Crisis Awareness

Tag: Schrijvers

Hoe ouder hoe vrolijker

Leestijd: 5 minuten

Hoe ouder hoe vrolijker is het nieuwe boek van Hans van Pinxteren, een bekende vertaler van vooral Franse romans. Beschouwingen en verhalen over reizen en verdwalen, schrijven en vertalen, liefde en vriendschap, staat op de kaft. En da’s een goede samenvatting.

Hoever zijn we van het eiland af? Welke kant moeten we op om zo snel mogelijk buiten het domein van de zee te komen? De ribbels die het water in het zand heeft getrokken: kunnen we daaruit afleiden hoe de zee stroomt, waar het strand begint? Hoe intelligent je jezelf ook waant, soms kun je slechts concluderen dat je niets weet.

In het verhaal ‘Waaghalzen’ is Van Pinxteren met zijn gezelschap in dichte mist verdwaald op het strand van Schiermonnikoog. Niet lang geleden liep ik daar ook en het is inderdaad een enorme vlakte. Ik kon me goed voorstellen dat als de mist je daar opeens overvalt, je niet meer weet welke kant je op moet. Wat ga je dan doen? Hoe bepaal je je richting?

En nee, het speelt zich af in december 1982. Niks geen navigatie app op je phone.

Het loopt natuurlijk goed af, anders had dit boek er niet gelegen. Dat was jammer geweest, want ik heb het met veel plezier gelezen en zou het niet gemist willen hebben. Hoe ouder hoe vrolijker is dan ook een prima vakantieboek, met 23 stukken verdeeld over 261 pagina’s. Het is vlot geschreven, zodat het lekker makkelijk wegleest.

Tegelijkertijd gaat Van Pinxteren op een prettige, haast filosofische wijze op zijn onderwerpen in, waardoor er af en toe ook nog wat te overpeinzen valt. Dan kijk je wat dromerig in de verte, op je vakantiestoel, en denkt eens wat over dingetjes na.

Barmhartig

Bijvoorbeeld over zijn toevallige ontmoeting met Georges Perec, de beroemde Franse schrijver die ooit een boek zonder de letter ‘e’ schreef. Fascinerend. Ze dronken er een flesje Chimay Bleue bij, een mooi detail. Uiteindelijk moest Van Pinxteren Perec naar zijn hotelkamer brengen. Maar niet omdat ze zo veel gedronken hadden.

Ontroerend is het verhaal over Finy, een wilde liefde uit zijn jeugd waar hij nooit echt een relatie mee kreeg, maar die altijd in zijn leven bleef. Met zo veel mededogen opgeschreven dat je sympathie voor haar blijft houden, ondanks wat ze steeds maar weer uitspookt. Ik bedoel, het moet ook een hoop gedoe hebben opgeleverd, jaloezie en ruzies, maar daar hoor je hem niet over.

Dat mededogen, misschien is het wel barmhartigheid, trof mij ook in ‘Het masker’, over een leraar Frans die van groot belang is geweest in zijn keuze om vertaler Frans te worden. Het verhaal over zijn vader is al net zo vergevingsgezind: “De meesterclown verstaat de kunst van het afscheid nemen als geen ander.”

Prachtig.

In het laatste deel van zijn boek gaat Van Pinxteren dieper in op zijn vertaalwerk. Hij vertelt hoe lang hij met sommige boeken bezig is geweest, wat hij heeft gedaan om de juiste woorden en sfeer te vinden. Hoe hij eropuit trekt naar de woonplaatsen en schrijfvertrekken van onder andere Flaubert en Rabelais, om te ervaren wat zij ervaren moeten hebben.

En dat allemaal om beter te kunnen vertalen.

Hoogtepunt is het stuk over de essays van Montaigne (1533 – 1592), dat ook in Stoïcijnse kringen zeer wordt gewaardeerd. De Essais wordt gezien als één van de eerste werken waarin een schrijver zijn persoonlijke overdenkingen volledig aan het papier toevertrouwd. Van Pinxteren merkt dat hij tijdens het vertalen daardoor heel dicht bij Montaigne komt. Alsof het een vriend is.

Montaigne is het boek en het boek is Montaigne. Zoiets.

Pagina van het ‘Exemplaire de Bordeaux’ uit 1588. Het derde deel van de Essais met annotaties (glossen) door Montaigne zelf.

Toen de Franse koning hem vertelde dat hij dol was op de Essais, reageerde de auteur: dan moet u wel veel van mij houden, Sire, want ik ben mijn boek

Aldus snelde ik naar de boekenkast om vast te stellen of mijn exemplaar van de Essais inderdaad door Van Pinxteren werd vertaald. Hetgeen zo was. Nu nog tijd zien te vinden om de ruim 1500 pagina’s te lezen. Misschien een jaarproject van maken, elke dag 5 bladzijden of zo. Nog maar eens over denken.

En dan heb ik het nog niet eens gehad over Salammbo van Flaubert en Een seizoen in de hel van Rimbaud. Die moest ik natuurlijk ook hebben na het lezen van de desbetreffende hoofdstukken in Hoe ouder hoe vrolijker. Dat is hoe een antibibliotheek groeit, dat u het maar weet.

Eindoordeel

Na het lezen van hoe ouder hoe vrolijker besefte ik dat Hans van Pinxteren je een ingewijde maakt in zijn leven en denken. Hij vertelt je dingen waarvan je niet wist dat je het wilde weten, dat zoiets überhaupt bestaat of heeft bestaan. Het maakt je rijker omdat hij je een andere manier van kijken aanreikt, één van mededogen en barmhartigheid zonder zware droevigheid.

Toen ik er nog wat langer over nadacht, in die vakantiestoel, verbaasde me die inwijding eigenlijk ook weer niet. Van Pinxteren is natuurlijk een vertaler, iemand die ontsluit wat tot dan toe onbekend voor je was. Kennelijk is het een vaardigheid die niet alleen over taal gaat, maar ook over ervaring en gebeurtenissen.

Precies daarom moeten we onze menselijke vertalers koesteren. Omdat ze ons ingewijde maken in verhalen, zij weten wat wij zouden moeten weten. Dat is vertalen 1.0, met menselijke intelligentie. Kom daar nog maar eens om.

