Crisis Awareness

Tag: Brandweercanon (Pagina 1 van 6)

De les van het Heartbreak Hotel

Leestijd: 5 minuten

Hoe verschillend rampen ook kunnen zijn, zowel qua dynamiek als oorzaak, er is altijd één opgave hetzelfde: de opvang van overlevenden en nabestaanden. Als je dat vanaf het begin goed doet, vergroot je de veerkracht van de samenleving. Dat is de les van het Heartbreak Hotel.

Het was een standaardgrap.

Van mijn eerste baas bij brandweer Schiphol.

“Wij zijn de enige waar de brand heen wordt gebracht,” zei hij altijd.

Ik vind het nog steeds grappig. Alleen klopt het niet, merkte ik dankzij de grote incidenten waar ik beroepshalve bij betrokken was.

Zoals de crash van de Turkish Airlines, de TK51 in 2009. Die moest de luchthavenbrandweer namelijk gaan zoeken. Niks brengen, gewoon van de radar verdwenen, vlak voor de landing. Toen de crashtenders op de plaats incident aankwamen, stonden de meeste passagiers al buiten. Ze hadden zichzelf gered.

Crash TK51

Ander voorbeeld. De MH17 was in 2014 een nationale ramp en voor Schiphol ook atypisch. Een aanslag op een burgertoestel in volle vlucht, dat is ongekend. In onze planvorming hadden we met zoiets geen rekening gehouden. Dat werd dus improviseren.

Combinatie van factoren

En zo was het eigenlijk met alle grote gebeurtenissen. Rampen lijken bij nadere beschouwing niet zo veel op elkaar. De voornaamste overeenkomst tussen de TK51 en de MH17 was dat er een vliegtuig bij betrokken was, maar die was er bij de brand in het cellencomplex dan weer niet niet. Alle grote incidenten waar ik op één of andere manier mee te maken had, waren anders.

Dat is ook logisch.

Er worden veel veiligheidsmaatregelen genomen om risico’s te beheersen, vaak met meerdere lines of defense achter elkaar. De directe oorzaak van elke afzonderlijke ramp is dan ook meestal een unieke combinatie van gefaalde beheersmaatregelen.

Het is net als met een Ikea meubel dat bij hoge uitzondering een essentieel onderdeel mist. Dat is altijd een ander stukje. Want het standaard kwaliteitszorgsysteem van Ikea is te goed om suffe fouten te herhalen. Het zijn echt goede fouten, de nieuwe.

Die onderzoek je en je verzint nieuwe maatregelen, zodat die fout niet meer kan voorkomen. De volgende ramp ontstaat dan door een nieuwe fout. Zo begint de cyclus weer opnieuw, met steeds betere veiligheid en betere rampen.

Wel minder rampen. Dat is de grote winst.

Voor ik een fout maak, maak ik die fout nooit.

Johan Cruyff

Tegelijkertijd zegt het onwaarschijnlijkheidsprincipe dat de kans op een zeldzame gebeurtenis helemaal zo klein niet is. Er zijn er namelijk heel veel van, zeldzame gebeurtenissen. Niet raar dus, dat die regelmatig oppoppen.

Alleen die ene specifieke die het net wel wordt, heeft een hele kleine kans en een unieke dynamiek. Al zit daar al gauw ook een stuk retrospectieve vertekening in.

Toch klopt dit beeld niet helemaal, besefte ik toen ik een stuk las over het Heartbreak Hotel van JFK Airport in New York. Want de oorzaken zijn weliswaar heel verschillend en eenmalig, maar de gevolgen, de opvang van grote groepen mensen, niet. Die is altijd hetzelfde.

Elvis Presley is mijn eerste associatie met het Heartbreak Hotel

Wat is het Heartbreak Hotel?

Het Heartbreak Hotel was een grootschalige opvanglokatie voor nabestaanden van vliegtuigrampen, gevestigd in het voormalig Ramadahotel, een betonnen kolos op de rand van de luchthaven in New York. Inmiddels is het gesloopt. Wat er van rest zijn slechts verhalen.

Zoals die over de telefoon.

Bij de receptie stond een rode telefoon waarvan iedereen wist dat als die ging, er stront aan de knikker was. Dan werd het hotel onmiddellijk ingericht om nabestaanden en familie op te vangen, afgescheiden van alle andere gasten.

Aan alles was gedacht; een kapelletje, kinderopvang, psychologische ondersteuning, veel snoep en teddyberen. Zeker vier grote crashes werden er afgehandeld, waaronder de crash met de TWA 800 in 1996.

Omdat het toestel een tussenstop op Charles de Gaulle zou maken zaten er ook veel Fransen aan boord. Waaronder Mr. Michel, wiens broer vermist was na de crash. Na 17 dagen hadden de duikers hem eindelijk gevonden.

Al die tijd bivakkeerde Mr. Michel in het Heartbreak Hotel, waar hij dagelijks de lievelingskleren van zijn broer droeg. Om dicht bij hem te zijn.

”It’s a terrible place,” said Mr. Michel, the brother of one of the victims said of the Ramada, referring to all the grief inside. ”But it’s a good place at the same time. Outside, they don’t understand and you feel so alone. Inside, we are secure. We are one family. We are all together.”

Veerkracht

Mr. Michel vertolkt hiermee de essentie van het Heartbreak Hotel. Mensen moeten hun verhaal kwijt, over hun verdriet kunnen vertellen. Ze moeten geholpen worden de brokstukken van hun leven bij elkaar te vegen, weer de hoop en energie krijgen om door te gaan.

“A heart with 478 chambers, ready for the next air disaster, hoping the red phone stays silent.” Zei verslaggever Beth Nissen van CNN in een documentaire over het Heartbreak Hotel. De foto is van een website die ik jaren geleden heb gedownload, maar nu niet meer bestaat.

Dat gebeurt natuurlijk niet allemaal in één keer in de opvang. Maar daar start het wel. Daar begint de veerkracht en het herstel van vertrouwen.

Voor alle grote rampen is dat hetzelfde. Of het nu een vliegtuigcrash is of een overstroming , een goede opvang geeft de slachtoffers het gevoel dat ze er bij horen en ook elkaar kunnen helpen.

“In the Ramada, among all the grieving families, Mr. Michel was able to tell people about his brother. They, in turn, told their stories about the daughters and wives and husbands they had lost. And united by a terrible tragedy and a brick hotel, the mourning strangers found comfort and community.”

Het verhaal van het Heartbreak Hotel is voor mij daarom een symbool van veerkracht. Het gaat er niet om wat je overkomt, maar om hoe je er mee omgaat. Rampen zijn weliswaar niet te voorkomen omdat ze allemaal uniek zijn, maar je kunt er sterker uitkomen als je goed voor elkaar zorgt.

Misschien zelfs wel antifragiel.


Het is al weer een paar jaar geleden dat ik het Heartbreak Hotel ontdekte. Veel van het materiaal dat ik toen heb verzameld is online niet meer beschikbaar of geblokt. De citaten van Mr. Michel komen uit een artikel van de New York Times uit 1996.

In de paragraaf ‘rampen’ van het hoofdstuk Triggerincidenten vind je meer blogs over, jawel, rampen. Daarvan vind ik het verhaal over het boek van Berthold Gersons een aanrader. In het Museum of Accidents is een paragraaf opgenomen over herdenking en verlies. Daaruit sluit dit blog over ‘remember’ goed aan op het Heartbreak Hotel.

Brandweermonument op schrift

Leestijd: 4 minuten

Brandweermonument op schrift is een herdenking in woorden. Niet alleen via dit ene blog, ook samen met de zeven andere die ik in de loop der jaren schreef. Het is een veelheid, een multiplicity. Daarmee is mijn brandweermonument weliswaar af, maar niet klaar. Want de herinnering blijft. Ook op schrift.

Elke tekst is een momentopname, zo ook dit brandweermonument op schrift. Je begint ergens met schrijven, meestal bij datgene wat het meeste aandringt. Gedachten zijn wat dat betreft net als kinderen die strijden om aandacht.

En nee, gedachten die vragen worden niet overgeslagen. Want daar zit de drive, de energie. Die wil je gebruiken om iets te maken.

Daarna ga je rijgen, eerst woorden dan zinnen, tot het magische moment dat de tekst zichzelf begint te schrijven. Met mij als de scribent van dienst.

Toch is dat bij dit monument een beetje anders. Want welke gedachte zich ook als eerste opdringt, in het geheel zal altijd iets zitten van de Motorkade, Harderwijk, de Vuurwerkramp en de Koningkerk.

Omdat ik daar bij was, als lid van het Begrafenis Bijstandteam.

En omdat het mijn eigen herinneringen zijn. Hoe onbetrouwbaar ook, dat is wat ik er nog van weet en, misschien net zo belangrijk, nog van wil weten. Want herdenken is een soort vergeten, je onthoudt alleen dat wat belangrijk voor je is.

Monument in het echt

Er is ook een fysiek brandweermonument. Mijn teksten zijn daar een aanvulling op, een toevoeging. Je kunt ze los van elkaar zien maar ook als een geheel, samen met alle andere teksten die er over herdenken bij de brandweer zijn gemaakt. De stukken over het Brandweerveld van eer en de Ereboog van Veenhuizen schreef ik rondom de opening van het fysieke monument.

Ongeveer 17 jaar geleden vroeg het ministerie van BZK aan de stichting Impact om een visiedocument op te stellen over een nationaal brandweermonument, naar analogie van de Tuin van bezinning die voor de politie was ingericht. Tot dat moment regelden korpsen hun herdenking zelf, zoals ik beschrijf in Monument.

Het resultaat van het onderzoek werd vastgelegd in een groot boek, dat nog steeds in mijn boekenkast staat.

Indertijd was ik naast commandant van brandweer Schiphol ook nog lector Brandweerkunde. Ik was één van de mensen die werd geïnterviewd. Dit was wat ik er toen onder andere over zei:

We moeten jaarlijks stil staan bij de collega’s die zijn omgekomen, een soort nationale brandweer herdenkingsdag. Een dag waar veel brandweermensen uit het hele land bij elkaar komen. Een landelijk monument (..) moet ook de eenheid van de brandweer onderstrepen. Je zou als brandweerman op die plaats moeten ervaren dat je onderdeel bent van een groter geheel, dat je iets gezamenlijks hebt dat je daar, bij het monument, met elkaar kunt delen.

eigen citaat uit het visiedocument

En zo denk ik er nog over, al zou ik nu overal spreken over brandweermensen, niet alleen in de derde zin maar ook in de vijfde.

De vorm die het nationale brandweermonument uiteindelijk heeft gekregen vind ik passend. De combinatie van een centrale ceremonie in Arnhem met de rituelen op de kazernes doet recht aan de brandweer als geheel.

En aan allen die sneuvelden tijdens repressie.

Daarnaast heb ik in de loop van de tijd mijn eigen brandweermonument op schrift ingericht. In acht blogs, inclusief deze wandergids die de boel verbindt. Acht herinneringen uit verschillende momenten in mijn leven, waarop ik terugkeek naar de fatale ongevallen die ik van dichtbij had meegemaakt.

Over twaalf mannen voor wie een brandweeruitruk hun laatste daad in dit leven bleek. Voor hen schreef ik dit laatste stuk.

