand in verwarring brengen.”

Ik denk daarom dat Epictetus de huidige Europeanen zou uitleggen dat de vraag ‘wat kan er wel’ de essentie is van stoïcijns crisismanagement. Breng jezelf niet in verwarring door wat Biden doet, of Trump. Europa is van nature vrij, maar heeft zich afhankelijk gemaakt van Amerika. Afhankelijk in technologie, afhankelijk in landsverdediging, afhankelijk in economie, afhankelijk in politiek.

Hij zou zeggen dat Europa terug moet naar zichzelf. Terug naar zelfredzaamheid, naar zelf doen en vooral kijken naar wat er wel kan. Vergroot je eigen regelruimte en accepteer wat daar buiten valt. Want dat is de essentie van stoïcijns crisismanagement.

Epictetus zou ook zeggen dat het nooit te laat is om van een dwaling, een fundamental surprise, te leren. Het echte besef komt soms met grote klappen, maar dat betekent niet dat alles dan verloren is. Kijk daarom niet naar wat er niet meer kan, maar kijk naar wat er nog wel kan. Zie de loop der dingen als een rivier die stroomt en bedenk net als Heraclitus dat geen mens twee keer in diezelfde rivier stapt.

Tot slot zou Epictetus zeggen dat je uit moet gaan van je eigen kracht, ook al wint Joe Biden de verkiezingen. Toevallig deed hij dat, precies tijdens het schrijven van dit stukje. Maar dat verandert uiteindelijk niks, omdat de vraag wat er wel kan altijd hetzelfde zal zijn. Dat is de essentie van stoïcijns crisismanagement.

Dit is het tweede blog over stoïcijns crisismanagement. De eerste, crisis managen als een Stoïcijn, lees je hier.

Crisis managen als een Stoïcijn

Leestijd: 5 minuten

Crisis managen als een Stoïcijn. In dit studieblog beschrijf ik wat de crisismanager kan leren van de Stoa. Dat gebeurt in fases. We beginnen met de drie uitgangspunten, en steeds komt er iets bij.

Crisismanagement neigt er steeds meer naar een vak te worden van cycli, fases en technieken. Het wordt technocratischer, systemischer. Met veel nadruk op informatiemanagement en besluitvormingsstructuur, vragen over ‘wat’ en ‘hoe’. Daar is op zichzelf helemaal niets mis mee. Sterker nog, ik blog graag mijn eigen duit in dat zakje.

Toch is de techniek maar een deel van het verhaal. Crisismanagement gaat ook over wie je als mens bent. Hoe je in het leven staat, hoe je naar dingen kijkt, welke opvattingen je hebt. Veelal is dat een onzichtbare laag van het denken en voelen, die desondanks van groot belang is in de keuzes die je maakt. Het is de onderstroom van het ‘waarom’, de richtingaanwijzer waarmee je het ‘hoe en wat’ van crisismanagement aanstuurt. Daar lees je dan weer een stuk minder over.

Daarom heb ik het plan opgevat om dit studieblog te starten over crisis managen als een Stoïcijn. Om het ook eens een keer over het ‘waarom’ te hebben. Het is een studieblog, omdat ik nog niet weet waar het heen zal gaan. Ik begin gewoon hier en al lerend gaan we op pad. Dat is een werkwijze die ik sinds begin 2020 ook toepas op het onderwerp fundamental risk and -surprise. Een beetje focus en een beetje wanderen, conform de strategie van de toevallige kans. We ontdekken vanzelf waar dat toe leidt. Eerst maar eens kijken wat een Stoïcijn eigenlijk is.

crisis managen als een stoïcijn
Zeno van Citium. Foto van Paolo Monti, 1969

De Stoa

De Stoa is opgericht in 300 voor Christus door Zeno van Citium, in het oude Athene. Ergens aan de rand van de stad, tussen een grote rij zuilen (stoa betekent zuilenrij) onderwees hij zijn studenten. Later zou het Stoïcisme uitwaaieren naar Rome, waar met name Marcus Aurelius veel teksten heeft geschreven die tot op de dag van vandaag bepalend zijn voor wat het stoïcisme is.

