Wanderings in crisis

Tag: Brandweercanon (Pagina 2 van 6)

Brandweer in stripverhalen, verslag van een zoektocht

Leestijd: 7 minuten

Met Kees Plaisier deel ik zijn liefde voor stripverhalen en de brandweer. Na een bezoek aan het brandweermuseum Wassenaar, waar indertijd een tentoonstelling over strips en de brandweer werd georganiseerd, mocht een gastblog van zijn hand natuurlijk niet uitblijven. Over de zoektocht van brandweer in stripverhalen.

Het zal niet meevallen…

De eerste serieuze stap nam ik in Delft. In stripwinkel Bul Super vroeg ik: “Wat weet u van brandweer in stripverhalen? Ik ga fragmenten verzamelen namelijk.” “Dat zal niet meevallen, want er is eigenlijk weinig voor zover ik weet. Ach ja, Kuifje natuurlijk. De Zwarte Rotsen. Ik haal even wat”.

Hij kwam terug met twee edities van “de Zwarte Rotsen”. In de ene een handspuit en in de andere een tankautospuit, met bijbehorende brandweerlieden in de uniformen die bij de tijd horen. Dat was een hoopgevend begin. Ik wist echter niet wat me allemaal nog boven het hoofd hing op mijn zoektocht.

Nog meer Kuifje en veel Suske en Wiske

Toen ik Peter Snellen deelgenoot maakte van mijn plan om brandweer in stripverhalen te gaan verzamelen was hij meteen enthousiast. Hij wist nog meer uit Kuifje en hij had een neef die veel van Suske en Wiske wist. Zo kwam er geleidelijk aan van alles boven water.

Maar de echte zoektocht vond plaats in de Bibliotheek in Rotterdam. Daar bevindt zich een grote stripverzameling, vooral achter de schermen. (Nu voor het grootste deel in bruikleen gegeven aan het Rotterdamse Stripmuseum). Ik mocht daar achter de schermen op zoek. Ik mocht zelfs soms wat meenemen om te doorzoeken en waar nodig te scannen.

Natuurlijk heb ik ook mijn eigen verzameling doorgeploegd. Zo ontstond in de loop van anderhalf jaar een verzameling van meer dan 2500 fragmenten.

De Polaroids van Martin Lodewijk

Vanwege de prachtige tekeningen in Agent 327 heb ik Martin Lodewijk opgezocht. Toen hij nog in Dordrecht woonde was hij bezig met “Rookbom”. Hij had een redvoertuig nodig, dus ging hij, gewapend met zijn Polaroid camera naar de brandweer kazerne in het Oranjepark en maakte een hele reeks opnamen. Daarmee tekende hij een autoladder, die in het verhaal even indrukwekkend was als in werkelijkheid.

Zulke voorbeelden zijn er ook bij Theo van den Bogaard in zijn verhalen over Sjef van Oekel en bij Frans le Roux, een Groningse tekenaar.

Sjef van Oekel raakt op drift
Frans Le Roux

Dat zijn maar een paar voorbeelden. Ook in Franka, in Suske en Wiske, in Baard en Kale, bij Dan Cooper, in Uuterwaerdt en op veel andere plaatsen is te zien hoe zorgvuldig de tekenaars zich documenteren. Dat Martin Lodewijk dat deed met zijn Polaroid camera is een mooie historische bijzonderheid.

De brandweergeschiedenis in beeld gebracht

Met fragmenten uit stripverhalen kan de brandweergeschiedenis mooi worden geïllustreerd.

Van blussen met emmertjes tot blusvliegtuigen. Met aandacht voor helmen, voor springzeilen en voor draagbare blusmiddelen. De blusemmers zijn te zien in Robert en Bertrand: “De Toverlantaarn”. Ook Jan van der Heijden zelf wordt een keer ten tonele gevoerd: In van “Nul to Nu”. Dat is wel weinig aandacht voor deze grondlegger, kunstenaar, uitvinder en organisator.

Lucky Luke laat in “De zingende draad” een mooie stoombrandspuit voorbij komen.

De brandbestrijding op vliegvelden is vanzelfsprekend te zien in de verhalen van Buck Danny, maar dit fragment uit “Het geheim van Dan Cooper” is ook historisch uitzonderlijk.

Uit de groep “overige voertuigen” een fragment uit Kapitein Rob “Het mysterie van het zevengesternte”, compleet met het Paleis op de Dam, helmen en snorren.

Sommige stripverhalen hebben een relatie met werkelijke gebeurtenissen. Dat kan toevallig zijn of echt zo bedoeld. In het geval van het verhaal Van tekenaar Buth uit Gent : Thomas Pips “In de greep van Bulla Kos” waarin een grote brand in een warenhuis wordt beschreven.

Veel later was er de brand in L’Innovation. in dat verhaal tekent Buth mooie draagbare blustoestellen, die doen denken aan de beroemde Minimax.
In Suske en Wiske “Het geheim van de Kalmthoutse Heide” wordt een grote heidebrand beschreven. Het verhaal stamt uit 1981. Dertig jaar later, in 2011, was er weer zo’n enorme brand.

Bij de afbeeldingen van springzeilen is er niet altijd een relatie met de werkelijkheid. Je ziet bijvoorbeeld een springzeil dat door vier brandweerlieden wordt strak gehouden.

Maar een mooi voorbeeld van iets wat wellicht toch echt gebeurd kan zijn is het verhaal van Oom Wim In Robbedoes “Paniek in de schouwburg”, waarin de grote brand in het Ringtheater in Wenen in 1881 wordt beschreven. Het verhaal gaat dat de theaterdirecteur zich vanaf het dak in veiligheid moest brengen door te springen. De omstanders hadden een gordijn uit het theater als springzeil gereed gemaakt. Ook als het niet klopt is het een mooi plaatje.

Fantasie

In een verhaal van De Generaal wordt zijn tank waarmee hij altijd ten strijde trekt omgebouwd tot brandweerauto. Dat levert een mooi resultaat op.

Bij Paulus de Boskabouter (misschien niet echt een stripverhaal) komt in het verhaal “De Uitvinder” een blusapparaat voor dat er prachtig uitziet, maar helaas niet werkt.

Ook de knutselsmurf doet zijn best.

Het ligt voor de hand dat Jerom in een Suske en Wiske verhaal iets bijzonders doet. Hij tilt een olifant op, die net een grote hoeveelheid water heeft opgezogen en laat de olifant blussen. Zo wordt er meer onorthodox geblust: In FC De Kampioenen Het SEHKS -schandaal bijvoorbeeld.

Een zoektocht zonder eind

Omdat er nog steeds stripverhalen worden gemaakt en omdat lang niet alles uit het verleden is onderzocht is de zoektocht naar brandweer in stripverhalen voorlopig nog niet ten einde. Over wat er gevonden is kan overigens nog veel meer worden verteld. Zoals over de steeds opnieuw getoonde bovengrondse brandkranen in de verhalen van Donald Duck, over de bijna vergeten manschappenwagentjes die er op Schiphol waren en optraden in een Kuifje verhaal, over de humor van Guust Flater en andere personages. De verzameling van meer dan 2500 fragmenten is een “Fundgrube” voor de liefhebber.

De negen scenario’s van de Brandweercanon

Leestijd: 9 minuten

Na de fatale brand op de Motorkade in Amsterdam in 1995 ben ik me gaan verdiepen in veilige repressie. Het is een zoektocht die inmiddels al 25 jaar duurt en ik denk eerlijk gezegd niet dat het ultieme antwoord snel gevonden wordt. Ik denk ook niet dat er slechts één antwoord is.

Veiligheid behelst een hele set aan maatregelen op het gebied van gedrag, techniek en organisatie die gezamenlijk de risico’s van repressie beheersbaar moeten maken. En in die gezamenlijkheid moeten ze een integraal onderdeel vormen van de normale bedrijfsvoering, van de dingen die je elke dag doet. Alles wat je maar zelden doet, doe je zelden goed; dan is het een afwijking en dus een risico.

De centrale vraag in deze opvatting is dus wat van iets een afwijking maakt. Wanneer onderscheiden scenario’s zich van de standaard, van de basisbrandweerzorg? En hoe weet je dat dan?

Over die vraag heb ik een serie blogs geschreven onder de noemer van de Sturingsdriehoek, een methodiek om scenario’s te classificeren als standaard, standaardafwijking en afwijking. Nog steeds geloof ik dat daar ergens de sleutel ligt: wat vinden we standaardscenario’s, wat is de gewenste uitkomst van die scenario’s en wat moeten je daarvoor kunnen en doen? Daar kun je een resultaatverplichting op plakken.

Alle andere scenario’s, die dus in meer of mindere mate afwijken van de standaard, kunnen slechts op hun inspanningsverplichting beoordeeld worden en vragen om een andere aanpak, met minder risico’s voor de hulpverleners.

Hoe kom je dan tot een verzameling standaards? Eigenlijk is dat een ordeningskwestie. Op welke manieren, via welke criteria kun je een verzameling scenario’s opbouwen? Hoe bepaal je dat? Daar zijn verschillende manieren voor. In de vorige alinea verwees ik al naar de Sturingsdriehoek.

Vanuit die optiek is de inzettijd tot ‘brand meester’ de belangrijkste factor om standaards te organiseren. Inzettijd en frequentie is dus het eerste criterium om te ordenen. In een ander blog, ‘waar de brandweerman valt’ heb ik juist gekeken naar de risicovolle scenario’s voor brandweermensen: waardoor sneuvelen ze tijdens repressie, wat is de doodsoorzaak?

Doodsoorzaak is dus een tweede criterium om scenario’s te ordenen. In het blog wat je nu leest analyseer ik de scenario’s vanuit de brandweercanon: welke maatschappelijke impact hebben de verschillende scenario’s en zit daar een rode draad in?

Dat is een derde criterium om tot standaards te komen: impact. Het interessante van die insteek is dat elk incident uit de brandweercanon daar op zijn eigen merites in staat en dat er vooraf geen expliciete andere criteria waren dan maatschappelijke impact.

Dat er dan toch negen standaards uit rollen vind ik in zekere zin een verrassing. Kennelijk zijn er impliciet toch een aantal factoren in geslopen die de afzonderlijke incidenten groeperen tot negen categorieën. In ieder geval zoals ik er naar kijk. Het is vast goed mogelijk om nog andere onderverdelingen te maken, maar dit is de mijne. Negen verhalen bij negen standaards, negen rode draden zonder SOP. Want dit is niet de plek voor een procedure.

Brand bij Cindu. Foto ANP

Minder Zelfredzamen

Spraakmakende incidenten uit de canon met minder zelfredzamen speelden zich af in hotels en cellencomplexen, maar daar beperkt het zich in de praktijk natuurlijk niet toe. Ooit maakte ik het onderscheid tussen verminderd en verhinderd zelfredzaam: verminderd zelfredzaam zijn bijvoorbeeld kinderen en bejaarden. Maar ook hotelgasten: ze zijn in een vreemde omgeving en kennen de weg niet goed.

