Wanderings in crisis

Tag: Brand (Pagina 1 van 2)

De Wolf van Max Pam

Leestijd: 5 minuten

De Wolf van Nederland is een boek van Max Pam, dat bestaat uit een verzameling columns en toespraken uit de afgelopen twintig jaar. Hij schreef veel over wat mij ook bezig hield en houdt. Dat maakt De Wolf een aangename trip down memory lane. Herinneringen ophalen met een boek.

De Wolf van Max Pam
Ik las de Wolf van Max Pam voor een groot deel tijdens een wandelvakantie in Sluis. Een aanrader, net als het lokale blond ‘Jantje van Sluis’

Toen ik in 1991 aan de slag ging bij de brandweer in Amsterdam lukte het mij in betrekkelijk korte tijd er ook woonruimte te vinden. Toeval uit een spelonk in mijn netwerk, met een klein addertje onder het gras. Het aan mij verhuurde pandje had weliswaar de prijs van de vrije markt, maar niet het benodigde aantal punten.

Bijna had de huurcommissie mij er daarom weer uitgegooid, maar vond dat gezien mijn functie op dat moment niet ‘opportuun.’

Ik kon echter geen aanspraak maken op huurverlaging, dat dan weer niet. Zo gaan die dingen.

Maar goed, mijn Amsterdamse avontuur kon beginnen. Om mij helemaal onder te dompelen in mijn nieuwe stad nam ik ook een abonnement op het Parool en keek ik vaak AT5.

Zo leerde ik Max Pam kennen. Journalist, schaker en programmamaker.

Ik werd een trouwe kijker van De Woestijn Leeft. In dat programma liep Pam samen met Jeroen Henneman door de stad en liet op satirische wijze zien hoe slecht de boel werd onderhouden en wat voor troep het eigenlijk is. Toen ik dit blog schreef bleek er net een jubileumuitzending te zijn gemaakt. Kijk maar.

De originele reeks werd gemaakt onder regie van Theo van Gogh en ook Theodor Holman had er iets mee te maken, al weet ik niet meer wat. Voor mij was dit kwartet vrije geesten een openbaring. Ze gingen er in hun werk hard in, raakten met iedereen gebrouilleerd, maakten dat soms weer goed, maar altijd stonden ze voor het vrije woord.

Of het nu links of rechts was.

Ik was het lang niet altijd met ze eens, maar het ging wel ergens over. Er staat ook nergens geschreven dat je alleen kunt leren van mensen wiens mening je ondersteunt. Juist andere invalshoeken brengen je op andere gedachten. Daarom las ik Pam altijd graag. En nog steeds.

De Wolf van Nederland bevat een selectie uit zijn werk van de afgelopen twintig jaar. Het begint met de toespraak bij de dood van Martin van Amerongen, ook zo’n erudiet persoon die node gemist wordt en gaat dan via allerlei columns, overpeinzingen en redes naar zijn laatste zelfportret uit 2022.

Veel vrienden zijn dood. De overgeblevenen zijn me te dierbaar om ruzie mee te maken.

max pam

Vanaf het begin van het boek ervaarde ik het als een trip down memory lane. In elk stukje zit wel iets dat een herinnering oproept. De brand bij de TU Delft komt aan bod (vooral omdat Pam het zo’n afschuwelijk gebouw vindt), de rechtszaak tegen Mohammed B., fanstukjes over W.F. Hermans, mopperstukjes over Geert Mak, herinneringen aan Theo van Gogh en mooie eerbetonen aan A.D. de Groot, de schaakpsycholoog die ook op deze website terug te vinden is.

Zelfs Wagenaar komt voorbij, in de rechtszaak tegen Demjanjuk. Ook die staat al op Rizoomes, onder andere in dit blog over de gijzeling van het nieuws.

Ronduit hilarisch is een column uit 2004 over Godslastering. Die gaat over een poging van minister Donner om de wet op Godslastering aan te scherpen. Pam schrijft dat ze er bij de NCRV moeite mee hadden om het onderwerp te bespreken, met name omdat sommige woorden dan uitgesproken moesten worden die eigenlijk niet gezegd mochten worden.

Dat deed onweerstaanbaar denken aan de tijd dat een regisseur bij de NCRV geen ‘cut’ mocht roepen. Bij de NCRV riep men ‘pats’. Nederland verlangt terug naar het pats-tijdperk.

Martin Bril

Pam besteedt een paar columns aan Martin Bril, die ongeveer gelijktijdig met hem ziek werd in 2002. Waar Pam er weer bovenop kwam, was het voor Bril in 2009 einde wedstrijd. Ik weet dat nog goed, Bril was voor mij het voorbeeld hoe je columns moet schrijven. Ik heb menig verhaaltje op zijn stijl geschoeid, voor ik mijn eigen manier had gevonden.

Zouden mensen Martin Bril eigenlijk nog wel herinneren?

In Etalagebenen, een bundeltje van Bril uit 1998, staat zomaar een brand beschreven waar ik OvD was. Amsterdamse middelbrand in een illegaal Chinees gokhuis. Toen ik ter plaatse liep kwam ik Ad Smit tegen het lijf, commissaris van politie die ik kende uit de lange avonden wachten in de Arena. “Doe vandaag maar niet zo heel erg je best, Ed,” zei hij grijnzend, “van mij mag die keet tot de grond toe afbranden.” En weg was hij.

Dit vond Bril ervan:

“Adembenemend gezicht. De mannen die uit deuren vallen. Helmen op. Slangen die worden uitgerold. Het opgewonden schetteren van de mobilofoon. Het eerste water dat zich exploderend een weg baant door de nog platte slangen. Bam, daar is het. Spuiten maar. Nog meer brandweerwagens, nog meer mannen, steeds meer rook. Brandbestrijding in volle vlucht. Het gaat zo snel dat het een wonder mag heten dat af en toe nog eens iets helemaal uitbrandt.”

Kennelijk bleef Bril lang hangen. Aan het einde van zijn verhaaltje schrijft hij:

Het was in de loop van de dag dat de werkelijkheid uit het beeld begon weg te zakken. Een vreemde gewaarwording, maar niet onaangenaam. Aan het einde van de rit was het of er niets was gebeurd.

martin bril

Precies dat ervaarde ik bij het lezen van de Wolf van Max Pam. Na zo’n 400 pagina’s verleden in de herhaling was het net of de werkelijkheid uit beeld begon te zakken. Heel even was er alleen maar geschiedenis waar nog een hele toekomst aan vast zou zitten. Toen het boek uit was, was het weer keihard hier en nu.

Een vreemde gewaarwording. Maar niet onaangenaam.

Eindoordeel

Cijfer: 7,5

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Hij zal heel lang blijven staan denk ik zo maar en eenmaal daar kijken we wel verder.

Business continuity management voor veiligheidskundigen

Leestijd: 8 minuten

Business continuity management is nog een betrekkelijk nieuwe discipline die snel aan belang wint. Ontstaan in de jaren zeventig, als onderdeel van de opkomende informatietechnlogie, wordt het nu meer en meer ook toegepast in andere bedrijfsprocessen zoals productie en logistiek. Hoewel business continuity management overeenkomsten kent met de veiligheidskunde en risicomanagement, zijn er ook enkele markante verschillen. Een crashcourse.

Dit blog is ook verschenen in de NVVK info 2021-1. Waar veiligheidskundige staat, mag je je eigen vak invullen :-).

Op 29 mei 2020 brak er een grote brand uit bij het transportbedrijf Van der Heijden in Hapert. Het grootste deel van de onderneming ging in vlammen op, slechts een loods werd gespaard. Van der Heijden plaatste hetzelfde weekend nog een advertentie voor een opslagloods van 30.000 m2 en die werd gevonden in Acht. Dankzij de buren op het Kempisch Bedrijven Park kreeg Van der Heijden in het weekend alle computersystemen weer operationeel en op dinsdag 2 juni konden de voertuigen weer de weg op. Want die waren voor het grootste deel gespaard gebleven.

Dit is een mooi staaltje business continuity management van de truckers uit Hapert. Meestal loopt het echter niet zo goed af. Uit diverse onderzoeken blijkt namelijk dat zo’n 50% van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) na een brand failliet gaat. De Rabobank kwam in 2015 al met deze getallen, en in 2018 werd in een gezamenlijk onderzoek van het Instituut Fysieke Veiligheid en het Verbond van Verzekeraars dezelfde conclusie getrokken. Daarna is in samenwerking met onder andere MKB-Nederland en VNO-NCW de website checklistbrand.nl opgericht. Op deze website vind je allerlei informatie en checklists over het voorkomen en beperken van brand. Heel nuttig en informatief.

Business Continuity Risico’s

Maar als je goed kijkt naar de opzet van de checklists zie je dat het veiligheidskundige informatie is. Brandveiligheidskundig. Daar is op zichzelf niks mee natuurlijk, en hoe kleiner de kans op brand hoe beter het is. De vraag blijft dan nog wel of het percentage faillissementen na brand daarmee verkleint. Misschien dat het absolute aantal vermindert door de veiligheidskundige maatregelen, maar door het ontbreken van BCM-maatregelen is mijn inschatting dat bij gelijkblijvend beleid het percentage faillissementen onveranderd zal blijven.

Ir. A. W. van der Plassche van de Nederlandse Heide Maatschappij stelt de eerste elektronische administratiemachine in gebruik te Arnhem op 28 maart 1957. Maar de uitvinding van de computer was ook de uitvinder van de computercrash, zou Virilio zeggen. Foto ANP

En dat komt omdat de business continuity manager op hele andere zaken let dan de veiligheidskundige, ook al is er overlap in de wederzijdse vakgebieden. Beiden kijken immers naar risico’s en zijn in de terminologie van Walter Zwaard vaak risicoprofessionals. Maar er is één heel plat voorbeeld over elektriciteit die gelijk het verschil aangeeft: hoe minder stroom en hoe lager de spanning, hoe veiliger de veiligheidskundige het zal vinden. De business continuity manager krijgt echter koude rillingen van zo’n situatie: geen stroom is geen productie is geen afzet is richting faillissement. Ik zei al, het is een plat voorbeeld maar het illustreert wel waar de verschillen zitten.