In het dagelijks spraakgebruik betekent stoïcijns zoiets als emotieloos. Veel mensen denken dan direct aan Spock, de Vulcan uit Star Trek. Toch gaat het niet over afwezigheid van emoties als geheel. Het gaat over de afwezigheid van storende emoties, die je een rationeel zicht op de werkelijkheid ontnemen. Juist de rede, de ratio, is de enige manier om tot de juiste antwoorden te komen zodat je een goed leven kan leiden. Dat is het doel van de Stoa.

Wat het stoïcisme dus beoogd is om je inzicht te geven in jezelf, zodat je bewust wordt van verstorende emoties (zoals hebzucht, egoïsme en conformisme) die het nemen van de juiste beslissingen in moeilijke tijden belemmeren. Wat meer heeft een crisismanager nodig?

De eerste drie uitgangspunten voor de stoïcijnse crisismanager

In dit studieblog komt nog van alles aan uitgangspunten en stellingen voorbij die van belang kunnen zijn voor de stoïcijnse crisismanager. Maar je moet ergens beginnen natuurlijk, en daarom start ik met de presentatie van wat ik de eerste drie uitgangspunten vind. Die inderdaad in elkaars verlengde liggen, maar zo is het wel een coherent setje.

De meditations van Marcus Aurelius is een standaardwerk in de Stoa

1.     Het gaat er niet zozeer om wat je overkomt, maar om wat je er mee doet

Leven is ervaren, en in een gemiddeld leven gebeurt er van alles. Zowel leuke als vervelende dingen. Met die leuke dingen komt het meestal wel goed, maar hoe ga je om met ellende? Dat is het eerste uitgangspunt van de stoïcijnse crisismanager: het gaat er niet om wat je overkomt, maar om wat je er mee doet. Ga je bij de pakken neerzitten, laat je je uit het veld slaan? Of incasseer je en kom je terug? Haal je de goede dingen uit tegenslag? Leer je van tegenwind, zoals de boeddhist die zijn persoonlijkheid wil sterken aan nare gebeurtenissen: wat interessant dat ik dat mee mag maken! Volgens de Stoa geldt er maar één route: the obstacle is the way.

2.     Amor Fati

Hou van je lot, dat is de letterlijke vertaling van amor fati. Friedrich Nietzsche schreef daar over:

My formula for greatness in a human being is amor fati: that one wants nothing to be different, not forward, not backward, not in all eternity. Not merely bear what is necessary, still less conceal it… but love it.”

Als een crisismanager heb je ook niet zo veel keus. Je kan ervan balen dat je net dienst hebt als de ellende zich openbaart, hopen dat het snel voorbij is, mopperen over ‘waarom ik, waarom nu’. Maar je kan ook accepteren dat dit het nu eenmaal is en gewoon aan de bak gaan. Sterker nog, je kan ervan houden dat als het toch gebeurt, jij degene bent die aan het roer staat. Dat is amor fati.

3.     Verander wat in je macht ligt, accepteer waar je niet over gaat.

Dat je van je lot moet houden, betekent niet dat je je als een willoos blaadje over de woeste rivier moet laten sleuren. Het derde uitgangspunt is daarom misschien wel de meest centrale stelling van de Stoa: verander wat in je macht ligt en accepteer de rest. De echte Stoïcijn gaat daarmee dan direct aan het werk. Filosofie is namelijk doen, volgens de Stoa, en wel in drie disciplines.

