Ridder & Rat. Zo gingen we het noemen. We zaten aan het diner in Theater Flint te Amersfoort, in afwachting van de show van Raymond Mens en we vroegen ons af of we samen een project dan wel probeersel zouden gaan opstarten. Welke van de twee pro’s het dan werd zou de tijd uitwijzen.
En doorzettingsvermogen.
Beetje geluk.
Dat.
Een strip, dat was het idee. Het mocht gaan over van alles. Maar het moest wel herkenbaar zijn. Iets wat er nog niet was. Beetje cartoon, beetje commentaar, beetje crisis. Zoiets. En dan kijken wat het wordt.
Project of Probeersel.
Of herhalen we ons dan nu al?
Ridder & Rat
Hoe dan ook, kom vooral veel langs op deze pagina van Ridder & Rat. Geen idee nog wie het zijn verder. Dat gaat groeien, ook wij moeten hen nog ontdekken. Maar dat is precies de lol ervan; ontdekken door het te doen.
Heel regelmatig gaan we hier dus posten, misschien zelfs wel iedere dag, je weet het niet. We beginnen met een restje 2024, die vanzelf over gaat in 2025. Als je op de tekening klikt, wordt ie vanzelf groter. Alhoewel hij rechtsonder niet echt pakt, vreemd genoeg. Zoals met alle galerijen op Rizoomes.
Waiting for Godot is een iconisch boek uit de wereldliteratuur van Samuel Beckett. In de vorm van een toneelstuk, gepubliceerd in 1952. Talloze studies zijn er over geschreven, dikke boeken met filosofische speculaties. Toch is dit het enige stukje dat ik ken dat zich afvraagt of Godot misschien een Black Swan is. Ja, je weet het niet.
Ergens in een desolate omgeving, bovenop een heuvel, staat een boom. Er zitten twee mannen onder, Vladimir en Estragon, die elkaar GoGo en Didi noemen.
Ze wachten.
Op Godot.
Het is onduidelijk hoe lang ze er al wachten. Of hoe vaak ze er zijn teruggekeerd. Het is ook onduidelijk wie Godot is. Eigenlijk is alles onduidelijk. En dat blijft het hele toneelstuk zo.
Onduidelijk.
Het wordt ook nog absurd, als Pozzo en Lucky voorbij komen. Lucky draagt alle koffers en zit aan een lang touw vast, waar Pozzo naar believen aan trekt. Om Lucky mee te besturen.
Raar.
Mijn exemplaar van Godot komt uit 1959
In het tweede deel komen Pozzo en Lucky nog een keer voorbij, al is de situatie dan totaal veranderd. Dat moet jezelf maar eens lezen. Het roept wel de vraag op of Pozzo en Lucky ook langs die boom lopen als Vladimir en Estragon er niet zijn.
En hoe de boel er de volgende keer voor staat. Is er leven na de tweede acte? Of is het gewoon een herhaling van de eerste, is alles een herhaling?
Alhoewel dat eigenlijk niets uitmaakt. Dingen gebeuren of gebeuren niet, wachtend op Godot.
Boekenclub
Waiting for Godot is al weer het zesde boek dat de Waddinxveense Boekenclub Excelsior las. De enige twee leden van de WBE zijn eensgezind in hun oordeel. Goed dat het er is en goed dat er ook maar eentje van is. Want wat moet je hier in Godots naam mee?
Maar hij mag wel in de boeken top 100. Omdat ie zo veel impact heeft gehad. Omdat iedereen die zich belangrijk vindt er zijn hoofd over gebroken heeft. Er dikke boeken met geleerde teksten over zijn verschenen. Terwijl Beckett er zelf heel mysterieus over bleef doen.
Expres, denk ik. Om te plagen.
Het is een spel, zo zei hij. Een spel om te overleven. En tegen één van de hoofdrolspelers zei hij, gevraagd waar Waiting for Godot nou echt over ging: ‘It’s all symbiosis, Peter; it’s symbiosis,’
Dat u het maar weet.
Overigens zei Ian McKellan over Godot dat het voornamelijk over oude mannen gaat. Met pijnlijke voeten, vaste gewoontes en een kleine blaas. “Waarom denk je dat Estragon zo vaak uit beeld verdwijnt? “
Black Swan als anti-gebeurtenis
Tussen al die geleerde beschouwingen over Godot zou een heel kleintje van mij niet in de weg zitten, vond ik. Dus vroeg ik me af of Godot misschien een Black Swan was, voor Vladimir en Estragon althans.
Patrick Stewart en Ian McKellan als respectievelijk Vladimir en Estragon voor de beroemde boom. Fot is een still uit een promofilmpje van youtube.
Onmiskenbaar heeft Godot een grote impact op hun leven, dat ze pas achteraf beginnen te begrijpen. Voor hen belichaamt hij de mogelijke ontsnapping uit hun ellende, die uiteindelijk niet komt. Een Black Swan is dus niet alleen iets waardoor je ergens in beland, maar ook waardoor je er niet uitkomt.
Een anti-gebeurtenis.
Zoals een mislukte bevrijding van de Tweede Wereldoorlog zou zijn geweest. Gelukkig liep het anders, maar je kan je de impact van die (hypothetische) anti-gebeurtenis voorstellen.
Voor Vladimir en Estragon is het wegblijven van Godot anti-gebeurtenis genoeg om zichzelf op te hangen, althans daar een poging toe te wagen. Want het touw dat Estragon als broekriem gebruikt is te kort om zich mee te verhangen. Zelfs dat lukt ze niet.
Niets lukt ze.
Endgame
Dat leidt uiteindelijk tot het volgende slot:
ESTRAGON: You say we have to come back tomorrow?
VLADIMIR: Yes.
ESTRAGON: Then we can bring a good bit of rope.
VLADIMIR: Yes.
Silence.
ESTRAGON: Didi?
VLADIMIR: Yes.
ESTRAGON: I can’t go on like this.
VLADIMIR: That’s what you think.
ESTRAGON: If we parted? That might be better for us.
VLADIMIR: We’ll hang ourselves tomorrow. (Pause.) Unless Godot comes.
ESTRAGON: And if he comes?
VLADIMIR: We’ll be saved.
ESTRAGON: Well? Shall we go?
VLADIMIR: Pull on your trousers
ESTRAGON: What?
VLADIMIR: Pull on your trousers.
ESTRAGON: You want me to pull off my trousers?
VLADIMIR: Pull ON your trousers.
ESTRAGON: (realizing his trousers are down). True.
He pulls up his trousers.
VLADIMIR: Well? Shall we go?
ESTRAGON: Yes, let’s go.
They do not move
Godot als anti-gebeurtenis. Impressie van Chat GPT
Eindoordeel
Waiting for Godot begint met niets en het eindigt met niets. Wat er in de tussentijd gebeurt doet er eigenlijk ook niet toe. Zulks is het leven. Uitgebeeld in een absurdistisch toneelstuk van dik anderhalf uur, dat zo ambigu is dat zowel alles waar kan zijn als niks. Desondanks wordt het nergens somber. Het is een opgewekt toneelstuk.
Dat is de kortst mogelijke samenvatting van Waiting for Godot.
Vanwege die toneelvorm leest het trouwens niet zo lekker weg. Gelukkig is het wel heel kort; 94 pagina’s. Maar als je de kans krijgt, kijk dan naar het theaterstuk. De manier waarop de verschillende acteurs hun rol invullen is echt een toegevoegde waarde. Da’s veel beter dan tekst alleen.
Cijfer: 8
Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Want het is wel een icoon in de literatuur.
Op 14 augustus 1910 brak er een grote brand uit op de Expo van Brussel. Ongeveer 12 van de 90 hectares gingen verloren. Bovendien werden er veel wilde dieren afgemaakt omdat die een gevaar voor de bezoekers zouden vormen.Verslag van een bijzondere brand.
De eerste Wereldtentoonstelling (ook wel Expo genoemd) vond plaats in Engeland. Het was 1851 en er heerste een enorm optimisme over de vooruitgang in de wereld. Dat moest aanschouwelijk worden gemaakt, vonden vooral ook de handelaren zelf.
Zodoende werden de grammofoon, de auto en ook de telefoon op één van de Expo’s voor het eerst geïntroduceerd. Zelfs Heineken, dat zich graag afficheert als ons nationale pilsener, won ooit een Grand Prix op de Expo van 1889 in Parijs.
Crystal Palace
Eén van de pronkjuwelen op de eerste tentoonstelling was Crystal Palace. Dat zou in 1936 volledig afbranden. Het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam, geïnspireerd op datzelfde Crystal Palace en geopend in 1864, brandde in 1929 al af. Op één of andere manier bleken die grote gebouwen van staal en glas niet heel robuust in elkaar te steken.
Van 23 april tot 1 november 1910 was het de beurt aan Brussel, voor de 17e universele Expo. Op 14 augustus sloeg ook daar het noodlot toe. Er brak brand uit in het Engelse paviljoen, die uiteindelijk oversloeg naar de Franse en Belgische tentoonstellingsgebouwen. Ongeveer 12 hectare van de 90 brandde volledig af.
Ook hier weer grote paviljoens met glas en staal die al snel nauwelijks te blussen bleken. De brand hield op daar waar het gebouw eindigde.
Karel van de Woestijne
Karel van de Woestijne, één van Belgisch grote schrijvers en in 1910 correspondent voor het NRC in Brussel vond er het zijne van.
Waren tegen brandgevaar wel al de noodige maatregelen genomen? Het blijkt doorslaand van niet, en bij eene onlangsche meeting van pompiers moet daarop door deskundigen gewezen zijn in weinig vleiende bewoordingen. Was het wel aan te nemen dat men bij het bouwen en versieren als met opzet slechts licht-ontvlambare stoffen, als hout en linnen, had gebruikt, terwijl men voor enkele duizenden franken meer ijzerbeton had kunnen aanwenden voor de hoofdgebouwen zooals in Londen meestal gedaan wordt?
karel van de woestijne
Een paar maanden later, vlak voor de sluiting van de Expo, is er opnieuw een brand. Ook hierover vindt Van de Woestijne van alles.