Terug naar de transporteurs in Hapert. Want dat is een uitzonderlijk geval van geluk bij een ongeluk, vanuit BCM-perspectief. Hun belangrijkste productiemiddel, de vrachtwagens, werden namelijk gespaard in de brand. En dankzij de buren konden ze hun computersystemen weer snel in de lucht krijgen, alhoewel dat alleen kan als je de juiste maatregelen hebt getroffen, zoals back up systemen en cloud toepassingen waardoor je nog over alle gegevens beschikt. Dat hadden ze daar dus wel goed geregeld.

Verder was het natuurlijk mazzel dat er op zo korte termijn een nieuw gebouw van 30.000m2 viel te huren. Dat zal ook niet in alle gevallen kunnen, afhankelijk van de productie-eisen die je stelt. Tot slot is het natuurlijk ook keihard aanpakken en vernuftig opereren geweest van Van der Heijden. Ik wil daar helemaal niets aan af doen.

Maar wat nu als je productie afhankelijk is van een uniek apparaat? Met een levertijd van een half jaar? Of je leverancier zit in Fukushima? Of je haalt je onderdelen uit Thailand, waar de fabriek net overstroomd is en er een backorder staat van 9 maanden? Wat doe je dan? Overleeft je bedrijf die lange stilstand? Hoe snel hebben je klanten een nieuwe leverancier of een alternatieve oplossing en komen ze niet meer terug? Wat dan?

Dan heb je het over business continuity management. Dat is helemaal niet moeilijk trouwens, althans niet moeilijker dan veiligheidskunde. Het is een kwestie van kijken met een andere bril op en het aanleren van de vakspecifieke geheimtaal die doorgaans jargon wordt genoemd. Een kleine crashcourse BCM voor veiligheidskundigen, risicomanagers, crisismanagers en, nou ja, iedereen eigenlijk.

Business Impact Analyse

De Business Impact Analyse (BIA) is voor veel bedrijven de basis van het BCM-beleid. In een BIA breng je de kritieke bedrijfsprocessen in kaart en stel je vast wat de impact van falen is op de kwaliteit van je dienstverlening en productie. Een BIA start vaak met een concept of operations (CONOPS). De CONOPS is een beschrijving van de functionaliteiten van het productiesysteem. Het mooiste is als alle afzonderlijke processtappen in kaart zijn gebracht inclusief hun onderlinge relaties.

Een heel eenvoudige CONOPS voor een transportbedrijf kan bijvoorbeeld bestaan uit de volgende stappen: orderontvangst – planning – goederenaanname – registratie – overslag – inladen – vervoeren – uitladen. In een BIA wordt vastgesteld wat het betekent als één van deze stappen geheel of gedeeltelijk zou falen en wat er nodig is om alsnog te kunnen blijven draaien. In de eerste fase van de BIA wordt vooral gekeken naar effecten op je bedrijfsvoering. Welke haperende procesonderdelen kunnen een hele keten stilleggen? Zijn er single points of failure? Pas als je daar zicht op hebt ga je per processtap onderzoeken wat de mogelijke scenario’s en oorzaken van falen zijn.  

Ter illustratie: voor het proces orderontvangst maak je bijvoorbeeld gebruik van een telefoon en een computersysteem om je orders in te bevestigen en te plannen. Als die het niet doen heb je een probleem: je hele keten kan stilvallen. Daarom wil je nader uitzoeken wat de oorzaak van uitval kan zijn. Dat doe je in fase twee van de BIA. Daar ga je uitpluizen wat er allemaal kan falen aan de telefonische bereikbaarheid. Bijvoorbeeld de telefoon zelf is stuk, je provider ligt plat, de access-points zijn gehackt of de laatste update van je telefooncentrale is mislukt.

Business Continuity Plan

Daarna ga je kijken naar mogelijke oplossingen. Je schaft een tweede telefoon aan, je regelt naast een vaste lijn ook 4G aansluitingen, je installeert een firewall en je maakt een procedure hoe en wanneer je updates moet uitvoeren (bijvoorbeeld in het weekend, als er niet wordt gebeld). Al die maatregelen schrijf je in een plan: het business continuity plan (BCP). Let wel, dit is natuurlijk een sterk vereenvoudigd voorbeeld. In de praktijk zal het een stuk ingewikkelder zijn. Maar het gaat nu even om het principe.

Wat staat er nog meer in het BCP: een dreigingsanalyse. Een dreigingsanalyse bestaat uit externe factoren die de continuïteit van jouw bedrijfsvoering op de tocht kunnen zetten. Denk aan brand en explosies, maar ook extreme weersomstandigheden, sabotage, demonstraties, uitval nutsvoorzieningen en aanslagen. Ook voor elke relevante dreiging geldt dat je de maatregelen borgt in het BCP. En natuurlijk gaat alles in een PDCA loop: na de implementatie van maatregelen ga je testen en bijstellen. Dat zijn ook voor de veiligheidskundige bekende begrippen.

business continuity management voor veiligheidskundigen
Brand bij Sikkens in Sassenheim op 8 maart 1968. Zie ook het commentaar van directie hier vlak onder.

Afhankelijk van in welke BCM-stroming je gelooft (ja, er zijn niet alleen stromingen in de veiligheidskunde) kun je het business recovery plan integreren in het BCP of er een separaat plan voor opstellen. Want vergis je niet, recovery kan een hele efficiënte en effectieve strategie zijn. Maar dat moet je dan wel goed vooraf inregelen en er niet een beetje los op improviseren.

MTD en RTO

Uit het Leidsch Dagblad van 8 maart 1968

Ik heb nu al veel BCM-jargon gepresenteerd, maar er zijn nog twee begrippen die niet mogen ontbreken in deze crashcourse. Maximum Tolerable Downtime (MTD) is één van de belangrijkste normen in het business continuity management. Het geeft aan in uren, minuten of seconden hoe lang een bepaalde functie buiten dienst mag zijn voor er grote problemen ontstaan. Weer even de telefoon van ons transportbedrijf: de MTD mag bijvoorbeeld niet meer zijn dan vier uur, omdat dat precies de ordervoorraad is die standaard voor handen is. Weliswaar heeft de orderontvangst dan vier uur niet gefunctioneerd, maar er kan toch nog conform plan afgeleverd worden. Pas als voor langer dan vier uur geen nieuwe orders binnenkomen zal de keten als geheel falen.

Recovery Time Objective is de geplande tijdsduur die nodig is om een functie te herstellen. In de praktijk moet de RTO dus altijd korter zijn dan de MTD. Vaak slaat de RTO op de technische onderdelen van een processtap binnen de functionele keten. Dus als de MTD voor orderontvangst vier uur is, dan is de RTO voor een vervangende telefoon inpluggen bijvoorbeeld twee uur. Dit soort begrippen zijn veelal afkomstig uit de IT, maar ze zijn ook van belang voor fysieke operationele processen als productie en logistiek. Alleen moet je ze dan wel goed vertalen naar je eigen bedrijfsvoering en in mijn ervaring valt dat niet altijd mee. Je moet je bedrijf dus goed kennen om hier effectief in te kunnen zijn. Zoals dat ook voor veiligheidskundigen geldt overigens.

Die laatste slag, het vertalen van algemene BCM-begrippen naar de continuïteit van je operatie noem ik tegenwoordig disruptiemanagement. Zoals veiligheidskunde zich verhoudt tot emergency response, zo staat continuity management tot disrupties. Wil je daar meer over lezen, dan verwijs ik je graag naar deze blogs over de taxonomie van de ongewenste gebeurtenis. En dit blog ‘Vooral Doorgaan‘ gaat ook over business continuity.

Update 4 juni 2021

Na 51 weken is Van der Heijde Transport weer terug op zijn oude plek in Hapert. Op 24 mei werd het nieuwe pand feestelijk geopend met een lange rij trucks. Het is een prestatie van formaat, zeker in deze corona tijd.

Het laat ook goed zien waar je als bedrijf rekening mee moet houden: een doorlooptijd van een jaar met nieuwbouw. En dan hebben we het nog niet eens gehad over allerlei bijkomende zaken met verzekeringen, mogelijke rechtszaken (de brand is hoogstwaarschijnlijk ontstaan door een rokende dakdekker) en (voor)financiering. Zorg er voor dat je weet wat je moet doen voor het zover is.

De Notre Dame is altijd meer dan ze ooit geweest zou zijn zonder brand

Leestijd: 7 minuten

De brand in de Notre Dame is meer dan een door vuur verwoeste kathedraal. Het is ook een verhaal over identiteit en politiek, over de symboliek van markante gebouwen en over vooruitgang. Of niet. Een blog in etappes waarbij steeds nieuwe vragen opdoemen…

Het is 15 april 2019, net als vele anderen volg ik de brand in de Notre Dame via Twitter. Om 21.18 tweet ik: “Met de kathedraal brandt er niet alleen een gebouw af, maar ook de herinnering van miljoenen mensen die er door de eeuwen heen zijn geweest. Er valt een gat in ons collectief (on)bewustzijn.”

Brand in de Notre Dame, 20.06h. Foto Godefroy Troude.

Maar dat bleek iets te vroeg gefilosofeerd. Een paar uur later stond het gebouw nog grotendeels overeind. Geen gat dus. Er voor in de plaats kwam een vraag: hoeveel kun je van de Notre Dame vervangen voor het de Notre Dame niet meer is? Is ze over vijf jaar, zodra ze weer hersteld is volgens Macron, nog steeds zichzelf? Of is de Notre Dame dan meer dan ze ooit geweest is zonder haar geschiedenis?

Roland Barthes en de argonauten

Ik ga met mijn vraag te rade bij Roland Barthes. Die had zich ook al eens afgevraagd wanneer een object verandert in een ander object als je er heel veel van vervangt. Maar dan voor het schip Argo, van de Argonauten.

“A frequent image: that of the ship Argo (luminous and white), each piece of which the Argonauts gradually replaced, so that they ended with an entirely new ship, without having to alter either its name or its form.

This ship Argo is highly useful: it affords the allegory of an eminently structural object, created not by genius, inspiration, determination, evolution, but by two modest actions (which cannot be caught up in any mystique of creation): substitution (one part replaces another, as in a paradigm) and nomination (the name is in no way linked to the stability of the parts): by dint of combinations made within one and the same name, nothing is left of the origin: Argo is an object with no other cause than its name, with no other identity than its form.”