Brandweermonument op schrift

Herdenken is ook een vorm van denken.

Soms zeggen mensen dat ze ergens geen woorden voor hebben, als er iets groots en heftigs is gebeurd. Voor hen maakte ik dit Brandweermonument op schrift. Als er een beginnetje is gemaakt, komen je eigen woorden vanzelf.

Door associaties. Automatisch.

Dan nog is het niet altijd makkelijk. Maar weet dan dat kleine woorden genoeg zijn, gewone woorden van mensen zoals jij en ik. Je hebt eigenlijk geen grote woorden nodig. Nooit eigenlijk.

Alhoewel grote woorden soms ook best leuk kunnen zijn. Je moet alleen goed weten wanneer je ze niet gebruikt. Dat is het belangrijkste.

Bij een brandweermonument op schrift heb je ze niet nodig. Daarom schreef ik dat herdenken een vorm van denken is.

De tranen van de brandweer. Tekening Wendy Kiel.

Het is ook een viering, las ik ergens, we vieren een herinnering zonder feest. Een herinnering aan een gebeurtenis waar mensen bij waren; mensen waar we om geven, mensen waar we van houden.

Of waar mensen herdenken die je wilt steunen, waar je gezamenlijkheid wilt ervaren en uitdragen, je onderdeel bent van een groter geheel.

De brandweer.

We noemen hun namen, alle twaalf, opdat we ze niet vergeten.

In mijn brandweermonument op schrift.

Dag Bert, Joan en Rob, dag Erik en Harm, dag Paul, Hans, Theo en Gerard, dag Douwe, Ben en Renz.

Dag.


Deze vierde wandergids verbindt de zeven blogs met elkaar die ik schreef over herdenken en monumenten bij de brandweer. Ik beschouw ze als één geheel, één brandweermonument op schrift.

De stemmen van Tsjernobyl

Leestijd: 9 minuten

De stemmen van Tsjernobyl is een bespreking van het boek ‘Wij houden van Tsjernobyl’ van Svetlana Alexijevitsj’. De blogtitel doet veel meer recht aan wat dit document ook echt is: een grote verzameling stemmen, verhalen en monologen van hen die de grootste kernramp tot nu toe ondergingen. Van heel dichtbij krijg je een inkijkje in wat er gebeurde met de mensen die er woonden. Indringender dan dit kan het niet.

Op 26 april 1986 ontplofte de kerncentrale in Pripjat na een mislukte test. Daarbij kwamen twee ingenieurs om het leven. Van de 134 reddingswerkers die werden ingezet stierven er 28 door acute stralingsziekte. Dat brengt het totaal aantal directe slachtoffers op 30.

Het indirect aantal slachtoffers is een ander verhaal. De schattingen daarover variëren van 5000 tot 60.000. Harde cijfers zijn er niet. Enerzijds omdat de informatie uit Rusland weinig betrouwbaar is, voor zover er überhaupt over is gecommuniceerd. Anderzijds blijken de gevolgen van straling moeilijk in kaart te brengen. Het lijkt er op dat de reparatiecapaciteit van het lichaam bij lage doses groter is dan gedacht. Maar zeker weten doet niemand het.

INES 7

Hoe dan ook was Tsjernobyl de grootste kernramp tot nu toe. Net als Fukushima scoorde het een INES 7, de hoogste waarde op de schaal van civiele kernongevallen. Alleen daarom al horen beide rampen thuis in het Museum Of Accidents. Ze onthullen iets over hoe de wereld in elkaar zit.

Het zijn aanwijzingen wat te verbeteren in onze reis naar de toekomst.

Wat ik mij nooit zo had beseft was dat Wit Rusland het grootste slachtoffer van de kernramp was. Op 26 april waaide de wind de radioactieve wolken in hun richting. Volgens Alexijevitsj verdwenen er daardoor 485 dorpen en gehuchten.

De bewoners werden geëvacueerd van hun oude agrarische gronden naar ergens, het maakte niet uit waarheen, als ze maar weg waren. Van enig gecoördineerd plan was geen sprake, zodat de hele operatie één grote improvisatie leek. Net als in Fukushima, las ik bij Detlev van Heest.

Bijna veertig jaar geleden is het al weer en er is een enorme hoeveelheid onderzoek over Tsjernobyl gepubliceerd. Ik heb daar niets aan toe te voegen, dacht ik altijd, totdat ik de stemmen van Tsjernobyl las. Svetlana Alexijevitsj schreef een indringend boek met de getuigenissen van hen die door de kernramp geraakt worden.

Ongefilterd.

Twintig jaar deed ze erover, omdat het zoeken was naar vorm. Hoe schrijf je over zo’n grote ramp? Hoe vertel je het echte verhaal? Uiteindelijk koos ze voor een soort oral history. Ze sprak met honderden mensen; brandweermannen, liquidators, dorpelingen, politici, van alles en iedereen.

Het resultaat is een rizoom van stemmen van Tsjernobyl.

Monologen

Gelijk de eerste monoloog is al heftig, een dramatisch verhaal van een jong stel in de twintig waarvan de man bij de eerste brandbestrijders zat. Hij trad op in een gebied waar de robots faalden vanwege de hoge straling en alleen mensen konden werken. En daarvoor de hoogste prijs betaalden.

De man komt in het ziekenhuis terecht en blijkt zelf een stralingsbron te zijn geworden. Zijn vrouw is overmand door verdriet en kan hem niet alleen laten. Dagen zit ze bij hem. Ondanks haar zwangerschap wijkt ze niet van zijde, tot hij is overleden. Uiteindelijk zal ook hun dochtertje na de geboorte snel sterven.

De grote tragiek is dat ze met hun liefde zowel een kindje kregen als het doodden, zonder dat ze er enige invloed op hadden. Soms komt en gaat het leven zonder dat je er iets aan kan doen.

Het lot bepaalt het leven van een mens, de geschiedenis, het leven van ons allemaal.

Svetlana Alexijevitsj

Niet alle monologen zijn gelukkig zo heftig als deze, Alexijevitsj weet hoe ze met de deur in huis moet vallen. Niet voor niets won ze de Nobelprijs voor literatuur. Want ook al zijn de stemmen van Tsjernobyl niet die van haar, zij is het wel die ze opgeschreven heeft, vastgelegd heeft hoe zij het heeft gehoord. Daarom is het toch haar boek.

Alleen in een interview met zichzelf komt Alexijevitsj duidelijk aan het woord. Dat hoofdstuk is op zichzelf al de aanschaf van het hele boek waard.

Ik hou me bezig met wat je verloren geschiedenis zou kunnen noemen, spoorloze sporen van ons verblijf op aarde en in de tijd. Ik beschrijf en verzamel de alledaagse gevoelens, gedachten en woorden, probeer het wezen van de geest te pakken te krijgen. Het gewone leven van gewone mensen. Maar hier is nu alles ongewoon

Svetlana Alexijevitsj
Deze medaille zit in mijn vage verzameling. Hij is nep, dan wel echt uitgereikt aan één van de civiele liquidators die werden ingezet bij de eerste bestrijding van de kernramp. In totaal is aan bijna 600.000 mensen zo’n medaille uitgereikt. Ook dat zegt wel iets over de omvang van Tsjernobyl.

Toekomst

In het interview vraagt ze zich af of ze naar de toekomst of het verleden heeft gekeken in Tsjernobyl. Lange tijd had ze daar het antwoord niet op, schrijft ze. Mede daarom deed ze ruim twintig jaar over de stemmen van Tsjernobyl. Maar na 9/11 en Fukushima weet ze het zeker. Ze heeft de toekomst gezien, een nieuwe geschiedenis; eentje van catastrofen, die leidt naar het niets.

“Hij offert de eindigheid. Hij eindigt in het niets.”

Deze vraag over de geschiedenis van het verleden of de toekomst heeft ook mij enige tijd bezig gehouden. Uiteindelijk denk ik dat we naar allebei keken. We zien de rampen van de toekomst met de technologie uit Extremistan, die we bestrijden met de middelen van het verleden uit Mediocrestan.

Zorgwekkend.

Wat ik lees uit de stemmen van Tsjernobyl is dat de techniek zich in een heel ander tempo ontwikkelt dan de mensen zelf. De toekomst is voor de techniek, het verleden is van de mensen. Slechts een enkeling kan de ontwikkeling van techniek nog actief volgen, nog minder kunnen hem vormgeven.

Sterker nog, ik denk dat ook binnen de mensheid de ontwikkeling zich in verschillende snelheden voltrekt. Mij viel op dat de bewoners rondom Tsjernobyl niets wisten van straling en kernenergie. Ze waren er totaal door overvallen op hun kleine boerderijtjes en vroegen zich af wat voor kleur straling heeft.

Hoe het ruikt.

“In de winter hing een oude man een geslacht kalf op in zijn achtertuin. Er werden toevallig net wat buitenlanders gebracht om rond te kijken. “Opa, wat doe je?” – “Ik laat de straling eruit.”

monoloog van een dorp over hoe men zielen uit de hemel roept om met hen te huilen en te eten

Nog zo’n voorbeeld:

Ze woonden daar twee maanden toen er een buurvrouw naar ze toe kwam. “De straling van uw koe is naar de mijne overgeslagen. Mijn koe valt steeds.”

monoloog over het feit dat als je een regenworm vindt, de kip blij is

Oorlog

Er komen ook soldaten aan het woord in de stemmen van Tsjernobyl. Net als altijd pakt de Russische overheid namelijk alles aan of het een oorlog is. Dus van heinde en verre worden soldaten aangevoerd die zonder enige toelichting aan het werk worden gezet.

Ook de media die actief was in het gevarengebied werd aangemerkt als liquidator. Zoals Igor Costin, die deze foto maakte in 1986. In 2015 overleed hij, 79 jaar oud.

Met de situatie in de Oekraïne nu krijgt dit boek er daarom nog een andere lading bij. Dit is precies waarom een boek niet alleen gemaakt wordt door de schrijver, maar ook door de lezer.

Ons regiment werd in staat van alarm gebracht…We waren lang onderweg. Er werd door niemand iets concreets meegedeeld. Pas op het Beloroesski-station in Moskou kregen we te horen waar we heengingen. Een jongen, ik geloof uit Leningrad, protesteerde. Ze dreigden hem met het krijgstribunaal. De officier zei letterlijk tegen de troepen: “naar de gevangenis of het vuurpeloton.”

sldatenkoor

Ook onder de bevolking is de link met oorlogen nooit ver weg. Zo is er een vrouw die zich afvraagt waarom deze catastrofe nu net Tsjernobyl raakt. Waarom niet Parijs, waar Napoleon vandaan kwam om de Russen aan te vallen, of Berlijn, waar de Duitsers hetzelfde hebben geprobeerd.

De mens reikt nooit tot het formaat van een grote gebeurtenis. Die is altijd te hoog gegrepen voor hem. Mijn vader verdedigde Moskou in 1942. Dat hij had deelgenomen aan de geschiedenis, begreep hij echter pas tientallen jaren later. Zelf herinnerde hij zich alleen hoe hij in een loopgraaf zat

arkadi filin, rampenbestrijder

Ik zag alleen de grote lijnen, maar daar zat de duivel nooit tussen, besefte ik na het lezen van dit boek. Als je wilt weten wat er echt gebeurd is, praat dan met de mensen zelf. Daar hoor je over het verleden.