Ik had dan ook over deze ‘ramp’ kunnen zwijgen, was het niet dat ze ten vierden male bewees, hoe gemakkelijk wereldtentoonstellingen in brandgevaar verkeeren. Het was de brand van het ‘Hôtel Métropole; daarna de brand van 14 Augustus – werkelijk een historische datum -; toen een ‘alerte’ in de hal der machines, en nu deze ‘Kosmos’-restauratie, waarvan alleen de hartstochtelijk-schorre tenor overblijft…
Karel van de Woestijne
Groetjes van de ramp
Uiteindelijk verzucht hij dat de mens tegenwoordig slecht luchtig en lichtzinnig leeft. Na een paar dagen is iedereen alles alweer vergeten en gaat door of er niets aan de hand was.
De tentoonstellingsbezoeker, hij, deze vooral die iederen dag terugkomt, en van Maandag af in den brand niet veel meer dan eene nieuwe en werkelijke verrassende attractie had gezien, is den nieuwen toestand al heel goed gewend. De twee eerste dagen was het getal bezoekers overgroot; nu is het alweêr tot het gewone cijfer geslonken; en het is dan ook te verwachten dat de inrichtende vennootschap bij den brand niets zal verliezen.
Dat Van de Woestijne er met zijn verzuchting niet ver naast zat blijkt misschien ook wel uit deze rampsichtkaarten. Vier van de zes zijn daadwerkelijk verstuurd en bij geen eentje is er op de achterkant een verwijzing naar de brand. Men doet elkaar de groeten en wenst de ander een prettige vakantie.
Met groetjes van de ramp.
Rampen in Belgïe
In de Rizoomotheek staat een exemplaar van Rampen in België, geschreven door Christian Deglas. Vreemd genoeg staat de brand van de Expo er niet in. Kennelijk niet groot genoeg. Het boek zelf is alleen nog tweedehands te verkrijgen. Check dan vooral boekwinkeltjes.nl.
Update 20 november 2023
Vlak na het afronden van de paragraaf over de brand in de Wereldtentoonstelling vond ik een boekje dat speciaal daar over ging. Tweetalig en voorzien van veel ansichtkaarten ter illustratie van de gebeurtenissen. Mooi voor in het Museum of Accidents.
Het is een beetje onduidelijk waar de schrijvers hun feiten aan ontlenen, maar een paar ervan zijn zeker het noemen waard. Met name omdat ze strijdig zijn met uitgangspunten van diverse theorieën over brand en paniek. We beginnen dan ook met een citaat.
Bij het begin van de brand breekt er in de straatjes van Brussel-Kermis paniek uit. Er ontstaat een woeste stormloop naar de uitgangen. Het gedrang en geduw is onvoorstelbaar. Vrouwen worden omgeduwd en vertrappeld. Iedereen denkt dat de wijk zelf in brand staat.
Iets verderop staat dan nog dat er zich “onvoorstelbare brute scenes afspelen. Vrouwen en kinderen worden omgelopen en met de voeten vertrappeld…Er wordt geschreeuwd, er wordt gehuild, er wordt om hulp geroepen.”
Plunderingen
Uiteindelijk wordt het leger ingezet om de ontruiming in goede banen te leiden en de inmiddels uitgebroken plunderingen te bezweren. Met name de juwelen uit het Engelse paviljoen zijn gezocht. Nog een paar opmerkelijke zaken:
Op het terrein was ook een dierentuin aanwezig. De ‘ongevaarlijke’ dieren konden worden gered door ze te verplaatsen, maar dat zat er voor de meeste wilde dieren niet in. Enkele roofdieren, waaronder krokodillen, zouden de brand niet overleven. Later zouden plunderaars ook delen van de dode dieren meenemen, waaronder tanden.
De wind draait enkele keren, en dat bepaalt kennelijk welke delen van de tentoonstelling gingen afbranden en welke er werden gespaard. Door toeval.
In de kranten werd geschreven dat de brandweer goed zijn best had gedaan, maar er werd “toch ook opgemerkt dat een efficiënt optreden werd gehinderd door een gebrek aan eenheid van leiding en bevel.” Al was het maar omdat het aangevoerde materieel uit de omliggende gemeentes niet op elkaar paste en blusleidingen daardoor niet konden worden aangesloten noch verlengd.
Bij de aanvang van de brand stond er geen druk op de waterleidingen. “De druk verhoogde slechts nadat telefonisch het bevel gegeven was de sluizen van het stadswaterleidingnet te openen.”
Diverse ooggetuigen maken melding van groene vlammen.
Er vielen buiten de onfortuinlijke dieren geen slachtoffers. Wel hakte een onderofficier van de carabiniers zich twee tenen af toen hij houten schotten aan het verwijderen was.
Ieder zijn vak, dacht ik toen, voor ik het boekje in de kast zette.
Dit blog staat in het Museum of Accidents. Daar vind je nog meer van dit soort rampen. Zoals die in de Innovation van 1967. Ook uit Belgïe.
Warren Buffett zei ooit dat prijs is wat je voor iets betaalt en waarde wat je ervoor krijgt. Uiteindelijk gaat het dus om de waarde, impliceerde hij; die wil je hebben. Wat het kost is daar een afgeleide van. Geldt dat ook voor veiligheid?
Voor een boekenverzamelaar als ik is de waarde van een boek belangrijker dan de prijs. Als ik een mooi exemplaar tref die uitstekend in mijn collectie past, ben ik zo nu en dan bereid licht irrationele prijzen te betalen.
Althans voor een buitenstaander. Zelf snap ik het wel volledig. Elk boek dat niet in mijn verzameling past, is daarentegen te duur. Dan gaat het wel over prijs.
Hoe zit dat eigenlijk met veiligheid, vroeg ik me af. Beoordelen we die op prijs of op waarde?
Toen ik die vraag aan mezelf stelde, merkte ik dat ik er niet direct een antwoord op had. Mijn eerste reactie was dat de waarde van veiligheid pas echt wordt gevoeld als het onveiligheid is geworden. Bij een ongeval of een brand ervaren we de (gemiste) waarde. De prijs van veiligheid was kennelijk leidend geweest, waardoor de ongewenste gebeurtenis kon plaatsvinden
Prijs van onveiligheid
Tegelijkertijd besefte ik dat onveiligheid ook een grote prijs heeft, naast mogelijke slachtoffers, de kosten voor het herstel van schade, vertrouwen en productiecapaciteit. Die prijs kunnen lang niet alle bedrijven opbrengen, zo blijkt. Ongeveer de helft van de bedrijven gaat failliet na een brand, ook al voldeden ze aan alle wettelijke brandveiligheidsregels.
Eén van de leukste objecten uit mijn boekenverzameling is deze miniatuuruitgave van de Enchiridion van Epictetus uit 1670. Gedrukt in Amsterdam, toen al vrijplaats voor het geschreven woord. Vanwege de link met de Stoa heeft het voor mij grote waarde, ook al kan ik het niet eens lezen. Het is in het latijns.
Sommige bedrijven die afbranden en failliet gaan, laten ook nog eens een enorme milieuschade achter, die uiteindelijk door de overheid moet worden betaald. Onder andere de brand bij Chemiepack heeft de discussie daarover aangewakkerd. Dat resulteerde in een aanpassing van de Omgevingswet, waardoor Seveso-bedrijven tegenwoordig verplicht worden om verzekerd te zijn voor de voorzienbare milieuschade na een major incident.
Ik laat de technische details hier even buiten beschouwing, maar ik vind het een fascinerende ontwikkeling. Nu moet de vervuiler echt gaan betalen. En zelfs al voordat de schade daadwerkelijk is opgetreden, door het aantoonbaar afsluiten van een verzekering. Echte kosten maken in het heden om mogelijke schade in de toekomst te beperken.
Dat is een prijs voor veiligheid betalen als het nog geen onveiligheid is geworden. Daardoor neemt ook de waarde van veiligheid toe.
Verzekeraars
Nou ken ik verzekeraars een beetje en die houden helemaal niet van het uitbetalen van schades. Zij zullen gaan sturen op de prijs van veiligheid. Hoe veiliger een bedrijf is, hoe minder premie ze hoeven te betalen.
Omdat goede verzekeraars over bakken vol data beschikken, kunnen ze ook helpen bij het opstellen van een uitgekiend veiligheidsbeleid. De waarde van veiligheid neemt daardoor ook toe.
Twee voor de prijs van één.
Ooit zei een financieel directeur tegen mij dat de bedrijfsbrandweer niet goedkoper hoefde, als die van onze concurrenten maar net zo duur werd. Ook dat was sturen op de prijs van veiligheid, niet op de waarde ervan.
Kennelijk werkt dat toch het beste, sturen op de prijs.
Behalve misschien bij de bibliofiele collectioneur. Daar is prijs slechts een randvoorwaarde, een hinderlijk rationele beperking. Maar goed, irrationaliteit is sowieso niet te sturen.
Prijs, kosten en cashflow zijn belangrijke onderwerpen als het gaat om fragiliteit en crisismanagement. Peter Wakkie vertelt er over in dit blog Onnodige crisis door fraude of wanbeleid. Kosten hebben een directe link met fragiliteit. Redundantie en veerkracht vragen vaak om veel geld en daardoor ben je duurder dan concurrenten die daar niet in investeren.
Op de lange termijn is de goedkope organisatie daardoor paradoxaal genoeg juist minder fragiel, ook al kan hij niet goed omgaan met onverwachte gebeurtenissen. Precies daarom is risicomanagement van belang; als je in een omgeving werkt met grote fysieke risico’s is investeren in veerkracht belangrijker dan in een markt zonder dergelijke risico’s.Sterker nog, als het niet hoeft kan redundantie je op de lange termijn de kop kosten.
Dit blog verscheen in iets andere vorm als column in de NVVK-info.
Over de domheid is een stuk tekst uit de proloog van Verzet en Overgave, een brievenboek van de Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Bonhoeffer schrijft daarin een korte sociologische verhandeling over domheid, die hij vooral typeert als een moreel tekort. Een moreel tekort van een groep mensen in een samenleving. Dat maakt het relevant voor de Territory in Crisis Awareness.
Regelmatig speur ik het internet af op zoek naar teksten die me kunnen helpen bij het verder uitwerken van het Crisis Awareness Framewerk. Op één van die sessies stuitte ik op een stuk tekst van Dietrich Bonhoeffer, een Duitse theoloog. Over de domheid, heet het. Het is in al zijn kortheid zo krachtig, dat ik besloot het integraal in dit blog op te nemen.