Roland Barthes

Barthes is er zeker van: als je de naam hetzelfde laat en de vorm ook, blijft het ding altijd zichzelf. Ik kijk naar de foto en denk: maar dat geldt niet voor brand. Ook al is de Notre Dame straks weer haar stralende zelf, dan nog is deze brand voor eeuwig toegevoegd aan haar geschiedenis. De Notre Dame is daarom altijd meer dan ze ooit geweest zou zijn zonder haar rampen. What doesn’t kill you, makes you stronger, zeggen ze, en misschien geldt dat ook wel voor dit gebouw.

De Argo volgens Volanakis Konstantinos

Update 11 juli 2020: herbouw van de Notre Dame

Deze week werd bekend dat de Notre Dame toch hersteld zal gaan worden in de oude luister. Zo veel als mogelijk worden de oorspronkelijke bouwmaterialen hergebruikt. Zelfs het lood dat tijdens de brand voor zo veel verontreiniging zorgde in de buurt wordt weer terug gebracht in de oude staat. Een bijzondere keuze.

Macron volgt daarin het advies van een nationale commissie erfgoed en architectuur, hoewel hij zelf eerder had aangegeven een gemoderniseerde Notre Dame wel een goede optie te vinden. Op de achtergrond speelt mee dat Frankrijk de Olympische Spelen van 2024 organiseert en dan moet de kathedraal herbouwd zijn. Met een nieuw ontwerp gaat dat zeker niet lukken.

Foto van Wikipedia onder CC 4.0

‘De authenticiteit, harmonie en samenhang van dit meesterwerk van gothische kunst moet op die manier worden gewaarborgd’, zo citeert de Volkskrant uit het rapport van de commissie. Authenticiteit, harmonie en samenhang, het zijn woorden waar Macron naar snakt nu zijn populariteit het afgelopen jaar tot een minimum is gedaald.

Het is de vlucht naar achteren: op dit moment is er kennelijk alleen landelijke overeenstemming te krijgen over wat er was, over het oude. Niet over het nieuwe, wat er zou kunnen komen. Wie weet zijn de tijden zo ongewis dat men dit er niet bij kan hebben. Het probleem van onze tijd is dat de toekomst niet meer is wat ze geweest is.

Le problème de notre temps, c’est que le futur n’est plus ce qu’il a été.

paul valery

De Notre Dame is niet wat ze is, maar wat men vindt dat ze is. Zolang de vorm en de naam uit de meest nabije herinnering maar gelijk blijft. Zodoende wordt ook de beroemde torenspits (die pas in de 19e eeuw werd toegevoegd) volledig gereconstrueerd. Want we moeten ook niet weer terug naar helemaal vroeger. Het moet wel een beetje beschaafd blijven.

Er is maar één conclusie. Barthes had gelijk.

Update zomer 2020

In de zomer van 2020 is begonnen met het verwijderen van de steigers die nog rondom de Notre Dame stonden. Het gaat in totaal om 200.000 kilo aan steigers met een totale hoogte van 40 meter. Het merendeel van die steigers is vastgesmolten door de hitte tijdens de brand. Het jeugdjournaal (jazeker 🙂 ) heeft er een leuk filmpje over.

Het is een gevaarlijke klus: op grote hoogte, aan een wankel steigersysteem en de torenspits komt los te staan. Ook deze fase is een verhaal dat wordt toegevoegd aan de geschiedenis van de Notre Dame. Die nog steeds de Notre Dame is. Wat een vraag voorbij Barthes oproept: hoeveel kun je van iets afslopen voordat het niet meer is wat het was? En als je een steen meeneemt van wat ooit de Notre Dame was, is zo’n steen dan op dat moment ook niet meer afkomstig van de Notre Dame maar van wat het dan is? Oftewel, kan de identiteit van een onderdeel met terugwerkende kracht veranderen als de identiteit van de oorsprong is veranderd?

Update februari 2021

De plannen om de Notre Dame in oude luister te herstellen krijgen steeds meer vorm. Inmiddels is bekend dat de afgebrande torenspits van 96 meter hoog wordt herbouwd conform het ontwerp uit 1859. En dat doen ze niet zomaar een beetje herbouwen. Nee, er is een zoektocht gestart naar zo’n 1000 eiken van tussen de 150 en 200 jaar oud. Om de nieuwbouw zo oud mogelijk te laten lijken.

Voor de Amerikaanse president Trump maakte de Franse Civile Bescherming graag een uitzondering door in het Engels te twitteren in plaats van het reguliere Frans. Deze tweet was een reactie op Trump, die meldde dat de brand met een bosbrandvliegtuig zo geblust zou zijn.

Tegelijkertijd is men aan het speuren naar eeuwenoude stenen die in de twaalfde en dertiende eeuw uit de Parijse ondergrond zijn gehaald. Die willen ze gebruiken om de muren te herstellen. Ook dat is weer aanleiding voor interessante vragen over identiteit van gebouwen en constructies: is de Notre Dame meer zichzelf met oud eik en oud steen dan met nieuw eik en steen?

Update 18 april 2022

Dit filmpje laat zien hoe de Notre Dame in de loop van de tijd ontwikkeld en uitgegroeid is. Interessante vraag is nu of de Notre Dame bij elke ontwikkeling nog Notre Dammer wordt, of zou bij elke groeistap de Notre Dame juist minder zichzelf worden als er weer een stuk zou verdwijnen of instorten? Wat bepaalt nu dat het gebouw de Notre Dame is?

Update april 2023

De herbouw van de Notre Dame vordert inmiddels gestaag, dankzij zo’n 1000 bouwvakkers per dag. Er is dan ook enorm veel werk te doen, zegt Jean Louis Georgelin, de leider van het project en voormalig generaal in het Franse leger. “Het raamwerk, het schilderen, de stenen, het orgel, het glas-in-lood, noem maar op.”

De terugkeer van de torenspits zal het symbool zijn dat we de strijd om de Notre-Dame gaan winnen

jean louis georgelin

Verder garandeert hij nog eens dat het gebouw zo veel mogelijk op zichzelf zal gaan lijken. De gewelven bijvoorbeeld, die worden niet gemaakt van beton dat op steen lijkt, maar van echte stenen. Maar ja, erop lijken is niet hetzelfde als ‘het zijn.’

Het blijft hoe dan ook een intrigerend vraagstuk: ben je meer Notre Dame als je er heel erg op lijkt dan als je er niet op lijkt, maar wel op dezelfde plek bent herbouwd?

In 2024 moet het gebouw weer open kunnen voor bezoek, al zal het herstel tot ver in 2025 doorlopen. Als het niet nog langer wordt, weten wij van de Wet van Hofstadter: alles duurt langer dan je denkt, zelfs als je rekening houdt met de Wet van Hofstadter.

Welnu, via deze link kun je de herbouw volgen.

Na 20 jaar weer in de Smeepoortstraat, Harderwijk

Leestijd: 3 minuten

We liepen het Zuiderzeepad, rond de kerstdagen van 2018, en kwamen ook door Harderwijk. Ik was er meer dan 20 jaar niet geweest, niet meer na die fatale brand in de Smeespoortstraat van 27 januari 1998. En ik wilde die plek weer eens terug zien, net zoals ik van de zomer bij De Kelders in Leeuwarden was wezen kijken.

De Smeespoortstraat op 31 december 2018

Het eerste wat me opviel was dat ik me zo weinig van de straat zelf herinnerde. Ik had er uren rondgelopen toentertijd, als begeleider van de onderzoeken vanuit mijn rol in het begrafenis bijstandsteam. Maar nu kwam vrijwel niets me bekend voor.

Bakens

Toen ik de foto van de brand terugzag viel het uithangbord van Randstad mij op. Die zat er dus nog steeds. Dat was het baken om het inmiddels volledig herbouwde pand terug te vinden.

Dit is de voorkant van het nieuwe gebouw

Net als in Leeuwarden viel de complexiteit van de situatie mij op. Ik wist nog dat de eerste eenheden vol op de hoofdingang hadden ingezet, om de bewoner te redden die nog binnen moest zijn.

Harm en Erik hadden zichzelf ingezet aan de zijkant van het gebouw, in het straatje ernaast. Daarna waren ze de trap opgelopen, gevolgd door nummer drie met een straal, maar die moest door een te korte slang beneden blijven. Even later ging het boven volledig mis.

Dit is de zijkant, Brouwersteeg. Hoekpand met 2 straten erlangs, maar wat ligt er nog achter en hoe kom je daar?

Gek genoeg kan ik me nog wel herinneren hoe het pand er van binnen uitzag en hoe klein het eigenlijk was. Het gaf mij eens te meer aan hoe gevaarlijk binnenstadsbranden ook weer zijn.

Hoekpanden zijn overigens alleen al lastig door de plaatsbepaling van de eenheden. Waar zit de voorkant, hoe noem je de zijkanten? En welke zijkant zit je dan?

De Brouwersteeg, zijstraat van de Smeepoortstraat

BIN

BIN (Brandweerman in Nood) adviseert daarom het ABCD model te gebruiken. Op Harderwijk toegepast zou de eerste aanval dan op de Alfa gevel zijn geweest en zaten Harm en Erik op de Delta gevel.

Ik denk overigens niet dat het voor deze brand wat uitgemaakt zou hebben. Wel denk ik dat hulpmiddelen als het Kwadrantenmodel en het ABCD model de situational awareness vergroten en daarmee altijd de veiligheid helpen verbeteren. Op deze website lees je meer over het ABCD model.

Terwijl ik mijn foto’s stond te maken en af en toe in de straat staarde, sprak een wat oudere vrouw mij aan. Wat ik daar toch in de lucht zag? Of sprak ik zufallig Deutsch? Ik vertelde haar wat er twintig jaar geleden gebeurd was en ze schudde met haar hoofd. “Tsjonge,” zei ze, “nu woon ik hier toch al veertig jaar, maar ik dacht toch echt dat het verderop in de straat was.”

Dat was niet zo, kon ik haar laten zien: in de zijkant, op de Deltagevel in de Brouwersteeg, staat dit herdenkingsteken.

Ook ik zal ze nooit vergeten.

Een boekbespreking over brandcasuïstiek

Leestijd: 7 minuten

Het zal ergens begin oktober zijn geweest dat ik een glunderende lector Brandweerkunde tegen het lijf liep. “Heb je onze nieuwe uitgave over brandcasuïstiek al gezien?” zie hij.  “Trends om van te leren heet ie.”

Dat had ik nog niet.

“Oh, maar dat moet je dan wel nog doen, hoor. We hebben nu voor het eerst een rode draad toegevoegd waarin we een aantal trends beschrijven. Daar staan belangrijke dingen in.”