Verhinderd zelfredzamen zijn opgesloten, om welke reden dan ook, en kunnen zichzelf dus niet redden. De maatschappelijke impact van ongevallen met verminderd en verhinderd zelfredzamen is groot. Het appelleert aan gevoelens van hulpeloosheid, overmacht en onrechtvaardigheid en legt een grote druk op hulpdiensten om te gaan redden. De vraag is of die daar goed genoeg op voorbereid zijn, getuige dodelijke ongevallen onder brandweerpersoneel bij dit soort incidenten.

Mensenmassa’s

Calamiteiten met grote mensenmassa’s zijn ontzettend lastig te managen. Hoe krijg je die hele crowd de juiste kant op? Welke acties moet je dan nemen? En zijn er escalatiefactoren die een rol spelen, zoals afgesloten nooduitgangen en trechters die de doorstroom belemmeren?

In de moderne bouw neemt de problematiek van mensenmassa’s alleen nog maar toe. Multimodale knooppunten, grootschalige evenementen en eeuwige drukte in de grote steden zorgen ervoor dat infrastructuur continu op de grenzen van de capaciteit gebruikt wordt. Wat is dan de preferente werkwijze voor de hulpdiensten? Hoe ondersteun je de zelfredzaamheid van de menigte?

De problematiek rondom mensenmassa’s is sinds enige tijd vergroot door terrorisme: de kans op aanslagen is sterk toegenomen, blijkt uit recente grote en kleinere incidenten in West Europa. Zaventem, Brussel, Parijs, Nice en Berlijn zijn enkele voorbeelden. En hoewel de modus operandi sterk verschilden, was er ook één grote overeenkomst: de aanslagplegers kozen voor mensenmassa’s.

Herculesramp. Foto ANP

Binnenstadsbrand

Het fenomeen van de binnenstadsbrand staat sinds de minicrisis in de Kelders te Leeuwarden weer volop in de belangstelling. De voorspelbare onvoorspelbaarheid van dergelijke branden vraagt om een snel en gecoördineerd optreden, niet zelden onder tijdsdruk, met hoge temperaturen en kruip door – sluip door gangetjes. De brandpreventieve staat van dergelijke panden is vaak slecht en daarmee een groot risico voor bewoners en brandweermensen. Hoe voer je daar een veilige binnenaanval uit? En wat zijn je alternatieven als je niet naar binnen kunt?

Gevaarlijke stoffen groot

Grote incidenten met gevaarlijke stoffen vinden mensen eng. Ze snappen niet wat er gebeurt, vaak zijn er enorme rookwolken en bestaat er onduidelijkheid over de giftigheid en de gevolgen voor gezondheid en milieu. Het stelt hulpdiensten voor grote uitdagingen op zowel de bron- en effectbestrijding als de impactbeheersing. De snelheid waarmee informatie gevraagd wordt, verhoudt zich meestal slecht met de tijd die nodig is om de juiste antwoorden te vinden.

Dat geeft ruimte voor storybuilding op social media, voor complottheorieën en gedoe met witte pakken. Staat deze integraliteit van incidentbestrijding gevaarlijke stoffen voldoende op het netvlies van de hulpdiensten of wordt het toch nog vooral vanuit het technisch paradigma bekeken?

Grootschalige inzet

Sommige calamiteiten zijn voornamelijk complex omdat ze zo groot zijn, zo veel oppervlak bestrijken of er gewoon zo veel tegelijkertijd gebeurt. Dan interacteren allerlei variabelen met elkaar, die de onvoorspelbaarheid alleen nog maar groter maken. Hoe krijg je daar zicht op, hoe pak je zoiets aan? Past dit nog wel onder eenhoofdige aansturing?

Bijlmerramp. Foto Marcel Antonisse / ANP

De onderzoeken van de lector Brandweerkunde naar situationele commandovoering bieden daar mooie aanknopingspunten voor, zoals het idee van swarming. Het is hakken in vakken en zagen in lagen, maar dan bottom up in plaats van top down. Dit moet dan wel via vaste afspraken die vooraf goed zijn ingestudeerd. Verbinden vraagt om vaste protocollen, die tegelijkertijd de vrijheid bieden om dat netwerk te weven dat het incident het beste bestrijdt. Swarming is er niet om onvoorbereid maar wat aan te klooien. Improviseren is hard leren.

Verkeer en vervoer

Als er iets is wat de mens beweegt is het wel vervoer. Van A naar B en ’s avonds weer terug. En af en toe met het vliegtuig, op zakenreis of vakantie. Met zo veel verkeer is het geen wonder dat er zo nu en dan iets fout gaat, dat er een ongeval gebeurt. Ik zou haast zeggen en met mij vele anderen, het hoort erbij.

Tot daar opeens die hele grote klap zich openbaart, het vliegtuig dat neerstort of die enorme file in de mist. Het is dan niet zozeer de complexiteit die dergelijke incidenten zo lastig maakt, maar de intensiteit, de overdaad van het gewone naast het leed van de slachtoffers met hun stille getuigen. Verder zijn verkeerssystemen ook zeer gevoelig voor aanslagen, omdat ze zo zichtbaar zijn.

Loodsen en opslag

Soms zie je het pas als je het begrijpt. Pas na de brand in De Punt zag ik dat er steeds vaker gebouwen in brand staan in plaats van dat er brand is in een gebouw. Er is geen bron, het gebouw is de bron, het zit overal tussen de muren, het is de strategie van de voorspelbare afloop. De situational awareness zit dan al gauw op standje drie, die van voorspellen. Maar de option awareness redt het misschien net tot niveau 1: je ziet het, maar je begrijpt het niet. Laat staan dat je oplossingen kan genereren.

Brand op de Motorkade. Foto Rene de Caluwe

Duikongevallen

Lange tijd sneuvelde de brandweerman aan van alles, maar niet aan het water. Een enkeling daar gelaten uit vervlogen tijden, als er een autospuit onfortuinlijk te water ging. Vanaf midden jaren negentig was dat opeens anders. Ik heb geen idee waarom, het gebeurde gewoon en het gebeurt nog steeds. Is het een blinde vlek, een onvolkomenheid van het systeem? Of wordt er tegenwoordig meer gedoken dan vroeger? Het antwoord is nog lang niet boven water.

  • Kernhaven Utrecht
  • Terneuzen

Geen woning, geen redding, geen blussing

Ik geef het eerlijk toe, dit lijkt wellicht een restcategorie. Een categorie waar de rode draad is geweven van de inzet, van het proces, niet van het risico op zichzelf. Het is de categorie van de goede intentie met de foute afloop, van de keiharde inzet met een ongelukkig eind. Het zou vroeger misschien ook wel de categorie van de hindsight bias zijn geweest, van de koe in de kont kijken. Maar het is geen vroeger meer, het is nu.

Voor mij is het de categorie van het grote Waarom, met een hoofdletter W. De Waarom die je wilt weten voordat je begint met je inzet, in plaats van de waarom achteraf, als het mis is gegaan. Wij willen geen operatie òf patiënt, wij willen allebei: operatie geslaagd, patiënt tevreden. De rest ruimen we wel op.

Negen scenario’s uit de brandweercanon. Wat moet je er mee? Wat kan je er mee, is misschien een betere vraag. Je kan je er bijvoorbeeld door laten inspireren, om eens op een andere manier naar de brandweer te kijken. Je kan er van leren, want deze standaards komen uit betekenisvolle incidenten uit de geschiedenis.

Op de één of andere manier appelleren ze aan een maatschappelijk bewustzijn en laten ze zien wat mensen belangrijk vinden. Dat geeft richting aan wat de brandweer zou moeten kunnen en moeten doen om aan die gevoelens invulling te geven en zo invulling te geven aan public value.

En je kan bedenken hoe deze negen scenario’s kunnen bijdragen aan een veiliger brandweer. Want daar was het dit blog in eerste instantie om te doen: van welke afwijkingen maak je een standaard?

De brandweercanon zoals ik die tegenwoordig hanteer is anders dan de oorspronkelijke, kleiner. Daarom zijn enkele links niet meer online. Deze analyse is nog wel gebaseerd op de oorspronkelijke grote brandweercanon. Dit blog is op 20 mei 2020 voor het laatst aangepast. Het is onderdeel van het thema herdenken en verlies

Fatale brand Arnemuiden

Leestijd: 4 minuten

Deze pagina over de brand in Arnemuiden is een combinatieblog uit the Museum of Accidents. Het begint met het kort essay ‘machteloosheid’ over de betekenis die het incident voor mij heeft. Daarna volgt een feitelijke omschrijving van de gebeurtenissen, gevolgd door een filmpje dat een goed beeld geeft van de situatie ter plekke. Het wordt afgesloten met links naar andere informatiebronnen.

Machteloosheid

Als hulpverlener wordt je soms geconfronteerd met je eigen emoties tijdens een heftige inzet. Daar hoort verlies bij, angst, ontzetting. Boosheid misschien ook wel. Maar de ergste emotie is misschien wel machteloosheid. En ik bedoel dan echte machteloosheid. Niet dat er een gebouw volledig afbrandt of zo. Of een stuk bos.

Nee, ik bedoel echte machteloosheid, machteloosheid die de kern van je mens-zijn raakt. Vergaan in het zicht van de haven. Zoals de mislukte redding bij de Kelders in Leeuwarden. De brandweermannen in De Punt, die hun collega’s zochten maar niet meer konden vinden. Net als bij de Motorkade. Die machteloosheid.

Still uit de video van Rens Marijs. Zie de link onderaan de pagina voor de hele video.

Toevallig trof ik in twee verschillende boeken indrukwekkende verhalen over precies dat gevoel. Het gaat om een brand in een Chinees restaurant te Arnemuiden, kerstavond 2007. De brandweer kon de vier meisjes die er woonden niet meer bereiken, het vuur was te heftig geworden voor een binnenaanval. Ik schreef er in twee eerdere blogs over, in de brandweercanon komen ze hier bij elkaar als illustratie van wat machteloosheid is.

Uit het blog de kunst van het verliezen

Soms kom je voor een onmogelijk en ethisch dilemma te staan, zoals het staken van een redding. Aart van Oosten beschrijft dit probleem op overtuigende wijze in het boekje ‘Dat ene dilemma’ over een fatale brand in Arnemuiden op kerstavond 2007. “Het betekende dat we niet meer gingen inzetten op het redden van de kinderen. Die beslissing vond ik enorm lastig, temeer omdat de vader naast me stond. (…) Ik voelde me machteloos naar ze toe, omdat ik geen hoop kon bieden.”

Uit het blog verhalen van de brandweer

Het verhaal ‘Meisjes’ van Jaco uit Arnemuiden begint nietsvermoedend met het afhalen van een Chinese maaltijd bij het restaurant in het dorp, waar hij later die avond naar moet uitrukken. “Die zal het toch niet zijn, schiet nog even door me heen, maar ja, die was het dus wel.”

“Opgeven kunnen we nog niet. We rennen naar de achterkant, maar daar slaan de vlammen uit alle ramen. We raken door onze opties heen. Het pand is de hoek van een rijtje, maar ook via het naastgelegen woonhuis kunnen we niks. De tijd tikt verder.”

Uiteindelijk moet de brandweer machteloos toezien dat vier kinderen het leven laten op de dag voor kerstmis. Het werd dat jaar geen mooie kerst in Arnemuiden.