“The best fortress of tyrants is the inertia of the people.”
– Machiavelli
Eerst nog iets meer over Bonhoeffer. Hij werd geboren in 1906 en studeerde theologie. Na diverse omzwervingen belandde hij rond de jaren 30 in Berlijn. Daar verzette hij zich vanaf het begin tegen het opkomend nationaal socialisme. Uiteindelijk sloot hij zich aan bij een groep Abwehr officieren met het doel een staatsgreep te plegen en Hitler om te brengen.
In 1943 werd hij om andere redenen gearresteerd en opgesloten. Vanuit de gevangenis slaagde hij erin om een uitgebreide correspondentie op te zetten met vrienden en familie. Die brieven vormen de basis van het Boek ‘Verzet en Overgave’. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944 kwam zijn betrokkenheid aan het licht en werd hij alsnog geëxecuteerd.
Territory
In het Crisis Awareness Framewerk bestaat de Territory uit de omgeving van een organisatie in de breedste zin van het woord. In het hoofdstuk over Territory omschrijf ik dat als volgt:
Omdat de territory zowat alles is om een organisatie of situatie heen heb ik het gerubriceerd in zes paragarafen, zodat je wat meer structuur hebt om betekenis te kunnen geven. Het gaat om de staat van de samenleving, fysieke omgeving, bestuurlijke en institutionele omgeving, media en social media, markt en geopolitieke ontwikkelingen.
Het stuk van Bonhoeffer over de domheid vond ik interessant omdat het een kenmerk van een groep mensen uit een samenleving beschrijft. Daarmee is het dus geen psychologisch fenomeen, zoals ik in een paragraaf onder Fragiliteit beschrijf, maar een sociologisch probleem.
Bonhoeffer beschrijft het als een moreel tekort. Met een gebrek aan intelligentie heeft het niets te maken. Vanuit zijn theologische achtergrond bestrijdt Bonhoeffer dat tekort met een overgave aan God, wat hij een innerlijke bevrijding noemt.
Ik ben zelf agnost, wat zo ongeveer inhoudt dat ik niet weet of er wel of geen God bestaat. Dat betekent niet dat ik religieuze teksten afwijs. Al eerder schreef ik over Benedictus en Ignatius van Loyola als inspirators voor een onderdeel van crisismanagement. Op die manier las ik ook Bonhoeffer; wat kun je er van leren zonder je direct te hoeven bekeren?
De paragraaf hieronder heb ik overgenomen uit Verzet en Overgave. De twee kleine tussenkopjes heb ik toegevoegd om de paragraaf in omvang behapbaar te houden.
Dietrich Bonhoeffer over de domheid
“Domheid is een gevaarlijker vijand van het goede dan slechtheid. Tegen het kwade kun je protesteren, je kunt het ontmaskeren; desnoods met geweld verhinderen. Het kwade draagt altijd de kiem van eigen ontbinding in zich, want het laat in de mens tenminste een gevoel van onbehagen achter.
Tegen domheid zijn wij weerloos.
Noch met protesten noch met geweld is hier iets te bereiken. Argumenten baten niet. Feiten die niet stroken met het eigen vooroordeel kan men heel eenvoudig ongeloofwaardig noemen – in zulke gevallen wordt de domme mens zelfs kritisch – en feiten die niet te ontkennen zijn, kunnen opzij geschoven worden als nietszeggende uitzonderingen.
Bovendien is de domme mens, in tegenstelling tot de slechte mens, zeer met zichzelf tevreden. Hij is zelfs gevaarlijk want hij is prikkelbaar en agressief. Daarom moet men met de domme voorzichtiger zijn dan met de slechte. Nooit zullen wij weer proberen de domme met argumenten te overtuigen; dit heeft geen zin en is gevaarlijk.
Om te weten hoe wij domheid moeten benaderen moeten wij proberen haar wezen te begrijpen.
Moreel tekort
Vast staat, dat domheid geen gebrek is aan intelligentie, maar een moreel tekort. Er zijn mensen met een buitengewoon snel verstand, die dom zijn en mensen met een traag verstand die allesbehalve dom zijn.
We ontdekken tot onze verbazing dat domheid aan het licht komt in bepaalde situaties. Bovendien krijgt men de indruk, dat domheid niet zozeer een aangeboren gebrek is maar dat de mensen onder bepaalde omstandigheden dom gemaakt worden of zich dom laten maken.
We constateren verder dat teruggetrokken of eenzaam levende mensen niet zo vaak dit gebrek vertonen als mensen of groepen van mensen die geneigd zijn of gedwongen worden in gezelschap van anderen te leven.
Domheid schijnt dus eerder een sociologisch dan een psychologisch probleem te zijn. Het is het gevolg van bepaalde beïnvloeding door historische omstandigheden, het is een psychologisch bijverschijnsel van bepaalde sociale verhoudingen.
Bij nadere beschouwing blijkt dat iedere sterke machtsontplooiing, politiek of religieus, een groot deel van de mensen met domheid slaat. Dit lijkt zelfs zonder meer een psychologisch-sociologische wet.
De macht van de één vraagt om domheid van de ander.
Dit proces verloopt niet zo dat bepaalde capaciteiten van de mens, de intellectuele bijvoorbeeld, verminderen of uitvallen. Nee, overweldigd door de machtsontplooiing, wordt de mens beroofd van zijn innerlijke zelfstandigheid en ziet er van af – meer of minder bewust – een eigen houding te vinden tegenover de wereld waarmee hij geconfronteerd wordt.
Dietrich Bonhoeffer
De nukkigheid van de domme mens mag ons niet doen geloven dat hij zelfstandig is. Als je met hem praat, merk je direct dat je niet te maken hebt met hemzelf, met hem persoonlijk, maar met leuzen en slogans die macht over hem hebben. Hij leeft in een ban en is verblind, aangetast in zijn wezen en misbruikt.
Zo wordt de domme een willoos instrument in staat tot alle kwaad en hij is niet bij machte dit kwaad als zodanig te onderkennen. Hier ligt het gevaar van een duivels misbruik. Dit zal de mensen voorgoed te gronde kunnen richten.
Innerlijke bevrijding
Hier blijkt ook overduidelijk, dat de overwinning van de domheid geen kwestie is van voorlichting, maar alleen van bevrijding. En men zal er in moeten berusten dat echte innerlijke bevrijding in de meeste gevallen pas mogelijk wordt, nadat eerst de uitwendige bevrijding heeft plaatsgehad.
Zolang dat niet gebeurd is, zullen wij moeten afzien van iedere poging de domme te overtuigen. Hier ligt ook de reden, waarom het onder dergelijke omstandigheden geen zin heeft te willen weten wat ‘het volk’ denkt en waarom deze vraag voor mensen die verantwoordelijk denken en handelen zo onbelangrijk is – alleen in deze omstandigheden wel te verstaan.
Het Bijbelwoord, dat de vreze Gods het begin van de wijsheid noemt (Psalm 111:10) houdt in, dat alleen de innerlijke bevrijding tot een verantwoord leven voor God de werkelijke overwinning van de domheid is.
Overigens bevatten deze gedachten over de domheid toch deze troost: zij laten zien dat het beslist niet aangaat het merendeel der mensen onder alle omstandigheden als dom te beschouwen. Waar het om gaat is de vraag, of de machthebbers meer verwachten van de domheid der mensen dan van hun innerlijke zelfstandigheid en wijsheid.
Wij lopen groot gevaar te komen tot verachting van de mens, hoewel we weten dat we er niet het recht toe hebben en dat onze verhouding tot de mensen hierdoor onvruchtbaar wordt. De volgende gedachten kunnen ons wapenen tegen deze verzoeking.
Als wij de mens verachten, vervallen wij precies in de hoofdzonde van onze tegenstander.
Wie een mens veracht, zal nooit iets goeds uit hem maken. Wat wij in anderen verachten, is onszelf nooit helemaal vreemd. Vaak verwachten wij meer van anderen dan wij zelf bereid zijn te doen. Waarom hebben we tot nu toe zo onzakelijk gedacht over de mens, zijn kwetsbaarheid en zwakheid?
Wij moeten leren de mensen niet zozeer te taxeren op wat zij doen en laten, maar op wat zij meemaken. De enige vruchtbare verhouding tot de mensen – vooral tot de zwakken – is liefde, de wil hun leven te delen.”
Popper paradox
Het stuk over de domheid is een klein deel uit een grotere tekst, waarin Bonhoeffer zich afvraagt hoe zich op te stellen tegen het kwaad dat zich onder de nationaal socialisten manifesteerde en uiteindelijk tot de Tweede Wereldoorlog leidde. Is het geoorloofd geweld te gebruiken?
Attentat vom 20. Juli 1944. Besichtigung der zerstörten Baracke im Führerhauptquartier “Wolfsschanze” bei Rastenburg, Ostpreußen. Bild von Bundesarchiv.
Uiteindelijk vindt Bonhoeffer van wel. Het gaat er volgens hem om dat de volgende generatie in vrijheid kan leven, niet om je eigen heldendom te vieren. Vanuit deze redenatie valt ook zijn betrokkenheid bij de aanslag op Hitler te begrijpen.
Alleen uit deze vraag, gesteld vanuit verantwoordelijkheid tegenover de geschiedenis, kunnen oplossingen ontstaan die vruchtbaar zijn, al zullen ze aanvankelijk weinig stroken met ons eergevoel. Kortom, het is veel gemakkelijker in principe een zaak trouw te blijven, dan in concrete verantwoordelijkheid.
Dietrich Bonhoeffer
Het deed mij denken aan de Popper paradox. De filosoof Karl Popper schreef dat een samenleving die onbegrensd tolerant is, uiteindelijk ten onder zal gaan aan intolerantie.