“Ik kan er wel een boekbespreking van maken”, zei ik. “Dan komt ie ook via Rizoomes onder de aandacht. Maar dan wil ik natuurlijk wel een recensie exemplaar”, voegde ik er plagerig aan toe. “En je krijgt geen inzage vooraf.”

Twee dagen later lagen de ‘Trends om van te leren’ op de deurmat. Aan daadkracht ontbreekt het in ieder geval niet bij de brandweer. Is het inderdaad zo’n belangrijk boek als de lector zei, zo vroeg ik me af en sloeg het boek open op pagina 7 bij ‘de rode draad.’

Het antwoord daarop is ‘ja’.

Er worden 6 trends onderkend die van belang zijn voor de moderne brandbestrijding, onder andere over rookverspreiding en het dilemma ‘redden of blussen.’

Ik ga die hier niet allemaal opnoemen, daarvoor moet je het zelf maar even doornemen. Het hoofdstuk met de rode draad beslaat zeven pagina’s, dus daar ben je zo door heen.

En daarna wachten je nog 19 gedocumenteerde cases. Dat is een mooie aanvulling op de brandweercanon en de cases uit de eerdere uitgaven brandcasuïstiek. Langzamerhand gaat zich zo een database vormen, die als basis voor opleiding en oefening gebruikt kan worden.

Zo beweegt de brandweer zich van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam.

In deze boekbespreking wil ik verder vooral een aantal van mijn associaties delen die ik tijdens het lezen kreeg. Sommigen daarvan sluiten aan bij zeer recente ontwikkelingen, zoals uit mijn blog over validiteit.

Anderen dateren van iets vroegere datum, zoals een column die ik ooit schreef onder de titel ‘rookweer.’ En omdat ik zo’n mooi recensie exemplaar had, kon ik er ook lekker in schrijven. Zoals je zal zien bij onderstaande foto’s, waarin ik steeds een stuk tekst uit het boek van mijn aantekeningen heb voorzien.

Situational Awareness level 2

Situational Awareness is een belangrijk concept in de human factors benadering. Er worden drie levels onderscheiden.

Level 1 gaat over het zien, het waarnemen van de situatie.

Level 2 gaat over begrijpen.  Snap je wat er gebeurt en wat de onderliggende mechanismen zijn.

En op level 3 kun je het verdere verloop van een incident voorspellen, gebaseerd op je ervaring.

Ik vind het mooi dat de schrijvers zich zo nadrukkelijk hebben verbonden aan SA level 2. We zijn de discussies over zien en waarnemen inmiddels wel voorbij, het gaat er nu om of we ook begrijpen wat er gebeurt. Een belangrijke stap naar bewust bekwaam worden.

Validiteit en wicked environments.

In mijn vorige blog heb ik geschreven over validiteit en de onbetrouwbaarheid van snelle expertise, zeg maar intuïtie. Intuïtie kun je alleen maar betrouwbaar gebruiken in situaties die zich onder alle omstandigheden eender zullen ontwikkelen. De causaliteit tussen oorzaak en gevolg is dan dus hoog.

Precies wat hier beschreven wordt: “Want alleen als we dat goed snappen, kunnen we weten of deze techniek of tactiek alleen bij deze brand heeft gewerkt vanwege de bijzondere omstandigheden of ook bij andere branden zal werken.”

Als technieken en tactieken in alle situaties werken, is er sprake van een hoge validiteit. Maar alleen als je in die technieken en tactieken ook goed geschoold ben, kun je je snelle expertise betrouwbaar inzetten.

De betrouwbaarheid van je intuïtie is dus zowel afhankelijk van het type brand als de ervaring die je er mee hebt.

Wat dit kan verstoren zijn situaties die per ongeluk goed uitpakken. Er is geen causaal verband tussen een actie en een reactie, maar slechts een correlatie. Het komt toevallig tegelijkertijd voor.

Bijvoorbeeld als je een nevelblussing start die weliswaar de vlammen dooft, echter niet door de blussing zelf maar doordat de brandstof op was. Dat noemen we wicked environments: gevaarlijk.

Nieuwe risico’s

Bij de paragraaf over de relatie tussen preventie en repressie moest ik gelijk denken aan nieuwe risico’s. Hoe gedragen nieuwe materialen zich bij brand, wat betekenen preventieve voorzieningen voor mijn inzet, hoe is gelijkwaardigheid toegepast en wat zegt dat over de risico’s voor de brandweer?

Want het besef is niet altijd aanwezig dat een vergund pand weliswaar veilig genoeg kan zijn voor de gebruikers, maar voor de brandbestrijders is het daarmee niet altijd even veilig. De ene preventieve keuze is de andere niet, wil ik maar zeggen, en ook dat levert soms wicked environments op.

De Rookweer

De paragraaf over rookverspreiding deed mij onmiddellijk denken aan een column uit 2008 over de rookweer. We zijn zo met brand bezig, was mijn stelling, dat we wel eens vergeten wat de impact van de rook op het incident eigenlijk is. En die standaard brandkromme is ook nog nooit wetenschappelijk bewezen, toen niet en nu niet. Wat we wel weten is dat rookverspreiding in 12 van de 19 cases een belangrijke rol heeft gespeeld.

Doelgerichte commandovoering

Blussen, redden of ventileren. Het eeuwige dilemma voor brandweermensen, wat doe je het eerst? Om daar een antwoord op te geven, moet je eerst het doel formuleren. Wat wil ik bereiken? Wanneer is mijn inzet succesvol? En wat betekent dat voor mijn inzet? Doelgerichte commandovoering is daarom ook een belangrijke stap op weg naar bewuste bekwaamheid.

Kobayashu Maru en de onblusbare brand

“We zien ook dat er branden zijn die vrijwel onmogelijk geblust kunnen worden.” En wat doe je dan, zo vroeg ik me af. Wat doe je als je eigenlijk niets kan doen? Het deed me denken aan het blog over de Kobayashu Maru: hoe ga je om met situaties die je niet kan winnen, waarvoor geen oplossing is? Ook daar heb je een handelingsperspectief voor nodig, om bewust bekwaam te worden.

En dat laatste punt, handelingsperspectief, dat is eigenlijk het enige wat in dit verder prima boek ontbreekt. Dat is trouwens niet helemaal waar, op pagina 12, 13 en 14 worden wel aanwijzingen gegeven hoe je zou kunnen optreden. Maar het is allemaal niet zo hard nog.

Het zou mooi zijn als de reis die de brandweeracademie met de lectoren is gestart zich voortzet in een richting die de bekwaamheid van de brandweer op bewust niveau gaat brengen. Dat er vuistregels komen die met de nieuwe situaties raad weten. Dat de trend van de lerende organisatie die de lectoren begonnen zijn naar een nieuw, hoger niveau gebracht gaat worden.

Update mei 2018: Hernieuwde Kijk op brandbestrijding

En dat handelingsperspectief is er inmiddels gekomen. In april 2018 is de hernieuwde kijk op brandbestrijding gepubliceerd. Beter dan dat ik het zelf uitleg, vragen we het de lector. Op de website van het IFV staat dit mini interview:

Wat is de hernieuwde kijk op brandbestrijding?
“Het zijn een aantal eenvoudige en praktisch toepasbare basisprincipes en vuistregels voor het bestrijden van gebouwbranden. We gebruiken de term ‘hernieuwd’, omdat het niet echt nieuw is. Het gaat om een aantal (oude) principes die we hebben afgestoft, aangescherpt en vereenvoudigd naar aanleiding van recente onderzoeken van de Brandweeracademie, het bestuderen van de theorie en discussies met experts. Je moet het zien als ingrediënten, en niet als één standaard recept. We weten namelijk ook: bij brand ‘hangt het ervan af’.”

Hoe is de uitgave tot stand gekomen?
“In mijn lectorale rede (eind 2015) presenteerde ik de eerste versie van de ‘theorie van de voorspelbare afloop’. Deze was gebaseerd op waarnemingen uit de experimenten in Zutphen en de eerste resultaten van het onderzoek naar de offensieve buiteninzet (OBI). In de jaren erna zijn verschillende onderzoeken afgerond, zoals het onderzoek naar situationele commandovoering en het eindrapport van de OBI-onderzoeken, inclusief een praktisch handelingsperspectief. De bevindingen uit deze onderzoeken zijn de basis voor de hernieuwde kijk op brandbestrijding. De oorspronkelijke naam ‘de theorie van de voorspelbare afloop’ hebben we losgelaten, omdat deze te veel werd gezien als synoniem voor het afbrandscenario.”

Commandovoering is een dialoog

Leestijd: 11 minuten

Veel mensen denken dat commandovoering hetzelfde is als bevelen geven. Maar dat is niet zo. Commandovoering is een dialoog tussen leiders en hun teams, die al begonnen moet zijn voor het incident er is. Alleen op basis van je strepen red je het niet, zo ontdekte ik tijdens een brand in de buurgemeente.

OvD bij de buren

Eén van de fotoboeken in mijn kast is een bordeauxrood exemplaar met zilveren lijnen. ‘Mijn laatste’ staat erop geschreven, in een wiebelig handschrift van grote zwart gestifte letters. Er zijn foto’s ingeplakt met een verslag van mijn laatste inzet voor brandweer Amsterdam als officier van dienst (OVD).

Interessant detail daarvan is dat die laatste niet in Amsterdam zelf plaats vond. Ik nam eind augustus 2001 namelijk de commandovoering waar voor Diemen, samen met de collega OVD’s uit het rooster. Bij elke inzet van twee autospuiten trokken we in de C-wagen 1 (ja, het was nog voor de grote omnummering) de gemeentegrens over en voerden het bevel over de eenheden van de buren.

Dankzij de standaardisatie van opleiding en procedures zou dat geen enkel probleem opleveren, zo was de veronderstelling. Je kon je auto immers ook naar willekeurig elke garage brengen voor onderhoud, plaatselijke details deden niet ter zake als het om de grote lijn gaat. Een hardnekkige denkfout die nog steeds algemeen goed is. Maar dat wist ik toen nog niet.

‘Brand op de Lucky Dream’

Op 18 augustus had een Duits passagierschip vlamgevat op het Amsterdam-Rijnkanaal. Toen ik aankwam stonden alle passagiers al veilig aan de kant, maar de brand op de ‘Lucky Dream’ was nog niet onder controle. Ik overlegde met de brandmeesters van de voertuigen ter plaatse zoals ik altijd deed, stelde de vragen die ik altijd stelde en gaf de opdrachten die ik altijd gaf. Een beetje als de beroemde oneliner van Einstein: Als je doet wat je altijd deed, krijg je wat je altijd kreeg. En dat was precies de bedoeling.