Wie wil weten wat er nog gaat gebeuren volgt de wetenschap. Voor de techniek is het namelijk altijd overmorgen, waar het voor de mensen altijd vandaag is. Ergens gaat dat scheuren. Tijd is geen rekbaar begrip als ie strak komt te staan.

In hun verhalen kwam telkens het onderwerp tijd voor, ze zeiden ‘voor het eerst’, ‘nooit meer’, ‘voor altijd’.

Svetlana Alexijevitsj

Eindoordeel

‘Wij houden van Tsjernobyl’ is een indrukwekkend boek. Het is oral history zoals ik die nog niet eerder tegenkwam. Al die mensen, die stemmen, die verhalen, het is niet te bevatten wat zich er allemaal afgespeeld heeft en nog steeds afspeelt.

Sommige dingen gaan nooit over, zijn een verandering van situatie en vanaf dat moment ziet je leven er dus zo uit. Dat besef ging niet meer bij me weg, mijn dieptegesteenten gingen aan het schuiven zoals ze sinds de MH17 niet meer geschoven hadden.

Monument voor de liquidators, in 1991 opgetrokken net buiten de eerste zone. Het deed me denken aan een uitspraak die ik ooit las, ik weet niet meer van wie: Rusland is dol op zijn helden, maar alleen als ze dood zijn. Foto IAEA.

Alexijevitsj concludeert dat ze de toekomst heeft beschreven, ik noemde het al eerder. Misschien is dat zo, toch hoop ik dat haar toekomst alleen klopt voor zover het de techniek betreft. Dat we nog tegen catastrofes zullen aanlopen is een feit en in mijn ogen onvermijdelijk als de mensheid verder voortschrijdt en zich richting Extremistan begeeft. Daar zit niet mijn eerste zorg, bij de bron.

Wel bij de bestrijding van het effect, de disruptie en de crisis.

Wat zou het goed zijn als we antwoorden weten te vinden op dit soort ongevallen en rampen zonder het als een oorlog te benaderen. Met menselijke maat, goede communicatie, het liefst al voor de ramp heeft plaatsgevonden. Dat we leren leven en wonen in en met een hoogtechnologische wereld.

En zonder grootscheepse evacuaties waarna men aan zijn lot wordt overgelaten. Want dat is ook een beeld dat bij me bleef na het lezen over Fukushima. Al die oudjes die van hun geboortegrond werden gerukt en alle wortels van hun bestaan verloren.

Maar dat vergt keuzes, leerde ik van Ilan Kelman uit Disasters by choice. Keuzes om de zwakkeren in de samenleving niet bloot te stellen aan gevaren en ze zodoende minder kwetsbaar te maken voor rampen.

We can now answer the question, ‘why do some people let disaster happen by creating vulnerability?’ Because most of the vulnerability they create is for others. Ultimately, a minority creates vulnerability, and hence disasters, for the majority, because they do not care or choose not to be aware that they are doing so.

ilan kelman

Wat ik ook dacht: soms is bewust onbekwaam een eerste stap. Het is niet het einde van een reis, maar een volgend begin. Daarom zou iedereen die betrokken is bij rampenbestrijding en crisismanagement dit boek moeten lezen. Want het gaat ook over jouw werk.

Cijfer: 9

Zou ik het bewaren als de kasten vol zijn en er geruimd moet worden: zeker.

Own only what you can always carry with you. Know languages, know countries, know people. Let your memory be your travelbag

alexander solzhenitsyn

De risico’s van het vak

Leestijd: 9 minuten

De risico’s van het vak is de tweede wandergids op Rizoomes. Daarvoor ga ik terug naar de wortels van deze site: veiligheid bij repressie. Dat was ooit de reden om deze blogs te gaan schrijven. Ik struinde nog eens door het archief en kwam weer naar buiten met deze acht blogs, die een mooi hoog-over tracee vormen over de risico’s van het vak.

Ik had het mezelf makkelijker gemaakt om minder verhalen mee te nemen, maar eerlijk gezegd viel het al niet mee om me tot deze set te beperken. Er is namelijk zo veel over te vertellen.

Dat ik juist dit onderwerp koos als tweede wandergids na de evolutie van crisis heeft alles te maken met de herdenking van de Motorkade deze week. Het is inmiddels al weer 29 jaar geleden dat drie Amsterdamse brandweermannen om het leven kwamen tijdens brandbestrijding. We mogen de geleerde lessen niet vergeten en dus herhaal ik hier wat hoofdzaken.

Brand in Vlaardingen kost vijf brandweermannen het leven, 1951. Foto komt van vergetenverhalen.nl

Die tevens gezien kunnen worden als inleiding op veiligheid bij repressie. Ook als je niet bij de brandweer werkt is dit blog goed te volgen: repressie is een activiteit in hoog risico omgevingen, die je als exemplaar zo kunt vertalen naar andere vakgebieden. Het gaat namelijk over veerkracht en redundantie.

Waar liggen de grenzen van wat je kan?

Afdrijvende veiligheid bij de brandweer

Het is belangrijk om te beseffen dat de risico’s van het vak niet in één inventarisatie te vangen zijn. Sterker nog, de grootste risico’s voor brandweermensen staan meestal niet op een lijstje. Het zijn namelijk situaties die ter plaatse ontstaan door een dynamisch complex van factoren, die met elkaar interacteren en tot een giftige of explosieve cocktail leiden.

Soms met dodelijke afloop.

Een deel van die dynamiek wordt veroorzaakt door substandaards uit de koude organisatie. Dat is sinds 1995 ook één van mijn vaste stellingen: de status van de koude organisatie bepaalt de veiligheid van de warme organisatie.

Wat ik met die substandaards bedoel is dat binnen de organisatie bepaalde normen langzamerhand verweken en verwateren. Ze worden niet meer toegepast zoals ooit bedoeld of bedacht en verliezen daarmee hun effectiviteit. Bij één substandaard is dat nog niet zo’n probleem; wel als het tot de normale gang van zaken verwordt en er steeds meer veiligheidsnormen een lagere kwaliteit krijgen.

Te lage opleiding, procedures afsnijden, onderhoud uitstellen, geen corrigerend gedrag onderling, dingen op hun beloop laten, morgen doen we het wel opruimen en schoonmaken, eisen fysieke belasting bijstellen, enzovoorts.

Dit proces staat bekend als drifting into failure: afdrijvende veiligheid. Het wordt in sommige boeken ook wel practical drift genoemd. Maar het effect is hetzelfde: je organisatie wordt fragiel en minder bestand tegen ongewenste gebeurtenissen. Alle redundantie en marge is eruit gehaald.

Brand bij Marbon

Juist voor hoog risico organisaties als de brandweer, politie en defensie is dat funest. Omdat je gestuurd wordt naar plekken die je (meestal) van tevoren niet kent en moet kunnen vertrouwen op de ingebouwde redundantie en veerkracht.

Veiligheid is goede techniek, goede organisatie en goed gedrag. Dat is les één.

Waar de brandweerman valt

Les twee: ken de risico’s van het vak. Niet door een lijstje uit je hoofd te leren, maar door een grondige kennis te hebben van de geschiedenis van je professie. Welke ongevallen zijn er gebeurd, hoe zijn ze ontstaan, had dat ook bij ons kunnen gebeuren? Is er een rode draad te ontwaren in al die verhalen? Wat betekent dat voor nu?

Precies daarom zijn we ooit met een klein clubje de brandweercanon gestart, inmiddels op deze site uitgegroeid tot het Museum of Accidents. Zo’n canon moet worden aangevuld met een vorm van centrale ongevalsregistratie, zodat je data hebt om patronen te zoeken en hoofdlijnen vast te leggen.

In het blog ‘Waar de brandweerman valt’ is het precies dat wat beschreven wordt. En, het is echt waar, er komt een lijstje uit met de tien grootste risico’s. De top 3 bestaat uit flash-over, hartfalen en instorting. Maar dat zie ik als ‘normale’ incidenten, als één van de vijf categorieën. Belangrijker zijn de uitzonderingen en bijzondere verhalen. Hoe ga je daar mee om?

De negen scenario’s van de brandweercanon

Registreer dus, leg vast, analyseer en onderzoek. Kijk naar andere manieren van leren door creatieve analyses uit te voeren. Uiteindelijk vormen al die soorten analyses en onderzoek een totaalpakket aan kennis over de risico’s van het vak.

Stille getuigen na de brand in het Silveren Seepaerd

Eén zo’n analyse pas ik toe in ‘De negen scenario’s van de brandweercanon’. De insteek van dat blog was om te zoeken naar standaards, standaardafwijkingen en afwijkingen. Het herkennen van afwijkingen is belangrijk om vast te stellen dat je niet in een normale brand zit en je dus anders moet optreden dan gewoonlijk. Het ondersteunt je situational awareness en je veerkracht.

Daarbij verbuig ik de definitie van Sidney Dekker over veerkracht een beetje. Voor hem bestaat veerkracht uit drie hoofdzaken: ken de grenzen van je bedrijfsvoering, zie dat je er over heen gaat en heb de middelen om terug te sturen. Waar ik zelf altijd aan toevoeg: en doe dat dan ook.

Door definities toe te kennen aan standaards en afwijkingen, leg je eigenlijk de grenzen van je bedrijfsvoering vast. De rest volgt daarna vanzelf. Moet je ze natuurlijk wel in stand houden, anders drijft je veiligheid weer af.

De keerzijde van intuitie

Waar de eerste drie lessen vooral over de organisatie gaan, is les vier een psychologische. De wetenschap dat mensen onder tijdsdruk besluiten op basis van herkenning. Die herkenning wordt gevoed door ervaring, oefening en opleiding. Weinig ervaring is dus weinig herkenning.

Wat doe je dan als je aankomt bij een situatie waar je geen ervaring mee hebt?

Het is dus belangrijk om die ervaring te laden voordat je het nodig hebt. Wees daarin creatief. Gebruik foto’s, film, virtueel, van alles. Als je maar ervaring opdoet voor je het nodig hebt.

Ervaring is datgene wat je mist als je het voor de eerste keer nodig hebt

johan cruyff

En let op zonnekoningengedrag. Check daarvoor het blog over intuïtie zelf. Wat je nu leest is immers alleen de hoofdlijn uit 8 eerdere verhalen.

De onbetrouwbaarheid van snelle expertise

Rondom intuïtie zijn in de loop van de jaren veel claims gelegd die wetenschappelijk nauwelijks houdbaar bleken. ‘Volg je hart’ en ‘vertrouw op je gevoel’ zijn slechte raadgevers als het gaat om complexe en dynamische situaties waar je geen ervaring mee hebt en die een onvoorspelbaar karakter hebben.

In dit blog ga ik niet in op de sturingsdriehoek, maar die zweeft natuurlijk wel door dit blog heen. Incidenten die je kunt benoemen als standaard kun je veilig overlaten aan je intuïtie als je al wat ervaring hebt. Twijfel over je intuïtie bij standaardafwijkingen en vertrouw er niet op bij afwijkingen.