Hiermee bedoel ik niet dat we de uitingen van intolerante filosofieën altijd moeten onderdrukken; zolang we die met rationele argumenten kunnen bestrijden en ze met behulp van de publieke opinie onder controle kunnen houden, zou verbieden zeker onverstandig zijn. Maar we moeten wel het recht opeisen ze te verbieden, zo nodig zelfs met geweld. Het kan namelijk heel goed zijn dat zij niet bereid zijn een rationele discussie met ons aan te gaan, maar elke vorm van discussie juist van de hand wijzen. Zij kunnen hun volgelingen verbieden naar rationele argumenten te luisteren omdat die misleidend zouden zijn, en hun leren argumenten te beantwoorden met de vuist of met vuurwapens. We moeten dan ook uit naam van de tolerantie het recht opeisen de intolerante medemens niet te tolereren. We moeten eisen dat elke beweging die intolerantie predikt, zichzelf buiten de wet stelt, en we moeten het aanzetten tot intolerantie en vervolging als crimineel beschouwen, net zoals we het aanzetten tot moord, kidnapping of terugkeer van de slavenhandel als crimineel moeten beschouwen.
Karl Popper
Zowel de tekst van Bonhoeffer als die van Popper zet aan tot denken in deze onrustige tijden. Het zijn fragmenten die onderdeel uitmaken van de bredere ontwikkelingen in de Territory en daarmee ook van je Crisis Awareness. Waarop ik wederom zou willen afsluiten met de uitspraak van Benedictus:
Als het goede maar gebeurt.
Ik heb maar een klein deel van Verzet en Overgave besproken. Daarom onthoud ik mij van een generiek eindoordeel. Behalve dan dat is een indrukwekkende geschiedenis is, dat zeer de moeite waard is om te lezen. Ik geef het een 8 en bewaar het zeker.
In zijn boek Chaos Kings beschrijft de journalist Scott Patterson in welke omgeving het denken over de Black Swan tot stand kwam. Die invalshoek gaf mij het inzicht dat een Black Swan geen gebeurtenis is, maar een mindset. Een metafoor voor het ultieme doel van de crisismanager. Het is ook een paradox: als je de Black Swan niet hebt, heb je hem. Zodra je hem hebt, ben je hem weer kwijt. Dan is de vogel gevlogen.
In mijn zoektocht om meer grip te krijgen op de Black Swan kwam ik langs de Chaos Kings, een boek van Scott Patterson. Patterson is een journalist die met name schrijft over de beurs op Wall Street. Twee eerdere boeken van hem, Quants en The Dark pool, werden bestsellers in Amerika. Dat opent deuren die voor anderen gesloten blijven. Zoals de deuren van de Chaos Kings.
Speculeren
How Wall Street traders make billions in times of crisis is de ondertitel. Daar weer onder staat een plaatje van een Black Swan in een kristallen bol. Dan heb je het thema van dit boek beeldend te pakken: kun je een Black Swan nu wel of niet voorspellen?
Om dat uit te zoeken gaat Scott Patterson achter de Chaos Kings aan; de mannen (ja, het zijn allemaal mannen) die van onrustige markten en chaos hun verdienmodel bouwden. Onder andere de Beurskrach van 2008 en Covid maakten hen rijk, door te speculeren met putopties op het verlies van aandeelwaarde. Hoe volatieler de markt, hoe meer zulke beleggingsproducten opleveren.
Remember, we’re pirates! Not the Navy!
– Mark Spitznagel
Nicholas Taleb is zo’n handelaar in chaos en ook zijn beleggingsmaatje Mark Spitznagel komt ruim aan bod in het boek. Verder nog mensen als de complexiteitswetenschappers Yaneer Bar-Yam en Didier Sornette. Ik ga ze hier niet allemaal opnoemen, daarvoor zijn het er te veel.
Maar je krijgt wel inzicht in de cultuur van de Chaos Kings en de manier waarop ze denken. Ik moest daarbij gelijk denken aan Bruno Latour, de onlangs overleden wetenschapsfilosoof, die er op gewezen had dat kennis een sociaal construct is dat per definitie in een bepaalde context tot ontwikkeling komt. Met andere mensen en cultuur had de kennis er anders uit gezien.
Het boek van Patterson gaf mij zodoende nieuwe inzichten in de Black Swan en dat maakte het lezen van de Chaos Kings zeker de moeite waard. Niet alle 466 pagina’s zijn echter even zinvol en je moet ook wel veel van zo’n vette Amerikaanse schrijfstijl houden om het van voor tot achteren te lezen. Dat werd dus veel scannen op relevante inhoud, om alle overbodige vorm te kunnen overslaan. Voor die momenten is een e-book wel lekker.
In de rest van dit blog schrijf ik op wat ik van de Chaos Kings over de Black Swan heb geleerd, in aanvulling op wat ik er eerder op Rizoomes al eens over geschreven heb. Daarmee is mijn zoektocht nog niet ten einde, maar het wordt wel weer een klein beetje duidelijker.
De basisgedachte van de Black Swan zie je in dit citaat over put opties al terug.
He realized options had a curious trait —they were nonlinear. Profits that could be made on certain trades seemed far out of whack from the risk taken, the one or two bucks you paid for the contract. The risk was all held by the seller of the option. The buyer only risked losing his one or two bucks. What looked especially interesting, thought Taleb, were options for highly unlikely events—the big crashes that rattled markets or bankrupted companies. Such options were very cheap indeed. Their sellers were acting like tomorrow would be just like today. Taleb knew that was a foolish bet.
Wat ik hier lees is, is dat de Black Swan eigenlijk over twee hoofdzaken gaat: risicobewustzijn (in de vorm van situational awareness) en schadebegrip.
Risicobewustzijn
Taleb zegt dat de meeste mensen van de ene naar de andere dag leven in de verwachting dat alles ongeveer gelijk zal blijven. Meestal verandert er ook niet zo veel in de normale wereld, die Taleb Mediocrestan noemt. Maar schijn kan bedriegen. Want onder de rustige oppervlakte gaat soms een grote volatiliteit schuil, die aanleiding kan zijn voor een onverwacht grote gebeurtenis.
In de Black Swan maakt Taleb deze vergelijking tussen Mediocrestan en Extremistan.
Een uitschieter.
Het is met dergelijke uitschieters waarmee Taleb en Spitznagel hun fortuin vergaarden. Door eerder dan de rest te begrijpen dat de non-lineariteit van een situatie tot een zeer snelle escalatie zou kunnen leiden.
Panic early, zeggen ze daarom ook, want de tijd wordt je vijand bij zo’n ontwikkeling. Dan gaat alles opeens zo hard dat je het niet meer bij kunt houden en de boel uit de klauwen loopt.
De hockeystick, noem ik dat in mijn trainingen. Na lang sudderen kan een suboptimale (volatiele) situatie opeens volledig ontsporen. Dergelijke irops (irregular operations) hebben we creeping disruptions gedoopt. Weak signals vragen dan om een hard respons. Weick zei het al.
Een crisisteam hoort daar ook gemandateerd voor te zijn door de directie, want zonder die bevoegdheid zullen weinig mensen hard durven ingrijpen en dan gaat het dus fout. Soms wordt er dan ook voor niets hard ingegrepen, blijkt dan achteraf. Dat is de reden dat Taleb vindt dat je Black Swans niet kan voorspellen, alleen achteraf kunt verklaren.
Maar je kunt wel de situatie herkennen waarin Black Swans mogelijk kunnen landen. Dat is situational awareness. En dat is ook de reden dat goed crisismanagement alleen uit je eigen organisatie kan komen. Want jij weet als geen ander wat normale bedrijfsvoering is en wanneer er afwijkingen optreden, wanneer de hockeystick op de loer ligt.
Kennis doet er dus toe. Zowel over je eigen bedrijfsvoering als over de mensen die het uitvoeren. En in welke valkuilen ze kunnen lopen, zoals de Regel van Hermans. Daarover lees je meer in dit blog over de nieuwe wet van Murphy. De Handreiking Black Swan Analyse houdt ook rekening met die regel, die sluit daar goed op aan.
In tegenstelling tot veel bestuurders vond ik het dus ook helemaal geen verrassing dat fatbikes zo’n groot probleem zijn gaan vormen. Dat had je kunnen zien aankomen, net als de ontspoorde statiegeldregeling. Allebei zijn het regelingen die in een fragiel systeem werden geïmplementeerd en aan alle onderdelen van het systeem raken, waarbij tegelijkertijd het menselijk gedrag feitelijk onbegrensd is en dus ongehinderd kan escaleren.
The study of complex systems is anti-reductionist—you have to study the whole colony, the whole team. As complexity scientist Peter Dodds put it: “There’s no love in a carbon atom, no hurricane in a water molecule, no financial collapse in a dollar bill.”
Dit is ook het moment om iets verder op het schadebegrip in te gaan. Zo legt Taleb uit dat als je de helft van je aandelen verliest, je daarna 100% moet terugwinnen om weer op hetzelfde niveau terug te komen. Door verlies en schade wordt je positie fragieler, zodat je extra hard moet werken om weer terug te komen op je oorspronkelijke waarde.
Volgens Taleb snappen de meeste mensen daarnaast onvoldoende dat de schade van een uitschieter veel groter is dan je zou verwachten op basis van je ervaringen met kleine schades.
Precies wat Norman Maclean schreef in Young men and fire: “There’s not much to learn in fighting big fires from fighting small fires.”
In de Chaos Kings vergelijkt Patterson het ook met kleine steentjes. “If I am hit with a big stone I will be harmed a lot more than if I were pelted serially with pebbles of the same weight,” he wrote.
Bovendien kunnen kleine schades een systeem sterker maken. Dat is immers de gedachte achter antifragility. Uit de praktijk blijkt dit hersteleffect soms groter dan verwacht, zo leerde ik uit de kernrampen van Tsjernobyl en Fukushima. Daar bleef het daadwerkelijk aantal directe slachtoffers door blootstelling aan straling ver achter bij de verwachtingen. Mogelijk omdat het lichaam beneden een bepaalde grenswaarde beter kan herstellen dan men dacht.
Omgekeerd las ik dat de gezondheidsschade bij de hulpverleners van 9/11 en de Grenfell Towers veel groter is dan verwacht. Waarschijnlijk door de enorme blootstelling aan stof en rook. Kennelijk is daar het omgekeerde proces van kracht: na een uitschieter wordt een grenswaarde overschreden die mogelijk onherstelbare schade veroorzaakt. Ik heb beide cases uit het Museum of Accidents inmiddels aangevuld met deze informatie.