Tevreden sloot ik het eerste Coördinatie Team Plaats Incident (CTPI) af. Die was in de pocket, ik belde alvast met de Alarmcentrale (AC) om hen te informeren. Met een uurtje waren we wel klaar, dacht ik. Standaardinzet.

Maar de brandbestrijding verliep dit keer langzamer dan ik gewend was. Ik had dat overigens niet direct in de gaten. Pas toen de rookwolken allengs dikker werden en de vlammen in volume bleven toenemen, begon het me te dagen dat er iets niet klopte. Er werd niet in het schip geblust, maar tegen het schip. Ik verwachtte een offensieve binnenaanval, maar kreeg een offensieve buitenaanval.

Aannames

Kennelijk zaten de brandmeesters en ik niet op één lijn, zonder dat we dat van elkaar wisten. Ik had aangenomen dat ze een binnenaanval zouden doen, omdat in Amsterdam elke brand met een binnenaanval werd bestreden. Terwijl zij waarschijnlijk veronderstelden dat ik wel wist dat ze alleen buiten stonden bij dit soort branden.

Wij hadden los van elkaar aangenomen dat we hetzelfde dachten bij de woorden die we gebruikten om de inzet te beschrijven, de woorden die we geleerd hadden bij onze training commandovoering. Woorden die echter niet onderscheidend genoeg waren om plaatselijke details te herkennen, waardoor de grote lijn haperde. De expliciete kennis had gewerkt, maar de impliciete kennis was over het hoofd gezien.

Ik zal hier niet dieper in gaan op de technische details van de brandbestrijding, maar gezien de zich snel ontwikkelende vuurhaard zag ik mij genoodzaakt bijstand aan te vragen van voertuigen en de blusboot uit Amsterdam.

Dat klaarde de klus op de manier zoals ik die initieel voor ogen had gehad, in mijn ogen een standaard waarbij de OVD zich op de vlakte houdt en zich niet mengt in het domein van de brandmeesters. De brand werd alsnog geblust en iedereen keerde tevreden huiswaarts.

Behalve ik. Ik bleef met de vraag zitten wat hier nu was gebeurd. Waarom verliep de brandbestrijding zo anders dan normaal? Hoe kwam het dat de brandmeesters en ik dachten dat we het over hetzelfde hadden, terwijl dat niet zo bleek te zijn? Waar had mijn commandovoering te kort geschoten, wat had ik gemist?

Bazen, macht en methoden

Het roept de vraag op wat commandovoering nu eigenlijk is. Daarover bestaan vele inzichten, overtuigingen en vooroordelen, die vaak gaan over doorzettingsmacht en besluitvormingsmodellen zoals de Dikke BOB. Wie is de baas en hoe beslist hij?

Voor de gemiddelde mens staat commandovoering ver van het bed. Het is iets wat het leger doet, misschien de politie en natuurlijk Louis van Gaal. Het is autoritair eenrichtingsverkeer, zo vindt men vaak: van een commandant naar zijn ondergeschikten. Er hangt een zweem van machtswellust om heen, van mannen die anderen bevelen willen geven, beetje dommig ook. Majoor Kees, een typetje van cabaretier Paul van Vliet, bevestigt al die vooroordelen in een sketch met het terugkerende: “Vragen? Geen vragen!”

Ook onder al dan niet zelfverklaarde crisisexperts vinden er verhitte discussies plaats over commandovoering, die soms bijna religieus aandoen. Het gaat daarbij niet zozeer over macht of het vermeende eenrichtingsverkeer van commandovoering, maar wat de beste methodiek is.

In welke volgorde lopen we welke letters door? De BOB, Beeldvorming Oordeelsvorming Besluitvorming? IBOBBO, het model van onze zuiderburen? FABCM? Het maakt allemaal niet zo veel uit. “New idea’s don’t win really. What happens is that old scientists die and new ones come along with new ideas.”

Paul van Vliet als Majoor Kees

Commandovoering is een vorm van communicatie

En zo gaat het in crisisland natuurlijk ook, al duurt het soms wat lang voor er nieuwe ideeën bij komen. Van de andere kant, zo ingewikkeld is besluitvorming als model nu ook weer niet. Je moet informatie hebben, je moet er wat van vinden en je moet er wat mee doen. Dat is wat je nodig hebt voor commandovoering.

Maar vooral moet je vakbekwaamheid hebben. Met vakbekwaamheid zal elk systeem succesvol zijn, gelijk waar zonder vakbekwaamheid elke cyclus zal falen. Daar zit het onderscheid dus ook niet in. Wat is het dan wel dat commandovoering effectief maakt?

Mijns inziens slaan de verklaringen van doorzettingsmacht en van besluitvormingsmodellen de plank op een cruciaal punt mis waar het gaat om effectiviteit van commandovoering. Ze leggen de focus te veel op het ‘hoe’, waardoor ze het ‘wat’ en ‘waarom’ missen.

Commandovoering is namelijk een vorm van communicatie, die zich beweegt naast alle andere vormen van communicatie in een organisatie. In die zin krijgt commandovoering mede betekenis in samenhang met de andere communicatievormen. Je kan het niet los van elkaar zien, niet los van de mensen die het gebruiken en toepassen.

Het is een dialoog, geen monoloog. “Dialogue is not about truth, but about meaning. If there is shared meaning, there might be shared truth”. Want als je alleen maar zendt, ontvang je niks. Als jij als enige bepaalt wat de realiteit is, mis je de waarheid en kennis van anderen. “When one human being tells another what is real, what they are actually doing is making a demand for obedience.”

Slechts met gehoorzaamheid krijg je geen brand uit, het gaat juist om het combineren van inzichten tot de juiste gezamenlijke aanpak dat tot een effectieve brandbestrijding leidt. Bohm noemt dit coherentie, als tegenhanger van gefragmenteerdheid (of incoherence). Coherentie is dat iedereen begrijpt waarom we de dingen doen zoals we ze doen en dat het mee verandert met de ontwikkelingen.

“Coherence is a way of living, rather than a fixed state.” Het is de taak van de bevelvoerende die coherentie te realiseren door middel van dialoog. Bohm vergelijkt coherentie met licht: “A laser generates extraordinary energy because of the coherence of light, which may reguire no more generating power than an incoherent light bulb.”

Definitie van commandovoering

Laat ik mijn definitie van commandovoering eens beschrijven. Voor mij gaat commandovoering niet over bazen of methodieken.

Ik versta onder commandovoering het aansturen van een bekende groep vakmensen onder tijdsdruk, om een gezamenlijke dreiging of probleem op te lossen, dan wel een belangrijke overwinning of resultaat te behalen. Het is maar wat je doel is.

Commandovoering is bij veel operationele diensten in zekere zin gestandaardiseerd. Ze hebben allemaal een eigen rijtje letters die je cyclisch moet aflopen om tot de beste resultaten te komen. Nieuwe bevelvoerenden krijgen op die manier dezelfde wijze van denken en commanderen aangeleerd die een unité de doctrine suggereert.

Maar dat is niet genoeg, zoals David Bohm beschrijft in ‘On Dialogue’. “There is a growing recognition that the complex problems of our organizations and society demand a deeper listening and a more open communication than has been the norm. Shared meaning is the cement that holds society togehter.”

Shared meaning, sensemaking en situational awareness zijn allemaal noodzakelijk voor een goede commandovoering en vragen dus om dialoog teneinde dat te bereiken.

Overt en tacit knowledge

Daarnaast is kennis belangrijk, samen met woorden en termen, jargon, zoals afleggen met verdeelstuk, die automatisch tot de gewenste acties van eenheden leiden. Het is daarom dat ik in mijn definitie vakmensen zo pregnant heb opgevoerd. Zonder vakmensen is commandovoering gedoemd te mislukken.

Maar ik heb er ook expres ‘bekende’ bij gezet. Want de brandweermensen in Diemen verstonden weliswaar hun vak, maar eigenlijk waren wij, zij en ik, niet goed met elkaar bekend. Wij kenden elkaars functie, maar niet elkaars mensen en de plaatselijke standaards.

Onze kennis van en over elkaar is wat Bohm ‘overt knowledge’, of ‘explicit knowledge’ zou noemen. Het kennen van de mensen met wie je werkt en vertrouwen op hun deskundigheid is een belangrijke succesfactor voor commandovoering.

Bohm spreekt in deze over tacit knowledge: impliciete kennis, deskundigheid die je hebt zonder dat je weet dat je die kennis hebt. “It’s the knowledge you can’t state in words, but which is there; you know how to ride a bicycle, but you can’t state how.” Je weet hoe je een standaardinzet met je ploeg doet, maar je kunt het niet goed uitleggen in woorden.

Wat ik gemist had bij de ‘Lucky Dream’ was dat commandovoering in essentie geen techniek is, maar een dialoog tussen goede bekenden. Alleen vertellen ze dat er niet bij op de opleiding tot brandweerofficier, waardoor ik er pas in Diemen achter kwam.

Commandovoering is een bijzondere vorm van communicatie tussen eenheden ter plaatse. Het staat niet los van zijn context, maar is er juist onlosmakelijk mee verbonden. Het incident dicteert de commandovoering in plaats van dat commandovoering het incident dicteert.

Dat betekent dat commandovoering per definitie tijd-, plaats- en persoonsgebonden is. Sterker nog: ik denk dat elke brand mede wordt gekarakteriseerd door de ploeg bestrijders ter plaatse, die door hun eigen wijze van aanpak de brand op een unieke manier beïnvloeden, zoals geen enkele andere constellatie zou kunnen doen.

In die zin is het karakter van elke brand meer onderscheidend door de eenheden die hem bestrijden, dan door zijn specifieke fysische eigenschappen. Met andere teams was het een andere brand geweest. “Thought is emerging from the tacit ground.”

Good units walk a thin line between indiscipline and effectiveness. Ignore the rules too often and you’ve got a mob, but enforce the rules too strictly and you’ve got a herd.

Henry V. O’Neil, Orphan Brigade

Collectief geheugen als basis voor dialoog

Over elke brand van betekenis ontstaat in een gemeenschap van brandweermensen zodoende een verhaal, dat wordt toegevoegd aan het collectief (on)bewuste van al die archetypische ervaringen met brand uit het verleden. Er is daarom al een plan voor bijna elke brand beschikbaar in het collectief geheugen, je hoeft het alleen nog maar te zien.