Op de lange duur, bij mij althans, verdwijnt het gevoel van machteloosheid grotendeels. Machteloosheid, zo besef ik inmiddels, is een relatief begrip dat begint aan het eind van je kunnen. Je doet alles wat in je vermogen (in je macht) ligt en de rest moet je accepteren. In de normale loop der dingen gebeurt dat geleidelijk en is het soms ongeriefelijk, maar wel beheersbaar.

In de brandweerloop der dingen gaat het echter heel soms anders. Dan stort volledig onverwacht alles in. Met één grote klap, een enorm zwart gat achterlatend. Dat is de plek waar de machteloosheid al is en het accepteren nog moet komen, voor het überhaupt kan gaan beginnen. Als je blijft vertrouwen op jezelf, dan kruipt de acceptatie uiteindelijk uit zijn schulp en herbouwt dat wat in je macht ligt. En zoals dat gaat bij verbouwingen, ziet het er anders uit dan hoe het ooit was. Maar dat hoeft niet perse slechter te zijn.

Korte beschrijving van het incident

Datum24 december 2007, Kerstavond
Locatie en type objectWoning boven Chinees restaurant aan de Noordstraat in Arnemuiden
Type incidentUitslaande brand in oude binnenstad
Bijzonderheden
  • 4 meisjes van 1, 3, 7 en 8 jaar komen om het leven
  • Uitslaande brand wordt in paniek gemeld aan de AC.
  • Vlammen zijn bij melding vanaf de kazerne te zien, waarop tijdens het aanrijden al wordt opgeschaald naar grote brand en GRIP 1.
  • Bij aankomst werd eerst het restaurant verkend, niemand was daar meer aanwezig.
  • De trap naar boven was al geblokkeerd door hitte en rook. Daarom moest die reddingspoging worden afgebroken.
  • Een tweede aanval werd verricht via een ladder buiten om. Na verkenning van de woonruimte liepen brandweermensen door naar de overloop. Die bleek echter volledig in de brand te staan en was zo heet dat een verdere inzet onmogelijk was geworden.
  • Verdere reddingspogingen waren niet meer mogelijk door hevig ontwikkelde brand.
  • Goede samenwerking en opleiding van het Forensisch Team Opsporing van de politie zorgde er voor dat direct met de berging van de kinderen en het brandonderzoek gestart kon worden.
  • De dag er na zijn voorlichtingsbijeenkomsten gehouden voor bewoners in de buurt.
  

Film

Meer informatie

Dit is een blog uit Museum of Accidents. Laatste update is van 24 december 2022.

Ostankino, de Towering Inferno van Moskou

Leestijd: 4 minuten

One tiny spark becomes a night of blazing suspense.

The tallest building in the world is on fire.

You are there with 294 other guests.

There’s no way down.

There’s no way out.

Zie daar de tagline van de Towering Inferno uit 1974. Die film vertolkte de nachtmerrie van veel Amerikanen en werd tegelijkertijd de melkkoe van Warner Bros. Het budget van 14 miljoen dollar werd maar liefst 10 keer terugverdiend. Wie zei er ook weer dat er aan rampen niets te verdienen viel?

Uiteindelijk werd de brand in de wolkenkrabber cinematisch geblust door een dakreservoir op te blazen, waarna het water het gebouw in stroomde en de vlammen doofden.

Die Towering Inferno dus wel, maar die in de Ostankino Tower van Moskou niet. Die hadden niet zo’n handige wateropslag op het dak, ook niet in 2000.

Daar moesten de 300 brandweermensen via de trap naar boven, met hun brandblusmateriaal in de hand. Vijfhonderd meter omhoog, twee keer de Eiffeltoren, naar het restaurant Seventh Heaven, waar een tiny spark a blazing suspense was geworden.

Actieve blussing bleek gezien de omstandigheden onmogelijk. Daarom werd alles afgetimmerd en ingepakt met asbestplaten, 70 meter onder de brand, om verdere verspreiding van het vuur te voorkomen.

Zo zie je maar, dat de realiteit vaak minder spectaculair is dan de verbeelding.

En daar zit ie nou, de Russische brandweerman, kapot. Afgepeigerd. Helemaal stuk. Waar denk je aan, koene krijger? Denk je aan de broodjes en de salade, die nog onaangeroerd voor je staan? Die er uit zien of ze uit een oude film komen, met het roet er over gedrapeerd als ware het een door de jaren heen verzameld laagje stof.

Bij je rechter elleboog staat zelfs nog een drinkpakje,  Пожарный, waarschijnlijk van een kind dat de schrik van zijn leven kreeg toen het moest vluchten. Anderhalf uur duurde het, voordat alle gasten het pand verlaten hadden. Is het dat waar je aan dacht?

Of denk je aan je drie collega’s, die voor deze brand met hun leven moesten betalen? Omdat er sinds de jaren 60 niets meer aan de elektrische bedrading was gedaan was en alle veiligheidssystemen het verdomden te functioneren.

Het is een hoge prijs die soms voor statussymbolen wordt betaald, Пожарный, maar dat wist je al, na Chernobyl, waar de liquidators geofferd zijn om erger te voorkomen. Rusland houdt van zijn helden, maar alleen als ze dood zijn.

Sometimes there is no way out, there is no way down. Het is waar, wij willen het net als in de film. Maar alleen in de bioscoop is het end happy.

Brandweer wachtte op Poetin bij Ostankino Toren

Update van 28 november 2017: De brand in de TV Toren van 27 augustus 2000 blijkt nog een vreemder staartje te hebben dan ik al dacht. Zie hieronder een artikel uit het NRC van 31 augustus 2000.

‘De brand die zondag uitbrak in de Moskouse televisietoren kon niet snel worden bedwongen omdat de brandweer drie uur moest wachten tot president Poetin zelf bevel gaf de elektriciteit naar de toren af te snijden.

Dat zei gisteren het hoofd van de Moskouse brandweer, Leonid Korotsjik. De brand brak uit door overbelasting van een kabel – het resultaat van de uitbreiding van het zendmateriaal in de 537 meter hoge toren zonder aanpassing van de veiligheidsmaatregelen: ,,Een kwestie van geld”, zoals Korotsjik zei. De brandweer was al na tien minuten ter plaatse.

De veiligheidsmaatregelen voorzagen in een onmiddellijke onderbreking van de stroomtoevoer naar de toren. Niemand durfde echter het besluit te nemen. Men ging te rade bij de loco-burgemeester van Moskou, die de beslissing doorschoof naar burgemeester Loezjkov, die op zijn beurt contact zocht met president Poetin. Deze gaf onmiddellijk opdracht de stroom naar de toren te kappen.

In de drie uur die toen waren verstreken, had de brand zich echter al aanzienlijk uitgebreid. Weliswaar was de brandweer erin geslaagd de driehonderd bezoekers van het restaurant op 330 meter hoogte te evacueren en waren de brandweerlieden doorgedrongen tot 450 meter hoogte, waar de brand was ontstaan, maar inmiddels hadden zich – als gevolg van de voortgaande stroomtoevoer – op talrijke punten nieuwe brandhaarden ontwikkeld door nieuwe kortsluitingen.

Volgens Korotsjik verkeerden zijn mensen in die eerste uren voortdurend in levensgevaar omdat zij poogden het vuur te doven terwijl de elektriciteit niet was afgesloten. De brand werd pas na 26 uur gedoofd; hij breidde zich uiteindelijk naar beneden uit tot een hoogte van zeventig meter. Bij de brand vielen drie doden.

De twee grootste tv-zenders, de publieke RTR en de semi-publieke ORT, zijn weer in Moskou te ontvangen, op beperkte schaal en met een gezamenlijk programma. ORT en RTR maken gebruik van een noodzender die op de romp van de Ostankino-toren is aangebracht. Omdat die maar van één frequentie gebruik kan maken, zijn de omroepen gedwongen een gezamenlijk programma te maken. Dat programma voorziet in nieuwsuitzendingen, documentaires en tv-series.’

Dit blog is onderdeel van the Museum of Accidents. Laatste update is van 1 juni 2020

De triomf voor de ondergeventileerde brand

Leestijd: 8 minuten

Precies op de helft van september publiceerde het lectoraat Brandweerkunde de casuïstiek van de ondergeventileerde branden. Het is op meerdere gronden een belangrijke uitgave, reden genoeg om met enige trots te spreken van een triomf voor de ondergeventileerde brand.

Met dit document opent de brandweeracademie namelijk het raam van de kwetsbaarheid. Alleen als je alles durft te tonen wat er is gebeurd, als je je kwetsbaar durft op te stellen, dan kan je leren van situaties en de dingen die gebeurd zijn.

Jonathan Safran Foer, de Amerikaanse schrijver, zei het bij een interview op zijn manier: “Er is een vorm van leren die verlies nodig heeft. Dan leer je de dingen pas na de feiten”.

Dat er 34 casussen door korpsen zelf uit het land zijn aangereikt om officieel van te leren is dus een heugelijk feit te noemen. En ik zeg hier expres ‘om officieel van te leren’ want officieus studiemateriaal is er genoeg. Alleen weet je nooit hoe je dat moet interpreteren, wat het waarheidsgehalte is. Het blijft dan vaak bij meningsvorming waar geen wetenschappelijke beschouwing aan te pas komt.

Die vorm van fact free learning kan gevaarlijk zijn als het idee in de praktijk niet klopt. En dat is nu net het geval bij de ondergeventileerde brand. Daarom is de wetenschappelijke benadering die de brandweeracademie nu gekozen heeft de tweede triomf van de ondergeventileerde brand.

Wetenschappelijke benadering

Die wetenschappelijke benadering zal voor sommige lezers wel even wennen zijn. Het lectoraat hoedt zich voor al te drieste uitspraken die niet hard te maken zijn en geeft op diverse plekken aan dat ‘het er van afhangt’. Dat is niet de lekkere duidelijkheid die vaak als daadkrachtig gezien wordt en waar men soms zo’n behoefte aan heeft.

Tegelijkertijd, als het wel duidelijk is, komt die daadkracht vanzelf wel, denk ik dan maar. Juist voor die situaties die niet duidelijk zijn, waar de omstandigheden en de dingen nog alle kanten op kunnen, is voorzichtigheid en nuance geboden, en moet men zelf redeneren naar een oplossing.

De nu gepresenteerde casuïstiek biedt voldoende handvaten om het leren redeneren onder de knie te krijgen, alhoewel ik me wel kan voorstellen dat dat proces begeleidt moet worden door instructeurs die al iets dieper in de materie zijn ingewijd. Alleen de baron von Munchhausen trekt zich aan de eigen haren uit het moeras, zoals ik eerder betoogde in dit blog over het OK Plateau, de rest heeft een helpend handje nodig.

Met name de bewustwordingsstap van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam is een grote, die men maar het beste onder deskundige begeleiding zet. Ik zal mij nader verklaren.model-bewust-bekwaam

Onbewust onbekwaam

Eind jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond een leermodel rondom de twee variabelen bekwaamheid en bewustzijn. Als je die twee variabelen combineert, krijg je een assenkruis met vier situaties van deskundigheid. Beginnend bij onbewust onbekwaam, je blinde vlek, loopt het proces uiteindelijk door naar onbewuste bekwaamheid.