Als ik het bovenstaande samenvat in één zin, dan is het probleem van de Black Swan dat je risicobewustzijn en schadebegrip in mediocrestan zitten, terwijl de werkelijkheid in extremistan huist. Die mismatch leidt mogelijk tot een onvoorspelbare gebeurtenis met grote impact, die je slechts achteraf kan verklaren.
Dragon King
Alleen is Didier Sornette het daar helemaal niet mee eens, las ik in de Chaos Kings. Sornette is een Zwitserse complexiteitswetenschapper en wiskundige die onderzoek heeft gedaan naar crashes. Zowel fysieke crashes als beurscrashes. Zijn voornaamste kritiek is dat de aanvaarding van Black Swans leidt tot inactiviteit op grote risico’s. Hij noemt ze daarom zelfs gevaarlijk, omdat er geen maatregelen worden genomen terwijl dat wel had gekund.
Iets dergelijk vond ik destijds ook na herlezing van de Black Swan. Eigenlijk is het fenomeen nutteloos als je hem alleen maar achteraf kunt verklaren, schreef ik toen in dit blog. Sornette gaat verder in zijn kritiek. Volgens hem baseert Taleb zich teveel op statistiek en fat tails, terwijl de werkelijkheid beter wordt begrepen in termen van complexiteit.
Any organization designed to solve complex problems needs to match (or exceed) the complexity of the problem itself. That means single individuals by definition are unable to solve very complex problems. Solving very complex problems takes a village. Bar-Yam wrote: “The underlying challenge of this book is the question: How do we create organizations that are capable of being more complex than a single individual?”
Complexe systemen evolueren, waardoor er soms door feedback loops een bubble ontstaat, een gespannen ballon die met een kleine speldenprik uit elkaar kan spatten. Sornette verwijst daarbij onder andere naar het boek van Joseph Tainter over de Collapse van Complex Societies. Wat inderdaad een heel goed boek is.
Bovendien, zo zegt hij, ontstaan de grote crashes voornamelijk door endogene factoren, interne problemen van een organisatie of systemen. Terwijl Taleb juist exogene factoren aandraagt als de voornaamste reden van impactvolle gebeurtenissen. Of in termen van het Crisis Awareness Framewerk: de fragiliteit van een systeem leidt veel eerder tot een crisis dan een triggerincident.
Zelf deed hij onderzoek naar de drukbestendigheid van de Ariane brandstoftanks. Daarin ontdekte hij dat vlak voor zo’n tank bezwijkt ze een signaal afgeeft, een weak signal zogezegd. Precies hetzelfde vond hij bij aardbevingen en de beurs. Dat moment, wat hij een pocket noemt, is feitelijk een voorspeller voor een Black Swan.
Hic sunt dragones. Daar zijn draken, een oud Romeinse aanduiding van het Finisterre en de onbekende risico’s die je daar mogelijk aantreft.
Alleen noemt hij het Dragon Kings, geen Black Swan. Dragon Kings kun je vinden als je weet waar je moet zoeken, schrijft Sornette. En je moet data hebben om patronen te ontdekken. Als voorspeller.
Allemaal goed en wel, vindt Taleb, maar wat Sornette beschrijft zijn Grey Swans. Die kun je inderdaad voorspellen, maar dat zegt nog helemaal niks over Black Swans. Ze sluiten elkaar niet uit, zo veel wil hij maar zeggen. En ja, er is natuurlijk het turkey problem, waarbij de slager wel weet wie er geslacht gaat worden en de kalkoen nog niet. Dat is echter meer een kwestie van hoe je situational awareness tot shared situational awareness krijgt.
Ook dat zegt niets over Black Swans.
Het ei van de Chaos Kings
Welk ei hebben de Chaos Kings nu eigenlijk uitgebroed? Een grijze of een zwarte? Misschien zelfs wel een groene, die vloog aan het eind van het boek opeens voorbij maar valt buiten de focus van dit blog. Daar zeg ik nu dus verder niets over, wie weet in een ander blog.
Mijn belangrijkste inzicht na het lezen van de Chaos Kings was dat een Black Swan geen gebeurtenis is, maar een mindset. Een metafoor voor het ultieme doel van de crisismanager: zoeken naar wat je niet weet, beseffen dat alles per definitie incompleet is en daar vervolgens toch naar handelen.
Dat handelen maakt een organisatie vervolgens antifragiel. Antifragiel is daarmee volgens mij dus ook een mindset, een handelingskader, en geen gebeurtenis of een actie. Het is een becoming, een structurele adaptatie en soms zelfs transformatie. Zoals ik beschrijf in het Framewerk Crisis Awareness.
Let wel, dit vind je zo niet letterlijk terug in het boek. Het is mijn conclusie op basis van dit boek en mijn eerdere speur- en schrijfwerk. Sornette heeft wat mij betreft dus geen gelijk; een Black Swan mindset voorkomt niet dat mensen handelen, het is juist de stuwende kracht achter het handelen.
Daarnaast is de Black Swan een paradox. Als je hem niet hebt, heb je hem. Zodra je hem wel hebt, ben je hem weer kwijt. Want de Black Swan is de unknown unknown. Wanneer je het weet, is het geen unknown meer, maar is er nog steeds een unknown unknown.
Het is ook belangrijk om te beseffen dat een Black Swan geen absolute grootheid is, hij is relatief en afhankelijk van wat je wel weet. “Normal is an illusion. What is normal tot he spider, is chaos to the fly”, zei Morticia Adams van The Adams Family. Precies zo formuleerde Taleb zijn Turkey problem. Wees niet de kalkoen, maar de slager.
Net als de horizon, je bent er altijd naar op weg maar je komt er nooit.
Eindoordeel
Chaos Kings is een dikke Amerikaanse pil waar tussen de vette schrijfstijl en het namedropping toch de nodige pareltjes te vinden zijn. Bij mij gaf het de doorslag om te zien dat een Black Swan geen gebeurtenis is, maar een mindset. Een mooie aanvulling op het Crisis Awareness Framewerk. Steeds weer een stapje verder.
Op deze manier geformuleerd, is de Black Swan een uitstekende missie voor het Crisis Awareness Framewerk. Want dat heb ik immers uitgewerkt als hulpmiddel om jouw crisisbewustzijn verder te helpen ontwikkelen.
Dat maakte het voor mij de moeite waard om Chaos Kings te lezen, maar je moet zelf wel een hele hoop werk verzetten om er iets van te maken. Ik weet niet of dat ook voor iedereen zal gelden. Als je weinig tijd hebt om te lezen, kun je misschien beter Fluke pakken. Leuker en leerzamer.
Voor liefhebbers van Taleb en complexiteitdenkers ligt dat mogelijk anders. Voor hen is het een aanrader, al was het maar om te zien uit welke subcultuur dit denken vandaan komt. Een invalshoek die je niet terug vindt in het werk van de heren zelf.
Cijfer: 7
Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: nee. Maar ik heb een electronische versie, dus die bewaar ik wel.
The Old man and the sea is het laatste werk van Ernest Hemingway en misschien ook wel zijn belangrijkste. In 1952 verschenen, voelt het nog steeds modern aan; een verhaal met een misschien wel universeel thema over de strijd die je moet voeren om als individu te overleven. Ook al is het in je normale dagelijkse werk, zoals dat van de visser Santiago.
He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him.
Zo begint The old man and the sea. Eigenlijk was ik van plan deze klassieker gewoon te lezen en er misschien een klein blogje over te schrijven, meer niet, maar al gelijk bij de volgende zin pakte ik het potlood erbij voor een streepje in de kantlijn.
But after forty days without a fish the boy’s parents had told him that the old man was now definitely and finally salao, which is the worst form of unlucky, and the boy had gone at their orders in another boat which caught three good fish the first week.
Salao.
Dat triggerde gelijk mijn interesse, salao, net zoals ik indertijd ook geïntrigeerd raakte door het Portugese woord ‘desenrasque’. Salao is afkomstig van het Spaanse ‘salado’, zo vond ik via google, wat zoutig betekent.
Met name in Latijns Amerikaanse landen wordt salao gebruikt voor het aanwijzen van iemand met extreme pech. Een reden om zo’n persoon te mijden; stel je voor dat ie jou er ook mee besmet.
Dit is mijn exemplaar, een 16e druk uit 1958.
Dus gaat de oude man voortaan alleen de zee op, in de hoop dat zijn kansen keren.
Dan, ergens op pagina 22 van de door mij gelezen versie, valt de volgende overweging van de old man mij direct op.
But, he thought, I keep them with precision. Only I have no luck anymore. But who knows? Maybe today. Every day is a new day. It’s better to be lucky. But I would rather be exact. Then when luck comes, you are ready.
Stoa
Want toen ging mijn Stoa lampje aan. Het was namelijk Seneca die in zijn Stoïcijnse brieven had geschreven dat geluk dat is wat gebeurt als preparatie en momentum elkaar raken. Zou Hemingway van de Old man and the sea een Stoïcijnse parabel hebben willen maken? En zo ja, zou dat dan gelukt zijn?
Tijd voor mijn lezersgereedschap: potlood, plakkertjes, boekje en stoïcijnse leesbril. Op zoek naar memorabele quotes en gebeurtenissen die wat meer licht kunnen laten schijnen op die vraag. Ik heb ze in dit blog in chronologische volgorde overgenomen. Het commentaar volgt zodoende de quotes en niet andersom.
Voor ik verder op die quotes in ga, is het wel goed om een heel klein beetje meer van het verhaal te vertellen, zonder het te willen spoilen overigens. Komt ie.
Na al die dagen zonder geluk gaat Santiago deze keer verder dan normaal de zee op. Soms moet je iets veranderen om een andere uitkomst te krijgen. Met succes: op zeker moment merkt hij dat hij beet heeft.
Een Marlijn.
Die sleept hem met zijn bootje dagenlang voort, wat een spannende strijd oplevert met aantrekkende vislijnen en harpoenen en allerlei ander gedoe. Op de weg terug wordt de old man bovendien aangevallen door haaien, maar ook dat weet hij te pareren; niet zonder offers, overigens, maar dat is onderdeel van de strijd. Zonder dat zal je niet in staat zijn als mens te groeien.