“In the nature of collective thought’, Bohm proposes that a pool of knowledge – both tacit and overt – has accumulated throughout evolution. It is this pool of knowledge that gives rise to much of our perception of the world, the meanings we assign to events and our very sense of individuality.”

Commandovoering is naar mijn overtuiging daarom richting bepalen met instemming van de groep onder tijdsdruk, gebaseerd op die collectieve ervaring. Ik zou dat willen betitelen als het realiseren van coherentie. De ploeg herkent het plan van hun bevelvoerder en beoordeelt het op een manier, die alleen zichtbaar is als je de mensen kent en hun (non)verbale reacties goed leest.

Subtielere vormen van communicatie zijn nauwelijks te vinden, het is een flow die je slechts leert kennen door het te ervaren, door eraan mee te doen en er uiteindelijk je eigen draai aan te geven door macht en techniek te laten vallen. Dat is wat ik de incidentele dialoog noem.

Maar de incidentele dialoog heeft alleen kans van slagen als er ook een structurele dialoog plaats vindt. Deze structurele dialoog heeft tot doel om elkaar beter te leren kennen, waardoor begrip ontstaat voor de manier waarop mensen denken en hoe ze tot hun besluiten komen. Als deze fase goed verloopt, ontstaat er vanzelf een discussie over shared meaning: waarom doen we eigenlijk de dingen die we doen? Wat is de strategische betekenis van de brandweer voor de maatschappij?

Dat hoeft helemaal geen softe dialoog te zijn en kan prima opgezet worden rondom (mogelijke) incidenten die relevant zijn voor een verzorgingsgebied. Alleen is de vraag dan niet hoe je het beste inzet, maar waarom je gaat inzetten en tot welke prijs: wat wil je er mee bereiken?

Belangrijk in die structurele dialoog is dat er geen dikke ik tussen gaat zitten, zo zegt Bohm. “The thing that mostly gets in the way of dialogue is holding to assumptions and opinions and defending them.” Misschien is dat nog wel de grootste uitdaging.

De essentie van commandovoering als dialoog is het besef dat er meer is dan formele expliciete communicatie. Er bestaat een hele wereld aan informele en impliciete kennis en betekenisgeving, die mede de effectiviteit van commandovoering bepaalt en die een gezamenlijke geschiedenis kent in de vorm van een collectief geheugen van een groep of een korps. Als je dat niet goed door hebt, mis je de helft van wat er gebeurt.

De organisatievorm van de veiligheidsregio’s brengt deze problematiek nog urgenter op tafel. Door de schaalgrootte kennen mensen elkaar minder goed. Ze zien elkaar niet vaak en zodoende spreken ze elkaar niet automatisch op reguliere basis. Je moet elkaar echt gaan opzoeken. Dat betekent dat dialoog ook niet vanzelf zal gaan en dus georganiseerd moet worden. Ik zie een mooie nieuwe taak aankomen voor de afdelingen die de vakbekwaamheid verzorgen.

Dit blog is in de eerste helft van 2017 geschreven als essay voor een cursus aan de Schrijversacademie. Daarna heb ik er in tussenpozen stukken aan veranderd, tot ik het boekje ‘On Dialogue’ van David Bohm had gelezen. Zijn ideeën over dialoog passen zo goed bij mijn betoog dat ik meerdere citaten opgenomen heb om diverse stellingen mee te illustreren. Het blog is genoeg af om het nu te plaatsen, maar ik sluit niet uit dat het in de loop van de tijd nog verbeterd zal worden. Het is een long read, maar zeker de moeite waard. De incident foto’s zijn van de brand met de ‘Lucky Dream’ . Het citaat van O’ Neil kwam via Arie Muller.

Overpeinzingen bij de eerste Nederlandse persfoto van een brand

Leestijd: 3 minuten
Eerste persfoto van brand
Foto van https://repub.eur.nl/pub/22606/

Jarenlang heb ik in commissie geloofd dat dit de allereerste persfoto was van Nederland, gemaakt na een grote brand in Raamsdonk op 13 augustus 1885. De bakker had zijn schoorsteen niet geveegd en hup, de zaak ging in de hens. Door de straffe westenwind sloeg het vuur over naar de buren en naar hun buren en zo verder, waardoor uiteindelijk 31 huizen in de Langstraat verwerden tot een paar kleine ruïnes langs de kant van de weg.

Hartverscheurende taferelen deden zich voor: hier huilende en weeklagende menschen, daar anderen ademloos van hun veldarbeid keerende om hunne have en goed voor hunne oogen te zien verwoesten, elders eenigen bezig met redding van hun goed en kostbaarheden. Een ware paniek greep ieder aan, men gaf bevelen, doch niemand kon luisteren.

nieuwe rotterdamsche courant

Ooit zou ik er een blog over schrijven, zo nam ik me voor, maar het had geen haast. Die eerste foto was er immers al en zou nooit meer ingehaald kunnen worden; reizen in de tijd lukt immers alleen vooruit, niet achteruit.

Spannender leek het om te proberen de laatste foto van een brand te bespreken. Dat is namelijk helemaal niet zo eenvoudig. Hoe weet je wat de laatste persfoto is? Zeker nu iedereen zijn eigen fotojournalist is geworden dankzij de smartphone, poppen de plaatjes als paddenstoelen om je oren en ben je altijd te laat voor de laatste nieuwe persfoto.

Steeds als je denkt dat je hem hebt, is er al weer een nieuwe.

Het is als vragen hoe laat het nu is, voor je de tijd heb uitgesproken is het al weer later. Eigenlijk kun je alleen maar zeggen hoe laat het was en hoe laat het wordt, het is onmogelijk om te zeggen hoe laat het op dit moment is. Je kunt je zelfs afvragen of het ‘nu’ wel echt bestaat, als het elke keer al weer weg is als je het probeert te vangen.

Helaas blijk ik te laat voor het bespreken van de eerste persfoto. De Katholieke Illustratie, die de foto uit Raamsdonk afdrukte in haar 19e jaargang nummer 10, blijkt al eerder foto’s te hebben geplaatst die als persfoto aangemerkt kunnen worden.

Selfie

Maar geen nood. Het is dan misschien niet de eerste persfoto in het algemeen, maar nog wel de eerste persfoto van een brand. Of beter, van de gevolgen van een brand. We zien wat ingestorte muren, hier en daar geblakerd, op de achtergrond een groepje mensen. Rechts vooraan komen nog 2 dames aangewandeld, kennelijk staat de fotograaf op een verhoging.

Het is een fascinerende gedachte, zo’n eerste foto. Wat zou er in de week ervoor allemaal zijn afgebrand waar nu geen foto’s van bestaan? Zijn die gebouwen dan wel echt afgebrand? Kun je afgebrand zijn als er geen foto van bestaat om het te bewijzen? Ik weet het niet.

En wat als de fotograaf met vakantie was geweest, het was immers 13 augustus. Zouden we dan nooit hebben geweten van de onfortuinlijke bakker en zijn buren, van de mensen met hun parasolletjes die daags er na met elkaar de gang van zaken bespraken, hondenkar in de parkeerstand?  

Ik zoom in om de foto wat beter te kunnen bekijken.

Eerste selfie van brand

En dan gebeurt er opeens wat geks. Het lijkt wel of het huis op de achtergrond nog in de brand staat! Ik zoom in en weer uit en ja hoor, ik weet het zeker: het is niet alleen de eerste persfoto van een brand, het is ook de eerste selfie van een brand.

Een klein stukje ‘nu’ van toen, “wij waren erbij in Raamsdonk”, voor eeuwig vastgelegd. De selfie is dus van alle tijden. Misschien verandert er minder dan we denken en is wat we het ‘nu’ noemen één grote foto met een oneindige sluitertijd.

De triomf voor de ondergeventileerde brand

Leestijd: 8 minuten

Precies op de helft van september publiceerde het lectoraat Brandweerkunde de casuïstiek van de ondergeventileerde branden. Het is op meerdere gronden een belangrijke uitgave, reden genoeg om met enige trots te spreken van een triomf voor de ondergeventileerde brand.

Met dit document opent de brandweeracademie namelijk het raam van de kwetsbaarheid. Alleen als je alles durft te tonen wat er is gebeurd, als je je kwetsbaar durft op te stellen, dan kan je leren van situaties en de dingen die gebeurd zijn.

Jonathan Safran Foer, de Amerikaanse schrijver, zei het bij een interview op zijn manier: “Er is een vorm van leren die verlies nodig heeft. Dan leer je de dingen pas na de feiten”.

Dat er 34 casussen door korpsen zelf uit het land zijn aangereikt om officieel van te leren is dus een heugelijk feit te noemen. En ik zeg hier expres ‘om officieel van te leren’ want officieus studiemateriaal is er genoeg. Alleen weet je nooit hoe je dat moet interpreteren, wat het waarheidsgehalte is. Het blijft dan vaak bij meningsvorming waar geen wetenschappelijke beschouwing aan te pas komt.

Die vorm van fact free learning kan gevaarlijk zijn als het idee in de praktijk niet klopt. En dat is nu net het geval bij de ondergeventileerde brand. Daarom is de wetenschappelijke benadering die de brandweeracademie nu gekozen heeft de tweede triomf van de ondergeventileerde brand.

Wetenschappelijke benadering

Die wetenschappelijke benadering zal voor sommige lezers wel even wennen zijn. Het lectoraat hoedt zich voor al te drieste uitspraken die niet hard te maken zijn en geeft op diverse plekken aan dat ‘het er van afhangt’. Dat is niet de lekkere duidelijkheid die vaak als daadkrachtig gezien wordt en waar men soms zo’n behoefte aan heeft.

Tegelijkertijd, als het wel duidelijk is, komt die daadkracht vanzelf wel, denk ik dan maar. Juist voor die situaties die niet duidelijk zijn, waar de omstandigheden en de dingen nog alle kanten op kunnen, is voorzichtigheid en nuance geboden, en moet men zelf redeneren naar een oplossing.

De nu gepresenteerde casuïstiek biedt voldoende handvaten om het leren redeneren onder de knie te krijgen, alhoewel ik me wel kan voorstellen dat dat proces begeleidt moet worden door instructeurs die al iets dieper in de materie zijn ingewijd. Alleen de baron von Munchhausen trekt zich aan de eigen haren uit het moeras, zoals ik eerder betoogde in dit blog over het OK Plateau, de rest heeft een helpend handje nodig.