  • De discipline van de juiste perceptie: klopt het wat ik zie? Heb ik een juist beeld van de werkelijkheid? Vandaar ook mijn interesse in situation awarenes en de fundamental surprise.
  • De discipline van de juiste actie: doe ik de goede dingen? En doe ik ze om de goede reden?
  • De discipline van de juiste wil: hoe kan ik het beste accepteren? Hoe gebruik ik een situatie om te begrijpen wat er aan de hand is? Wat is wijsheid?

Tot zover deze mini introductie van crisis managen als een stoïcijn. Deel twee, over de essentie van stoicijns crisismanagement, lees je hier. Er is in 2022 ook een serie gestart over prohairesis, de stoïcijnse kunst om je voor te breiden op jezelf.

Inleiding op Rizoom en Gilles Deleuze

Leestijd: 5 minuten

Gilles Deleuze wordt algemeen gezien als de ‘ontdekker’ van het rizoom, alhoewel hij daar zelf waarschijnlijk anders tegenaan gekeken zal hebben. Het rizoom was er al, je hoefde het alleen nog maar te zien. En om het te zien moet je verrekte goed kijken, want het is niet eenvoudig. Ik doe hier een poging met voorbeelden uit het brandweerveld, want dat is het rizoom waar ik indertijd in zat.

Als je in één zin moet zeggen wat een rizoom is, dan zou ik zeggen dat het een netwerk is met heterogene componenten. Met heterogene componenten bedoel ik dat het om eigenlijk alles kan gaan: dingen, mensen, dieren, natuur, muziek, waarden, zingeving, brandweer, noem maar op.

Het karakteristieke van een rizoom is dat het geen begin en geen einde kent. Eerder is het een geheel van koppelingen en verbindingen in een soort van structuur, zonder een centralistische aansturing.

Netwerksamenleving

De NSOB publiceerde in 2010 een essay over de netwerksamenleving en gebruikte daarin ook het rizoom. Zij formuleerden het aldus: “Een samenleving is een netwerk van netwerken die op de één of andere manier allemaal met elkaar verbonden zijn, maar waarin tegelijkertijd geen samenhang, maar juist fragmentatie en gelaagdheid te ontdekken valt. Verbondenheid zonder samenhang is een belangrijk kenmerk van het rizoom.”

De bron.

Een rizoom kent geen coördinator of baas, heeft geen richting en ‘is’ eigenlijk alleen maar. Het bestaat. Deleuze noemt het zelfs een becoming, iets wat wordt. Als je op deze manier naar de werkelijkheid kijkt, ontstaan er opeens heel andere oplossingsrichtingen en interventies.

Weer even naar de NSOB: “”Zeker in een rizomatische samenleving is de dynamiek en complexiteit zodanig, dat louter organisatiestructurele antwoorden steeds vaker zullen ‘wringen’: de samenleving is gefragmenteerd en gelaagd evenals de daarin voorkomende problemen, waardoor ‘standaardoplossingen’ niet volstaan.”

Connecting dots

Essentieel in deze benadering is dat je contact maakt met het rizoom: je wordt één van de koppelingen. Connecting dots. Dat vraagt wel om een actieve houding, omdat je ook moet connecten met de andere componenten uit het rizoom. Zoek de gelaagdheid uit, ontdek de fragmenten en heb oog voor de heterogeniteit van die componenten.

Dat betekent goed luisteren en kijken, zonder oordeel, met een ongekleurde bril. Je hoeft slechts vast te stellen, te ontdekken. Door met de koppelingen te spelen, nieuwe toe te voegen en uit te breiden, wordt het rizoom langzaam anders terwijl het toch hetzelfde blijft. Nieuwe normaliteit noem ik dat.

Gilles Deleuze wordt gezien als de grondlegger van de rizoombenadering. Samen met Felix Guattari schreef hij ‘Mille Plateaux’, door mij vaak de Dikke Deleuze genoemd vanwege de 688 pagina’s die het beslaat. In dat boek wordt het rizoom als metafoor gebruikt om naar de samenleving te kijken.