Want volgens de Stoa is filosofie niets anders dan practice what you preach. Te leven naar je overtuiging. Vindt ook the old man.
Now is the time to think of only one thing. That which I was born for.
Pauline, Patrick, Ernest, John, and Gregory Hemingway with four marlins on the dock in Bimini, 20 July 1935. Foto is van Ernest Hemingway Collection/John F. Kennedy Presidential Library, Boston.
De Stoa richt zich overigens niet alleen op de directe ervaring om te leren. Het concept Prohairesis gaat namelijk ook om preparatie. Jezelf voorbereiden op dat wat mogelijk is en er je opstelling in kiezen. Dat is het mooie van literatuur; een goede manier om jezelf te oefenen op nieuwe situaties, zonder ze zelf te hoeven meemaken.
Daar hoort wel bij dat je jezelf veel vragen stelt. Niet alleen over wat er gebeurt, fysiek, maar ook over je eigen capaciteiten. Zijn je waarnemingen correct? Is je situational awareness op orde? Klopt je kennis?
There might be a big one around that school, he thought. I picked up only a straggler from the albacore that were feeding. But they are working far out and fast. Everything that shows on the surface today travels very fast and to the north-east. Can that be the time of the day? Or is it some sign of weather that I do not know?
Mooi moment voor een snel rijtje quotes en commentaar achter elkaar.
Strijd
Na de onzekerheid over waar je geluk te beproeven om een vis te vangen, komt the old man in een strijd terecht. Die ook fysiek zeer doet, als zijn handen beschadigd raken door het vistuig.
After he judged that his right hand had been in the water long enough he took it out and looked at it. “It’s not bad,” he said. “And pain does not matter on a man.”
Dit was ook het moment waarop ik mezelf afvroeg of Hemingway niet eerder een metafoor voor de kruisweg van Jezus had gemaakt dan een Stoïcijnse parabel. Alhoewel die twee elkaar niet uitsluiten, natuurlijk; als het goede maar gebeurt.
The shark was not an accident. He had come up from deep down in the water as the dark cloud of blood had settled and dispersed in the deep blue sea.
De Stoa gaat niet alleen over geluk en pech, het toeval dat grotendeels de voortgang van je leven bepaalt. Er is wel degelijk ook causaliteit. Wat niet wil zeggen dat je die altijd kan beïnvloeden. Dan blijft acceptatie over, wat weer wat anders is dan opgeven.
But man is not made for defeat,” he said. “A man can be destroyed but not defeated.
Hemingway in zijn bootje voor de kust van Cuba, 1950.
Die houding, dat je niet alles kan en soms gewoon moet doorzetten zonder er iets van te vinden vind je ook terug in de volgende quote. Inclusief de wetenschap dat voor alles en iedereen er zoiets geldt als toeval en plotseling veranderende omstandigheden.
Don’t think, old man,” he said aloud. “Sail on this course and take it as it comes.
Alhoewel je soms ook wel donders veel weerstandsvermogen en veerkracht moet hebben. En de energie en wilskracht om dat op te brengen, zo illustreert de volgende quote.
“Ay,” he said aloud. There is no translation for this word and perhaps it is just a noise such as a man might make, involuntarily, feeling the nail go through his hands and into the wood.
Naast de wilskracht en volharding vraagt de Stoa dat je niet negatief gaat denken. Bedenk niet wat je had moeten doen, maar wat je kan doen.
“I should have brought a stone.” You should have brought many things, he thought. But you did not bring them, old man. Now it is no time to think of what you do not have. Think of what you can do with what there is.
Desenrasque. Dat is gebruik maken van wat er wel is. Een mooie voorzet op de laatste quote over Stoïcijns geluk. Die veel lijkt op de strategie van de toevallige kans.
Luck is a thing that comes in many forms and who can recognize her?
Eindoordeel
Naar het schijnt hoorde Hemingway ooit het verhaal van een oude visser en zijn strijd met een Marlijn op Cuba. Dat gegeven werd de basis van de Old man and the sea. Eerst bedoeld als onderdeel van een trilogie, vond hij het later goed genoeg om het als zelfstandige novelle uit te geven.
Het werd het laatste zetje naar de Nobelprijs voor literatuur in 1954.
De karakteristieke witte baard voor Hemingway is inmiddels aanleiding voor jaarlijkse look-a-like wedstrijden. Waarbij de deelnemers misschien meer op de kerstman lijken dan op Hemingway.
In zes weken tijd knalde hij de 26.531 woorden op papier. In één flow, denk ik als lezer. Want dat is wat je voelt: een verhaal dat er in zat en er uit moest. In een stijl waar al het overbodige uit is geschrapt. Je krijgt de kern en niets meer dan de kern.
Is het dan ook een Stoïcijnse parabel?
Ja, dat denk ik wel. Zoals het volgens mij ook een metafoor is voor de kruisweg van Jezus. Er gaan daarnaast stemmen op die menen dat de Old man tevens over Hemingway zelf gaat; succesvol in het verleden maar al jaren positie verliezend in het literaire landschap, kranig volhardend om nog één keer met een meesterproef zijn vaardigheid te bewijzen.
Je kan er zelfs het Crisis Awareness Framewerk op los laten. Over de fragiliteit van de Old man en de woelige ontwikkelingen in de territory, zowel in zijn vissersgemeenschap als fysiek op zee. Met de haaienaanval als triggerincident, die in dit geval werd afgeslagen waardoor de crisis werd bezworen.
Uiteindelijk kan denk ik iedereen zijn eigen verhaal in The old man and the sea lezen, zolang je je maar kunt identificeren met Santiago, de oude visser. Dat is de kracht van The Old man and the sea.
Het is daarmee een archetypische beschrijving voor de strijd die je moet voeren om te overleven en die op alles en iedereen kan slaan. En waarbij doorzettingsvermogen en waardigheid een belangrijke rol spelen als het universele thema.
Cijfer: 9
Zou ik de Old man and the sea bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Ook hij komt op de plank voor de top 100 van beste boeken. Net als Radetzkymars, Brieven aan Camondo en De Tijgerkat.
Schrijver zijn is een bundel essays van Hilary Mantel dat postuum verscheen in februari 2024. Het zijn overpeinzingen, ervaringen en inzichten, staat er op de kaft. Dat dekt de lading volledig. Het inspireerde mij tot enkele overwegingen rondom zachte fragiliteit. Want ook dit soort boeken lezen we met de bril van Crisis Awareness op.
Als blogger ben ik ook schrijver, al zeg ik het zelf. Weliswaar staat wat ik typ niet op papier maar op een beeldscherm, het blijven woorden en zinnen die op de juiste manier achter elkaar gezet een verhaal vormen. Wat dan die juiste manier precies inhoudt is natuurlijk het grote schrijversgeheim. Dat laat zich pas vinden na goed zoeken. En dan soms nog niet.
Bijvoorbeeld door een schrijversblok.
Ik heb daarom een zwak ontwikkeld voor boeken over schrijven. Van schrijvers. Smachten naar tips, doe ik. Hoe wordt je nou echt goed?
Eigenlijk weet ik het wel. Je moet het gewoon doen, schrijven. Veel doen en elke keer weer een stukje beter. Zo nu en dan voeg je iets nieuws aan je repertoire toe dat je bij een ander hebt gezien, dat zal zich ongemerkt voegen in wat je eigen stijl is en daarna is ook dat onderdeel van jou. Precies daarom lees ik dus graag boeken over schrijven.
Zoals Schrijver zijn van Hilary Mantel. Ik kende haar als grote dame van de historische fictie, met name door haar trilogie over Thomas Cromwell aan het hof van Henry VIII. Ergens tussen 1500 en 1533. Al las ik dat nooit, niks van haar eigenlijk. Tot nu toe. Want dit kleine boekje had gelijk een grote aantrekkingskracht en na een paar bladzijden in de winkel was ik verkocht.
Wat een heerlijk boekje.
Ik houd mij als schrijver bezig met de herinnering, de persoonlijke en de collectieve, met de rusteloze doden die hun rechten opeisen
Kantoorartikelen
Schrijver zijn omvat veertien stukken over schrijven, kantoorboekwinkels, wissen en gummen en examenkoorts. Om maar eens wat onderwerpen te noemen, want Mantel gaat breed en diep tegelijk. Zo vertelt ze over het genot van online kantoorartikelen bestellen die vlekkeloos snel worden bezorgd. Waren de posterijen en de bezorgdiensten maar zo punctueel, verzucht ze met een hele grote knipoog.
Ze legt ook uit dat ze gebruik maakt van kaartenbakken om informatie over haar personages mee te rubriceren. Daarom is ze tegen opschrijfboekjes met een harde kaft. Alsof je lineair je invallen zou opschrijven, zo constateert ze in Schrijver zijn, maar dat is natuurlijk niet zo. Alle losse flodders en aantekeningen moet je los kunnen optekenen en daarna met goede knijpers bij elkaar halen als zelfstandige betekenisvolle verzamelingen. Rizomen, haast.
Maar ze schrijft ook over het gevoel van examenkoorts dat ze krijgt bij elke boekverkiezing. Het is één van de nadelen van schrijver zijn. Van haar hoeft dat allemaal niet zo. En ze vertelt over hoe diep je verstrengeld je kan raken met een personage uit het verleden, immer een sinds lang vervlogen geest.
Je hoeft niet in een leven na de dood te geloven om in geesten te geloven. De doden bestaan alleen bij de gratie van de levenden. Ze zijn wat wij van hen maken
Reith lezingen
Aansluitend aan dat eerste deel zit de grootste verrassing van Schrijver zijn: de transcriptie van de Reith-lezingen. De Reith lectures zijn door de BBC gestart in 1948 en vernoemd naar hun eerste directeur. Die vond dat de publieke omroep ook bedoeld was om het intellectuele en culturele leven te verrijken. Daarom is er jaarlijks op de radio een serie lezingen door een prominente figuur over een relevant onderwerp.
In 2020 was het de beurt aan Hilary Mantel en zij sprak over de rol van de geschiedenis in de huidige samenleving. Dat doet ze in vijf stukken, die dieper in gaan op wat het schrijven van historische non-fictie precies inhoudt. Met enkele gedenkwaardige observaties waarvan ik er hier een aantal zal overnemen.