Klein en Kahneman hebben daar altijd veel discussie over gehad. Klein vertrouwt bijna 100% op ervaring en intuïtie, Kahneman eigenlijk helemaal niet. In een beroemd geworden artikel met de titel ‘A failure to disagree’ komen ze echter tot een overeenkomst wanneer ervaring wel betrouwbaar is: in situaties met hoge validiteit en lage onzekerheid.

Het zou dus heel interessant zijn om je database uit de brandweercanon te analyseren op validiteit en onzekerheid. De scenario’s die je daar uit haalt, kun je vervolgens koppelen aan een standaard, een SOP: Standard Operation Procedure.

Of niet, natuurlijk.

De limiet van expertise en ervaring

Want er is een limiet aan wat mensen kunnen. Je kunt niet meer informatie verwerken dan je kunt; bij meer dan dat says the computer ‘No’!

Anders gezegd: je kunt niet alles oplossen. Het houdt een keertje op. Het is beter dat vooraf af te spreken, dan er in de praktijk pas tegenaan te lopen.

Bovenstaande afbeelding komt uit het blog over de limiet van expertise en ervaring. Het laat schematisch zien hoeveel marge er nog in de informatieverwerkingscapaciteit van een piloot zit in normale omstandigheden.

In standaardafwijkingen en afwijkingen zal die marge veel kleiner zijn of niet meer bestaan. Precies daarom is het idee van één piloot op een vliegtuig een onzalig plan, dat veel weg heeft van practical drift. Niet doen dus.

Voor de brandweer, politie of defensie kun je vergelijkbare grafieken opstellen, al dan niet gebaseerd op validiteit en onzekerheid. Als je maar in beeld brengt waar die grens van je optreden ligt. Dan krijg je zicht op de risico’s van het vak.

Rapid intervention isn’t rapid

Zoals je wellicht langzamerhand aanvoelt gaat dit blog ‘De risico’s van het vak’ eigenlijk over veerkracht en redundantie in mens en organisatie. Waar liggen de grenzen van wat je kan? Welke opdrachten kun je krijgen vanuit de organisatie? Wat is normaal en wat niet? Wat betekent dat voor je optreden?

Daarbij lag de focus tot nu toe op de grenzen van de organisatie en van de mens. De laatste stap is de grens van de cultuur: hoeveel marge accepteer je tijdens je inzet? Ga je op de grens of er net over?

Waarbij veerkracht in mijn denken betekent: heb ik nog opties beschikbaar? Als je geen opties meer hebt is de veerkracht weg en ben je afhankelijk van het toeval en de omstandigheden. Dat is het laatste wat je wilt.

Kan ik nog repareren wat ik net fout heb gedaan?

In ‘Rapid intervention isn’t rapid’ gaat het precies daarover. Ik vind het persoonlijk één van mijn belangrijkste blogs omdat het laat zien dat je niet meer gered kan worden als je aan je vingernagels in het ravijn hangt. Laat je helpen als het nog kan, niet als het al te laat is.

En dat is een kwestie van cultuur en van afdrijvende veiligheid.

De vier principes van de safe system approach

Voor ik een fout maak, maak ik die fout nooit

johan cruyff

De gedachte achter de Safe System Approach is die van de vergevingsgezinde infrastructuur. Laat een fout besluit nooit iemands laatste besluit zijn.

Daar zitten vier principes achter: mensen zijn kwetsbaar, mensen zijn feilbaar, alle elementen van het systeem moeten sterk zijn en veiligheid is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

In die zin is een human error altijd een organizational error: de kwetsbaarheden in het mens-machinesysteem zijn onvoldoende geïnventariseerd of er is (on)bewust gekozen voor oplossingen die misschien niet afdoende zijn in uitzonderlijke situaties.

De conclusie is dat de organisatie vangnetten moet organiseren. Opties genereren die men tijdens incidentbestrijding krijgt aangeboden zonder dat er om gevraagd is. Automatische opschaling, op afstand meekijken, expertise zoeken, op tijd aflossen, het kan van alles zijn. Als het de safety margins maar vergroot.

Dat is de kern van de risico’s van het vak.

Risico’s van het vak op een rijtje

Het doel van de wandergidsen is om losse blogs aaneen te rijgen tot een betekenisvol draadje. Al schrijvend komt daar soms een verdieping op die ik zelf niet direct had gezien. De risico’s van het vak is er zo eentje.

Die gaat over de grenzen van mens en organisatie in hoog risico omgevingen. Over ingebouwde redundantie en veerkracht, het hebben van opties en vangnetten. Daar komen nog heel veel andere zaken bij kijken, zoals situational awareness, verrassingen en denkfouten. Maar dat is voer voor andere wandergidsen.

Tot die tijd is dit het rijtje over de risico’s van het vak. Be safe!

Rampen. Een boekbespreking

Leestijd: 8 minuten

Na ‘Crisis en Catastrofe’ is ‘Rampen’ het tweede boek van Lotte Jensen dat op deze website wordt besproken. Waar het vorige boek vooral als een Nederlandse variant op disaster studies valt te zien, is ‘Rampen’ eigenlijk een canon. Een Museum of Accidents, zou Paul Virilio zeggen. Jensen noemt het zelf een nieuwe geschiedenis van Nederland. En dat is het ook.

Wat dat betreft is dit boek een aanrader voor iedereen met een brede algemene belangstelling in de Nederlandse geschiedenis. Het is ook fysiek een prachtig boek. Een fijne harde kaft, lekker zwaar, een mooie bladspiegel en een enorme hoeveelheid afbeeldingen van pamfletten, munten, oude publicaties en kunst.

Een echt hebbeding.

Canon

Ook inhoudelijk valt er genoeg te genieten. Jensen bespreekt 22 rampen, verdeeld over vijf tijdvakken. Het eerste tijdvak loopt van de Sint- Elisabethvloed uit 1421 tot de verwoesting van de Dom in 1674. Alle andere periodes bestrijken precies een eeuw, tot aan de huidige tijd toe.

Corona is de laatste ramp die ze bespreekt. Ik vond het zelf de vraag of je die er al in moest zetten. De stof eromheen is nog niet eens gaan liggen en in die zin is dat hoofdstuk meer een journalistiek stuk dan canongeschiedenis. Maar zoals James Kennedy in zijn voordracht zei bij de uitreiking van het eerste exemplaar, een canon is weliswaar een standaard, een meetlat, maar moet ook discussie uitlokken.

Uitgever Mai Spijkers opende op 9 april de bijeenkomst waarbij het boek Rampen van Lotte Jensen werd gepresenteerd. Spijkers toonde zich zeer tevreden over het boek en over het feit dat vier van de sprekers uit zijn fonds komen. Maar dat was toeval, zo zei hij glimlachend. Waarna hij de meest centrale vraag uit het crisismanagement stelde, na een korte inleiding over rampen: “je vraagt je wel eens af of het nog erger kan.”

Je moet het ermee oneens kunnen zijn.

Debat is daarom een essentieel onderdeel van canonisering, zo zei hij verder. Het zijn bezinnende vragen over je eigen waarden, dat wat de verzameling mensen tot een samenleving maakt. En hoe die samenleving dan reageert op het onheil dat hen treft.

Jensen noemt haar beschrijving en analyse een cultuurhistorische benadering. Daarmee maakt ze op een heel natuurlijke wijze al het onderscheid tussen rampen zelf en de reactie van mensen erop. In mijn terminologie is de (ontsporende) reactie van mensen dan de crisis. Ik noem dat dan een Black Swan.

Black Swans

Wat ik uit het boek ‘Rampen’ leer is dat niet alle reacties altijd negatief of confronterend zijn. Niet elke ramp wordt dus een crisis. Ik moet daar in mijn verdere uitwerking van het crizoom dus ook aandacht aan besteden, omdat het mogelijk een tegenwicht biedt aan het escalerend rizoom dat ik een Black Swan noem.

Wel wordt elke ramp gebruikt om eigen stokpaarden te berijden, zo leert de geschiedenis ons. Mensen laten geen kans onbenut om andermans ellende aan te wenden voor de persoonlijke agenda. Crisismakelaars, zoals Arjen Boin dat zo mooi omschreef, zijn dus van alle tijden.

James Kennedy is hoogleraar Moderne Nederlandse Geschiedenis bij de faculteit Geesteswetenschappen aan de Universiteit Utrecht. In zijn bijdrage aan de uitreiking ging hij dieper in op het belang van canonisering. “Wil je Nederlandse rampen begrijpen, dan moet je de culturele patronen herkennen.”

Dat zie je vooral terug in godsdienstige reacties op rampen, schrijft Jensen. Het wordt gezien als een teken Gods dat de mensen verkeerd leven. Te zondig, te frivool en dat moest nu maar eens ophouden. Er moet dus gedisciplineerd worden, zo concludeerde ik, al gebruikt Jensen die term zelf niet. De ramp als act of God.

Door de eeuwen heen neemt de invloed van godsdienst op de reacties na rampen langzaam af, tot het in de twintigste eeuw vrijwel verdwenen is. Daarvoor in de plaats komt de media, met foto’s, film en veel meningen in talkshows. En ramptoeristen. Disciplinering maakt daardoor plaats voor sensatiezucht, zondebokzoeken, framen en cancellen.

Dat is misschien wel de kortst mogelijke samenvatting van de Nederlandse cultuurgeschiedenis.

Maar er is door de eeuwen heen ook sprake van saamhorige krachten in onze maatschappij. Al vanaf de eerste rampen is er sprake van liefdadigheid en acties om de getroffenen te helpen. Het is goed om te beseffen dat er vroeger geen verzekeringen waren. Als je huis afbrandde had je helemaal niets meer en was je dus afhankelijk van anderen om te overleven. Dergelijke liefdadigheid bestaat nog steeds, veelal door landelijke organisatie en het overbekende giro 555.

Een andere positieve kracht die Jensen in haar boek noemt is versterking van vaderlandsliefde. Het gevoel dat je samen in hetzelfde schuitje zit en er ook samen moet zien uit te komen. Ook hier zitten volgens mij aanknopingspunten om Black Swans te temperen. Maar dan moet je als politicus wel ergens voor durven staan en naar mijn bescheiden mening is dat een probleem: het is makkelijker kritiek te leveren en tegen te zijn, dan constructief ergens voor te willen strijden.

Interessant is haar toevoeging van het begrip cascades aan rampen. Rampen die opgevolgd worden door andere rampen en elkaar daarin versterken. Na oorlog komt hongersnood en daarna een epidemie. Cascades zijn echter wel anders dan polycrisis. Het zijn in principe onafhankelijke gebeurtenissen die tegelijk of vlak na elkaar plaatsvinden.

Beatrice de Graaf is faculteitshoogleraar, historicus en onderzoeker op het gebied van veiligheid en terrorisme aan de Universiteit van Utrecht. Zij hield een boeiend betoog over existentiële veiligheid (certitudo), materiële veiligheid (securitas) en de crisiskloof: dat het gevoel van het publiek over het verloop van een crisis steeds vaker uit de pas loopt met hoe het feitelijk gemanaged is. Ik vind het zelf de vraag of zich dat beperkt tot crises of dat het zich uitbreidt over alle overheidsoptreden.