Wortelstok

Van origine is een rizoom een biologische term voor wortelstok, zoals de bamboe of de paardenbloem. Iedereen met een paardenbloem in zijn gras weet dat hij dat nooit meer kwijt raakt omdat ondergronds al die bloemen met dezelfde wortel zijn verbonden. Maakt niet uit wat je er uittrekt, het komt steeds weer terug.

De Dikke Deleuze noemt een aantal karakteristieken van rizomen. Dat is eigenlijk best abstracte materie, dus heb ik geprobeerd met voorbeelden van de brandweer het iets concreter te maken. Ik weet niet of het wel helemaal klopt wat ik hier doe, maar daar kom ik later vast nog wel eens op terug. Sowieso is dit niet het laatste stukje tekst over rizomen, dat zal zich de komende tijd verder ontwikkelen.

“Wij hebben de l’anti-oedipe met z’n tweeën geschreven. Omdat ieder van ons uit meerderen bestond, maakte dat al veel uit. In dit werk hebben wij alles gebruikt wat ons aansprak, dat wat ons het meest nabij was en dat wat het verst van ons afstond.”

Deleuze en guattari

Het principe van connectiviteit en heterogeniteit.

“Any point of a rhizome can be connected to anything other, and must be. This is very different from the tree or root, which plots a point, fixes an order”.

Je zou de brandweer als een rizoom kunnen beschouwen, van 1 brandweermens tot een ploeg tot een kazerne tot een veiligheidsregio, uiteindelijk brandweer Nederland.

Maar de connecties kunnen verder door, tot internationale brandweerorganisaties, of andere hulpverleningsorganisaties, of met alles wat rood is. Zoek de overeenkomsten en als er dots connected kunnen worden, is het een rizoom.

Het Lelietje-van-dalen is een plantje dat iedereen wel van naam kent en dat zich ontwikkelt via een rizomatische wortelstok.

Het principe van de veelheid (multiplicity)

“A multiplicity has neither subject nor object, only determinations, magnitudes and dimensions that cannot increase in number without changing the multiplicity in nature”.

Vandaag, 29 september twitterde ik over het ongevalsrapport dat verschenen is naar aanleiding van het sneuvelen van 19 bosbrandbestrijders in juni dit jaar in Amerika. Feitelijk was een beperkte situational awareness gecombineerd met verbroken portoverkeer de belangrijkste verklaring voor het ongeval. Daardoor werd de brand onderschat en kon er geen correctie plaatsvinden vanuit het commandocentrum.

Maar als je identiteit van brandweermensen toevoegt aan de verklaring, ontstaat er opeens een heel ander rizoom. Dan bepaalt identiteit dat men in de frontale aanval gaat, en niet wacht tot de vuurhaard voorbij is en hem dan in de flank of de rug aan te pakken. Overigens was het rizoom ‘brandweer’ al veranderd door dit ongeval.

Het principe van de onsignificante (asignifying) scheuring.

“A rhizome may be broken, shattered at a given spot, but it will start up again on one of its old lines or on new lines”. Ook hier kan je de analogie leggen met gesneuvelde collega’s. Weliswaar is het rizoom beschadigd, maar het verandert zich, past zich aan en ontwikkelt door. Ook bij grootschalig optreden kun je zien dat aflossing in zekere zin een scheuring is van het rizoom, maar dat de blussing gewoon doorgaat. Misschien is 9/11 nog wel het mooiste voorbeeld van deze karakteristiek. Brandweer New York verloor in één klap 343 brandweermensen, maar ze bestaat nog steeds en is misschien nog wel taaier dan ooit.

Het principe van de kartography en decalcomania.

“The rhizome is altogether different, a map and a tracing. The map is open and connectable in all of its dimensions; it is detachable, reversible. Susceptible to constant modification (..) Perhaps one of the most important characteristics of the rhizome is that it always has multiple entryways, as opposed to the tracing which always comes back to the same”.