Omdat ze gaan over de houdbaarheid van feiten, waarneming en waarheid. Ze zetten mij aan het denken over fragiliteit, één van de onderdelen van Crisis Awareness, waarna ik besefte dat er minimaal twee vormen van fragiliteit bestaan. Harde- en zachte fragiliteit. Van die harde fragiliteit ben ik trouwens nog niet zo zeker. Misschien is alle fragiliteit wel zacht. Daarover een andere keer meer.
Maar goed, zachte fragiliteit dus, ik zag het opeens als een vorm van drijfzand. Je denkt er op te kunnen lopen, maar je zakt er gewoon in weg. Het stond officieel te boek als pad, in ieder geval was dat wat je dacht, maar het blijkt een gat zonder bodem.
Een paar voorbeelden.
Verzonken dorp
In de jaren dertig van de vorige eeuw werd het dorpje Derwent in Derbyshire opgeofferd voor de aanleg van een spaarbekken, lees ik in Schrijver zijn. Het ging dus helemaal onder water. Maar bij laag water kwam de kerktoren weer aan de oppervlakte en kon iedereen hem zien uitsteken.
Foto van de kerktoren in 1946. In eerste instantie was de toren intact gelaten, maar op 15 december 1947 werd hij om veiligheidsredenen alsnog opgeblazen.
Alleen was dat niet zo, ontdekte Mantel later, dat vertelden de mensen elkaar maar. Want de kerk was al in 1947 opgeblazen. Mantel leerde er drie dingen van.
Ten eerste dat het verleden totaal kan verdwijnen. Ten tweede dat je je data moet controleren. En ten derde, dat een mythe niet hetzelfde is als een leugen, maar een waarheid die in symbolen en metaforen is vervat. Materieel gezien was Derwent verdwenen, maar spiritueel gezien bestond het nog altijd
Deze drie dingen zijn dus ook waar als je ongevalsonderzoek doet, organisaties adviseert of (veiligheids)beleid ontwikkelt. Om maar eens wat te noemen. Hoe robuust zijn je aanbevelingen in het licht van de zachte fragiliteit van Mantel?
Een ander mooi voorbeeld gaat over het bewerken van geschiedenis. Mantel legt uit dat gebeurtenissen zich maar één keer afspelen. Alles wat we er daarna over vinden is een bewerking, een verhaal, een interpretatie. Zonder dat zouden we het verleden ook niet eens kunnen begrijpen. Het verklaart ook waarom de geschiedenis zo vaak weer verandert. Wat we zien over vroeger is wat we zien in deze tijd.
Want iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op latere leeftijd
Marten Toonder
Dubbele ik
Wat vastgelegd is op film is al een inkadering. Wat niet werd gefilmd, ging verloren. Elke keer als je naar het nieuws kijkt, zie je hoe een spontaan verslag is omgebouwd naar een samenhangend geheel van oorzaak en gevolg. De onbewerkte gebeurtenis is geordend tot geschiedenis.
De meesten van ons leiden een bewerkt leven. In het besef dat we een geheim ik hebben, en in het besef dat ons geheime ik niet acceptabel is. En dus sturen we een persona om ons te vertegenwoordigen, om voor ons in de openbaarheid te treden. We hebben twee ikken, een voor thuis en een voor buitenshuis, een originele en een bewerkte
Nog eentje dan. Zonder verdere toelichting van mij.
Aan mensen die fictie schrijven over het verleden wordt altijd gevraagd naar eigentijdse parallellen, alsof alleen het heden het verleden bekrachtigt, alsof historische fictie een uitzonderlijke lastige en bewerkelijke vorm is van journalistiek bedrijven. Maar het verleden is geen repetitie, het is de voorstelling zelf. Onze voorvaderen waren niet ‘wij’ in een onderontwikkelde vorm
Marten Toonder voor kasteel Bommelstein in Nederhorst den Berg, 12 oktober 1973. Zijn tekenstudio’s waren daar lange tijd gehuisvest. Foto Anefo / ANP
Net zoals het verleden geen repetitie is van het heden, is het heden geen herhaling van het verleden. Parallellen zijn geen voorspellers.
Eindoordeel
Ik schreef het al, wat een geweldig boekje. Mooi geschreven, met wijsheid, humor en inzicht. Mantel bewijst ermee dat ze echt die grote dame uit de historische literatuur is en meer dan dat. Ze is een scherp observator. Overal kritisch maar nergens dogmatisch. Hopelijk worden al die 97 aantekenboekjes uit de houten kist nog eens uitgegeven.
Ik ga uit van het principe dat er niet zoiets bestaat als mislukt werk, alleen werk dat tijdelijk is stilgelegd, en dat er niets is dat ik niet wil zeggen, dat er alleen dingen zijn die ik nog niet gezegd heb
Kom maar op, ook die willen we horen.
Cijfer: 9,5
Zou ik ‘Schrijver zijn’ bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja, dit boek moet regelmatig worden herlezen. Wat een rijkdom aan inzichten. Ik heb ‘Voorbij het zwart’ inmiddels ook aangeschaft. Er moet meer Mantel gelezen worden.
Nog één citaatje dan. Omdat ie zo mooi is.
Net als in de journalistiek gaat het bij fictie om feiten en ideeën, maar ook om beeldspraak, symboliek en mythen. Fictie vermenigvuldigt de ambiguïteit
Radetzkymars is één van de beste boeken van Joseph Roth. Het is een imposant verhaal over de familie Trotta, die net zo snel weer in de vergetelheid raakte als zij was opgeklommen. Dat het familiedrama vrijwel parallel verloopt aan de instorting van het Habsburgse Rijk is natuurlijk geen toeval.
Joseph Roth was een journalist en schrijver uit Galicië, een landstreek die tegenwoordig in Oekraïne en Polen ligt. Hij werd er geboren in het stadje Brody, op 2 september 1894. Tijdens zijn studie besloot hij vrijwillig dienst te nemen in het Habsburgse leger en vocht vanaf 1916 aan het oostfront. Na de oorlog vertrok hij naar Wenen en schreef er voor diverse kranten, wat hij later voortzette in Berlijn.
Sowieso was Roth een globetrotter; hij woonde onder andere in Parijs, Wilna, Lemberg, Warschau, Wenen, Salzburg, Brussel en Amsterdam. Alleen was dat lang niet altijd uit vrije keus, omdat hij als jood vanaf 1933 niet meer in Duitsland wilde zijn. Dat was overigens in 1932 nog niet aan de orde, toen Roth de Radetzkymars schreef voor de Frankfurter Zeitung.
Daar verscheen het als feuilleton in die krant, tussen 17 april en 9 juli 1933, zo lees ik in het voorwoord van Geert Mak. Radetzkymars wordt als boek in september van dat jaar uitgegeven en is gelijk een succes. Er verschijnen vier drukken vlak achter elkaar en Roth is van zijn geldzorgen af.
Maar niet voor lang. Op 30 januari 1933 werd Hitler kanselier van Duitsland en na de brand in de Rijksdag had hij vrijwel onbeperkte macht. Roth vertrekt daarop naar Parijs, wat hij afwisselt met Amsterdam. Hij raakt uiteindelijk zwaar aan de drank, altijd al zijn achilleshiel, en overlijdt in Parijs op 27 mei 1939.
Trotta
De Trotta’s waren een jong geslacht. Hun stamvader was na de slag bij Solferino in de adelstand verheven. Hij was Sloveen. Sipolje – de naam van het dorp waar hij vandaan kwam – werd zijn adellijke titel. Het lot had hem voorbestemd tot een heel bijzondere daad. Maar door eigen toedoen raakte hij in later tijden in de vergetelheid.
Zo is de beginzin van de Radetzkymars. Een alinea die eigenlijk het hele boek wel samenvat. De oerTrotta had per toeval het leven gered van de Keizer tijdens de slag bij Solferino en was als dank daarvoor in de adelstand verheven tot kapitein Joseph Trotta van Sipolje.
In deze uitvoering van de Radetzkymars zie je ook veel beelden van hoe de legers er toen uitzagen. Ik vond het zelf wel illustratief voor wat Roth beschrijft.
Als de kapitein er, weer bij toeval, achter komt hoe zijn daad in de geschiedenisboeken terecht is gekomen is hij verontwaardigd. Op die manier is het volgens hem niet gegaan.
Daarna doet hij er van alles aan om het echte verhaal in de boeken te krijgen. Tevergeefs. Zelfs de Keizer, die hem nog wel te woord wil staan, steekt geen vinger uit. Teleurgesteld trekt Trotta inmiddels majoor, zich terug uit het leger op zijn buitenhuis. Als ridder der waarheid, schrijft Roth, waar later niemand een traan om moest laten op zijn begrafenis. Ook zijn zoon Franz niet.
Zoon Franz zien we in het tweede hoofdstuk terug als het districtshoofd, waar hij een zeer gedisciplineerd leven leidt met zijn zoon Carl Joseph. In tegenstelling tot Franz is Carl Joseph wel het leger in gegaan, zij het niet als vrije keuze. Eigenlijk wil hij er weer uit, maar durft dat niet tegen zijn vader te zeggen.
Die spanning, tussen niet willen, niet kunnen en toch moeten, hangt als een sluier over alle gebeurtenissen heen. Als een vloek van de familie; succes is net zo goed een last, leren we in de Radetzkymars. Zo ziet het lot er dus soms uit, geduldig boven de markt hangend.
Talmend, z’n zet.
Door toedoen van Carl Joseph ziet zijn beste vriend Dermant zich genoodzaakt een duel aan te gaan. Beide schutters komen om, een sleutelscene in het boek, waarna Carl Joseph zich genoodzaakt ziet overplaatsing aan te vragen.
De ontwikkelingen drijven vervolgens traag maar onmiskenbaar naar het einde van het Habsburger Rijk en de Trotta’s en rond pagina 400 naar het begin van de Eerste Wereldoorlog. Net als Carl Joseph zijn vader heeft verteld dat hij het leger zal verlaten, begint de oorlog.
En gaat hij toch terug.