Het is al met al een sympathiek boek van een sympathiek mens. Hoe ouder hoe vrolijker is van harte aanbevolen voor lezen om de leuk; interessant maar niet ingewikkeld. Prima met een Chimay Bleue erbij, of een ander brouwsel naar keuze. Hans zal het goed vinden.

Cijfer: 9

Zou ik Hoe ouder hoe vrolijker bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja! Binnenkort ook nog weer wat stukken teruglezen als de nieuwe aankopen binnen zijn.

Brieven uit Alvites

Leestijd: 3 minuten

Brieven uit Alvites van Gerrit Komrij leest als een literaire variant van het populaire Tv-programma ‘Ik vertrek’. Het is de kroniek van een aangekondigd drama dat misschien niet alleen achteraf voorzienbaar was.

Veertig ben ik heden en een zwerfhond geworden

Dat is de beginzin van Brieven uit Alvites. Het is 1984 en Komrij is net veertig geworden. Hij is het leven in Amsterdam zat. “Het sjacheren, het kuipen en kruipen, mensen kunnen niet zonder”, zo schrijft hij “, maar ik leg me er niet bij neer.”

Dus vertrekt hij.

Naar Alvites, een gehucht in Portugal. Daar betrekt hij een Palaccio dat door de eigenaar is ondergebracht in een soort stichting, waarvan het vruchtgebruik is overhandigd aan Padre Fernando. Die verhuurt een deel van het kasteeltje aan Gerrit en zijn man. Komrij is helemaal weg van het pand.

Ons huis ligt als een witte fluwelen doos in de handpalm van het paradijs. Vanuit de verte bezien is het een soort schrijn, waarin alles is ondergebracht wat ik tot dusver in mijn leven heb meegesleept

Komrij doet zijn best om te integreren in de oude, rurale gemeenschap. Hij doet mee met de feesten, bezoekt als atheïst de kerkdiensten en legt veel bezoekjes af bij buren. Toch blijft hij een toeschouwer, merk je als lezer. Hoe enthousiast hij ook over de verschillende aspecten van het leven aldaar schrijft, het is met de blik van een observator, niet die van de deelnemer. Zoals Geerten Meijsing wel is in zijn Siciliaanse Brieven.

Misschien komt dat ook wel door de opzet van het boekje. “Bezorgd en van een nawoord voorzien door Mark Schaevers”, staat er geschreven. Wat betekent dat Schaevers uit een serie columns en toespraken dit verhaal heeft samengesteld.

Het is dus niet oorspronkelijk bedoeld als een integrale uitgave door Komrij zelf.

Toch vind ik zelf die fragmentarische opzet van Brieven uit Alvites wel lekker lezen. Er worden voldoende puzzelstukjes aangedragen om het geheel te zien, zonder dat alles is dichtgekleid met details. Het geeft de tekst lucht en ruimte en dat is gezien de gebeurtenissen wel net zo prettig. Want de sfeer voelt er af en toe behoorlijk beklemmend aan.

Zeker op het laatst, als er onmin ontstaat met Padre Fernando. Dat loopt zodanig uit de hand als de rest van het dorp ook vijandig wordt, dat Komrij besluit te vertrekken en Alvites achter zich te laten.

Alvites is een essentie van extremen. De armoede is er middeleeuwser. De nachten kennen er meer sterren dan elders. De vreugde is er geloviger. Het pittoreske is er wreder

Dat zegt het zo ongeveer wel, hoe het daar was. De rest kun je zelf lezen in Brieven uit Alvites. Van harte aanbevolen, al was het maar voor de prachtige taal. Overigens ook weer in een prettig formaat vormgegeven met een harde kaft, heerlijk om mee te nemen op vakantie.

Ter afsluiting een fragment van Komrij over wat hij Transmontaanse beelden noemt. Bewust of onbewust, dat kan ik nergens uit afleiden, raakt hij daar de kern van de Stoa. Die wilde ik jullie niet onthouden.

PS. Ik heb inmiddels Vila Pouca besteld via boekwinkeltjes.nl. Dat is waar Komrij zich vestigde na Alvites. Ik ben natuurlijk zeer benieuwd hoe het verder ging. Brieven uit Alvites is nog wel nieuw te koop.

Eindoordeel

Brieven uit Alvites is een merkwaardig boek en ook nooit als boek bedoeld geweest, begreep ik achteraf. Toch ben ik blij dat ik het heb.

Cijfer: 7,5

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: ja, er moet meer Komrij in de kast en daar hoort deze bij.

Prins Tijgerkat en de Rode Koningin

Leestijd: 7 minuten

De Tijgerkat is de enige roman van Giuseppi Tomasi di Lampedusa, maar wel eentje die een (crisis)manager zich ter harte moet nemen. Vooral voor die crises die langzaamaan een omwenteling veroorzaken en systemen opschudden. Maar toch ook voor de snelle varianten. Dan heet de stelling van de Tijgerkat opeens het Rode Koningin effect.

Beginzin: “De dagelijkse rozenkrans was afgebeden. Een half uur lang had de kalme stem van de prins de smartelijke gebeurtenissen gememoreerd. Een half uur lang hadden allerlei andere stemmen voor een weefsel van golvend gonzen gezorgd waarin ongewone woorden opklonken als gouden bloemen: liefde, maagdelijkheid, dood.”

“Ik heb het heel goed begrepen: jullie willen ons, jullie ‘vaders’, niet vernietigen: jullie willen alleen onze plaats innemen.” Het is 1860 en we zijn op Sicilië. Aan het woord is don Fabrizio, bijgenaamd de Tijgerkat. Tevens de prins van Salina en de oudste nazaat van een dynastie die op zijn laatste benen loopt.

Garibaldi

Generaal Garibaldi heeft zojuist met zijn roodhemden het eiland geënterd en vecht de oude kaste van edellieden de deur uit, om uiteindelijk in 1861 de eenheidsstaat Italië te kunnen uitroepen. Het zou overigens nog tot 1870 duren voordat Rome zich bij het nieuwe land voegde. En nog veel langer voor Italië het land zou zijn wat het nu is.

In de Tijgerkat gaat het nauwelijks over die landing en de bijbehorende oorlog. Dat zijn slechts de randverschijnselen waarbinnen het echte verhaal zich afspeelt: de instorting van de oude adelstand.