Feitelijk hebben we met het procesteam brandweerdoctrine deze karakteristiek gekozen voor de implementatie van het kwadrantenmodel. Door het kwadrantenmodel beschikbaar te stellen via internet, Linked In groepen te starten en te twitteren, columns te schrijven en presentaties te geven ontstond er een groot rizoom waardoor het kwadrantenmodel overal in Nederland is opgepopt.

Dit blog is onderdeel van het thema ‘rizoom.’ Op die pagina vind je nog meer blogs over dat onderwerp.

De Notre Dame is altijd meer dan ze ooit geweest zou zijn zonder brand

Leestijd: 8 minuten

De brand in de Notre Dame is meer dan een door vuur verwoeste kathedraal. Het is ook een verhaal over identiteit en politiek, over de symboliek van markante gebouwen en over vooruitgang. Of niet. Een blog in etappes waarbij steeds nieuwe vragen opdoemen…

Het is 15 april 2019, net als vele anderen volg ik de brand in de Notre Dame via Twitter.

Om 21.18 tweet ik: “Met de kathedraal brandt er niet alleen een gebouw af, maar ook de herinnering van miljoenen mensen die er door de eeuwen heen zijn geweest. Er valt een gat in ons collectief (on)bewustzijn.”

Brand in de Notre Dame, 20.06h. Foto Godefroy Troude.

Maar dat bleek iets te vroeg gefilosofeerd. Een paar uur later stond het gebouw nog grotendeels overeind. Geen gat dus.

Er voor in de plaats kwam een vraag: hoeveel kun je van de Notre Dame vervangen voor het de Notre Dame niet meer is? Is ze over vijf jaar, zodra ze weer hersteld is volgens Macron, nog steeds zichzelf? Of is de Notre Dame dan meer dan ze ooit geweest is zonder haar geschiedenis?

Roland Barthes en de argonauten

Ik ga met mijn vraag te rade bij Roland Barthes. Die had zich ook al eens afgevraagd wanneer een object verandert in een ander object als je er heel veel van vervangt. Maar dan voor het schip Argo, van de Argonauten.

“A frequent image: that of the ship Argo (luminous and white), each piece of which the Argonauts gradually replaced, so that they ended with an entirely new ship, without having to alter either its name or its form.

This ship Argo is highly useful: it affords the allegory of an eminently structural object, created not by genius, inspiration, determination, evolution, but by two modest actions (which cannot be caught up in any mystique of creation): substitution (one part replaces another, as in a paradigm) and nomination (the name is in no way linked to the stability of the parts): by dint of combinations made within one and the same name, nothing is left of the origin: Argo is an object with no other cause than its name, with no other identity than its form.”

Roland Barthes

Barthes is er zeker van: als je de naam hetzelfde laat en de vorm ook, blijft het ding altijd zichzelf.

Ik kijk naar de foto en denk: maar dat geldt niet voor brand. Ook al is de Notre Dame straks weer haar stralende zelf, dan nog is deze brand voor eeuwig toegevoegd aan haar geschiedenis. De Notre Dame is daarom altijd meer dan ze ooit geweest zou zijn zonder haar rampen.

What doesn’t kill you, makes you stronger, zeggen ze, en misschien geldt dat ook wel voor dit gebouw.

De Argo volgens Volanakis Konstantinos

Update 11 juli 2020: herbouw van de Notre Dame

Deze week werd bekend dat de Notre Dame toch hersteld zal gaan worden in de oude luister. Zo veel als mogelijk worden de oorspronkelijke bouwmaterialen hergebruikt. Zelfs het lood dat tijdens de brand voor zo veel verontreiniging zorgde in de buurt wordt weer terug gebracht in de oude staat.

Een bijzondere keuze.