De ‘casuïstiek van de ondergeventileerde brand’ is mijns inziens een belangrijke stap om de brandweer van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam te brengen op het gebied van ventilatie bij branden. Maar zoals gezegd, dat gaat niet vanzelf. Dat proces moet je goed begeleiden, om juist de belangrijkste vraagstukken goed op het netvlies te krijgen. Ik noem er hier drie.

1. Een ondergeventileerde brand is een brand die voor de flashover ventilatie gecontroleerd raakt

Dit is een zeer belangrijk punt dat alles te maken heeft met de veiligheid van brandweermensen. Er zijn in het verleden binnenaanvallen verricht in situaties van onderventilatie, waarbij door (natuurlijke) luchtstromen er onverwachts een snelle branduitbreiding plaatsvond die slachtoffers onder eigen personeel heeft gemaakt.

Dat was in de tijd dat er voor het eerst werd gedacht over ventileren als repressieve methodiek, alvorens de blussing zelf aan te vangen. Vanouds werd er namelijk aangeleerd om alle ramen en deuren potdicht te houden tijdens de verkenning. Iets waar we nu dan deels weer naar terug gaan. Er mocht absoluut geen zuurstof bij de brand komen, zo was het devies.

Dat leidde wel tot een zeer ongerieflijke manier van brandbestrijding, zeker in grote panden: veel rook, slecht zicht en heet. Desoriëntatie stond ook bij veel risico-inventarisatie als gevaar bovenaan. Mede onder invloed van de overdrukventilator, die begin jaren 90 via brandweer Aken ook in Nederland werd geïntroduceerd, ontstond er discussie over een groter nut van ventilatie. Moesten we niet eerst ventileren, verkennen en dan pas blussen?

Daarbij was de aanname dat door een snelle ventilatie de rook en hitte het pand zou verlaten, of in ieder geval op zou trekken. De overlevingskans van de slachtoffers zou daardoor toenemen omdat die in de betrekkelijk koele zone zou komen te liggen en de eenheden zouden sneller kunnen verkennen. Dus de redding werd sneller. Dat we daar niet eerder aan gedacht hadden.

De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik toentertijd zelf ook die overtuiging was toegedaan. Maar we hadden het grotendeels fout, zie ook dit blog over repressieve ventilatie. Gebruik geen ventilatie bij grote compartimenten zo blijkt, want dat is gevaarlijk als je binnen bent.

Het is daarom goed de aanbeveling van het lectoraat te volgen: ga er altijd van uit dat er sprake is van een ondergeventileerde brand, zeker in bedrijfspanden, en probeer eerst een offensieve buiteninzet.

2. Grote panden, grote branden

Ook dit punt, grote panden, grote branden, is belangrijk in verband met de eigen veiligheid van  brandweermensen tijdens repressie. Het rapport stelt: “Wees bij bedrijfsgebouwen extra op uw hoede. Doordat in een groot (> 500 m2) gebouw (ook als dat gebouw redelijk lekdicht is) meer zuurstof beschikbaar is, kan de brand initieel ook beter tot ontwikkeling komen voordat hij ventilatiegecontroleerd raakt. In het algemeen geldt: grote panden, grote branden”.

Ik zou daar aan toe willen voegen: grote panden, grote risico’s. Als je de statistieken van gevallen brandweermensen erbij pakt, zie je dat het vooral de grote panden zijn waar collega’s zijn gesneuveld. Nooit in een woning, waarbij het kamerverhuurbedrijf Harderwijk een twijfelgeval annex uitzondering is.

Flashover komt dan ook als doodsoorzaak nummer één naar voren in de analyse waar de brandweerman valt’. Het is goed om je te realiseren dat brandweermensen waarschijnlijk gesneuveld zijn door een offensieve binneninzet bij ondergeventileerde branden. De grote panden instructie vanuit het rapport steun ik dan ook van harte:

  • Bij bedrijfsgebouwen alleen ventileren na het (effectief) bestrijden van de vuurhaard. Doe daar in het bijzonder een rondom-verkenning, om zo dicht mogelijk bij de brand in te zetten. Uit onderzoek naar de offensieve buiteninzet blijkt dat ook als u een offensieve buiteninzet wilt doen, deze het beste zo dicht mogelijk bij de brand kan worden ingezet.
  • Als wordt overgegaan tot een binneninzet, neem dan de kortste weg naar de brand. Als deze niet direct gevonden kan worden, wees dan bedacht op snelle uitbreiding en neem voorzorgsmaatregelen (zoals deurmanagement, rookgaskoeling en extra koelend vermogen / water meenemen).

3. Het model van de voorspelbare afloop

Het model van de voorspelbare afloop is eigenlijk nog een hypothese, maar kent een wetenschappelijke onderbouwing die in mijn ogen zou kunnen leiden tot een paradigmashift brandbestrijding grote panden: niet meer van binnen naar buiten denken, maar van buiten naar binnen.

De tactieken zijn er, de bewustwording is onderweg en de technieken moeten nog komen. De lector heeft de paragraaf over de voorspelbare afloop zo mooi beschreven dat ik het hier integraal overneem. Beter dan dat kan ik het niet verwoorden.

“In het model van de voorspelbare wordt gesteld dat een brand het beste in eerste instantie van buitenaf kan worden benaderd. Als de brand namelijk van buitenaf – door een rondom-verkenning te doen met een warmtebeeldcamera – kan worden ontdekt, dan is het niet meer nodig binnendoor op zoek te gaan naar de brand (zoals op dit moment de standaard is). Uit onderzoek blijkt dat een inzet met voldoende koelend vermogen in de brandruimte, of zo dicht mogelijk daarbij, het meest effectief is. Dus als dat kan, moet dat gedaan worden. Zolang het gebouw gesloten blijft, dan is er tijd. Het adagium is dan ook: ‘alles dicht, brand op pauze; openingen maken is op het gaspedaal trappen’.

Volgens het model moeten er in eerste instantie de volgende drie vragen worden gesteld.

1. Is de plaats van de brand bekend?

2. Is de brand (van buiten) bereikbaar?

3. Heb ik voldoende koelend vermogen?

Als het antwoord op deze drie vragen ‘ja’ is, dan kan de brand (van buiten) worden geblust. Als op één van de drie vragen het antwoord ’nee’ is, dan is er een voorspelbare afloop: het gebouw brandt uit.

Uiteraard is dat een simpele voorstelling, want er is nog een alternatief: alsnog naar binnengaan. Maar het gaat hier om het denkkader en een binneninzet zou dan in de tweede plaats moeten komen.”

Hoe die binneninzet dan moet plaatsvinden wordt er ook bij verteld, maar dat verklap ik hier niet. Een cliffhanger om zelf het rapport te gaan lezen.

Bewust bekwaam

De triomf van de ondergeventileerde brand is dat het een stap is van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam. De experimenten in Zutphen uit 2015 en dan nu het document met de casuïstiek zijn haltes op die route van situational awareness. Maar daar stopt het natuurlijk niet.

Het volgende station is die van de bewuste bekwaamheid, die van de option awareness. Wat zijn mijn opties? Er zal bijvoorbeeld meer kennis moeten komen over de offensieve buiteninzet. Hoe doe je dat? Welke technieken zijn er al, of zouden er moeten komen? Kunnen we iets verzinnen als een koudecanon, een ijsblokjeswerper, een overmaats vacuümpomp? Technieken out of the box.

Ook tactiek is belangrijk, en dan met name de verdere uitwerking van de doelgerichte commandovoering. Hoe stel je een realistisch doel voor een inzet? Wanneer weet ik of er nog iets van het pand behouden kan blijven? Hoe weeg ik die kosten en baten af? En ook niet onbelangrijk, hoe classificeer ik een brand in het licht van mogelijke milieuschade: hoe blust men zo milieuvriendelijk mogelijk?

Er zijn, kortom, nog vragen genoeg en het zal nog lang duren voor de antwoorden er zijn. Als die er al gaan komen, want de route die nu is uitgezet levert onontkoombaar nog veel meer vragen op. De samenwerking die het lectoraat nu al geruime tijd weet te vinden met de korpsen uit het land geeft echter het vertrouwen dat het een mooie en leerzame reis kan worden. Dat is de triomf voor de ondergeventileerde brand.

75 jaar brandweerinspectie; de stilstand van verandering

Leestijd: 11 minuten

De geschiedenis van de brandweerinspectie werd geschreven door Gerard Koppers en Mariska Peters. Koppers noem ik al jaren de onvolprezen chroniqueur van de Nederlandse brandweer. Hij heeft een grote serie publicaties op zijn naam staan, waaronder een leuk boekje over 60 jaar Brandweer Schiphol.

En nu ligt daar dus het boekje over 75 jaar brandweerinspectie. Het is gratis te downloaden van de website van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVJ), dat tegenwoordig toezicht op het brandweerwezen houdt. De brandweerinspectie als zodanig bestaat dus eigenlijk helemaal niet en heeft zelfs nooit onder die naam bestaan, zo weet ik nu na lezing van dit boek.

Brandweerinspectie

Ik kan me dan ook  voorstellen dat men in Den Haag de wenkbrauwen licht fronst bij het zien van de term brandweerinspectie in dit blog, een beetje zoals men bij Sociale Zaken al jaren tevergeefs van de term Arbeidsinspectie af probeert te raken. Ach ja, het is misschien niet de officiële naam, maar iedereen weet waar je het over hebt en het is voor mij wel zo makkelijk als ik niet alle door de jaren heen gevoerde namen van de inspectie hoef te beschrijven.

Brandweerinspectie

Brandweerinspectie dus, in deze boekbespreking, als geuzennaam voor alle betitelingen die het toezicht op de brandweer de afgelopen 75 jaar had. En om dan maar meteen met de deur in huis te vallen: dit boek is een must read. Als je een beetje wil begrijpen hoe de brandweer zich in de 20e eeuw ontwikkeld heeft en met welke erfenissen men heden ten dage eigenlijk nog loopt te stoeien, dan kan je niet zonder deze geschiedschrijving.

Ik wil in deze boekbespreking vooral de drie hoofdlijnen beschrijven die mij zijn opgevallen: de moeizame samenwerking van de korpsen op nationaal niveau, de overvleugeling van de brandweer door het lokaal bestuur en de bovengemiddelde noodzaak van persoonlijk draagvlak om veranderingen door te voeren. Het zijn 75 jaren brandweerinspectie waarin veel is gebeurd, maar waarin tegelijkertijd weinig echt is veranderd. De stilstand van verandering.

1e rode draad: samenwerking over het brandweervak op nationaal niveau verloopt moeizaam

Laat ik de eerste rode draad beginnen met een citaat van commandant Gordijn uit december 1940: “We staan aan de vooravond van een belangrijke reorganisatie op het gebied van het brandweerwezen. Wat wij in Nederland eigenlijk missen en toch zoo nodig hebben, dat is de eenheid van het brandweerwezen in de uitvoering van haar taak. Deze zal thans worden bevorderd door de instelling van een Rijksinspectie. Hierdoor komt er een centraal punt, waarvan veel kan uitgaan, zoodat in de toekomst niet ieder op eigen gelegenheid werkt, doch volgens een vooraf goed overwogen plan.” (p14)

In dit citaat spreekt Gordijn duidelijk de wens uit dat er een gezamenlijk beleid op nationaal niveau komt, waaruit een eensgezinde professionele brandweerzorg en brandweerinspectie zou moeten ontstaan. Deze wens tot nationale eenheid is de afgelopen 75 jaar een veelvuldig terugkerend issue.