En dat heeft Fabrizio drommels goed in de gaten, in een gesprek met pater Pirrone, de paleisgeestelijke: “We zijn niet blind, beste pater, we zijn slechts mensen. We leven in een werkelijkheid die in beweging is en waaraan wij proberen ons aan te passen, zoals de algen meebuigen met de stromingen in de zee.”

Giuseppi Tomasi di Lampedusa kwam zelf uit de Siciliaanse adel. Zijn grootvader had de omwenteling na Garibaldi meegemaakt. Fabrizio is naar zijn beeld gemodelleerd.

Aanpassing aan de omgeving vindt Fabrizio via Tancredi, zijn neef. Die kiest namelijk de samenwerking met de roodhemden van Garibaldi en dient ook enige tijd in zijn leger. Wat de vraag oproept of hij een opportunist is, een overloper of een strateeg. Of misschien wel alle drie?

Tancredi

Tancredi laat de oude familiebanden niet vallen, ondanks zijn flirt met het opkomende regime. Gedurende het boek zal hij zijn oompje, zoals hij Fabrizio liefkozend noemt, met alle egards behandelen en er ook voor zorgen dat de nieuwe machthebbers eerbiedig blijven omgaan met de laatste der Salina’s.

Het is ook Tancredi die de beroemdste stelling van dit boek uitspreekt. Een stelling die de directe aanleiding vormde om de Tijgerkat te gaan lezen, omdat hij nieuwsgierig maakte naar de context van het verhaal. Hoe breed zou je de uitspraak kunnen interpreteren?

“Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden.”

Dat Tancredi dit zegt betekende voor mij dat hij in de eerste plaats een strateeg is. Hij wist dat je alleen kunt overleven als je in staat bent je aan te passen aan wat er in je omgeving gebeurt. Liefst nog een stapje meer, want de concurrentie zit niet stil. En dat is keihard werken, om niet te verliezen.

Rode Koningin

Dit fenomeen, waarbij concurrerende soorten steeds moeten veranderen om te behouden wat ze hebben, is afkomstig uit de evolutiebiologie en wordt wel het Rode Koningin Effect genoemd, vernoemd naar de rode koningin uit het boek Alice in Wonderland.

Now, here, you see, it takes all the running you can do, to keep in the same place.

red queen
Rode koningin effect en de stelling van de Tijgerkat
Rode Koningin, tekening Wendy Kiel

Als een soort niet in staat is om voldoende mee te verbeteren met de concurrentie, zal het uiteindelijk verdwijnen. Door de evolutiebiologie is het Rode Koningin effect beschreven voor soorten, organismen die zich met elkaar kunnen voortplanten tot nieuwe nakomelingen.

Maar als je breder kijkt, geldt het ook voor koninkrijken en dynastieën. Zoals die van don Fabrizio, de Tijgerkat. Wat hij beschrijft, wat hij beleeft, is een topzware adelstand, verworden tot een doel op zichzelf dankzij de overvloedige rijkdom en nutteloosheid.

“De rijkdom was in de vele eeuwen van haar bestaan omgezet in ornament, weelde, genoegens, louter hierin. (..) De rijkdom had, als oude wijn, onderin het vat de droesem achtergelaten van de hebzucht, van de goede zorgen, van de voorzichtigheid ook, zodat alleen de gloed en de kleur bewaard waren gebleven.”

Implosie

Door de jaren heen waren de Salina’s en de andere adellijke families een eigen biotoop gaan vormen. Ze ontwikkelden hun eigen regels, omgangsvormen en gedragsvoorschriften, die geen enkele relatie met de werkelijke wereld meer had. Ze hebben zichzelf geïmplodeerd, zonder dat ze het doorhadden. Op een enkeling na dan, zoals de Don. Maar die had er de kracht niet meer voor om er nog wat aan te veranderen.

Niet dat de implosie voor een vacuüm zorgt, trouwens. De nieuwe machthebbers dienen zich al aan, ziet Fabrizio. En hij weet dat dit niet de laatste keer zal zijn dat de bestuurlijke elite zichzelf vernietigt.

“Mocht deze klasse verdwijnen, zoals dat al zo vaak is gebeurd, dan zou er dadelijk een andere opstaan die net zo is, met dezelfde feilen en kwaliteiten. Die zou zich dan wellicht niet meer beroepen op het bloed, maar op, wat zal het zijn, ….op het feit dat iemand langer op een bepaalde plek woont dan iemand anders, of op zogenaamde diepgaandere kennis van de een of andere voor heilig gehouden tekst. (..) Dit alles zou niet zo mogen blijven, maar het blijft zo, altijd: wat de mens altijd noemt, welteverstaan, een eeuw, twee eeuwen. Daarna zal het anders zijn, maar erger.”

Tomasi met zijn neef Lucio Piccolo, omstreeks 1930.

Het is verleidelijk om de stelling van de Tijgerkat nog breder te interpreteren en te vertalen naar de huidige tijd, de situatie nu, merkte ik tijdens het lezen.

Te vertalen naar de grote bedrijven, die zich misschien overleefd hebben in een uitgerangeerd en achterhaald businessmodel.

Naar de politieke partijen, die drukker met zichzelf zijn geweest dan met hun opdracht en nu de aansluiting met het volk dreigen te missen.

Of naar de televisieprogramma’s, waar de sterren begonnen te geloven dat ze goden waren en boven de wetten stonden uit de gewone mensen wereld.

Naar vul maar in. Zelfs naar jezelf, als je maar oud genoeg bent.

Wie dit prachtige boek van Tomasi eenmaal heeft gelezen weet dat uiteindelijk alles anders zal worden zonder dat het blijft als het was. Maar ook met melancholie valt prima te leven, tot “de bulderende zee opeens volkomen stil valt.”

De smaak van pils. Update 5 augustus 2022

“Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet alles anders worden.” Als je eenmaal bewust bent van deze uitspraak kom je hem opmerkelijk vaak tegen. Het is een beetje de vraag of alle gebruikers de Tijgerkat ook daadwerkelijk gelezen hebben, maar het is in ieder geval geen obscuur aforisme meer.

Waar ik de uitspraak wel verwacht had, maar niet tegenkwam was in een reportage over pils brouwen. “Om altijd exact hetzelfde pilsje te krijgen, moet de brouwer constant vernieuwen,” kopte het artikel. Daarin legt brouwer Emiel Hendrikx uit dat pils een lastig bier is om te brouwen.

Het recept van Martinus Nuchter is uitgedokterd door de supercomputer Watson om goed aan te sluiten bij het karakter van Groningen.