Macron volgt daarin het advies van een nationale commissie erfgoed en architectuur, hoewel hij zelf eerder had aangegeven een gemoderniseerde Notre Dame wel een goede optie te vinden. Op de achtergrond speelt mee dat Frankrijk de Olympische Spelen van 2024 organiseert en dan moet de kathedraal herbouwd zijn. Met een nieuw ontwerp gaat dat zeker niet lukken.

Foto van Wikipedia onder CC 4.0

‘De authenticiteit, harmonie en samenhang van dit meesterwerk van gothische kunst moet op die manier worden gewaarborgd’, zo citeert de Volkskrant uit het rapport van de commissie.

Authenticiteit, harmonie en samenhang, het zijn woorden waar Macron naar snakt nu zijn populariteit het afgelopen jaar tot een minimum is gedaald.

Het is de vlucht naar achteren: op dit moment is er kennelijk alleen landelijke overeenstemming te krijgen over wat er was, over het oude. Niet over het nieuwe, wat er zou kunnen komen.

Wie weet zijn de tijden zo ongewis dat men dit er niet bij kan hebben. Het probleem van onze tijd is dat de toekomst niet meer is wat ze geweest is.

Le problème de notre temps, c’est que le futur n’est plus ce qu’il a été.

paul valery

De Notre Dame is niet wat ze is, maar wat men vindt dat ze is. Zolang de vorm en de naam uit de meest nabije herinnering maar gelijk blijft.

Zodoende wordt ook de beroemde torenspits (die pas in de 19e eeuw werd toegevoegd) volledig gereconstrueerd. Want we moeten ook niet weer terug naar helemaal vroeger. Het moet wel een beetje beschaafd blijven.

Er is maar één conclusie. Barthes had gelijk.

Update zomer 2020

In de zomer van 2020 is begonnen met het verwijderen van de steigers die nog rondom de Notre Dame stonden. Het gaat in totaal om 200.000 kilo aan steigers met een totale hoogte van 40 meter. Het merendeel van die steigers is vastgesmolten door de hitte tijdens de brand.

Het jeugdjournaal (jazeker 🙂 ) heeft er een leuk filmpje over.

Het is een gevaarlijke klus: op grote hoogte, aan een wankel steigersysteem en de torenspits komt los te staan. Ook deze fase is een verhaal dat wordt toegevoegd aan de geschiedenis van de Notre Dame. Die nog steeds de Notre Dame is.

Wat een vraag voorbij Barthes oproept: hoeveel kun je van iets afslopen voordat het niet meer is wat het was? En als je een steen meeneemt van wat ooit de Notre Dame was, is zo’n steen dan op dat moment ook niet meer afkomstig van de Notre Dame, maar van wat het dan is?

Oftewel, kan de identiteit van een onderdeel met terugwerkende kracht veranderen als de identiteit van de oorsprong is veranderd?

Update februari 2021

De plannen om de Notre Dame in oude luister te herstellen krijgen steeds meer vorm. Inmiddels is bekend dat de afgebrande torenspits van 96 meter hoog wordt herbouwd conform het ontwerp uit 1859. En dat doen ze niet zomaar een beetje herbouwen. Nee, er is een zoektocht gestart naar zo’n 1000 eiken van tussen de 150 en 200 jaar oud. Om de nieuwbouw zo oud mogelijk te laten lijken.

Voor de Amerikaanse president Trump maakte de Franse Civile Bescherming graag een uitzondering door in het Engels te twitteren in plaats van het reguliere Frans. Deze tweet was een reactie op Trump, die meldde dat de brand met een bosbrandvliegtuig zo geblust zou zijn.

Tegelijkertijd is men aan het speuren naar eeuwenoude stenen die in de twaalfde en dertiende eeuw uit de Parijse ondergrond zijn gehaald. Die willen ze gebruiken om de muren te herstellen.

Ook dat is weer aanleiding voor interessante vragen over identiteit van gebouwen en constructies: is de Notre Dame meer zichzelf met oud eik en oud steen dan met nieuw eik en steen?