Polycrisis daarentegen is perceptie, een sociaal construct waardoor zowel crisis als risico met elkaar vermengd worden tot één grote giftige cocktail. Cascades kunnen wel leiden tot een polycrisis, maar dan fungeerde het vooral als triggerincident om die crisis te veroorzaken of versterken.

Museum of Accidents

Wie de canon van Jensen door de ogen van Paul Virilio bekijkt, ziet tevens een Museum of Accidents. Virilio zei: accidents reveal the substance en dat is ook wat het boek Rampen doet. Wat ik als rode draad in alle rampen zag was dat ze voornamelijk veroorzaakt worden door menselijke technologie.

Dus ook die uit de middeleeuwen.

Daarbij pak ik technologie heel breed, breder dan Jensen doet. Als de mens in staat is tot landbouw en op grote schaal aardappels gaat telen, dan is dat technologie. Wonen in een moerasdelta werd mogelijk door nieuwe bouwtechnieken. Vreemde en verre oorden bezoeken werd mogelijk door scheepvaart. Allemaal technologie. Weliswaar zonder verbrandingsmotor, maar toch technologie.

En hier raakt het Museum of Accidents de kern van Virilio’s betoog: de uitvinder van de monoteelt was ook de uitvinder van de hongersnood; de uitvinder van woningbouw in moerasdelta was ook de uitvinder van overstromingen; de uitvinder van scheepvaart was ook de uitvinder van pandemieën als de pest en cholera.

Dat maakt vrijwel alle rampen tot een man made disaster, zo was mijn conclusie, en niet alleen die vanaf de twintigste eeuw zoals Jensen (enigszins impliciet) stelt.

Succesvolle toepassing van een nieuwe technologie maakt een bestaand (complex) systeem fragiel en succesvol tegelijk. De florerende nieuwe variabele wordt onvoldoende gecompenseerd door antagonisten in het systeem. Groot succes leidt daarom soms tot groot falen. Maar falen leidt op zijn beurt weer tot nieuw succes; dat is antifragiliteit waardoor systemen er sterker uit kunnen komen.

Om het maar even heel kort samen te vatten.

Ever tried. Ever failed. No matter. Try again. Fail better.

samuel beckett

Virilio was in zijn vroege teksten geen tegenstander van technologie. Hij vond dat de vooruitgang gediend was met nieuwe technieken en daar hoort nou eenmaal bij dat het soms mis gaat. Als je er maar van leert en dat is ook de reden dat hij het Museum of Accidents promoot.

Versnelling

Maar later veranderde hij van gedachten. Hij begon een fenomenologie van de snelheid, wat hij dromoscopie noemde. In zijn ogen was snelheid de driver achter de menselijke ontwikkeling, maar was het ook zijn faalfactor. Als alles steeds groter wordt en steeds sneller, dan gaat het een keer verschrikkelijk mis.

Verslaggever Winfried Baijens werd door Lotte Jensen geïnterviewd over zijn ervaring met rampen als verslaggever. Zijn eerste opdracht was de vuurwerkramp: “haal het ergste verhaal.” Waarover hij nu de vraag stelde waarom je dat zou doen als media. “Wie heeft daar wat aan? Als niemand er wat aan heeft moet je het niet doen.” Daarnaast waarschuwde hij voor rolvervaging. Dat geldt zowel voor wetenschappers als journalisten. “Ga niet op de stoel van het bestuur zitten.”

Al helemaal als schade en falen geen gevolg is van technologie, maar het doel ervan wordt. Bijvoorbeeld in oorlogsindustrie of in het militair toepassen van civiele technologie.

Vooral versnelling speelt daarin een grote rol, want dat zorgt voor verstoring van (metastabiele) evenwichten. Zoals de Rode Koningin ons leert: it takes all the running you can do to stay in the same place. Door een versnelling hoop je naar een nieuwe place te gaan, maar wat je daar aantreft is onbekend en onzeker.

De grote vraag is dus of versnelling van een technologie een keer tot een grens leidt waarin we er niet sterker uitkomen, maar juist zwakker of misschien wel helemaal niet. Dat de nadelen niet meer te compenseren bleken te zijn.

Die boodschap geeft Jensen in haar boek trouwens niet af. Zoals James Kennedy het treffend verwoordde, de sfeer in het boek is juist zonnig, optimistisch en niet moraliserend.

Maar goed, hij zei ook dat canonisering tot debat moet leiden en dat heb ik met de inbreng van Virilio gedaan. Want daarvoor is ‘Rampen’ uitermate geschikt, om erover na te denken en de discussie aan te gaan. Een must read derhalve voor crisismanagers en veiligheidskundigen.

Eindoordeel

Ik vond Rampen een prettig boek om te lezen en het inspireerde om er verder over na te denken. Wat ik deed in het laatste deel van dit blog. Daarnaast is het ook een mooi boek. Alleen daarom zou je het al moeten willen hebben. En dan heb je ook nog eens de belangrijkste feiten over 22 Nederlandse rampen op een rij.

Eindcijfer: 8

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja.

Brand in de Rijksdag

Leestijd: 10 minuten

De brand in de Rijksdag op 27 februari 1933 was een belangrijke factor in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Er ontbreekt hard bewijs dat de Nazi’s deze brand doelbewust hebben aangestoken, maar ze hebben er in ieder geval wel gebruik van gemaakt in hun weg naar absolute macht. Hun frames over de “communistische aanslag” zorgde ervoor dat de NSDAP de grootste partij van Duitsland werd. Wat dat betreft is dit ook weer een mooi voorbeeld dat niet de brand in de Rijksdag zelf een Black Swan was, maar wel de massale reactie van de Duitse bevolking erop.

Begin jaren dertig is niet zo’n feestelijke periode uit de Duitse geschiedenis. De Republiek had behoorlijk last van de wereldwijde economische recessie. Bovendien ging Duitsland gebukt onder de last van de herstelbetalingen na de Eerste Wereldoorlog.

Onder het volk nam de onvrede toe, men verlangde terug naar de overzichtelijke maatschappij van voor 1914. De gevestigde politiek had het echter te druk met zichzelf om een adequate reactie te geven op de onrust en werd pas wakker toen de Nazi’s in juli 1932 opeens 37% van de stemmen behaalden.

First, they fascinate the fools. Then, they muzzle the intelligent.

Bertrand Russel on how fascism starts
Brand in de Rijksdag
De voorkant van de Rijksdag. Rechts zie je een paar handladders opgesteld. Helemaal onderop zie je een deel van een brandweervoertuig. Het is een beetje behelpen met de actiefoto’s uit die tijd. Goede foto’s zijn hoogstwaarschijnlijk geënsceneerd.

Op 30 januari 1933 werd Hitler Kanselier. Hij probeerde meteen om bijzondere bevoegdheden te regelen via President von Hindenburg, zodat hij vrijwel dictatoriale macht zou verkrijgen. Von Hindenburg zag Hitler echter helemaal niet zitten, en weigerde de bevoegdheden te verlenen.

De Rijksdag

Totdat de Rijksdag, de Duitse Tweede Kamer, op 27 februari 1933 afbrandde. Toen werd de ‘Reichsbrandverordnung’ afgekondigd, een wet waarin alle macht bij de Kanselier kwam te liggen en bijvoorbeeld brandstichting met de dood werd bestraft.

Het is op z’n minst cynisch te noemen dat juist na de brandstichting in de Rijksdag daar de doodstraf op kwam te staan. Ik zie dat maar als circumstantial evidence; het laat zien dat de Nazi’s precies wisten wat de symbolische werking is van het in brand steken van betekenisvolle gebouwen.

Tijdens de brandbestrijding werd Marinus van der Lubbe in de Rijksdag gearresteerd. Van der Lubbe, een vrijwel blinde, Nederlandse communist, bekende direct. Ondanks zijn bekentenis is er altijd twijfel geweest over de ‘Alleintäterthese’. Het kwam de nazi’s namelijk wel heel mooi uit om de Rijksdagbrand te gebruiken om de macht te veroveren.

Nog steeds woedt er een stevig debat onder Duitse historici over de ‘Alleintäterthese’ versus de Nazi-complottheorie. Ik besloot er ook eens in te duiken voor het Museum of Accidents en las ‘Der Reichstagbrand’ van Alexander Bahar en Wilfried Kugel. Ook het boekje ‘Brand in het Rijksdaggebouw’ van John Pritchard las ik nog eens.

Daarbij keek ik niet zozeer naar alle complottheorieën en rechtszaken, maar probeerde ik aan de hand van de feitelijke brandweerontwikkeling iets te vinden over de gebeurtenissen indertijd. Ik heb niet de illusie dat ik in één blog de oplossing van het debat kan geven, maar de volgende punten zijn mij wel opgevallen.

Tijdcompressie

De brandweer van Berlijn werd om 21.14 gealarmeerd, om 21.19 zijn er diverse getuigen in de Plenarsaal (de grote vergaderzaal), ook om 21.21 lopen er allerlei niet-brandweermensen in het brandende gebouw, en tot 21.28 komen brandweerlieden politie en SA tegen in het gebouw. Om 21.23 wordt van der Lubbe aangetroffen, om 21.27 stort een deel van de glazen koepel in.

Wat mij bij deze beschrijvingen in de getuigenverklaringen opviel, zijn de gedetailleerde tijdsaanduidingen. Moet je je voorstellen: Het is 1933, donker, en de Tweede Kamer staat in de fik. Let je dan op hoe laat je de grote vergaderzaal in gaat, tot twee cijfers achter de komma? Kijk je steeds op je horloge, kun je de wijzerplaat aflezen en ook nog eens de tijdstippen onthouden?

Dat komt onwaarschijnlijk over.

Brand in de Rijksdag
Toen ik deze foto voor het eerst zag in het boek van Bahar & Kugel besefte ik dat er niemand ademlucht droeg. Pas toen drong tot me door dat een binnenaanval een hachelijke onderneming moet zijn geweest in die tijd. Mogelijk zijn er wel filtermaskers gebruikt, dat heb ik niet kunnen achterhalen, maar ook daar kom je niet heel ver mee.

Het is verder moeilijk te geloven dat de eerst aanwezigen ter plaatse blijkbaar geen last hebben van tijdscompressie; het fenomeen dat veel minuten voelen als weinig. Letterlijk vliegt de tijd dan. Volgens het Naturalistic Decision Making model zouden ze trouwens helemaal geen benul van tijd moeten hebben gehad. Zeker niet in het begin van een incident.

Tenzij je van tevoren weet dat er brand komt, dan kan je alles keurig bijhouden natuurlijk. Of achteraf alles logisch reconstrueren, dat kan ook. Voor mij is dit element van tijdcompressie een belangrijke reden om te twijfelen aan de officiële brandrapporten. Dit wijst er op dat er sprake is van een Nazi complot. Is het niet van de brandstichting zelf, dan in ieder geval van het laten vliegen van de Black Swan.