Dat komt vooral omdat pils valt onder het Bierbesluit 1926. Daarin staat precies beschreven waaraan een pils moet voldoen. Het is daardoor heel lastig om smaakverschillen te camoufleren, wat met speciaalbieren wel kan. Bovendien is de pilsdrinker gehecht aan zijn merk met diens karakteristieke smaak.

Het gevolg is dat de receptuur wekelijks wordt aangepast om maar dezelfde kwaliteit te behouden. Zelfs tussen twee verschillende installaties wordt anders gebrouwen om hetzelfde resultaat te bereiken. Alleen het gist is altijd hetzelfde.

“Bijna elke brouwronde kijkt Hendrikx daarom of hij minuscule aanpassingen moet doen – in de doseringen van mouten, of de hoppen bijvoorbeeld – om telkens een constant resultaat te krijgen. Ook investeringen in bijvoorbeeld nieuwe brouwketels en gistmanagementsystemen zijn daarop gericht. Kortom: innoveren om dat pilsje zoveel mogelijk gelijk te houden.”

En zo keek ik toch opeens weer anders naar mijn glaasje pils; nooit geweten dat er zo veel moest veranderen om alles te houden zoals het was.


Dit is het tweede blog over literatuur en crisis. Eerder schreef ik over Stijn Streuvels en de overeenkomsten tussen een oude oorlog en de nieuwe pandemie. Een ander blog dat je misschien leuk vindt gaat over de onderstroom bij crisis.

Na dit blog over de Tijgerkat schreef ik over de Collapse of Complex Societies. Dat sluit hier naadloos op aan.


Bluets – Maggie Nelson

Leestijd: 3 minuten

Bluets is een mooi vormgegeven klein boekje met een harde kaft. Alleen daarom zou je het al willen hebben. Maggie Nelson schreef het in 2009, maar de Nederlandse vertaling kwam pas in 2021, van Nicolette Hoekmeijer. Het was ook pas toen dat ik er lucht van kreeg. Bespiegelingen in blauw is de ondertitel en het verhaal, voor zover je het zo kan noemen, is opgezet in de vorm van proposities. In 240 stellingen, gevoelens dan wel overwegingen, neemt Maggie je mee in haar wereld. Een review in 16 stellingen.

  1. De beginzin van Bluets: ‘Stel dat ik begon met te zeggen dat ik verliefd was geworden op een kleur.’
  2. Verliefd worden op een kleur is wat anders dan je lievelingskleur. Sterker nog, het gaat niet over een kleur. Het gaat over blauw. En dat is niet zo maar. Blues, daar gaat het over.
  3. Eigenlijk kocht ik het boekje vanwege de recensie in het NRC, waarin werd gezegd dat het een essay was in de vorm van proposities over blauw. Dat, zo veronderstelde ik, was een manier van schrijven waar ik niet bekend mee was en die wellicht inspiratie zou kunnen opleveren voor mijn eigen blogs. Soms wil je immers iets nieuws uitproberen.
  4. Stelling 49: ‘In het neuken schuilt een kleur, maar het is geen blauw.’
  5. Andere woorden voor verwarring volgens synoniemen.net: chaos, confusie, consternatie, desorganisatie, disorde, drukte, implicatie, janboel, onduidelijkheid, onrust, ontdaanheid, ontreddering, ontsteltenis, opschudding, opwinding, paniek, verdwazing, verontrusting, verwardheid, wanorde, warboel.
  6. Wie is die ‘je’ die steeds voorbij komt? Is dat de lezer? Nee, dat is niet de lezer. Dat is haar ex-vriend. En soms is ze het zelf. Als het niet iemand anders is.
  7. Stelling 27: ‘Maar waarom zou je überhaupt een diagnose willen stellen, als een diagnose niets anders is dan een herformulering van het probleem?’
  8. Dat is een interessante gedachte. Even volhouden maar, met het boek.
  9. Soms vraag je je af wat je nou precies zit te lezen. Is dit een verhaal, een essay, een onderzoek, een afrekening, een reflectie, een afsluiting, wat is het? Of is het dat misschien allemaal? Is het een multipliciteit?
  10. Ongeveer op de helft ben ik er voor het eerst mee gestopt. Met het uitlezen.
  11. Stelling 200: ‘Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen’- een bemoedigende leuze, zonder meer. Maar in feite is dat maar één lezing van het fragment dat is nagelaten door Heraclitus, die de gepaste bijnamen ‘De Raadselachtige’ of ‘De Duistere’ droeg.’ Andere lezingen (..) ‘We stappen wel en niet in dezelfde rivier; we zijn en we zijn niet.’
  12. Toen ik het voor de eerste keer helemaal uit had, ben ik het daarna kris kras gaan herlezen omdat ik er geen bal van snapte. Random stellingen door elkaar. Dat maakt het een ander boek, Heraclitus voorspelde het al.
  13. Ik geloof niet dat ik eerder een boek las dat ik als vrouwelijk zou bestempelen. Ook niet als het door een vrouw geschreven is. Het is misschien ook niet eens vrouwelijk. Maar mannen denken en schrijven in ieder geval niet zo als Maggie. Niet als in Bluets.
  14. 240 faculteit = 240! = 6,7 x 10 E 459. Ik kan er een nulletje naast zitten, veel blijft het.
  15. Zoveel versies van het boek bestaan er als je alle 240 stellingen op alle mogelijke volgordes door elkaar leest. Dat krijg je dus nooit uit.
  16. Bluets blijft. In de boekenkast. Ik zal er zo nu en dan weer een paar stellingen uit lezen. Soms is de weg belangrijker dan de bestemming.

Literatuurblog

Leestijd: 8 minuten

Het literatuurblog is een spinoff van het Boekenblog dat ik rond de zomer van 2021 vernieuwd heb. Hier neem ik stukjes op over literatuur en schrijvers, dingen die me opvielen. Het is een verzamelblog, voor de liefhebber. Met vooral Ultrakorte Verhalen (UKV).

In 2020 schreef ik ultrakorte verhalen (UKV), elke dag eentje, waarvan af en toe eentje over literatuur. Die zijn hier ondergebracht.