Update 18 april 2022

Dit filmpje laat zien hoe de Notre Dame in de loop van de tijd ontwikkeld en uitgegroeid is. Interessante vraag is nu of de Notre Dame bij elke ontwikkeling nog Notre Dammer wordt, of zou bij elke groeistap de Notre Dame juist minder zichzelf worden als er weer een stuk zou verdwijnen of instorten? Wat bepaalt nu dat het gebouw de Notre Dame is?

Update april 2023

De herbouw van de Notre Dame vordert inmiddels gestaag, dankzij zo’n 1000 bouwvakkers per dag. Er is dan ook enorm veel werk te doen, zegt Jean Louis Georgelin, de leider van het project en voormalig generaal in het Franse leger. “Het raamwerk, het schilderen, de stenen, het orgel, het glas-in-lood, noem maar op.”

De terugkeer van de torenspits zal het symbool zijn dat we de strijd om de Notre-Dame gaan winnen

jean louis georgelin

Verder garandeert hij nog eens dat het gebouw zo veel mogelijk op zichzelf zal gaan lijken. De gewelven bijvoorbeeld, die worden niet gemaakt van beton dat op steen lijkt, maar van echte stenen. Maar ja, erop lijken is niet hetzelfde als ‘het zijn.’

Het blijft hoe dan ook een intrigerend vraagstuk: ben je meer Notre Dame als je er heel erg op lijkt dan als je er niet op lijkt, maar wel op dezelfde plek bent herbouwd?

In 2024 moet het gebouw weer open kunnen voor bezoek, al zal het herstel tot ver in 2025 doorlopen. Als het niet nog langer wordt, weten wij van de Wet van Hofstadter: alles duurt langer dan je denkt, zelfs als je rekening houdt met de Wet van Hofstadter.

Welnu, via deze link kun je de herbouw volgen.

Update 15 april 2024

Het is 5 jaar geleden dat de Notre Dame in brand stond. Zoals hierboven te lezen is, zijn er de afgelopen jaren grote stappen gemaakt. De nieuwe oude Notre Dame is zo goed als af, lees ik in veel kranten.

Oud, omdat er gebruik is gemaakt van de technieken waarmee de kathedraal van origine mee is opgebouwd. Plus duizend oude eiken en oude stenen.

Nieuw, omdat er hypermoderne brandbeschermingsinstallaties in zijn gebouwd. Sprinklers boven de plafonds, watermist die reageert als rookgassen worden gemeten en extra brandmuren om te compartimenteren.

Zowel oud als nieuw: de muren. Die met een speciale latex zijn gereinigd, waardoor het stof en vuil van eeuwen is verwijderd.

“Het is een mirakel, zeggen sommigen: de bouw van de kathedraal begon in het jaar 1163 en duurde maar liefst 200 jaar. En nu is het kerkgebouw in slechts vijf jaar in oude luister hersteld.”

nos nieuws

Dat de president er persoonlijk achteraan joeg is van groot belang geweest om de immense klus in vijf jaar af te ronden. Daarbij geholpen door de Olympische spelen die dit jaar in Parijs worden gehouden, als stok achter de deur.

En het bedrag van 840 miljoen euro dat bij elkaar is gesprokkeld uit vele giften en donaties. Waar er 700 miljoen nodig was.

Terwijl ik al dat goede nieuws las, viel mij te binnen dat het eigenlijk niet uitmaakt of de Notre Dame nog wel zichzelf is of door alle verbouwingen eigenlijk iets anders is geworden. De Kathedraal is sterker uit de brand gekomen dan ze er in ging, dat is waar het om gaat.

De Notre Dame is antifragiel. Niet bij Barthes moeten we zijn, maar bij Taleb.

Hetwelk een mooie conclusie is om dit relaas te sluiten. Totdat nieuw onheil de Notre Dame heeft getroffen, zal ik geen nieuwe updates meer plaatsen.

Vale!

« Oudere berichten

© 2025 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