Over de brandontwikkeling zelf is ook nog wel het één en ander te zeggen. Rond 21.08 ziet een toevallige passant iemand bewegen op de balkons van het Rijksdaggebouw. Even later lijken het er zelfs twee te zijn. Een en ander leidt tot alarmering van brandweer en politie. De brandweer is om 21.20 bezig om via ladders het gebouw in te komen. Lateit, een OvD politie, loopt dan al binnen en ziet het branden. Pritchard schrijft:

“Lateit ziet een brede muur van vlammen op de plaats van de gordijnen aan beide zijden van de voorzittersstoel. De vlammen lijken op een orgel, met orgelpijpen van vlammen.”

Foto uit een hoek van de Plenarsaal. Hier lijkt er meer roetaanslag op de muren te zitten dan op andere plekken.

Even later passeren ze een groep brandweermannen ‘die het gebouw reeds tot aan de westelijke lobby zijn binnengedrongen.’

Let wel, allemaal zonder adembescherming.

Diverse getuigen maken melding van een tochtstroom richting de Plenarsaal. Dat duidt op een snel ontwikkelend vuur. Aangezien om 20.30 nog een sluitronde werd gelopen door de portier en de Plenarsaal toen niet brandde, valt een ‘natuurlijke’ backdraft uit te sluiten als men er om 21.23 nog naar binnen kan. Een backdraft zou te veel rook veroorzaken om zonder adembescherming naar binnen te kunnen. Daar blijkt uit de getuigenrapporten niet veel van.

Brandontwikkeling

De brandweer is ondertussen druk bezig met het blussen van enkele tientallen brandhaarden, die op verschillende plekken in het gebouw woeden. Scranowitz, die het hoofd van de huisinspectie Rijksdag is, ziet om 21.23 (weer zo’n onwaarschijnlijk precieze tijd) in de Plenarsaal op de eerste drie rijen banken overal kleine brandjes. “Hij ziet er in totaal wel 40, allemaal op anderhalve meter afstand van elkaar.”

Voertuigen bij de brand in de Rijksdag, bedoeld ter illustratie van het toen gangbare materieel. Dat zegt wel iets over de bluskracht uit die tijd. Foto van een foto uit het boek van Pritchard.

Dit is ook ongeveer het tijdstip waarop Van der Lubbe wordt aangehouden. Als de waarnemingen kloppen, dan zou deze halfblinde man vanaf het buitenbalkon binnen een kwartier zo’n 40 branden moeten hebben gesticht. In z’n eentje.

Om 21.27 klinkt een luide ontploffing in de Plenarsaal. “De gassen die zich hebben opgehoopt zijn ontploft en hebben de glazen koepel totaal vernield.” Daarna is het een uitslaande brand. Om 21.31 geeft de brandweer groot alarm en zal zo’n 70% van het korps bij de brandbestrijding aan de Rijksdag betrokken zijn, inclusief twee blusboten.

Om 22.45 wordt brand meester gegeven, de volgende ochtend is de brand volledig geblust. Gegeven het feit dat in de jaren dertig nog niet met onafhankelijke ademlucht werd gewerkt en een diepe binnenaanval dus niet mogelijk was, is de brand snel onder controle. De hitte is blijkbaar aan de oppervlakte gebleven van de Plenarsaal en niet diep in het gebouw doorgedrongen.

Uit de boeken die ik las komt een rommelig patroon over de brandontwikkeling naar boven. Alles moet in een zeer beperkte tijd gebeurd zijn, zowel de brandstichting als de uitbreiding. Het is onwaarschijnlijk dat er veel rookontwikkeling was in het begin.

Brandstichting

Ik sluit een smeulbrand dus uit. Gezien de snelheid van de ontwikkeling is er veel brandversneller gebruikt die in korte tijd een groot effect moest hebben. Dat brengt ons bij de feiten van de brandstichting door Van der Lubbe.

De aansteekblokjes die bij Van der Lubbe werden aangetroffen. Foto van een foto uit het boek van Bahar & Kugel.

Van der Lubbe zou de brand in de Rijksdag hebben aangestoken met een soort barbecue aanmaakblokjes, gecombineerd met creatieve toepassing van kledingstukken waardoor hij half naakt werd aangetroffen. Ik acht het vrijwel onmogelijk dat je met dergelijk primitieve middelen in zo’n korte tijd een grote brand kan veroorzaken.

Er zijn later sporen aangetroffen van een fosforkoolwaterstof, een zelf ontbrandend middeltje dat door Görings vrienden van de SA was ontwikkeld. Dat klinkt als een logischer brandoorzaak, en past binnen het tijdspad van de brandontwikkeling.

Het zou ook verklaren waarom er een flash-over achtige drukgolf door het gebouw kon gaan, zonder dat daar een lange smeulperiode aan vooraf ging. Bovendien kan het gebruik van brandversnellers verklaren waarom er een tochtstroom richting de Plenarsaal trok, terwijl er geen aanwijzingen zijn voor een smeulende brand.

Van der Lubbe bekent en verklaart de brand in 10 minuten te hebben aangestoken. Dat zal best waar kunnen zijn, maar dan denk ik dat er ook andere brandstichters moeten hebben rond gelopen, waar Van der Lubbe misschien helemaal niets van heeft geweten. Oftewel, er waren mogelijk twee brandstichtacties tegelijkertijd. Die van Van der Lubbe en die van de Nazi’s.

Van der Lubbe was zich zeer bewust van de gevolgen van de Rijksdagbrand, getuige dit citaat: “Dat is een daad van 10 minuten geweest, (…) dat heb niets te beduiden, alleen, maar datgene wat daarna gekomen is, dat heb alles te beduiden. Dat kan ene persoon niet omvatten”.

Een deel van de Plenarsaal waar een tussenverdieping is gekapseisd. De muren zijn nog opvallend schoon na de brand.

In 2008 werd Van der Lubbe officieel gerehabiliteerd, 75 jaar na de brand in de Rijksdag. De rechtbank oordeelde dat het proces tegen Van der Lubbe tijdens het naziregime oneerlijk was geweest en dat er geen overtuigend bewijs was om zijn schuld aan de brandstichting te ondersteunen.

Whodunnit

Ook vanuit mijn brandweerblik is het niet logisch om Van der Lubbe als alleen-dader aan te wijzen. Het sterkste argument ligt in de naturalistisc decisionmaking NDM. Het is zeer onwaarschijnlijk dat alle gerapporteerde tijdstippen zo nauwkeurig zijn onthouden en vastgelegd.

Tijdcompressie leidt zomaar tot het verlies van een kwartier aan reële inzettijd; dat wil zeggen dat je bewustzijn achterloopt op de echte tijd. Precies in dat kwartier heeft de brandontwikkeling zich zo’n beetje afgespeeld. Nogmaals, niet waarschijnlijk.

Daarnaast was Van der Lubbe vrijwel blind. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat hij in zijn eentje al die gerapporteerde brandhaarden heeft aangestoken. Of er waren dus helpers of er waren twee partijen die brand gingen stichten. Mogelijk onafhankelijk van elkaar, maar misschien wel één grote partij die Van der Lubbe er voor op liet draaien.

Terwijl Marinus misschien zelf dacht dat hij alles alleen had aangestoken.

Maar uiteindelijk draait het om de Black Swan. Niet de brand in de Rijksdag zelf was het probleem, maar wat er daarna mee gebeurd is. Welk verhaal er is verteld en met welk doel. In mijn ogen is het achterhalen van de daders achter de brandstichting daarmee eigenlijk irrelevant geworden.

Brand in de Rijksdag
Feitelijk was de Plenarsaal een atrium met een glazen koepel. Delen van tussenverdiepingen zijn ingestort. Ook hier weer opvallend schone brandresten, weinig roetaanslag.

Ongeacht de daders had de Kanselier en zijn regering de brand in de Rijksdag met adequate communicatie ook kunnen downsizen.

Als ze dat hadden gewild.

Het tegenovergestelde is echter gebeurd, met opzet. Kennelijk was de tijd er rijp voor, want ook de onderstromen in de samenleving hebben het verhaal niet gekoeld.

The whole prob­lem with the world is that fools and fanat­ics are always so cer­tain of them­selves, but wis­er peo­ple so full of doubts

Bertrand Rus­sell

Brand in de Rijksdag is daarmee een triggerincident dat van een brand een crisis maakte. De brand zelf was alleen maar een aanleiding om het verhaal over communisten in de fik te steken en te doen oplaaien. Om het volk mee te krijgen.

De echte brandstichting in de Rijksdag gold dus niet het gebouw, maar het licht ontvlambare verhaal van de communisten-angst. De daders daarvan zijn ondubbelzinnig aangetoond in de maanden en jaren die volgden.

De Nazi’s hadden hun anti-communisten verhaal al helemaal klaar, de onderstroom was er rijp voor. Het wachten was op een geschikt moment om het los te laten. 27 februari 1933 was het triggerincident de brand in de Rijksdag. Het had wellicht ook iets anders kunnen zijn.

Dat is de les van de brand in de Rijksdag: dat het niet gaat om de brand in de Rijksdag. Maar om wat men er mee deed.

Groetjes van de ramp

Leestijd: 3 minuten

Groetjes van de ramp is een voortschrijdend blog met zo af en toe nieuwe verhalen van oude ansichtkaarten. Wij zijn immers allemaal ramptoerist, staan het liefst met de neus bovenop de brand of het ongeval zelf. Maar als het niet anders kan is een mooi schilderij of foto ook goed. Want kijken zullen we.

Ooit kwam ik bij toeval de eerste Nederlandse persfoto op het spoor. Daarop zou de grote brand in Raamsdonk zijn afgebeeld, van 13 augustus 1885. Er bleek echter een nog oudere foto te zijn, van heel iets anders, waarop ik het plaatje maar omdoopte tot de eerste Nederlandse persfoto van een brand.

Die natuurlijk ook in het Museum of Accidents staat.

Het was tevens het eerste incident dat op basis van een plaatje in het museum terecht kwam. Alle andere gebeurtenissen waren tot die tijd eerst alleen teksten geweest, waarna ik er voor de website plaatjes of filmpjes bij zocht. Precies omgekeerd dus.

Toen ik vervolgens een jaar of wat geleden schilderijen tegenkwam waarop rampen waren afgebeeld, leek het mij een goed plan om ook die aan het museum toe te voegen. Zo ontstond het blog Rampspoed op het doek.

Ansichtkaart van de grote brand in het Paleis van Volksvlijt, 18 april 1929. Deze kaart is opgenomen in de collectie van het Joods Historisch Museum. Rizoomes zoekt nog even door naar een eigen rampzichtkaart van het Paleis van Volksvlijt.

Waarvan sommige calamiteiten wel specifiek op werden genomen in een eigen ‘zaal’, zoals de brand in de Nieuwe Kerk te Dordrecht op 22 januari 1568, maar de rest vooral diende ter illustratie van rampzalige schilderijen. Ook niet verkeerd, natuurlijk.

Rampsichtkaarten

En nu heb ik nog weer een andere categorie ontdekt: ansichtkaarten van rampen.

Rampsichtkaarten.

Onder de titel ‘groetjes van de ramp’ presenteer ik hier langzaamaan steeds weer een andere ramp, ongeval of plaats incident. Waarvan er een paar wellicht een eigen plekje gaan krijgen in het museum, net als bij de schilderijen, maar waar ik nu eerst maar eens een serietje ga publiceren ter illustratie van het fenomeen rampsichtkaarten.