En voor de afwisseling af en toe een beginzin. In 2021 heb ik als Twitterproject elke dag een beginzin uit eigen boekenkast gepost. Dat zijn er dus 365, zoals je hier kunt zien. Een mooie galerij om eens doorheen te struinen. Ik heb de twintig beste beginzinnen uit die hele lijst op een rijtje gezet in dit blog.

Het literatuurblog wordt zeer onregelmatig aangevuld. Dus kom zo nu en dan eens kijken, wie weet welke verrassing er is toegevoegd.


Lin

Ik kocht de verzopen katten van Detlev van Heest, iets wat iedereen zou moeten doen. Er stond een boodschap in voor Lin, net 50, maar ze zag eruit als 18. Inmiddels moet ze in de 60 zijn, 64 misschien wel. Wie weet is Lin nog altijd jong, maar het boek heeft ze niet gelezen.


Beginzin

Gisteren was de Ionische Zee molto mosso tot agitato: zo zie je maar weer dat de bewegingen van de natuur en die van de muziek samenkomen in de affecten. Dergelijke overwegingen stemmen mij gelukkig.


We waren een paar dagen in Enschede, het golfde hitte en dus gingen we niet lopen maar sneupen. Op de derde etage van Broekhuis Antiquariaat bleken de oogleden te kunnen zweten. Desondanks zag ik er zes boeken waarvan ik niet wist dat ik ze wilde hebben, dwars door de zoute ogen heen. Onduidelijk is of ik er daardoor meer dan wel minder vond dan normaal. Ik moet nog eens terug.


Dode schrijvers

Op de dag dat Jeroen Brouwers overleed kwam er bij mij een boekje van hem binnen. Hij zal het ooit aan Gerrit Krol hebben gestuurd. Nu staat het in mijn kast, alwaar het aantal dode schrijvers inmiddels gestaag toeneemt. Maar dat komt misschien ook omdat ik vooral achteruit lees.


De antibibliotheek

Vanochtend werd er een stapeltje dichtbundels van Cees Nooteboom bezorgd. Het waren oude boekjes, stuk voor stuk al lang niet meer verkrijgbaar. En ook nog eens met een handtekening van de schrijver, wat wil een verzamelaar nog meer?

Nou, kastruimte. Om al die ongelezen boeken onder te brengen.

De wereld is vol dierbare boeken die niemand leest

umberto eco

Bluets – Maggie Nelson

Bluets is een mooi vormgegeven klein boekje met een harde kaft. Alleen daarom zou je het al willen hebben. Maggie Nelson schreef het in 2009, maar de Nederlandse vertaling kwam pas in 2021, van Nicolette Hoekmeijer. Het was ook pas toen dat ik er lucht van kreeg. Bespiegelingen in blauw is de ondertitel en het verhaal, voor zover je het zo kan noemen, is opgezet in de vorm van proposities. In 240 stellingen, gevoelens dan wel overwegingen, neemt Maggie je mee in haar wereld.


18 juni 2021

Zeer Kort Blog voor A.L. Snijders

Het plankje van Snijders in mijn boekenkast.

A.L. Snijders is al jaren één van mijn favoriete Nederlandse schrijvers. Hij staat in een klein rijtje, met onder andere Cees Nooteboom, Maarten Biesheuvel, K. Schippers en Tommy Wieringa.

Het is een fragiel rijtje. Biesheuvel overleed in juli 2020. Schippers is ziek, Nooteboom al heel oud. En Snijders overleed afgelopen 7 juni. Het dreigt in afzienbare tijd een rijtje van één te worden.

Naar verluidt stierf Snijders in het harnas, boven zijn toetsenbord werkend aan een nieuwe ZKV (Zeer Kort Verhaal). Ik weet dat niet zeker, ik was er niet bij. Maar ik hoop dat het waar is.

Wat ik ook hoorde was dat onderstaand tekstfragment er in voorkomt. Zoals wij bij de brandweer vroeger zeiden: is het niet waar, is het toch een mooi verhaal. Of de brandweer dat nog steeds zegt, weet ik eigenlijk niet. Ik kom er niet meer zo vaak.

Wat ik wel weet is dat men zich hoede voor oude mannen die verklaren dat je niet bestaat. Vraag vooral niet wie je dan bent. Wees jezelf, dat is altijd goed, en ga.

“In de boekenweek ben ik op bezoek geweest in Zutphen t/m Nijmegen. Ik las voor in een boekhandel. Na afloop kwam er een oude man op me af die verklaarde dat ik niet bestond. Ik vroeg hem wie ik dan was. Dat kon hij me niet vertellen, dat was zijn zaak niet. Ik vroeg hem wat zijn zaak dan was, maar daar had hij geen antwoord op.”

A.L. Snijders

Ik moet op zoek naar een paar nieuwe favoriete schrijvers.


Radiostilte

Radiostilte

Op tweede paasdag 1995 gaf Rudi Fuchs, de oude museumdirecteur, een boek over Edward Hopper cadeau aan Maarten en Eva Biesheuvel. Zijn opdracht past naadloos bij de melancholie van Hoppers werk, alhoewel ik denk dat voordat de radio er was, het nog stiller moet zijn geweest.

Wil

“Omdat mijn vader in dienst was bij de Gemeentewerken, kon hij niet toetreden tot het korps van de Maassluise vrijwillige brandweer.” ‘t Hart schrijft dat je niet gelijktijdig vuur kan blussen en zout strooien of zandzakken vervoeren. Maar waar de wil was, bleek ook een weg.

Gemompel in de marge

In 2010 stuurde Bernlef zijn gedichtenbundel Kanttekeningen aan Remco Campert. ‘Voor Remco, gemompel in de marge’, schreef hij erin. Nu Bernlef er niet meer is en Campert bijna, staat het boekje in mijn kast. Ik zal er goed voor zorgen, als barnsteen om fossiel.

Biesheuvel

Over de bibliotheek van Biesheuvel is veel geschreven, maar ik heb hem nooit zelf gezien. Dit verhaal van K. Schippers stond er naar verluidt in; nu staat het in mijn boekenkast. Het papier, een dubbelgevouwen A3, meer is het niet, verwerd daarmee van één van de vele tot de enige. Voor geluk is soms weinig nodig.

Literatuurblog

Bernlef

Het is 1997. Henk Bernlef zit achter zijn bureau, z’n nieuwe verzamelbundel voor zich, een pen in zijn hand. Wat moest ie er toch eens in zetten voor die ouwe Campert? Misschien hetzelfde als aan de rest, deze keer? Vooruit, gewoon doen: Poëzie is een daad, wordt wel gezegd

Boek

Je kunt boeken zoeken en vinden. Van het boek dat je zoekt, weet je dat je het wilt hebben. Van het boek dat je vindt, wist je dat niet.