Maar kennelijk is het niet eenvoudig te realiseren en zijn er zo nu en dan stevige wake up calls noodzakelijk. Zo verklaarde minister Struycken de brandweer tot achtergebleven gebied in 1959 tijdens een toespraak ter gelegenheid van de nieuwe brandweerkazerne in Breda. Die uitspraak werd breed opgepikt door de media.

“Het helpt enigszins, want de Brandweerraad, een typisch poldermodel-adviesorgaan van de regering over brandweerzaken, begint in 1961 en 1964 wat krachtiger aan te dringen op modernisering van de opleidingen en samenwerking in regionaal verband. Het leidt er toe dat in 1962 voor het eerst een rijksopleiding voor beroepsbrandweerofficieren kan worden opgestart, waardoor eindelijk professioneel topkader voor de branche in zicht komt.” (p30)

Gordijn inspecteert brand bij de Doelen.
Commandant Gordijn stelt zich persoonlijk op de hoogte van de brandbestrijding aan de Nieuwe Doelenstraat, 19 januari 1917. Foto komt van geheugen van Nederland.

Dales

Begin jaren 90 trad Ien Dales aan als minister van Binnenlandse Zaken. Toevalligerwijze was zij aanwezig bij de installatie van de 30e officiersopleiding in Schaarsbergen, waar ik toen deel van uitmaakte.

Bij die gelegenheid liet ze al duidelijk merken dat er van vrijblijvende samenwerking geen sprake meer kon zijn. De nieuwe officieren moesten een belangrijke rol in de professionalisering van de brandweer gaan spelen. In de nieuwjaarsrede van 1994 verwoordde ze het aldus:

“De eisen die aan de organisatie van de brandweer en rampenbestrijding worden gesteld zijn groot. Naast de authentieke taak van de brandweer is een toenemende betrokkenheid nodig bij vraagstukken als: hoe gaan we om met onze openbare ruimte, met locaties voor bedrijven en andere ruimtelijke investeringen. Dat vraagt een omslag en verdere professionalisering van de brandweer. Een omslag van een op sommige fronten nog technisch uitvoerend apparaat naar een spilorganisatie op het terrein van openbare veiligheidsvraagstukken. Daarvoor is een sterkere professionele organisatie op regionaal niveau nodig. Daarom is de tijd van vrijblijvend samenwerken tussen gemeentelijke brandweren wat mij betreft voorbij. Dat kunnen we ons met de huidige maatschappelijke ontwikkelingen niet meer veroorloven.” (p49)

De eerste rode lijn van de afgelopen 75 jaar brandweerinspectie zou ik willen omschrijven als het gevecht om te komen tot een professionele brandweer op regionaal niveau, die ook buiten repressie om weet hoe er samengewerkt moet worden om de vakinhoud op nationaal niveau te ontwikkelen en verbeteren. Dat dit gevecht niet door de brandweer zelf is beslecht blijkt wel uit de wet veiligheidsregio’s, waarmee op rijksniveau de regionalisering uiteindelijk afgedwongen is in 2010. Overigens nog altijd 26 jaar later dan Ien Dales had gewild.

Ien Dales laat zich na de explosie bij Cindu ter plaatse informeren door onder andere Gerard Herkemij (links op de foto) en commandant Ernst van Amsterdam. Foto komt uit het ANP archief.

2e rode draad: lokaal bestuur overvleugelt brandweer

Dat brengt ons bij de tweede rode lijn: de dominante houding van het lokale bestuur naar de brandweer. Die lijn begint in 1916, met de oprichting van de Nederlandse Brandweer Vereniging (NBV) door de commandanten van Leiden en Den Haag. Al snel volgen vele gemeentelijke brandweercommandanten hun voorbeeld en in 1920 mag de NBV het predicaat ‘Koninklijk’ toevoegen: de KNBV is geboren.

In de daarop volgende jaren worden er in veel provincies brandweerbonden opgericht, waarvan ook de gemeenten lid worden. “Die laten zich vertegenwoordigen door de burgemeesters, waardoor de bestuurlijke tak al snel de brandweercommandanten overvleugelt. Als tegenhanger wordt daarom een technische commissie opgericht, die adviezen geeft over de aanschaf van brandweermaterieel en overgaat tot het keuren van handbrandblussers.” (p10)

Deze bestuurlijke overvleugeling van de brandweer is het tweede terugkerende thema rondom de brandweerinspectie. Gedurende de oorlog en de jaren vlak er na is er feitelijk sprake van een genationaliseerde brandweer, die centraal aangestuurd wordt door de Inspectie van het Brandweerwezen.

In die periode is de invloed van gemeentes begrijpelijkerwijs minder. In 1952, in de aanloop naar een nieuwe brandweerwet, pakken de gemeentes het door hun gewenste lokale primaat echter weer volledig terug. “Na veel getouwtrek komt in 1952 eindelijk de Brandweerwet tot stand, die het primaat van de brandweer weer bij de gemeenten legt, maar via provinciale goedkeuring en advisering door de Inspectie toch probeert de kwaliteit hoog te houden.”(p25)

Treinbotsing bij Harmelen. Grootste treinramp uit de Nederlandse geschiedenis. Bij de botsing komen 93 mensen om en raken er 52 gewond. Een sneltrein (Leeuwarden-Roterdam) en een stoptrein (Rotterdam-Gouda-Amsterdam) komen met elkaar in botsing tijdens een dichte mist.

Harmelen

Begin jaren 60 zijn er enkele tot de verbeelding sprekende grote incidenten, zoals de overstroming van Tuindorp Oostzaan in 1960 en de treinramp bij Harmelen in 1962, die 93 doden tot gevolg had. De roep om bovenlokale brandweerzorg zwelt aan. De gemeentes hebben er echter geen geld voor (over), zo stellen Koppers en Peeters op pagina 34. Daarop moet de Rijksoverheid dus wel aan de bak. 

“In 1974 wordt de knoop door de minister van Binnenlandse Zaken doorgehakt en verschijnt de nota ‘Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen’, die in het daaropvolgende jaar door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd. Daarin neemt het Rijk de medeverantwoordelijkheid voor de bovenlokale brand- en rampenbestrijding. Dat betekent vooral dat men daar geld voor beschikbaar stelt. De vorming van regionale brandweren wordt gestimuleerd door substantiële subsidies voor alarmcentrales, materieel en regionaal personeel. Ook voor gezamenlijke oefeningen en opleidingen komt veel geld beschikbaar, terwijl de Inspectie zelf hard aan de gang gaat met onderzoek, richtlijnen en de oprichting van een afdeling Ongevalsbestrijding Gevaarlijke Stoffen.” (p35)

De nota ‘Hulpverlening bij ongevallen en rampen’ werkt in de praktijk goed genoeg uit om een volgende stap in de besturing van de brandweer en rampenbestrijding te zetten. In 1979 worden twee wetsontwerpen ingediend, waarin er 26 mini provincies worden voorgesteld van waaruit de brandweer georganiseerd moet worden.

Dit valt op lokaal niveau niet in goede aarde. “Gemeenten en KNBV reageren als door een wesp gestoken en dezelfde heftige discussies als in 1950 spelen zich af. Het wetsontwerp over de miniprovincies wordt ingetrokken en er komt weer een Brandweerwet, waarbij de gemeenten verantwoordelijk blijven voor de brandweer, maar wel verplicht worden samen te werken in regionale brandweren op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen.”(p41)

Wiegel Van Agt 1980
De legendarische ‘geheime’ foto van Wiegel en Van Agt in een Haags etablissement waarin naar verluidt het fundament voor de nieuwe brandweerwet werd gelegd.

In 1985 is de nieuwe Brandweerwet er eindelijk, waarvan de basis naar verluidt tot stand kwam tijdens een bilateraal tussen Wiegel en Van Agt in een Haags etablissement. Die wet houdt ook al weer zo lang stand: 25 jaar, waar de voorgaande maar liefst 33 jaar van kracht was.

Veiligheidsregio’s

Pas in 2010 is er een nieuwe: de wet Veiligheidsregio’s. In die wet verschuift de brandweerzorg van de gemeenten naar de regio’s, waarbij de centrumgemeente als aanspreekpunt geldt. Optimistisch vermeldt het boekje dat de brandweerinspectie nu nog maar 25 aanspreekpunten heeft, in plaats van 400, waardoor het toezicht vergemakkelijkt wordt.

Het is de vraag of dat echt zo gaat uitpakken op de iets langere termijn. Nu de eerste en tweede rode draad bij elkaar zijn gekomen, kan het inderdaad zo zijn dat landelijke afspraken over de ontwikkeling van het brandweervak makkelijker te maken zijn en dat het bestuur minder overvleugelt.

Echter, het omgekeerde kan ook het geval zijn: als de regio’s sterke organisaties worden die grotendeels op eigen kracht kunnen opereren, zal het nog moeilijker zijn afspraken te maken op nationaal niveau waar iedereen zich vervolgens dan ook aan houdt. Daarnaast is het voor 25 gemeenten juist makkelijker geworden om samen te werken en Rijks bemoeienis verder buiten de deur te houden.

Mogelijk dat sommige gemeenten, zoals de G4, zich aan elkaar verbinden, waardoor een eensluidende nationale aanpak van het brandweervak nog verder van huis raakt. De hardnekkigheid van de eerste en tweede rode draad, die al decennia lang ingesleten is, doen mij persoonlijk vermoeden dat de toekomst er niet per se eenvoudiger op wordt.

3e rode draad: veranderingen komen door persoonlijk draagvlak tot stand bij de brandweer

Dan is er nog een derde rode draad in het boek van Koppers en Peeters te ontwaren, zij het dat die draad wat minder dik is dan de eerste twee. En dat is dat belangrijke veranderingen bij de brandweer die wel slagen vaak tot stand komen door persoonlijk draagvlak. 

Koppers Peeters uitreiking 75 jr inspectie
De uitreiking van het eerste exemplaar van 75 jaar toezicht op de brandweer tijdens het brandweercongres 3 oktober 2015

Mooi dat 75 jaar brandweerinspectie dan ook begint met het archetype van die derde rode draad, in de vorm van een afbeelding van Jan van der Heijden. Er zijn weinigen die zo veel ontwikkelingen tot stand brachten als Jan van der Heijden.

Gelukkig komen er in het boekje diverse andere namen voorbij die ook cruciaal zijn geweest voor vernieuwingen, zoals die van commandant Gordijn. “Hij benadert onmiddellijk de charismatische commandant van de Amsterdamse beroepsbrandweer, C. Gordijn, om de leiding van de Inspectie en daarmee van de brandweer in Nederland op zich te nemen.” (p13)

Gordijn blijkt voor de Duitsers echter een ongeschikte kandidaat voor die positie, maar hij mag wel de eerste nationale opleiding voor brandweerleiders organiseren. Na zijn overlijden in 1941 stopt die opleiding en het zal nog tot 1962 duren voor een volgende officiersopleiding in Nederland tot stand komt.