De eerste algemene ansichtkaarten komen zo rond 1860 in omloop. Het zijn kartonnetjes met een afbeelding, waarop je een korte groet kunt sturen en afbeeldingen van plaatsen kunt delen. Op enig moment zijn dergelijke kaarten ook gebruikt gaan worden als een soort van journalistiek; foto’s die verslag deden van grote evenementen en gebeurtenissen, die op geen enkele andere manier makkelijk konden worden uitgewisseld.

Televisie was er natuurlijk niet en kranten konden nog geen foto’s afdrukken. Pas na 1900 wordt dat langzamerhand gemeengoed. Precies daarom stuurde men elkaar af en toe een rampsichtkaart. Hoe kwam je anders aan je broodnodige dosis ramp?

Speurend voor mijn vage verzameling stuitte ik bij toeval op een stapeltje Franse en Belgische rampsichtkaarten. Met een aantal verrassende gebeurtenissen. Dat wordt de basis voor dit voortschrijdend blog. In de tussentijd speur ik door naar nieuwe oude ellende. Wie weet wat ik nog tegenkom, met groetjes van de ramp.

Rampsichtkaarten op een rijtje

De bende van Bonnot 1912

Brand Wereldtentoonstelling Brussel 1910


Rampen in Valkenburg

Leestijd: 9 minuten

Rampen in Valkenburg zijn nauwer verbonden met de nationale rampgeschiedenis dan velen zullen denken, zo bleek tijdens een bezoek aan het Museum Valkenburg. En eerlijk is eerlijk, voor mij was het ook een verrassing. Die wel degelijk in het Museum of Accidents thuis hoort.

Op 16 maart 2025 is dit blog aangevuld met de instorting van de Wilhelminatoren

Soms schrijf je ergens een blog over omdat je er toevallig in de buurt bent. Als uw razende verslaggever ben ik dan ter plekke en leg vast wat ik er aantref voor het Museum of Accidents. Eerder deed ik dat bijvoorbeeld in Coevorden en Veenhuizen.

Museum Valkenburg

En nu dus over rampen in Valkenburg. Dat was overigens niet helemaal toeval. Wel dat we er een paar dagen in de buurt waren, maar dit bezoek aan het Museum Valkenburg hadden we van tevoren al bedacht. Om even snel langs te gaan op een verloren ogenblik.

Dat verloren ogenblik werd donderdag 22 juni. Er was code oranje afgekondigd wegens onweer en aanverwanten, dus dat leek geen handig ogenblik voor een lange wandeling. Wel om een museum te bezoeken en dan ook nog eens zo treffend in Valkenburg, met die oranje code.

Wie weet vond ik er ook nog wel een werk voor de tentoonstelling Rampspoed op het Doek. Dat zou helemaal mooi zijn.

Een nieuw schilderij voor die vaste tentoonstelling op Rizoomes vond ik er helaas niet. Wel een leuke expositie van heftige gebeurtenissen die zich in Valkenburg hebben afgespeeld. Ik zal hier niet het gras voor de museumvoeten wegmaaien en lekker alles verklappen; gaat u vooral zelf ook even kijken.

Maar er zijn wel drie incidenten die ik voor het Museum of Accidents wil behouden als straks de voorstelling over rampen in Valkenburg achter de rug is. Die vind je hieronder, uitgebreid met wat ik via deskresearch uit onder andere Delpher haalde.

Dat blijkt soms echter lastig te verifiëren als je weinig plaatselijke bekendheid hebt. Met name de ontwikkelingen op het kavel van Berg en Dal zijn voor mij lastig met zekerheid te beschrijven. Dus mocht je meer of betere feiten hebben, mail me op info@rizoomes.nl.

Maar één conclusie was mij gauw duidelijk: rampen in Valkenburg zijn nauw verbonden met de nationale rampengeschiedenis. Al zullen weinigen dat beseffen. Met een hoofdrol voor de Grendelpoort en het Grendelplein.

Het eerste dodelijke auto ongeval in Nederland

Op 24 september 1901 vond het eerste dodelijke auto ongeval van Nederland plaats in Valkenburg. In de Limburgse Koerier is het voorval indertijd beeldend omschreven. Zo mooi kan ik het zelf niet, dus laat ik u even met de krant uit 1901. Als je op de foto klikt wordt ie groter, dat leest makkelijker.

Vrijwel alle websites die iets schrijven over dit dodelijke ongeval vertellen hetzelfde verhaal. Allemaal overgenomen uit deze bron van Delpher, was mijn conclusie.

Ik zocht zelf nog iets verder door. Hoe groot was die Grendelpoort eigenlijk? En wat voor soort auto moest er doorheen? Hoe zou dat gegaan zijn?

Eerst maar even over de poort.

Het is een nauw poortje waar het voertuig tussendoor moest worden gestuurd, hoogstwaarschijnlijk op hoge snelheid door de afdaling van de Cauberg. Dat de remmen het begaven is dus geen grote verrassing. Vermoedelijk was de voertuigbeheersing indertijd ook nog niet heel hoog. Het was allemaal nog zo nieuw.

Het voertuig dat betrokken was bij het ongeval is vergelijkbaar met deze. Volgens het Nederlands Instituut voor Militaire Historie was het een Peugeot die vanaf 1900 in het Nederlandse leger werd gebruikt. Majoor der Grenadiers Jhr. L.C. van den Brandeler en eerste-luitenant der Grenadiers L.W.J.K. Thomson in een Peugeot personenauto die gebruikt werd voor inspecties in 1903.

De militare spectator schreef in 1978 over de eerste auto’s in het Nederlandse leger. Met een paar prachtige observaties uit vervlogen tijden, zoals deze:

Over het ongeval wordt verder niets vermeld. Daarom plaatsen we het in het Museum of Accidents. Al was het maar omdat het herinnert aan die ene kernachtige uitspraak van Paul Valery: de uitvinder van de auto was ook de uitvinder van het auto ongeval.

Alleen was die er tot 1901 niet geweest in Nederland. Probeer je dat eens voor te stellen zonder retrospectieve vertekening. Dan zie je geen geschiedenis, maar indertijd moderne veiligheidskunde.

Brand in hotel Berg en Dal

Op 23 juni 1953 brandde het hotel Berg en Dal vrijwel helemaal af. Alle hotelgasten wisten zich in veiligheid te brengen. Toch was er één slachtoffer te betreuren onder het personeel; de oude huismeester durfde niet uit het raam te springen en kwam zodoende in de vlammen om.

Het interessante van deze brand is dat hij begon in de aanpalende danszaal. Na de herbouw van het hotel aan de Plenkertstraat opende de familie Huijnen in de jaren 70 er een nieuwe danszaal: de Scala Jumbo Dancing.

Ruim twintig jaar lang was dat een begrip in Nederland als één van de grootste megadisco’s van het land. Ik was er zelf nooit, maar iedereen die in de jaren zeventig en tachtig naar Hilversum 3 luisterde had er wel eens van gehoord.

Zou je dan kunnen zeggen dat juist de brand van het hotel voor dit succes van de Scala Jumbo Dancing heeft gezorgd? En dat het daarmee een voorbeeld is van antifragility?

Nu zijn die gebouwen alsnog weg en is er een multifunctioneel centrum voor in de plaats gekomen. De vraag is natuurlijk wat er hierna komt. Want als de brand in Berg en Dal één ding laat zien is dat een ongewenste gebeurtenis niet het einde hoeft te zijn van een plek.

Misschien is het zelfs wel een begin. Rampen in Valkenburg komen en gaan. Net als overal. Het gaat niet om wat je overkomt, maar om wat je er mee doet.

Busongeval op het Grendelplein

Op 29 september 1954 weigeren de remmen van een autobus die de Cauberg afrijdt. Het voertuig raakt onbestuurbaar en botst frontaal op een monument van Pierre Cuypers, dat daar in 1889 was geplaats ter ere van 50 jaar Koninkrijk der Nederlanden. Vijftien mensen kwamen direct om het leven, vier overleden later aan hun verwondingen.

Op deze foto is het monument op het Grendelplein nog te zien, waar de bus frontaal op is gereden. Foto is van Gerard Martens.

Daarmee was het verhaal nog niet af. Volgens de Belgische justitie was het ongeval te wijten aan slecht onderhoud en was de status van de bus zodanig dat er niet mee gereden had mogen worden. Daarom werd ook de buschauffeur veroordeeld, omdat ie toch was gaan rijden.

Voor zover ik kan nagaan is dit het eerste grote busongeval van Nederland. Op vrijwel dezelfde plek als het eerste dodelijke auto ongeval. Kennelijk een gevaarlijk punt, dat Grendelplein in Valkenburg. En daarmee is het hoofdstuk rampen in Valkenburg integraal verbonden met de rampengeschiedenis van Nederland.

Alleen anders dan iedereen misschien zou denken.

In de jaren zeventig is de weg naar de Grendelpoort aangepast, in de hoop het aantal rampen in Valkenburg te beperken. Het lijkt erop dat dat in ieder geval gelukt is. Wat overblijft zijn de overstromingen.

Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Monument ter nagedachtenis van de slachtoffers van het busongeval vlakbij de opgang naar de ruïne in Valkenburg. Foto Benji Ramakers

Update 16 maart 2025. Wilhelminatoren ingestort

Op de ochtend van de instorting was de website ‘wegens omstandigheden gesloten’

Onder het kopje ‘Rampen in Valkenburg’ moest toch ook echt de meest recente catastrofe worden opgenomen. Ook al is er nog niet zo veel over bekend.

In de nacht van 15 op 16 maart is de Wilhelminatoren namelijk ingestort, zo berichten diverse media op zondagochtend. De oorzaak is op dat moment nog onbekend, maar het gebouw was gesloten voor onderhoud. Vanaf 1906 had het dapper van alles en nog wat getrotseerd, maar een opknapbeurt werd haar (net) teveel. Al is het nog geen causaliteit, maar een correlatie.

Voor zover bekend zijn er geen slachtoffers bij gevallen. Is het dan een ramp, kun je je afvragen?

Mijn antwoord daarop is een hartgrondig ja. Sommige gebouwen roepen een gevoel op die voorbij de stenen gaat. Ze raken een archetypische snaar in het collectief onbewuste, zoals ook bij de brand in de Notre Dame en L‘ Innovation in Brussel. En het Paleis van Volksvlijt, maar daar heb ik nog niets over geschreven.

Het zijn gebouwen waar je heimwee naar hebt als ze er niet meer zijn. De schade zit dan ook niet in wat zo’n gebouw kost, maar in de waarde ervan. Het staat symbool voor iets wat na een instorting of brand is verdwenen. Weg is het gebouw, waar het gevoel blijft.

Fantoompijn.

Dat is de ramp. Alhoewel je je daar ook wel weer lekker in kunt wentelen.

Wilhelminatoren Valkenburg. Foto van Wikipedia / Raymond Spekking

Accidentology

Leestijd: 4 minuten

Accidentology is de wetenschap van het ongeval. Die staan niet op zichzelf, zo is de stelling, maar zijn het resultaat van keuzes en besluiten. Als je een vliegtuig ontwerpt, ontwerp je ook de vliegtuigcrash. Dat is inherent aan elkaar verbonden.