Wat ik ook nog niet wist: boeken vinden is iets wat je verleert als je het niet genoeg doet. Snel weer inschrijven voor een nieuwe oefening.

(Dit schreef ik vlak na de opheffing van de tweede lockdown, in april 2021)

Literatuurblog

Verloren tijd

De verloren tijd van Proust. In deel 7, de hervonden tijd, zat een patiëntenkaart van de vorige eigenaar. Jurjen Vis heette hij, ik kende hem niet. Zijn website is nog online. Door het toeval waren hij en ik nu opeens verbonden, in tijd die zowel gevonden als verloren was.

Elburg

Het bovenste vak van mijn boekenkast is sinds kort een reservaat voor een rijtje poezie uit de verzameling van de dichter Jan Elburg. In 1981 zijn ze nat geworden van bluswater, brand bij de buren. Nu zijn ze weer vanouds bij elkaar, maar vaak gelezen zullen ze niet worden.

Literatuurblog

Büch

Zaterdagmiddag. Eindelijk weer tijd voor boeken, bier en bitterballen. De ober serveert en kijkt onderwijl met opgetrokken wenkbrauw naar de stapel. “Hier komt mij niets bekend van voor,” zegt hij en verdwijnt weer. Boudewijn Buch is sneller vergeten dan ik had gedacht

Notting Hill

In de film Notting Hill figureert een slechtlopend reisboekenwinkeltje. Ik was er enkele jaren geleden. Op de deur hing een briefje met het verzoek evenveel boeken te kopen als foto’s te maken. Ik had er dolgraag één gekocht, met handtekening, maar de winkel was helaas dicht

Veranderingen

Ik hoorde iemand zeggen dat ie aan veranderingen niks kon veranderen. Dat was dieper dan hij dacht. Eerder had Thomas de Lampedusa in de Tijgerkat het al fraai gezegd: ‘Als we willen dat alles blijft zoals het is, moet er veel veranderen’. Het maakte voor de ruine niets uit.

Boekenkast

Toen hij studeerde kocht hij zo veel mogelijk boeken van wat er zo nu en dan overbleef. Aanstonds zou hij werkloos zijn en dan had hij genoeg verzameld om te blijven lezen. Zonder werk kwam hij nooit. Maar de boekenregel bleef en nog steeds heeft hij meer boeken dan tijd.

Literatuurblog

K. Schippers

In mijn boekenkast staan de werken van A.L. Snijders en K. Schippers gebroederlijk naast elkaar met zijn zesentwintigen. De boeken van Snijders waren al wees, die van Schippers werden dat vandaag. Langzaam maar zeker wordt mijn kast een verzameling van nogal dode schrijvers.

Twintig keer de beste beginzin

Leestijd: 7 minuten

Hoe ziet de beste beginzin er uit? Met die gedachte begon ik in 2020 dagelijks een beginzin uit mijn boekenkast te posten. En toen ik ze allemaal op een rijtje had staan moest ik de beste er uit halen. Dat viel echter nog helemaal niet mee.

‘Call me Ishmael’. Dat is volgens de American Book Review de beste beginzin aller tijden. En ik vind hem ook erg goed; lekker kort, heel krachtig en je bent gelijk voorgesteld aan een belangrijk personage. Zo’n beste beginzin als die van Herman Melville legt de lat hoog voor andere schrijvers. Die willen er ook zo één.

Dus is er een hele cultus ontstaan over de wetenschap van de beginzin. Je mag niet beginnen met ‘ik’ of het weer. Hij moet kort zijn. Je begint met een personage plus een gevoel, een plaats, een tijd en/of karakteristiek. Beloof iets. Flirt met spreektaal. Zorg dat er wat op het spel staat. En schrijf beeldend. Er zijn kortom meer regels dan je in één beginzin kwijt kunt.

De vraag is natuurlijk hoe belangrijk zo’n goede beginzin echt is. Ik bedoel maar, hoeveel beginzinnen ken je uit je hoofd? Noem er eens een paar op. Ja, dan kom je vanzelf op ‘Call me Ishmael’: dat zijn slechts drie woorden, die onthoudt iedereen wel. Ken je echter ook de twee volgende zinnen van Moby Dick? Hier komen ze:

Call me Ishmael. Some years ago—never mind how long precisely—having little or no money in my purse, and nothing particular to interest me on shore, I thought I would sail about a little and see the watery part of the world. It is a way I have of driving off the spleen and regulating the circulation.

En dan gebeurt er wat mij betreft opeens iets geks met die beste beginzin. Er zit namelijk een breuk tussen met het vervolg. ‘Call me Ishmael’ is een three word story op zichzelf. Daarna begint het grote verhaal pas echt. Moby Dick was naar mijn bescheiden mening dus net zo’n klassieker geworden als ie was begonnen met ‘Some years ago—never mind how long precisely—having little or no money in my purse, and nothing particular to interest me on shore, I thought I would sail about a little and see the watery part of the world.’

Ultra Kort Verhaal

Omdat ik zelf ook altijd loop te hannessen met de beginzin leek het mij in 2020 een prima plan om gedurende een jaar dagelijks een beginzin uit mijn boekenkast te posten. Een mooie aanleiding om er elke dag eentje te bestuderen en af te kijken hoe je nou die beste beginzin schrijft. Het resultaat van die verzameling vind je hier terug in de Galerij der Beginzinnen.

Wat uiteindelijk de beste beginzin van die 365 exemplaren is, vond ik lastig vast te stellen. Toen ik ze allemaal zat door te lezen om er een longlist en daarna een shortlist van te maken, viel me op dat het niet zozeer de eerste zin zelf is die bepalend is voor de kwaliteit, maar het setje van de eerste paar regels in zijn geheel.

Hoe meer die eerste paar regels een ultra kort verhaaltje (UKV) op zichzelf vormden, hoe beter ik ze vond. Omdat er een vraag werd geponeerd, of een dilemma, een raadsel. Omdat ik ze grappig vond, ontroerend soms. Of gewoon omdat het mooie zinnen waren die een overdenking, een mijmering bij me teweeg brachten.