“Door zoveel mogelijk bekende brandweerofficieren te betrekken bij de Inspectie wordt getracht om zich van draagvlak binnen de branche te verzekeren. De districtsinspecteurs zijn dan ook niet geheel vreemd in brandweerland.”(p15)

Die tactiek van de brandweerinspectie illustreert ook treffend het bestaan van die derde rode draad. Andere namen die mij al bekend waren in het brandweerveld voor lezing van dit boek waren onder andere Van Boven, Van Tiel, Husman en Herkemij. Van recenter datum zou ik dan nog Don Berghuis willen noemen als verpersoonlijking van de derde rode draad, maar die is niet in de tekst van de publicatie opgenomen.

Jan van der Heijden
Jan van der Heijden

De noodzaak van een sterke persoonlijkheid om tot veranderingen te komen past naadloos in de jagers- verzamelaars cultuur die de brandweer is. Onder jagers ziet men de leider als één van de beste vakmensen uit de groep. Ze accepteerd hem als leider zo lang hij ook de belangen van de groep op de juiste manier behartigt.

Leiderschapscultuur

Dat geeft gelijk de beperking aan van die leiderschapscultuur: buiten je eigen groep wordt je leiderschap niet zo maar aanvaard, om nog maar te zwijgen over de baas van de bazen. Het is in dat licht bezien niet zo vreemd dat slechts enkelen in de geschiedenis van de brandweer voldoende draagvlak hadden om ook op nationaal niveau de doorslag te kunnen geven.

En op dat punt raken de drie rode draden elkaar: veranderingen en ontwikkelingen binnen de brandweer worden afgedwongen door nationale wet- en regelgeving, argwanend bewaakt en geremd door lokaal bestuur. Of ze worden tot stand gebracht door persoonlijk leiderschap van brandweercommandanten, maar dan slechts op de technische en interne onderwerpen zoals treffend beschreven werd op pagina 10.

Als ik het zo opschrijf lijkt het allemaal heel logisch, maar dat is de hindsight bias die het lezen van 75 jaar toezicht op de brandweer veroorzaakt. Koppers en Peeters schreven een prettig leesbaar boekje over de moderne brandweergeschiedenis.

Wat mij betreft onmisbaar leesvoer voor brandweermensen in het algemeen en voor de 50e officiersopleiding in het bijzonder. Mocht er dan toch nog een 51e opleiding komen, je weet het immers maar nooit bij brandweer Nederland, dan hoort dit boekje ook daar op de verplichte literatuurlijst. Daarna is er vast al weer een nieuw werk van Koppers beschikbaar, dat mogelijk nog relevanter is.

Mag ik eens vragen, wat is jouw belangrijkste brand geweest?

Leestijd: 8 minuten

Dit blog gaat over de persoonlijke canon: je eigen incident CV. Oorspronkelijk waren het twee stukken, die ik nu gecombineerd heb in één verhaal. Ikzelf houd mijn incident CV nog steeds bij zoals ik hier beschrijf. En nog steeds geeft het richting aan mijn leerproces en is het onderdeel van mijn Prohairesis: hoe bereid je je voor op jezelf?

Op het brandweercongres 2015 had het Team Brandweercanon een masterclass georganiseerd over de Do It Yourself Canon. Vier thema’s kwamen voorbij: Schatgraven, Verwondering, Oefening en Nabijheid. Vier kwartier inspiratie om zelf aan de slag te gaan met de geschiedenis van de brandweer, van je korps, en van jezelf: met je persoonlijke canon.

Dat laatste kwam voor sommigen als een verrassing, omdat ze nog nooit zo naar zichzelf gekeken hadden. Maar achter elk incident, hoe groot of klein ook, zit een verhaal van de mensen die er bij zijn geweest.

Iedereen die bij de brandweer werkt heeft op die manier een eigen, persoonlijke canon opgebouwd. Een verzameling belangwekkende gebeurtenissen die jou als persoon hebben gevormd.

Alleen staan de meesten er niet zo bij stil.

Persoonlijke canon

“Mag ik eens vragen, wat is jouw belangrijkste brand geweest”?

Met die vraag begon ik elk van de 8 groepsgesprekken over het thema ‘nabijheid’, onder het mom dat er niets dichter bij jezelf is dan jezelf. En hoewel sommigen, zoals gezegd, verrast waren door die vraag in een masterclass over de brandweercanon, kwam er vrijwel altijd snel een reactie.

Firefighter Van Gogh style volgens Dall-E

Dat was de eerste rode draad die ik zag in alle antwoorden: de belangrijkste branden zitten bij iedereen heel erg vooraan in het bewustzijn.

Zelfs daar kan je spreken over nabijheid: datgene wat je heeft gevormd zit dichtbij en vooraan in je herinnering. Ik vond die rode draad een bevestiging van het nut van een personal canon.

Wat viel er nog meer op?

Veel brandweermensen hadden het over het besef dat ze in een bizarre situatie zaten bij hun belangrijkste brand. “Is dit echt? Het lijkt wel een oefening”, waren veel gehoorde zinnen. Kennelijk is een grote afwijking van ‘normale’ incidenten iets wat een bijzonder bewustzijn met zich mee kan brengen.

Maar zodra duidelijk is dat het wel degelijk echt was, ging bij iedereen direct de actiestand aan. Er was werk aan de winkel.

Impact

Wat ook in veel antwoorden terug kwam was de overweldigende impact van sommige incidenten. Dat kon enerzijds zijn omdat het zo’n grote gebeurtenis was. Zo kwamen bijvoorbeeld de vuurwerkramp en Chemiepak Moerdijk voorbij. Maar een grote impact werd soms ook veroorzaakt doordat er kleine kinderen betrokken waren bij incidenten. Of bekenden en helaas ook collega’s.

Een vierde rode draad uit die persoonlijke canons was de druk van de verantwoordelijkheid. Opeens is er het besef dat het om het echie gaat: er staat een hele rij brandweerauto’s en jij bepaalt de inzet. Dan is het duidelijk dat het om jouw draait: jij bent hem, jij moet het doen.

Een hele bijzondere vorm van verantwoordelijkheid werd ervaren door mensen die het gevoel hadden dat ze moesten beslissen over leven of dood. Alsof ze op de stoel van een God zaten; wel of niet doorzoeken naar slachtoffers onder zware omstandigheden met risico’s voor eigen mensen. Inderdaad een besluit dat je persoonlijkheid vormt, en dat je niet gauw zult vergeten.

En dan was er nog een categorie gebeurtenissen die niet zozeer een rode draad vormden, als wel een paar keer genoemd werden als het incident na de brand. De effecten van media en publicaties werd daarbij aangehaald, en hoe journalisten iets wat al een grote impact had nog eens zwaarder maakten.

Staart

Ook kregen sommige ongevallen nog een staartje voor de brandweer als nabestaanden opeens zelf in de pers verschenen met hun verhaal en een min of meer anonieme klus opeens een gezicht en een identiteit kreeg. Sommige incidenten zijn dus lang niet over na het inrukken, maar ontwikkelen zichzelf nog door.

Persoonlijke Canon
De Persoonlijke Canon in één oogopslag. Tekening Wendy Kiel

De allerdikste rode draad uit de persoonlijke canons die ik zag, was dat alle verhalen gingen over beleving en betekenis. Er was niemand die sprak over straalpijpen of watertransportsystemen, het ging niet over de harde kant van het vak. Iedereen noemde zonder uitzondering situaties die te maken hadden met emoties, met ervaringen die allemaal zeer nabij hun eigen ik waren gekomen.

De persoonlijke canon is dus letterlijk nabijheid. Alleen daarom al is het de moeite waard om er eentje op te stellen en te bespreken met collega’s. Te koesteren als jouw portfolio belangrijke gebeurtenissen.

Dus, daar is ie:

Wat is jouw belangrijkste brand geweest?

Hoe maak ik een personal canon?

Het woord zegt het al, een personal canon gaat over jou. Dus je moet zelf aan de slag. Er zijn drie stappen.

Stap 1: Inventariseer

Als je net nieuw bent in het incidentmanagement is het begin eigenlijk heel makkelijk. Houd je incidenten bij in een schrift of op de computer en beschrijf je rol bij het incident. Schrijf op wat het voor je betekend heeft (als het iets voor je betekend heeft tenminste, anders schrijf je lekker niks op)

Als het voor handen is, documenteer dan je verslag met rapporten, krantenknipsels, foto’s of wat je maar kan vinden. Kijk er eens per jaar in, selecteer de incidenten die belangrijk voor je zijn geweest in je vorming in wie je nu bent en sla die ergens op. Eerst sparen, daarna betekenis geven.

Als je al wat langer incidenten bestrijdt en een personal canon wilt opstellen, moet je dieper in je geheugen graven. Welke incidenten zijn je zodanig bij gebleven, dat je er nu nog steeds door beïnvloedt bent? Dat zijn de incidenten die je op een rijtje moet zetten en moet zien te documenteren, zoals ik hierboven al beschreef.

Firefighter in Mondrian style volgens Dall-E

Eerlijk gezegd is het best veel werk. Ik heb zelf ook een personal canon opgesteld, die je hier terug kunt vinden. Het is een lijst met incidenten die ik heb meegemaakt in verschillende rollen, aangevuld met een korte toelichting op de drie thema’s die mijn personal canon domineren.

Stap 2: Analyseer

Als je een lijst hebt opgesteld met incidenten die je bij zijn gebleven, is het zaak om de rode draad er uit te halen. Wat is de verbinding tussen de verschillende leerpunten uit je incidenten? Welk incident was echt een wake up call, zoals bij mij bijvoorbeeld de Motorkade? Welke acties heb je daarna opgezet en waar heeft je dat gebracht? Kun je een thema ontdekken in al die klussen die je hebt gehad?

Ook al is het jouw canon, praat er over met andere mensen die je kennen en die je vertrouwt. Wat zeggen zij over die incidenten? Hoe zien ze jouw rol? Zie het maar als een vorm van intervisie. Ik heb ter illustratie uit mijn personal canon drie thema’s gedestilleerd: veiligheid, lerende organisatie en continuïteit. Maar uit elke canon zullen andere thema’s komen.

Stap 1 en 2 moet je regelmatig herhalen. Je zult zien dat er nieuwe incidenten bij komen, die je op een ander niveau gaan brengen. Op enig moment is je allereerste klus misschien geen toonaangevend incident meer voor wie je op dit moment bent.

Ook al heb je nog zo veel goede herinneringen aan een uitruk, laat hem weer vallen als het niet representatief meer is voor je portfolio. Kill your darlings. Hoe langer je bij de organisatie zit, hoe minder toonaangevende incidenten zich zullen voegen op je lijst.

Hoe meer ervaring je hebt, hoe minder je curriculum zich zal ontwikkelen. Op enig moment is de lange termijn rode draad ook wel duidelijk, maar let op: er kunnen zich subtiele veranderingen aandienen, dus hou het bij. Los daarvan zijn er ook Black Swans mogelijk voor personal canons.

Stap 3: Acteer

Als je een thema, een rode draad, hebt gevonden, is het zaak om daar iets van te vinden. Wil je jezelf door ontwikkelen op de route die zich kennelijk voor je ontvouwt? Of wil je iets toevoegen aan wat je al kan?