In de social theory worden paradigma’s en structuren gebruikt om maatschappelijke fenomenen te beschrijven en verklaren. Vaak zoekt de social theory het onder de oppervlakte; daar zitten de systemen en drivers die de samenleving vormgeven. Paul Virilio is zo’n social theorist en zijn specialisme is ongevallen. Hij doet aan accidentology.

De Airbus A380 is het grootste passagiersvliegtuig ter wereld. In zijn meest extreme vorm passen er krap 800 passagiers in. Reden voor blijdschap en trots bij Airbus, en dus tijd voor een feestje. Op 18 januari 2005 werd het nieuw toestel gepresenteerd aan zo’n 5000 gasten. Paul Virilio, een in Frankrijk zeer gerespecteerd filosoof, bedankte echter voor de eer en bleef weg. “800 passagiers is 800 doden”, zo verklaarde hij zijn afwezigheid. “Ik geloof niet dat we die kant op moeten.”

The original accident

Dit statement zal geen verbazing oproepen bij degenen die het werk van Virilio kennen. Hij was immers beroemd geworden door zijn uitspraak dat de uitvinder van de trein ook de uitvinder van de treincrash was.

“To invent the sailing ship or the steamer is to invent the shipwreck. Inventing the train is to invent the train accident of derailment. To invent the family car is to produce the pile up on the highway.”

paul virilio

Precies zo legde de ontwikkeling van de snelweg bij Prinsenbeek de kiem voor de latere kettingbotsing, de grootste ooit in Nederland. Het zou er daar trouwens niet bij eentje blijven. Wat geleerd moet worden, herhaalt zich, net zo lang tot we weten hoe het werkt. Dat geldt ook voor ongelukken.

Prinsenbeek 1972
Ongeval Prinsenbeek Foto ANP

In zijn boek ‘The Original Accident’ betoogt Virilio dat ongelukken de ware aard van technologie bloot leggen. Met Aristoteles gelooft hij dat de wereld uit materie bestaat, ook wel substantie genoemd. “The accident reveals the substance”, schrijft hij en daardoor leren we via ongevallen de wereld beter te begrijpen.

The accident is an inverted miracle, a secular miracle, a revelation. Development of technologies can only happen through the analysis and surpassing of these accidents.

paul virilio

Hoewel dit vooral klinkt of je door fouten vooruitgang boekt, er zit ook een waarschuwing in voor de gevolgen van ongebreidelde ontwikkeling van technologie. Waren ongevallen vroeger in tijd en ruimte lokaal gebonden en daardoor beheersbaar, tegenwoordig moet het alsmaar sneller en krachtiger. Daardoor is het steeds lastiger om fouten te herstellen. Virilio ziet snelheid dan ook als de kern van het probleem in het gebruik van (nieuwe) technologie. Hoe groter de snelheid, hoe groter het ongeluk dat in technologie verscholen zit.

Hidden negativity

Hidden negativity, noemt Virilio dat. Je zou het als een fundamental risk kunnen beschouwen omdat het de grenzen van alle domeinen overschrijdt. ‘When you work on speed, you work on accidents. Why? Because there is a loss of control. What is speed, what is acceleration? A loss of control and emotions just as much as a loss of transportation’.

Deze loss of control wordt alleen nog maar groter door de koppeling van de fysieke wereld aan de virtuele wereld. In potentie zijn alle ongevallen ter wereld nu simultaan te zien en te volgen, zonder dat je precies weet wat er aan de hand is. Onzekerheid is voortaan de regel, al helemaal sinds 9/11 en het gebruik van vliegtuigen als een wapen. Weapons as destination noemt Virilio dat, tegenover weapons as a function.

‘Indeed, not to use weapons, not military instruments, but simple vehicles of air transport to destroy buildings, while being prepared to perish in the operation is to set up a fatal confusion between the attack and the accident and to use the “quality” of the deliberate accident to the detriment of the quality of the aeroplane and the “quantity” of innocent lives sacrificed, thus exceeding all limits previously set by religious or philosophical ethics’.

paul virilio

Accidentology

Juist omdat het verschil tussen een accident en attack zo onduidelijk is geworden is er extra noodzaak aan een wetenschap van het ongeval, de accidentology, betoogt Virilio. Het gaat er immers om dat mensen bewust worden van de sociale en maatschappelijke effecten van technologie. We moeten technologie niet zien als een soeverein proces dat slechts onvermijdelijke stappen vooruit kent; er zijn keuzes te maken, die duidelijk worden als de substantie wordt onthuld door het leren van ongevallen.

Daarom pleit hij voor een Museum of Accidents, zodat ook de generaties na ons weten wat er in het verleden gebeurd is en hoe de ongelukken zich in de technologie verstoppen. ‘Exhibiting the accident consists therefore in exposing what is improbable, what is unusual and yet inevitable.

Want we moeten het toch een keer leren.


Dit blog over accidentology is opgenomen in het Glossarium. Meer over Paul Virilio lees je in dit blog over The original accident.

Brand Nieuwe Kerk Dordrecht

Leestijd: 6 minuten

Op 22 januari 1568 woedde er een grote brand in de Nieuwe Kerk van Dordrecht. Jan Doudijn legde de gebeurtenis vast op een fascinerend doek, dat in het Dordrechts museum hangt. Een kleine analyse.

Brand Nieuwe Kerk Dordrecht 1568
Het schilderij van Jan Doudijn in vol ornaat. Met een Iphone gefotografeerd tijdens bezoek aan het Dordrechts Museum.

De grote brand in de Nieuwe Kerk van Dordrecht is om meerdere reden interessant. In de eerste plaats als nieuwsfeit. Het is een soort persfoto die Doudijn er van heeft gemaakt. Althans, zo lijkt het. Keurig netjes alles geschilderd zoals hij het gezien heeft. Of hem verteld is, dat is onbekend.

Het meest fascinerende vind ik echter de compositie, waarin schout Adriaan Blijenburgh pontificaal middenin staat afgebeeld. Het tafereel draait volledig om hem. Blijenburgh is het centrum van de gebeurtenis, misschien is hij zelfs wel de verlosser, we weten het niet.

Wat we wel weten is dat de Nieuwe Kerk werd herbouwd. Betaald door vier families, waaronder die van Blijenburgh. Volgens de tekst naast het schilderij in het museum stonden de familiewapens van de vier betalende families op de blusemmers. Ik heb dat zelf niet goed kunnen zien. Overigens bestaat de Nieuwe Kerk nog steeds.

Tekst op de lijst

Rondom het schilderij is een rijm op de lijst geschilderd, waarschijnlijk in een uitloper van het Middelnederlands. Zo’n tekst maakt het schilderij voor mij meer waard. Het wordt welhaast een document, ook al zijn de vier regels niet direct helemaal duidelijk. Het vergt minimaal twee keer lezen.

T WAS OP DACH NA AGNIETEN DACH

VAN DAT IAER STAAT HIER GESCHREVEN

MEN DE NIEUW- KERKCK VERBRANDEN SACH

WAS ‘T VIER GROOT SEER STIIF VERHEVEN

Agnietendag is de naamdag van de heilige Agnes, 21 januari. De tweede en derde regel spreken eigenlijk wel voor zich. De laatste zin vond ik in eerste instantie lastig te begrijpen, maar toen ik via een online Middelnederlands woordenboek had ontdekt dat ‘vier’ ook ‘vuur’ betekent was het nader bericht gelijk duidelijk: zeer grote brand, stijf verheven.

Details

Ik maakte ook nog drie detailfoto’s van het schilderij, omdat ik benieuwd was of je bij uitvergroting interessante brandfeitjes kon ontdekken. Zoals ik ook bijvoorbeeld de grafitti bij dit werk van Gerard Houckgeest had gevonden.

Bij het schilderij van Doudijn had ik vooral brandweer vragen. Hoe getrouw zou deze brand zijn nageschilderd? Is het een artist impression, of mogen we er toch nog wat brandtechnisch uit afleiden? Zo ja, dan nog zal het lastig interpreteren zijn, omdat zulke oude gebouwen nu eenmaal een ander brandgedrag hebben dan we tegenwoordig gewend zijn in de praktijk.

Er vallen wel een paar dingen op:

  • Op het eerste plaatje zie je dat de brand binnen volledig ontwikkeld is. Door de ramen is de vuurgloed goed zichtbaar. Opvallend is wel dat het glas er kennelijk nog helemaal in zit. Voor een glas in lood van die omvang is dat een opmerkelijke prestatie. Als het klopt, natuurlijk.
  • Het tweede en derde plaatje laten zien dat het dak al deels is ingestort. Dat doet iets met de stabiliteit van zulke oude gebouwen, zou je zeggen (het stond er al vanaf 1170). Niet voor niets staan die vaak bol van de muurankers omdat de muren elkaar hangend staande houden. Toch lijkt het metselwerk op het schilderij nog ongeschonden en staat alles nog fier overeind.
  • Op het derde plaatje zien we de toren. Met een kerkklok er nog in, lijkt het wel. Dat is niet heel waarschijnlijk als de brand echt zo groot was.
  • Er is op het tweede plaatje iets te onderscheiden wat op een badkuip op wielen lijkt. Misschien was het een watervoorraad voor de emmers. De brandspuit zoals Jan van der Heijden die beschreef was er pas vanaf 1671 – 1673, dus die kan men nog niet ingezet hebben.

Al met al denk ik dat deze weergave van de brand in de Nieuwe Kerk van Dordrecht niet heel waarheidsgetrouw is. Maar daar was het waarschijnlijk ook niet voor bedoeld. Ik vermoed zelfs dat de brand in het echt minder groot was dan hier afgebeeld. Met blusemmers krijg je mijns inziens zo’n volledige kerkbrand nooit onder controle en zal het gebouw tot de grond toe afbranden. Omdat de herbouw in 25 jaar tijd gerealiseerd werd, mogen we aannemen dat een groot deel van de kerk gespaard is gebleven.

Adriaan Blijenburgh

Waar zou het schilderij dan wel voor bedoeld zijn geweest? Ik denk in de eerste plaats om het leed dat Dordrecht getroffen had aanschouwelijk te maken. Zo zag onze Nieuwe Kerk er uit tijdens de brand, is het niet verschrikkelijk?

Maar daarnaast denk ik dat het een reclamefolder was voor Adriaan Blijenburgh. Prominent Dordtenaar die de gemeenschap redt en die je gerust schout / schepen / burgemeester kan maken. Ik heb niet kunnen vinden wie de opdrachtgever was van Doudijn, maar het zal me niets verbazen als het Adriaan zelf was, dan wel één van zijn vrienden.

Voorstudies

En dat is dan weer het mooie van het moderne internet, uurtje zoeken en je vindt van alles. Zoals deze voorstudies die Doudijn maakte. Interessant om te zien dat de positie van Blijenburgh op de linkerfoto in de definitieve versie een kwart slag is gedraaid, meer prominent is gemaakt. Ook weer een aanwijzing voor een opdrachtgever die met dit schilderij ook andere doelen wilde dienen dan een waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid.

Met recht een fascinerend doek. Ga hem vooral in het echt bekijken.

« Oudere berichten

© 2025 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