Wat me verder opviel: het lukte me niet om zonder spijtgevoelens de longlist in te korten tot een shortlist, noch kon ik er één als de beste beginzin aanwijzen, zoals ik vooraf had bedacht. Maar da’s dan weer het mooie van je eigen website volschrijven, dat je gewoon de regels aanpast tijdens het spel. Niemand die klaagt.

Twintig keer de beste beginzin

Uiteindelijk zijn dit de twintig beste beginzinnen geworden, in willekeurige volgorde. Die van Moby Dick zit er trouwens niet bij. Niet omdat ik hem niet mooi vond, maar het boek staat niet in mijn kast.

De ene dag is er leven. Een man bijvoorbeeld, in goede gezondheid, niet eens zo oud, zonder ziektegeschiedenis. Alles is zoals het was, zoals het altijd zal zijn.

Een van de dingen die je meemaakt als je ouder wordt, is dat je een heleboel nieuwe manieren vindt om je te bezeren.

Geachte mevrouw Davis, Wij hebben elkaar nimmer ontmoet en die situatie moeten we vooral handhaven. Er is al ellende genoeg in de wereld.

Beste Kees, Er is een moment. Momenten zijn er altijd. We vullen ons leven ermee. Elk moment is anders. Op een bepaald moment doen we iets. Kiezen wij dat moment of kiest het moment ons?

Hou het stevig vast, zegt mijn vader. Met beide handen. Ik omklem het stokje. Vader loopt langzaam achterwaarts, de haspel met vliegertouw afwindend. Bij elke stap voel ik een klein rukje. Ik zet me schrap.

We stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik. Zij aan de ene kant van de kist, ik aan de andere. We rukten aan de hengsels. Zij droeg sloffen, ik schoenen. Ze gleed weg en ik zette haar klem. Gewonnen.

He was an old man who fished alone in a skiff in the Gulf Stream and he had gone eighty-four days now without taking a fish. In the first forty days a boy had been with him.

Die zondagmorgen liep Van Kempen de bijkeuken in om zijn klompen aan te doen en een kijkje op de dijk te gaan nemen. Maar toen zag hij daar een geweldige kat liggen. Dat is eigenaardig, zei hij bij zichzelf, die was er gisteren nog niet.

Het gebeurde in februari 1969 in Cambridge, ten noorden van Boston. Ik heb het niet onmiddellijk opgeschreven omdat ik eerst van plan was het te vergeten, om niet gek te worden.

Hoe meet je de zwaarte van een klap die nooit kwam, zoek je de fiets waar niets mee is, die er nog staat? De brand in een leegstaand schoolgebouw, nooit uitgebroken, laat geen sporen na.

In een plaatsje in La Mancha, waarvan de naam mij niet te binnen wil schieten, leefde niet lang geleden zo’n edelman met een lans in zijn wapenrek, een antiek leren schild, een magere knol en een hazewind.

Was het hem? Was het hem niet? Vanmorgen, op dat stampvolle perron 12b van Amsterdam-Centraal had ik even dat sterke gevoel dat ik Stan van Leer zag.

De dag waarna in het leven van Raimund Gregorius niets meer zou zijn als ervoor, begon als talloze andere dagen

In juni 1885 arriveerden er drie Fransen in Londen. De ene was een prins, de andere een graaf en de derde een gewone burger met een Italiaanse achternaam. De graaf omschreef het doel van hun bezoek later als intellectueel en decoratief winkelen.

1986. Het was aan het begin van mijn reis naar Santiago dat Borges stierf. Dat was vreemd, want je had het vreemde idee dat hij nooit kon sterven, of dat hij al lang dood was, dat kon ook.

Ooit bezat ik het volmaakte ei. Het was ongeveer zo groot als dat van een merel en had als bijzondere eigenschap dat het leeg was – niets dan een schaal rondom eivormige lucht.

De bomen buigen. Het zijn langwerpige bladervrachten die wapperen zoals de wind het aangeeft. De wolken zeilen eroverheen, genoeg verlangens op zo’n dag, maar als je het beleeft weet je er geen raad mee.

Rechts van me staat een vlekkerig grenen boekenkastje. Het bevat onder meer mijn jeugd.

Ze stapten uit bij het eindpunt, en toen ze bij de straathoek kwam, zag ze tot haar verbazing dat ze in de straat was waar ze woonde, op een paar passen van haar huis. Ze bleef staan.

Er zit een geheim in alles wat je ziet en zelfs als je dat geheim oplost blijft er het geheim van je vermogen om het te zien en op te lossen.

Nico Dijkshoorn – Ooit gelukkig

Leestijd: 3 minuten

Nico Dijkshoorn schreef in 2012 ‘Nooit ziek geweest’. Een boek dat over zijn vader lijkt te gaan. In 2019 verscheen ‘Ooit gelukkig’. Wat op het eerste gezicht over zijn moeder is geschreven. Maar eigenlijk gaan beide boeken over Dijkshoorn zelf. Ik maakte er onderstaande Twitterboekrecensie van.

In ‘Ooit gelukkig’ pleegt Dijkshoorn zijn tweede vadermoord. Op Freek de Jonge. En die had daar wel een beetje om gevraagd. Van nar naar narcist is immers maar een klein stapje. Zodra iedereen de nar gelooft wordt ie vanzelf een narcist. Dan is het gedaan met geloofwaardig schoppen.

Narcisme is dus lang niet altijd als karakter aangeboren. Bij de meesten is het gewoon hun gedrag, gebaseerd op hoe ze denken dat iemand in hun positie behoort te doen. Het is als een meme, die van Richard Dawkins dan om precies te zijn. Het erft cultureel over.

Voor een opgroeiend kind maakt dat in eerste instantie niet heel veel uit. Hij heeft er maar mee te dealen, zeker de oudste. Daarom ontwikkelt hij in de loop der jaren een soort van anti-gedrag; hij wordt de anti-narcist, zoals twee golven in tegenfase elkaar ook uit kunnen doven.

Whoever fights with monsters should see to it that in the process he does not himself become a monster.

NIETZSCHE

Maar je bent alleen anti-narcist bij de gratie van de narcist. Zodra die wegvalt wordt je er zelf één. Zoals ook slachtofferschap daderschap kan worden. Vanaf dat moment maakt het voor een kind wel uit of zijn narcisme karakter is of slechts gedrag.