Brandweer Amsterdam oefent met springzeilen in 1946. Foto ANP

Neem dan actie.

Ga in een team, volg een cursus, breid je piket uit of perk hem in.

De essentie is dat je iets moet gaan doen. Ik ben zelf ooit in het begrafenis bijstand team gegaan, en heb daardoor nieuwe ervaringen opgedaan in incidenten buiten mijn eigen korps.

Ook mijn stap naar Schiphol was een manier om me te verbreden. Ik wilde meer van crisismanagement ervaren dan alleen de brandweer. Hoewel ik pas achteraf echt goed beseft heb wat die overstap heeft gedaan voor mijn ontwikkeling, dat wordt dan weer duidelijk als je zo’n persoonlijke canon opstelt.

En voor alle zekerheid: ook niets doen is een vorm van acteren. Als je maar bewust een keuze maakt.

Tot zover de drie stappen van de persoonlijke canon. Ik ben benieuwd wat je er van vindt en of je er wat mee kan. Zoals gezegd, ik vond het zelf een zeer leerzaam proces. En ja, het kost veel tijd. Ik vond het echter de moeite meer dan waard, maar de lerende organisatie is dan ook één van mijn thema’s.


Naschrift

Zoals gezegd in de inleiding waren dit oorspronkelijk twee stukken, geschreven in 2015. Bij de update van de website in het kader van 10 jaar Rizoomes kwam ik ze weer tegen en besloot ik ze samen te voegen tot één blog. Niet meer als onderdeel van de brandweercanon, maar als onderdeel van prohairesis.

Het bijhouden van je incidenten, het analyseren en het reflecteren erover vormen een belangrijk onderdeel van het jezelf voorbereiden op jezelf: prohairesis. Iedereen met een operationele functie zou het moeten doen.

De drie principes van de Brandweercanon

Leestijd: 7 minuten

Opmerkzaamheid, onvergetelheid en nabijheid zijn de drie principes van de brandweercanon. Vanaf het voorjaar 2020 komt er een vierde principe bij: betrokkenheid. Hoewel dat misschien eerder een verbijzondering is van nabijheid.

“Why should we look at the past, in order to prepare for the future? Because there’s nowhere else to look.”

James burke

De Brandweercanon is een instrument om te voorkomen dat de brandweer een vergetende organisatie wordt. Dat we de lessen uit belangrijke gebeurtenissen en incidenten kwijt raken en pas weer tegen komen als we er opnieuw tegen aan lopen. Met al het onnodig leed en schade er bij.

Daarom kijken we dus terug, om beter voorbereid te zijn op de toekomst. En proberen we de belangrijke gebeurtenissen en verhalen vast te leggen in een collectief bewustzijn, dat we de Brandweercanon noemen.

De vraag is dan hoe je zo’n collectief bewustzijn opbouwt. Daarvoor zijn de drie principes van de brandweercanon bedacht: opmerkzaamheid, onvergetelheid en nabijheid. Voor we daar verder op in gaan, beschrijven we eerst kort onze visie op geschiedenis.

Geschiedenis is een rizoom

Geschiedenis is niet iets ouds van vroeger, het wordt dagelijks vers opnieuw gemaakt. Elke dag komt er een nieuwe gisteren bij. En elke dag kan een nieuwe ervaring het belang van het verleden in een ander daglicht zetten, waardoor belangrijke zaken opeens toch onbelangrijk worden en andersom. Geschiedenis ligt dus nooit helemaal vast en blijft mee veranderen met de manier waarop wij veranderen.

Daarnaast is de geschiedenis geen lineaire uitvoering van een groot masterplan. Het is niet zo dat er eerst fundamenten gelegd moeten zijn voordat je verder kunt bouwen. Er gebeuren allerlei zaken tegelijkertijd, die elkaar beïnvloeden en op hun beurt nieuwe gebeurtenissen veroorzaken. Tussen al die gebeurtenissen bestaan zwakkere of sterkere connecties, die gezamenlijk kunnen opbouwen tot een rizoom. Geschiedenis is een rizoom.

Achille Serre Ladies Fire Brigade London 1926
Female Firefighter Achille Serre Ladies Fire Brigade london, 1926

Zo kijkt ook James Burke, van het citaat uit de kop van dit blog, naar de geschiedenis in het algemeen en innovatie in het bijzonder.

“Burke contends that one cannot consider the development of any particular piece of the modern world in isolation. Rather, the entire gestalt of the modern world is the result of a web of interconnected events, each one consisting of a person or group acting for reasons of their own motivations (e.g., profit, curiosity, religious) with no concept of the final, modern result to which the actions of either they or their contemporaries would lead. The interplay of the results of these isolated events is what drives history and innovation.”

Het principe van opmerkzaamheid

Om het heden te begrijpen, moet je dus goed kunnen kijken naar de verschillende gebeurtenissen en hun onderlinge verbanden. Dat is het eerste principe van de brandweercanon: opmerkzaamheid. Opmerkzaamheid is een kwestie van kijken en begrijpen. Die opmerkzaamheid geldt zowel voor de hele verse geschiedenis (de betekenis van een incident dat net gebeurd is) als voor een hele reeks gebeurtenissen en hun onderlinge connecties (zoals we op basis van diverse branden het verschil tussen ‘brand in een gebouw en gebouw in brand’ hebben benoemd).

In een eerder blog benoemden we het ook als veranderbranden: welke branden hebben echts iets veranderd aan mensen, de brandweer en / of de maatschappij? Waarbij je grofweg onderscheid kunt maken in twee categorieën veranderbranden: de Black Swans, zoals de vuurwerkexplosie in Enschede en 9/11. En ‘de acceptatie voorbij’ branden, zoals asbestbranden, het gebruik van fluorhoudend schuim en onvoldoende preventieve voorzieningen in gebouwen.

Het principe van onvergetelheid

Zien en begrijpen is één, er wat mee doen om de lessen te bewaren voor het nageslacht is twee. Daar gaat het principe van opmerkzaamheid over in het principe van de onvergetelheid. Hoe voorkom je dat gebeurtenissen worden vergeten, dat de lessen van incidenten vergaan en verdwijnen in de vergetelheid?

Laat ik voorop stellen dat wat belangrijk is, per persoon en doelgroep kan verschillen. Om dat verschil goed te kunnen maken is opmerkzaamheid van belang. Hier raakt de Brandweercanon aan het programma lerend vermogen, aan de kennisregisseurs en de brandonderzoekers.

  • Is een incident belangrijk voor persoonlijk leren, voor een ploeg? Dan is de After Action Review een mooi middel.
  • Was er een bijzonder brandpatroon zichtbaar? Dan is een brandonderzoek op zijn plaats.
  • Was er sprake van een grote inzet met bijzondere situaties? Dan is een evaluatie of een leertafel een goede manier om de lessen voor een korps of een regio vast te leggen.
  • Had het incident betekenis voor het brandweervak in zijn algemeenheid, en gelden de lessen voor veel meer collega’s dan uit je eigen regio? Dan is een leerarena of een extern onderzoek van belang om de lessen aan de vergetelheid te ontrukken.

De essentie van onvergetelheid is dat je waarde toevoegt aan een gebeurtenis door analyse en duiding en dat vervolgens op een geëigende manier registreert en vast legt. Wat die geëigende manier is, wordt bepaald door het principe van de nabijheid.

Het principe van de nabijheid

Het principe van nabijheid gaat er van uit dat mensen de gebeurtenissen in hun nabijheid het beste onthouden. Nabijheid moet je in dit kader zien als een zeer fluïde principe: het kan gaan om nabijheid in plaats, in tijd, in vorm en inhoud.

  • Nabijheid in plaats is letterlijk en figuurlijk nabij: dat wat dichtbij huis gebeurt blijft het beste hangen. Een incident in je eigen ploeg of korps is van groter belang dan het zelfde incident bij een korps aan de andere kant van het land of uit het buitenland. We zien dit ook bij onze tweets van het incident van de dag: gebeurtenissen bij korpsen in het land worden vooral geretweet door leden van betreffend korps en / of regio.
  • Nabijheid in tijd gaat over het kiezen van momentum. Nieuwe kennis valt bijvoorbeeld beter op zijn plek als iemand aan een nieuwe opleiding of functie begint dan bij zittende functionarissen. Maar ook bepaalde gebeurtenissen, ongevallen, rapporten of onderzoeken die veel aandacht krijgen kunnen het urgentiebesef zodanig verhogen dat men meer open staat voor nieuwe kennis. Als je het maar op het juiste tijdstip aanbiedt.
  • Nabijheid in vorm gaat over de manier waarop je kennis aanbiedt. Benjamin Franklin zei daarover: Tell me and I forget, teach me and I may remember, involve me and I learn. Bij het rapport van de brand in de Koningkerk te Haarlem werd een filmpje verstrekt, dat zorgde voor een hele snelle verspreiding van de kennis over die brand. En we weten dat brandweermensen leren door het vertellen van verhalen. Storytelling is dus ook een vorm van nabijheid.
  • Nabijheid van inhoud gaat over het vak zelf. Een incident dat op de één of andere manier de kern van het vak raakt, leidt eerder tot belangstelling en verandering dan incidenten die zich slechts langs de grenzen van de brandbestrijding bewegen. Ook dat zien we terug in de aantallen retweets van het incident van de dag. Het aantal doden en gewonden door een ramp is minder leidend voor het aantal retweets dan het appellerend karakter van de ramp aan het brandweervak.

Het kweken van een collectief bewustzijn met behulp van de brandweercanon is geen eenmalige gebeurtenis. Feitelijk blijf je steeds weer opnieuw naar de geschiedenis kijken, met behulp van de drie principes van de brandweercanon. Op zoek naar nieuwe verbanden en betekenis, naar nieuwe kennis en naar nieuwe manieren om ons voor te bereiden op de toekomst. “Because there’s nowhere else to look.”

Deze foto van Hans Peters (ANP) is één van de redenen waarom ik mij persoonlijk bij de brand in het Silveren Seepaerd betrokken voel

Nieuwe invulling van de brandweercanon.

De drie principes van de brandweercanon zijn vanaf 2014 door het team Brandweercanon als uitgangspunt genomen om de canon te ontwikkelen. Veel is in de loop van de tijd op deze website gepubliceerd. Na een paar jaar merkten we echter dat het concept nauwelijks door het brandweerveld werd overgenomen en is het team ontbonden.

Wat er nu nog van over is, is eigenlijk mijn persoonlijke brandweercanon. Met een nieuw principe erbij: betrokkenheid. Of misschien is dat wel eerder een verbijzondering van het nabijheidsprincipe.

Hoe dan ook, de canon die nu nog op rizoomes.nl staat is mede gebaseerd op mijn betrokkenheid. Omdat ik er bij was, ik er onderzoek naar heb gedaan of omdat het mij ergens persoonlijk heeft geraakt.

Die persoonlijke betrokkenheid zal ik langzamerhand gaan toevoegen aan de incidenten uit de canon, door het schrijven van een kort essay per incident. De eerste staat inmiddels online, over de brand in de Innovation: het perpetuum mobile van de goede voornemens. En zo verandert dus ook de canon van vroeger mee met wat er in de werkelijkheid van nu gebeurt.