Met name de bewustwordingsstap van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam is een grote, die men maar het beste onder deskundige begeleiding zet. Ik zal mij nader verklaren.model-bewust-bekwaam

Onbewust onbekwaam

Eind jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond een leermodel rondom de twee variabelen bekwaamheid en bewustzijn. Als je die twee variabelen combineert, krijg je een assenkruis met vier situaties van deskundigheid. Beginnend bij onbewust onbekwaam, je blinde vlek, loopt het proces uiteindelijk door naar onbewuste bekwaamheid.

De ‘casuïstiek van de ondergeventileerde brand’ is mijns inziens een belangrijke stap om de brandweer van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam te brengen op het gebied van ventilatie bij branden. Maar zoals gezegd, dat gaat niet vanzelf. Dat proces moet je goed begeleiden, om juist de belangrijkste vraagstukken goed op het netvlies te krijgen. Ik noem er hier drie.

1. Een ondergeventileerde brand is een brand die voor de flashover ventilatie gecontroleerd raakt

Dit is een zeer belangrijk punt dat alles te maken heeft met de veiligheid van brandweermensen. Er zijn in het verleden binnenaanvallen verricht in situaties van onderventilatie, waarbij door (natuurlijke) luchtstromen er onverwachts een snelle branduitbreiding plaatsvond die slachtoffers onder eigen personeel heeft gemaakt.

Dat was in de tijd dat er voor het eerst werd gedacht over ventileren als repressieve methodiek, alvorens de blussing zelf aan te vangen. Vanouds werd er namelijk aangeleerd om alle ramen en deuren potdicht te houden tijdens de verkenning. Iets waar we nu dan deels weer naar terug gaan. Er mocht absoluut geen zuurstof bij de brand komen, zo was het devies.

Dat leidde wel tot een zeer ongerieflijke manier van brandbestrijding, zeker in grote panden: veel rook, slecht zicht en heet. Desoriëntatie stond ook bij veel risico-inventarisatie als gevaar bovenaan. Mede onder invloed van de overdrukventilator, die begin jaren 90 via brandweer Aken ook in Nederland werd geïntroduceerd, ontstond er discussie over een groter nut van ventilatie. Moesten we niet eerst ventileren, verkennen en dan pas blussen?

Daarbij was de aanname dat door een snelle ventilatie de rook en hitte het pand zou verlaten, of in ieder geval op zou trekken. De overlevingskans van de slachtoffers zou daardoor toenemen omdat die in de betrekkelijk koele zone zou komen te liggen en de eenheden zouden sneller kunnen verkennen. Dus de redding werd sneller. Dat we daar niet eerder aan gedacht hadden.

De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik toentertijd zelf ook die overtuiging was toegedaan. Maar we hadden het grotendeels fout, zie ook dit blog over repressieve ventilatie. Gebruik geen ventilatie bij grote compartimenten zo blijkt, want dat is gevaarlijk als je binnen bent.

Het is daarom goed de aanbeveling van het lectoraat te volgen: ga er altijd van uit dat er sprake is van een ondergeventileerde brand, zeker in bedrijfspanden, en probeer eerst een offensieve buiteninzet.

2. Grote panden, grote branden

Ook dit punt, grote panden, grote branden, is belangrijk in verband met de eigen veiligheid van  brandweermensen tijdens repressie. Het rapport stelt: “Wees bij bedrijfsgebouwen extra op uw hoede. Doordat in een groot (> 500 m2) gebouw (ook als dat gebouw redelijk lekdicht is) meer zuurstof beschikbaar is, kan de brand initieel ook beter tot ontwikkeling komen voordat hij ventilatiegecontroleerd raakt. In het algemeen geldt: grote panden, grote branden”.

Ik zou daar aan toe willen voegen: grote panden, grote risico’s. Als je de statistieken van gevallen brandweermensen erbij pakt, zie je dat het vooral de grote panden zijn waar collega’s zijn gesneuveld. Nooit in een woning, waarbij het kamerverhuurbedrijf Harderwijk een twijfelgeval annex uitzondering is.

Flashover komt dan ook als doodsoorzaak nummer één naar voren in de analyse waar de brandweerman valt’. Het is goed om je te realiseren dat brandweermensen waarschijnlijk gesneuveld zijn door een offensieve binneninzet bij ondergeventileerde branden. De grote panden instructie vanuit het rapport steun ik dan ook van harte:

  • Bij bedrijfsgebouwen alleen ventileren na het (effectief) bestrijden van de vuurhaard. Doe daar in het bijzonder een rondom-verkenning, om zo dicht mogelijk bij de brand in te zetten. Uit onderzoek naar de offensieve buiteninzet blijkt dat ook als u een offensieve buiteninzet wilt doen, deze het beste zo dicht mogelijk bij de brand kan worden ingezet.
  • Als wordt overgegaan tot een binneninzet, neem dan de kortste weg naar de brand. Als deze niet direct gevonden kan worden, wees dan bedacht op snelle uitbreiding en neem voorzorgsmaatregelen (zoals deurmanagement, rookgaskoeling en extra koelend vermogen / water meenemen).

3. Het model van de voorspelbare afloop

Het model van de voorspelbare afloop is eigenlijk nog een hypothese, maar kent een wetenschappelijke onderbouwing die in mijn ogen zou kunnen leiden tot een paradigmashift brandbestrijding grote panden: niet meer van binnen naar buiten denken, maar van buiten naar binnen.

De tactieken zijn er, de bewustwording is onderweg en de technieken moeten nog komen. De lector heeft de paragraaf over de voorspelbare afloop zo mooi beschreven dat ik het hier integraal overneem. Beter dan dat kan ik het niet verwoorden.

“In het model van de voorspelbare wordt gesteld dat een brand het beste in eerste instantie van buitenaf kan worden benaderd. Als de brand namelijk van buitenaf – door een rondom-verkenning te doen met een warmtebeeldcamera – kan worden ontdekt, dan is het niet meer nodig binnendoor op zoek te gaan naar de brand (zoals op dit moment de standaard is). Uit onderzoek blijkt dat een inzet met voldoende koelend vermogen in de brandruimte, of zo dicht mogelijk daarbij, het meest effectief is. Dus als dat kan, moet dat gedaan worden. Zolang het gebouw gesloten blijft, dan is er tijd. Het adagium is dan ook: ‘alles dicht, brand op pauze; openingen maken is op het gaspedaal trappen’.

Volgens het model moeten er in eerste instantie de volgende drie vragen worden gesteld.

1. Is de plaats van de brand bekend?

2. Is de brand (van buiten) bereikbaar?

3. Heb ik voldoende koelend vermogen?

Als het antwoord op deze drie vragen ‘ja’ is, dan kan de brand (van buiten) worden geblust. Als op één van de drie vragen het antwoord ’nee’ is, dan is er een voorspelbare afloop: het gebouw brandt uit.

Uiteraard is dat een simpele voorstelling, want er is nog een alternatief: alsnog naar binnengaan. Maar het gaat hier om het denkkader en een binneninzet zou dan in de tweede plaats moeten komen.”

Hoe die binneninzet dan moet plaatsvinden wordt er ook bij verteld, maar dat verklap ik hier niet. Een cliffhanger om zelf het rapport te gaan lezen.

Bewust bekwaam

De triomf van de ondergeventileerde brand is dat het een stap is van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam. De experimenten in Zutphen uit 2015 en dan nu het document met de casuïstiek zijn haltes op die route van situational awareness. Maar daar stopt het natuurlijk niet.

Het volgende station is die van de bewuste bekwaamheid, die van de option awareness. Wat zijn mijn opties? Er zal bijvoorbeeld meer kennis moeten komen over de offensieve buiteninzet. Hoe doe je dat? Welke technieken zijn er al, of zouden er moeten komen? Kunnen we iets verzinnen als een koudecanon, een ijsblokjeswerper, een overmaats vacuümpomp? Technieken out of the box.

Ook tactiek is belangrijk, en dan met name de verdere uitwerking van de doelgerichte commandovoering. Hoe stel je een realistisch doel voor een inzet? Wanneer weet ik of er nog iets van het pand behouden kan blijven? Hoe weeg ik die kosten en baten af? En ook niet onbelangrijk, hoe classificeer ik een brand in het licht van mogelijke milieuschade: hoe blust men zo milieuvriendelijk mogelijk?

Er zijn, kortom, nog vragen genoeg en het zal nog lang duren voor de antwoorden er zijn. Als die er al gaan komen, want de route die nu is uitgezet levert onontkoombaar nog veel meer vragen op. De samenwerking die het lectoraat nu al geruime tijd weet te vinden met de korpsen uit het land geeft echter het vertrouwen dat het een mooie en leerzame reis kan worden. Dat is de triomf voor de ondergeventileerde brand.

De vrijwillige brandweer en de lokale ondernemer

Leestijd: 6 minuten

De vrijwillige brandweer is van oudsher gestoeld op een nauwe band met de plaatselijke middenstand, zo schrijft Clemon Tonnaer in dit gastblog. Volgens hem moeten we die connectie niet veronachtzamen. Sterker nog, we moeten die in ere herstellen.

Vorige maand kwam het CBS met nieuwe cijfers over de vrijwillige brandweer in Nederland. Het aantal vrijwilligers is in 2015 iets afgenomen. Geen groot nieuws: het aantal vrijwilligers neemt al jaren licht af. Het ene jaar iets meer, het andere jaar iets minder. In 2015 betrof de afname 1,5 %, het jaar daarvoor 4 %.

De Vereniging Brandweervrijwilligers sprak in het Algemeen Dagblad van een ‘leegloop’. Dat lijkt me wat overdreven, maar het klopt dat het personeelsbestand in sommige delen van Nederland iets terugloopt. Elk jaar haakt een zeker percentage van de vrijwillige brandweerlieden in Nederland af. Vanwege het behalen van een bepaalde leeftijd, uit praktische overwegingen (verhuizen bijvoorbeeld) en een klein deel wellicht ook uit onvrede.

Werven

En waar mensen de organisatie verlaten, zullen ook weer mensen bij moeten komen om het personeelsbestand op peil te houden. En daar zit volgens mij het grootste probleem: het werven van goede, gemotiveerde en beschikbare mensen.