Dit was de oorlog waarop hij zich al als zevenjarige had voorbereid. Het was zijn oorlog, de oorlog van de kleinzoon. De dagen en de helden van Solferino keerden terug
Vanaf dat moment gaat de rivier van gebeurtenissen in een stroomversnelling. Waar al die tijd angstvallig op was gewacht, voltrekt zich ineens in een razend tempo, alsof de tipping point was geraakt en het complex systeem nu met een luide zucht in zou storten, waarschijnlijk door niets meer te stoppen.
Verder verklap ik niets.
Eindoordeel
Radetzkymars is een mooi boek dat thuishoort in mijn nog te vormen rijtje van 100 beste boeken. De gelijkenis met het verhaal van de Tijgerkat en het instortende koninkrijk van Sicilië is treffend. Roth heeft net zo’n intrigerend verhaal gecomponeerd over de starre relaties tussen vaders en zonen in een overbodig geworden systeem, waar eer belangrijker is dan logica en afkomst bepalender is dan competentie.
Hoe het heurt boven hoe je het wilt.
Maar Roth doet dit alles met barmhartigheid. Ondanks het gedrag van de Trotta’s, soms te slap en dan weer te star, blijf je sympathie voor ze houden. Het effect daarvan is dat je nergens denkt dat het hun eigen schuld is, nergens voel je een lekker puh. Niet eens bij de Keizer, zeker niet na zijn monoloog in hoofdstuk 15.
Carl Joseph krijgt in zijn tienerjaren een geheime relatie met mevrouw Slama, de echtgenote van de Wachtmeester. Als ze plotseling overlijdt is hij zwaarder geraakt dan hij dacht. Zijn vader neemt hem als troost mee naar Wenen om te winkelen. Daar krijgt Carl Joseph een zilveren sigarettenkoker met opschrift. “In periculo securitas. Je vader.” Vrij vertaald als de veiligheid in het gevaar. Een omineus cadeau. Tekening is uit het boek en van Jan Vanriet
Zoals Roth het beschrijft erft iedereen ook maar zijn plekje in een systeem dat ie zelf niet verzonnen heeft en moet je er maar het beste van zien te maken. Zoals de handelaren in het stadje waar Carl Joseph wordt gelegerd, mooi getypeerd als een onmiskenbaar fragiel systeem.
De handelaren in deze streek leefden eerder van toeval dan van berekening, meer van het onberekenbare lot dan van zakelijk inzicht, en elke handelaar was te allen tijde bereid de koopwaar aan te nemen die de voorzienigheid hem op dat moment leverde en ook om koopwaar te verzinnen als God hem er geen had doen toekomen
Kennelijk is iets wat ooit een goed idee was op zeker moment uitgewerkt. Wat overblijft is de melancholie naar het moment dat het idee nog wel goed was en je daar dan, misschien net iets te lang, aan vast willen klampen. Omdat je ook niet weet wat je anders moet doen. Ik denk dat dat het is waar de Radetzkymars over gaat. En dan ook nog in zo’n sublieme stijl geschreven, wat wil een mens nog meer.
Cijfer: 9
Zou ik de Radetzkymars bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja. Er komt zelfs een plank voor de top 100 waar deze als derde een plekje zal krijgen, na Brieven aan Camondo en De Tijgerkat.
Zoals gezegd heeft de Radetzkymars veel overeenkomsten met de Tijgerkat. Het zijn beiden schetsen van instortende koninkrijken. Niet zozeer over de feiten zelf, maar over de betekenis en het gevoel. Ook dit blog over ‘Beter wordt het niet’ gaat over de instorting van het Habsburger Rijk. De ‘Collapse of complex societies’ tenslotte raakt ook aan dit thema, maar dan wetenschappelijk, niet gezien vanuit de literatuur.
Hoe ouder hoe vrolijker is het nieuwe boek van Hans van Pinxteren, een bekende vertaler van vooral Franse romans. Beschouwingen en verhalen over reizen en verdwalen, schrijven en vertalen, liefde en vriendschap, staat op de kaft. En da’s een goede samenvatting.
Hoever zijn we van het eiland af? Welke kant moeten we op om zo snel mogelijk buiten het domein van de zee te komen? De ribbels die het water in het zand heeft getrokken: kunnen we daaruit afleiden hoe de zee stroomt, waar het strand begint? Hoe intelligent je jezelf ook waant, soms kun je slechts concluderen dat je niets weet.
In het verhaal ‘Waaghalzen’ is Van Pinxteren met zijn gezelschap in dichte mist verdwaald op het strand van Schiermonnikoog. Niet lang geleden liep ik daar ook en het is inderdaad een enorme vlakte. Ik kon me goed voorstellen dat als de mist je daar opeens overvalt, je niet meer weet welke kant je op moet. Wat ga je dan doen? Hoe bepaal je je richting?
En nee, het speelt zich af in december 1982. Niks geen navigatie app op je phone.
Het loopt natuurlijk goed af, anders had dit boek er niet gelegen. Dat was jammer geweest, want ik heb het met veel plezier gelezen en zou het niet gemist willen hebben. Hoe ouder hoe vrolijker is dan ook een prima vakantieboek, met 23 stukken verdeeld over 261 pagina’s. Het is vlot geschreven, zodat het lekker makkelijk wegleest.
Tegelijkertijd gaat Van Pinxteren op een prettige, haast filosofische wijze op zijn onderwerpen in, waardoor er af en toe ook nog wat te overpeinzen valt. Dan kijk je wat dromerig in de verte, op je vakantiestoel, en denkt eens wat over dingetjes na.
Barmhartig
Bijvoorbeeld over zijn toevallige ontmoeting met Georges Perec, de beroemde Franse schrijver die ooit een boek zonder de letter ‘e’ schreef. Fascinerend. Ze dronken er een flesje Chimay Bleue bij, een mooi detail. Uiteindelijk moest Van Pinxteren Perec naar zijn hotelkamer brengen. Maar niet omdat ze zo veel gedronken hadden.
Ontroerend is het verhaal over Finy, een wilde liefde uit zijn jeugd waar hij nooit echt een relatie mee kreeg, maar die altijd in zijn leven bleef. Met zo veel mededogen opgeschreven dat je sympathie voor haar blijft houden, ondanks wat ze steeds maar weer uitspookt. Ik bedoel, het moet ook een hoop gedoe hebben opgeleverd, jaloezie en ruzies, maar daar hoor je hem niet over.
Dat mededogen, misschien is het wel barmhartigheid, trof mij ook in ‘Het masker’, over een leraar Frans die van groot belang is geweest in zijn keuze om vertaler Frans te worden. Het verhaal over zijn vader is al net zo vergevingsgezind: “De meesterclown verstaat de kunst van het afscheid nemen als geen ander.”
Prachtig.
In het laatste deel van zijn boek gaat Van Pinxteren dieper in op zijn vertaalwerk. Hij vertelt hoe lang hij met sommige boeken bezig is geweest, wat hij heeft gedaan om de juiste woorden en sfeer te vinden. Hoe hij eropuit trekt naar de woonplaatsen en schrijfvertrekken van onder andere Flaubert en Rabelais, om te ervaren wat zij ervaren moeten hebben.
En dat allemaal om beter te kunnen vertalen.
Hoogtepunt is het stuk over de essays van Montaigne (1533 – 1592), dat ook in Stoïcijnse kringen zeer wordt gewaardeerd. De Essais wordt gezien als één van de eerste werken waarin een schrijver zijn persoonlijke overdenkingen volledig aan het papier toevertrouwd. Van Pinxteren merkt dat hij tijdens het vertalen daardoor heel dicht bij Montaigne komt. Alsof het een vriend is.
Montaigne is het boek en het boek is Montaigne. Zoiets.
Pagina van het ‘Exemplaire de Bordeaux’ uit 1588. Het derde deel van de Essais met annotaties (glossen) door Montaigne zelf.
Toen de Franse koning hem vertelde dat hij dol was op de Essais, reageerde de auteur: dan moet u wel veel van mij houden, Sire, want ik ben mijn boek
Aldus snelde ik naar de boekenkast om vast te stellen of mijn exemplaar van de Essais inderdaad door Van Pinxteren werd vertaald. Hetgeen zo was. Nu nog tijd zien te vinden om de ruim 1500 pagina’s te lezen. Misschien een jaarproject van maken, elke dag 5 bladzijden of zo. Nog maar eens over denken.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over Salammbo van Flaubert en Een seizoen in de hel van Rimbaud. Die moest ik natuurlijk ook hebben na het lezen van de desbetreffende hoofdstukken in Hoe ouder hoe vrolijker. Dat is hoe een antibibliotheek groeit, dat u het maar weet.
Eindoordeel
Na het lezen van hoe ouder hoe vrolijker besefte ik dat Hans van Pinxteren je een ingewijde maakt in zijn leven en denken. Hij vertelt je dingen waarvan je niet wist dat je het wilde weten, dat zoiets überhaupt bestaat of heeft bestaan. Het maakt je rijker omdat hij je een andere manier van kijken aanreikt, één van mededogen en barmhartigheid zonder zware droevigheid.
Toen ik er nog wat langer over nadacht, in die vakantiestoel, verbaasde me die inwijding eigenlijk ook weer niet. Van Pinxteren is natuurlijk een vertaler, iemand die ontsluit wat tot dan toe onbekend voor je was. Kennelijk is het een vaardigheid die niet alleen over taal gaat, maar ook over ervaring en gebeurtenissen.
Precies daarom moeten we onze menselijke vertalers koesteren. Omdat ze ons ingewijde maken in verhalen, zij weten wat wij zouden moeten weten. Dat is vertalen 1.0, met menselijke intelligentie. Kom daar nog maar eens om.
Het is al met al een sympathiek boek van een sympathiek mens. Hoe ouder hoe vrolijker is van harte aanbevolen voor lezen om de leuk; interessant maar niet ingewikkeld. Prima met een Chimay Bleue erbij, of een ander brouwsel naar keuze. Hans zal het goed vinden.
Cijfer: 9
Zou ik Hoe ouder hoe vrolijker bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja! Binnenkort ook nog weer wat stukken teruglezen als de nieuwe aankopen binnen zijn.
Rizoomes is zo opgezet dat je in principe overal kunt beginnen met lezen. Toch zijn er een paar blogs die helpen om het geheel beter te volgen als je die eerst gelezen hebt. Dat lijstje staat hieronder.