Dit blog is op 20 mei 2020 voor het laatst aangepast. Het is onderdeel van het thema herdenken en verlies

De Brandweercanon in het brandweeronderwijs

Leestijd: 5 minuten

Het brandweeronderwijs heeft een enorme rijkdom aan inhoud liggen: de brandweercanon. Hoe kan je de lessen van het verleden inzetten om de scenario’s van de toekomst te bestrijden?

“Autospuit Hendrik, autospuit Hendrik, wilt u gaan naar de Kalverstraat, eh, we hebben diverse meldingen, het zou gaan om boekhandel De Slegte”.

Het is een moment stil en dan klinkt het tweede bericht:

“Autospuit Rudolf, gaat u naar het Rokin, het zou gaan om de steeg tussen het Rokin en de Kalverstraat”.

Het is weer even stil en dan meldt Rudolf zich ter plaatse, al snel gevolgd door een nader bericht.

“AC, Autospuit Rudolf verzoekt met spoed een ladder op het Rokin en eh nog een autospuit, nog een autospuit”.

Dan klinkt de bevelvoerder er over heen:

“AC autospuit Rudolf maakt middelbrand”.

Oefening

Werk aan de winkel voor de OvD.

“OK, wat ga je nu doen”?

In een wereld waarin scenario’s uit de brandweercanon in het brandweeronderwijs zijn geïntegreerd, stelt de instructeur deze vraag aan de cursist. Die kijkt onrustig om zich heen. Het scenario komt hem vaag bekend voor en hij ruikt onraad.

“Eh, ik ga ter plaatse”.

“Goed, stap maar in. Weet je waar het is”?

Nog voor de cursist iets heeft kunnen bedenken is er nieuws van autospuit Nico.

“AC, stuur een ladder naar het Rokin, want de mensen staan en hangen hier voor de ramen”.

Hotel Polen. Foto ANP

De OvD in opleiding kijkt de instructeur vragend aan. En daar is alweer een bericht van het Rokin.

“AC, stuur diverse GGD wagens voor slachtoffers, die gesprongen zijn etcetera”.

“Ja de GGD is gewaarschuwd, alles is geregeld”.

De OvD kijkt nu bozig voor zich uit. “Ja jeetje, dit gaat veel te snel zo. Zo kan ik geen plan maken, laat staan een plan plus”.

De instructeur kijkt stoïcijns voor zich uit. “Ja jongen, regel het maar; dat moesten ze toen destijds bij Hotel Polen ook. Niemand die zich afvroeg of de OvD wel tijd had voor zijn plan. Actie, nu. Wat ga je nu doen”?

Brandweeronderwijs

Tot we met de brandweercanon aan de slag gingen heb ik me eigenlijk nooit afgevraagd waarom er geen serie leerzame scenario’s uit het verleden was geanalyseerd en verwerkt tot les- en leerstof voor repressief leidinggevenden. Maar opeens viel het kwartje, toen we de betekenisvolle incidenten uit de geschiedenis in de brandweercanon gingen plaatsen.

Waarom zou je als instructeur eigenlijk steeds zelf nieuwe scenario’s verzinnen, terwijl er zo veel te leren valt van de realiteit? En sterker nog, van veel grote incidenten zijn onderzoeksrapporten beschikbaar. Nadat je zelf de inzet hebt gedaan, kun je nalezen wat er in de praktijk is gebeurd. Misschien zijn er zelfs beelden beschikbaar, zodat je ook kunt zien hoe het er uit zag. Zeker van moderne incidenten kun je de film en video gebruiken als ware het je eigen verkenning.

Foto ANP

En dan is er ook nog de virtual reality: je kunt beelden van echte incidenten opnemen in scenery en de (al dan niet ontbrekende) rest er bij ontwerpen, op basis van rapportages en analyses. Zo maak je de simulatie van oude incidenten extra realistisch.

Ook kun je elementen aanpassen aan de huidige situatie, zoals voertuigen en ander materieel. Je kunt variaties in het scenario inbouwen, bijvoorbeeld beginnen met één of enkele slachtoffers en dat opbouwen naar de uiteindelijke 33 doden en 21 gewonden van Hotel Polen. Je zou zelfs het RSTV kunnen integreren in oude scenario’s en je daarna afvragen of je het met de kennis van nu anders zou doen dan toentertijd gedaan is.

Daarnaast kun je denken aan project onderwijs rondom incidenten. Als je weet hoe de repressie verlopen is, kun je ook andere factoren onderzoeken. Hoe was de preventieve toestand van het pand? Is dat nu nog steeds zo? Waar zitten de risico’s? En als je dat weet, is het dan misschien verstandig een aanvalsplan te hebben voor dergelijke gebouwen? Zo ja, hoe moet het aanvalsplan er dan uit zien? Wat zegt dat over opkomsttijd en slagkracht?

Vanuit de eindtermen van een opleiding gezien, zou je bijvoorbeeld alle OvD’s kunnen opleiden met een aantal standaardscenario’s die gezien worden als de kern van het vak. Bijvoorbeeld allemaal Hotel Polen, Huis ter Duin, de Motorkade, Harderwijk en De Punt. Dat wordt tot op skillbased niveau ingetraind. En daarnaast, ook uit de sturingsdriehoek, leidt je mensen tot rulebased nivo op voor de Marbon, de Bijlmerramp, de Hercules– en de Vuurwerkramp.

Natuurlijk, er vloeit nog heel wat water door de Amstel voordat je zo’n plan volledig opgetuigd hebt. Maar je kunt morgen al beginnen, om de scenario’s uit de brandweercanon te pakken, de stukken te analyseren en te vertalen naar brandweeronderwijs.

Dan kan je er ervaring mee opdoen en het langzaam aan verbeteren en verder ontwikkelen. Want niet alleen de cursisten kunnen leren van de brandweercanon: het brandweeronderwijs moet zelf ook een lerende organisatie zijn, en zich aanpassen aan de mogelijkheden van deze tijd.

Foto ANP

Door te kijken naar het verleden en te ervaren wat er toen gebeurd is. Zodat je in je opleiding al eens dit nader bericht van de OvD bij Hotel Polen hebt meegemaakt:

“AC, hier C-Wagen 1, wilt u trachten al het mogelijk materieel dat ter beschikking is naar het Rokin te sturen want het zit op dit moment ook overal in het pand nummer 12, boekhandel De Slegte over”.

Niemand die dan nog kan zeggen dat het een overtrokken scenario is. Het is gewoon gebeurd.

Dit blog is op 20 mei 2020 voor het laatst aangepast. Het is onderdeel van het thema herdenken en verlies

Brandweerveld van Eer

Leestijd: 4 minuten
brandweermonument_334
Het Brandweermonument

Je kunt er alleen maar komen als je niet van plan was er heen te gaan. Al vele malen liep je die route, reed je die weg, rukte je er uit, maar nimmer was het bord je opgevallen: Brandweerveld van Eer. Het is afslag noch oprit, deur noch luik, trap op noch trap af. Het is zowel Oost als West, Zuid en Noord. Het is opeens daar, voor je, dichterbij dan je dacht. En je volgt het bord, gaat er heen, als vanzelf. Alsof er geen andere richting meer bestaat.

“Bij aankomst in iedere nieuwe stad vindt de reiziger iets van zijn verleden terug waarvan hij niet meer wist dat hij het had: de vreemdheid van dat wat je niet meer bent of wat je niet meer bezit, wacht op je op het moment dat je vreemde en niet eerder bezochte plaatsen betreedt”, zo schrijft Italo Calvino in de ‘Onzichtbare Steden’.

Het Brandweerveld van Eer is dan weliswaar geen stad, het is toch een plaats die je slechts bezoekt als reiziger. Je bent er nooit geweest, maar kan er niet meer weg. Dat wat zich aandient als nieuw, is slechts vergeten. Alles wat is, blijkt slechts dat wat was.

Er wordt gezegd dat, zodra je de borden richting het Veld volgt, de omgeving langzaam verdwijnt en er alleen nog de weg is. De oprijlaan van het Veld. Geluiden vallen weg, licht wordt donker en donker licht. Tot slechts lange schaduwen resten die de indruk wekken van een eeuwige zonsondergang.

Aan weerszijden van de laan staan hoge platanen. Zij aan zij in de houding, als een erehaag. Met hier en daar een flard mist ertussen. Het is onbekend hoeveel meters de oprijlaan naar het Brandweerveld van Eer telt. Maar zodra die vraag zich aandient, doemt plots de enorme poort op die toegang geeft tot het Veld.

Het is aan deze kant van de poort dat de deur altijd open staat; Aan de andere kant valt de deur voor altijd in het slot. Overigens zonder dat je het merkt: de poort sluit zonder geluid. Pas dan valt ook op hoe stil het er is. Je hoort slechts het ruisen van de platanen, in de verte soms een stem, soms meerdere.

Ook de grote klok tegenover de poort staat stil. De wijzers staan op vijf over twaalf. Het is er voor altijd net te laat.

Achter de klok begint de grote muur van gedachtenis. Voor zover het oog reikt ontnemen de stenen je het zicht op het achterland. Alles is muur, links, rechts, voor. Elke richting die je gaat, glooit de muur langs je op, met je mee. Tot je ziet dat het jouw muur van gedachtenis is, niet dé muur.

Er is minimaal één naam in gebeiteld, die van jezelf. Wellicht zijn het er meer, wist je van andere reizigers die ooit gingen. Het is echter jouw naam die als laatste werd gehouwen. Voor altijd, bij iedereen, ben je de eigen laatste herinnering. Slechts in dat besef wijst de muur je de ingang van het Veld van Eer.

Het Brandweerveld zelf bestaat uit een netwerk van paden en lanen, afgewisseld met bruggetjes en riviertjes, kanalen soms. Je hebt de keuze over land te gaan of met een boot, of allebei. Je kunt hoog en je kunt laag, op en over, tussendoor. Maar nooit is de kortste weg tussen twee punten een rechte lijn.

Geen dag hoeft men over hetzelfde pad, wordt de reiziger eeuwige verveling bespaard. Steeds weer ontdek je oude paden, van voorbije tijden. Geen herinnering blijft ongedacht, geen uitspraak ongezegd. Er is geen begin en geen eind, het zijn de duizend plateaus van het rizoom, dat je van alle kanten in kunt maar nergens kunt verlaten. Zo blijft de ontdekking van je verleden tot in het oneindige een avontuur.

Het is ondanks deze tijdloosheid dat Sint Florian telkenmale verschijnt op 4 mei, zijn geboortedag. Zwijgend gaat de beschermheilige van de brandweerlieden je voor, wijzend naar een plaats in de verte waar niemand kan komen.

Waar het Brandweerveld van Eer en het Brandweermonument elkaar heel even naderen zonder te raken.

Waar voor enkele minuten de doden de levenden herdenken en de levenden de doden. Waar in de muur van gedachtenis gisteren de laatste naam is gebeiteld, voor altijd de laatste.

Waar verleden en toekomst korte tijd samensmelten bij wijze van waarschuwing.

Op het Monument staat daarom achter de poort, maar nog voor de muur van gedachtenis, een grote klok. De wijzers staan symbolisch op vijf voor twaalf: het is er voor altijd nog net op tijd.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