Dat is ten minste wat ik hoor als ik wel eens spreek met vrijwilligers of hun leidinggevenden: er is nauwelijks animo voor de vrijwillige brandweer. Iedereen is druk met gezin en hobby’s, werkt buiten de gemeente, mag niet van zijn of haar hoofdwerkgever of heeft gewoon geen belangstelling.

Ik geloof dat de meeste brandweervrijwilligers dit soort beelden wel herkennen. Wat precies de beweegredenen zijn om de vrijwillige brandweer te verlaten en wat het relatieve aandeel is van die verschillende redenen blijft voor mij onduidelijk, want volgens mij is dit nooit grondig onderzocht.

Maar ik zie ook dat huishoudens veranderen, dat mensen het drukker hebben en vaak niet meer werken in de plaats waar ze wonen. Veel mensen zijn niet meer bereid om naast gezin, werk en hobby’s nog substantieel tijd in te ruimen voor de brandweer.

Beschikbaar

Zeker niet als ze de helft van de tijd toch niet beschikbaar zijn voor uitrukken. En soms vind hun hoofdwerkgever het niet goed als ze voor het zoveelste ‘automaatje’ er weer eens vandoor zijn.

Ter Apel Thames
Foto van korps Ter Apel uit 1960; met hun favoriete Ford Thames

Maar waarom ging het enkele decennia geleden zoveel beter? Vorig jaar had ik hierover een boeiend gesprek met Peter Bloemers, vrijwillig posthoofd bij mij in de regio (Limburg Noord).

Uit onze analyse kwam naar voren dat de middenstand lange tijd een spilfunctie heeft vervuld bij het ontstaan en de instandhouding van de vrijwillige brandweer. De plaatselijke bakker, slager en groenteboer en hun personeel vulde vaak de gelederen van het plaatselijke vrijwillige brandweerkorps.

In Mook, waar ik ben opgegroeid, was dat niet veel anders. En dat is ook logisch: mensen met een eigen zaak kennen als geen ander het belang van brandveiligheid. Wanneer je winkel afbrandt, is dat vaak een aanzet tot faillissement, verzekeringen ten spijt. Bovendien laat je met je betrokkenheid bij de brandweer zien dat je midden in de lokale gemeenschap staat. Altijd goed voor de PR.

Zoals inwoners van dorpen de afgelopen jaren hebben zien gebeuren, trekt de middenstand steeds meer weg uit de meeste dorpen. En met de middenstand, verdwijnt ook de kurk waar de brandweer jarenlang op gedreven heeft.

Middenstand

Deze verklaring is misschien wat eenzijdig, want ik kan nog wel wat andere factoren bedenken die mogelijk ook een rol spelen (demografische factoren bijvoorbeeld), maar ik vind het idee wel aardig: de middenstand als de kurk waar de brandweer op drijft. Het valt niet te ontkennen dat de middenstand in het verleden een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de brandweer.

Sowieso is de relatie tussen overheid en het particuliere initiatief wat diffuus als het om brandweerzorg gaat. Brandweerzorg is in Nederland ook lange tijd niet echt strak georganiseerd geweest. In veel plaatsen was de brandweer een gelegenheidsorganisatie (een pop-up organisatie zouden we nu zeggen) die spontaan gevormd werd als er nood aan de man was, maar ook even snel weer verdween als de brand geblust was.Ter Apel T-Ford 1923

Ook met de komst van de Gemeentewet in 1851 veranderde dit niet wezenlijk. Want volgens artikel 189 van die wet had de burgemeester weliswaar het opperbevel bij de brandbestrijding, maar nergens stond dat er ook een brandweerorganisatie moest zijn.

Gemeentewet

Om toch enigszins in de brandweerzorg te voorzien wezen sommige gemeentes wel ‘brandmeesters’ aan. Deze hadden tot taak om bij brand de bevolking te alarmeren en op te trommelen en zij moesten de pogingen de brand te bestrijden enigszins in goede banen te leiden.

Gewone burgers konden door de gemeente verplicht worden emmers en ladders ter beschikking te stellen en ook daadwerkelijk hulp te verlenen. Soms schafte de gemeente enkele draagbare pompspuiten aan die dan ter beschikking werden gesteld in geval van brand.

In de 19e eeuw zien we in Nederland ook een steeds groter wordende middenklasse opkomen. Deze middenklasse, en dan met name de ondernemers van die middenklasse (de middenstand), maakte zich in toenemende mate druk om de slechte brandweerzorg.

Soms leidde dat ertoe dat deze middenstand zelf maar het initiatief naar zich toe trok en overging tot de oprichting van een brandweerorganisatie. Op deze wijze wordt bijvoorbeeld in 1889 brandweer Epe opgericht.

Op de website van de vereniging Oud Ter Apel is een heel aardig stukje te lezen waarbij de verwevenheid van overheid het ondernemers mooi geïllustreerd wordt. In Ter Apel hield in 1890 de plaatselijke Vereniging ter bevordering van land- en tuinbouw, handel en nijverheid een collecte met het doel een bijdrage te leveren aan het gemeentebestuur voor de aanschaf van een degelijke brandspuit

Ter Apel

Ondanks deze geste lukt het de armlastige gemeente niet een brandspuit aan te schaffen, maar nog in hetzelfde jaar besluit de directeur van de plaatselijke turfstrooiselfabriek om dan maar zelf een brandspuit aan te schaffen en deze ter beschikking te stellen aan de gemeente.

Ter Apel 1937

Brandbestrijding in Ter Apel, 1937.

Wat de webpagina van Oud Ter Apel ook mooi illustreert is het los-vaste en amateuristische karakter van de vrijwillige (dorps)brandweer tot ver in de 20e eeuw. Zo is op een foto uit 1937 te zien dat de brandweerlieden in hun gewone burgerkleren een brand staan te blussen. Van een helm of bluspak (zoals ze die wel in de grote stad hadden) was in Ter Apel geen sprake.

En de brandmeester stuurde na elke brand een rekening naar de gemeente voor de geleverde diensten. Het brengen van de spuit naar de brand kostte in 1919 drie gulden en het drogen van de slangen 50 cent.

Leuke anekdotes, maar wat mij betreft is er één belangrijke les te trekken uit deze petite histoire: Brandweerzorg is – historisch gezien – geen exclusieve overheidstaak. Zeker bij de vrijwillige brandweer in kleinere gemeentes is er altijd sprake geweest van een sterke verwevenheid met lokale ondernemers.

Wellicht dat het goed is om hier weer meer oog voor te hebben en net zo als in mijn dorp Mook deze historische banden samen met de burgemeester weer wat aan te halen.

Alle foto’s zijn afkomstig van de website van brandweer Ter Apel.

Station Nightclub Fire

Leestijd: 3 minuten

De Station Nightclub Fire vond plaats op 20 februari 2003. Great White, een Amerikaanse glamrock band, begon hun concert in de Station Nightclub met het nummer Desert Moon. Net als in de clip hieronder werd er flink met vuur gestunt, te flink. Het podium vloog daardoor in brand en in een mum van tijd was de ruimte gevuld met dikke zwarte rook.

Honderd mensen kwamen om het leven, waaronder de gitarist van de band, Ty Longley. In dit combinatieblog vind je een korte omschrijving van de calamiteit, twee youtube filmpjes over de brand en een link naar het onderzoeksrapport van de NIST. Ter afsluiting ook nog een link naar ‘Face the Day’ met de lyrics. Een toepasselijker nummer dan Desert Moon.

Korte omschrijving incident Station Nightclub Fire

Datum 20 februari 2003
Locatie en type object

The Station Nightclub, Rhode Island, USA

Type incident Brand in een nachtclub ontstaan door vuurwerk
Bijzonderheden
  •  Op 20 februari 2003 zou rockband Great White een concert geven in The Station Nightclub.
  • De pyrotechniek veroorzaakte een brand in het akoestisch isolatiemateriaal dat overal was opgehangen. Het gebruikte buitenvuurwerk mocht niet binnen gebruikt worden.
  • In het begin dacht iedereen dat dat de brand bij de show hoorde, zie ook de foto’s. In 5,5 minuut was de hele ruimte gevuld met vette zwarte rook.
  • Behalve de buitengewone snelheid van brandontwikkeling door een combinatie met hoogst brandbaar materiaal op een podium en onachtzaam gebruik van vuur is ook het gedrag van mensen bij brand goed zichtbaar (zie youtube filmpje).
  • NIST heeft onderzoek gedaan naar de Station Nightclub Fire, een computersimulatie gemaakt en een rapport opgeleverd. Op pagina 12 staan aanbevelingen om nachtclubs veiliger te maken.
  • Uiteindelijk kwamen 100 mensen om en raakten er 230 gewond. Ongeveer 130 mensen kwamen er zonder fysieke klachten vanaf, maar een groot aantal onder hen ontwikkelde PTST.
  • Er zijn jarenlange rechtszaken gevoerd tegen zowel het management van de band als de Nightclub. Uiteindelijk is er voor ongeveer 115 miljoen dollar geschikt.

Foto & Film

Het filmpje is wel beschikbaar op YouTube, maar is sinds de laatste check in 2024 achter een leeftijdsslotje geplaatst.
Station Nightclub Fire
Plattegrond van de Station Nightclub Fire

Meer informatie

Rapport NIST

Face the Day

I don’t wanna face the day, the day, today
I don’t wanna face the day, the day, today
Long night leaves me stranded
Black visions, danger signs
No love, need protection
Feels like I’m on production line
Daggers of dawn, cold hearted-day
Why does it have to be morning?
Cover my head, stayin’ in bed
Too late, the luckless warning
I don’t wanna face the day, the day, today
I don’t wanna face the day, the day, today
Outside, screaming city
Red lights and hungry eyes
Sucks like a space invader
The vacuum of its lies
Stealing my strength, stealing my time
It’s raining in a world of traders
I don’t wanna face the day
I don’t wanna face the day
Let me keep on sleeping
Forget that I’m alone
One day of faceless living
Is 24 hours too long!
I don’t wanna face the day
I don’t wanna face the day, the day, today
Give the night, it’s more forgiving
Hold back the light from my eyes
Please stay invisible darkness
Can’t see the tears I cry
I know it’s coming loaded with nothing
Trapped in a tunnel of time
I don’t wanna face the day


Dit blog is onderdeel van the Museum of Accidents. Laatste update is van 23 augustus 2020. De andere lijstjes met disastersongs vind je hier.

« Oudere berichten

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