De stap van anti-narcist naar narcist gaat vanzelf, je hoeft er niets voor te doen. Het duurt alleen even voor je het door hebt. Er is een heftige gebeurtenis voor nodig, een catharsis, om het besef te laten doordringen dat je zelf een narcist geworden bent.

Je moet het eerst zien. Dan is er de ontkenning, die hardnekkig kan zijn. Sommigen komen daar nooit meer uit. Als het wel goed gaat volgt aanvaarding, er kan worden begonnen met de deconstructie van de narcist. Wie je echt bent zit gewoon onder het harnas van ongewenst gedrag.

Dit alles had ik opgeschreven voor ik aan deel III, ‘Rode letters’ was begonnen. Daarin pleegt Dijkshoorn uiteindelijk zijn derde vadermoord: die op zichzelf. Hij deconstrueert de narcist in zichzelf. “Ze zien mij zoals ik mijn ouders nooit heb gezien. Ik heb van alles fout gedaan, maar ze willen weten waarom. Ik heb nooit iets willen weten, maar het is nog niet te laat.”

Een intrigerend boek. Maar lees wel eerst ‘Nooit ziek geweest.’

Brood, Bakker, Bernlef en Brandweer; Rizoom van een herinnering.

Leestijd: 6 minuten

Herinneringen zijn nooit af. Er is altijd wel iets waardoor een oude gebeurtenis levend wordt en connectie maakt met iets nieuws. Mij overkwam dat laatst bij het boek van Jet Steinz, met de 150 opmerkelijkste Nederlandse brieven. Opeens koppelde een aantal ervaringen zich aan elkaar tot een Brood Bakker Bernlef Brandweer Rizoom. Dat ging zo.

Rizoom

Als je dit leest zit ik in je rizoom. Misschien kende je me al en was je benieuwd of ik een nieuw blog had geschreven. Of misschien heb je gegoogeld, en kwam je zo op deze pagina terecht. Hoe dan ook, wij hebben een connectie, in ieder geval zolang je je dit blog herinnert.

Jij zit ook in mijn rizoom, als een lezer. Ik schrijf dit blog voor jou. Iemand die ik waarschijnlijk helemaal niet ken, maar waarvan ik veronderstel dat je net als ik in dit onderwerp geïnteresseerd bent.

Anders was je hier nu niet.

Je bent vast nieuwsgierig, wil graag zien hoe andere mensen naar de wereld kijken. Je hebt wel eens van rizoom gehoord, en net als ik zoek je naar voorbeelden van wat je er mee kan doen. Want echt simpel heeft die Deleuze het niet gemaakt.

Maar wellicht ken ik je wel, weet ik je naam en zit je al in mijn rizoom.

Als je me dat laat weten, gebeurt er opeens van alles. In dat geval verandert namelijk ons rizoom, wordt er iets toegevoegd; op zijn minst deze tekst en onze mening daarover. Want rizomen zijn ‘becomings’, dingen die worden, die constant in verandering zijn. Die steeds connecties maken, zich aanpassen, meebewegen.

Het laat zien hoe makkelijk een rizoom zich vormt, hoe makkelijk het is om verbindingen te maken. Ze ontstaan helemaal uit zichzelf, je hoeft er niets bijzonders voor te doen.

Misschien hoef je ze zelfs alleen maar te herinneren, dat weet ik niet.

Zou je in een rizoom kunnen zitten zonder dat je het nog weet, zonder geheugen? De wesp en de orchidee vormen een rizoom, schrijft Deleuze. Zouden die zich dat herinneren? Hebben een wesp en een orchidee een geheugen?

Kaft van het boek Gedroomde Ruimte uit 2012

Bernlef

Ik herinner me niet wat ik ben vergeten. “Alles gaat verloren en alles blijft bewaard”, zegt Bernlef daarover, maar hij was dan ook uitzonderlijk bezorgd om te vergeten. Omdat het dan zijn betekenis zou verliezen, het een verweekt rizoom zou zijn.

Zijn hele werk draait er eigenlijk om, om verdwijnen en vergeten. Niet alleen in ‘Hersenschimmen.’ In de jaren tachtig bezocht hij met Siet Zuyderland, een beeldend kunstenaar, Coney Island. Samen maakten ze een prachtig boek, ‘Gedroomde Ruimte, waarin Bernlef Bait ‘n Tackle schreef. Daaruit dit fragment:

Vergeten is nog weer iets anders dan slapen. Niet alle rizomen zijn even actief of emergent. Er zijn er in ruste, onder de oppervlakte. Wachtend op een moment om weer op te lichten, een trigger om wakker te worden. Soms is het een geur, bijvoorbeeld van een madeleine gedoopt in bloesemthee. Of een geluid, de eerste klanken van een oud liedje. Wie weet zelfs een reclame;

Mexicaantje, oranje hoed

Caraco ijs, geweldig goed

Brood

Het kan ook door een boek komen dat een slapend rizoom ontwaakt. Onlangs publiceerde Jet Steinz haar brievenboek P.S.. ‘Van liefdespost tot hatemail: de 150 opmerkelijkste Nederlandse brieven’ staat er op een wikkel om de kaft. Ze zat bij De Wereld Draait Door (DWDD) en daar ging het precies om die ene brief waar ik het boek later voor kocht. Aan de andere 149 hoop ik later een keer toe te komen.

De afscheidsbrief van Herman Brood, daar was het mij om te doen. Het is de laatste in het boek. Een goede plek voor een afscheidsbrief.

De afscheidsbrief van Brood uit PS.

Het gebeurde op 11 juli 2001, en ik had dienst als Officier van Dienst (OVD) in Amsterdam. We reden ergens in Amsterdam Noord, de chauffeur van de commandowagen 1 en ik, toen de Alarmcentrale over de mobilofoon vroeg om telefonisch contact met hen op te nemen. Een typisch relict uit de tijd dat er nog louter vaste telefoons bestonden, want ze hadden mij natuurlijk zelf ook even kunnen bellen op de mobiel. Enfin.

Er kwam de mededeling van een springer van het Hilton. Bij aankomst van de autospuit reeds overleden. Conform protocol aan mij ter kennis gesteld. Ik besloot er verder op dat moment niets mee te doen, het was een eind rijden zonder blauwe pit en het slachtoffer was al overleden. Ik zou later wel even bellen met de bevelvoerder ter plaatse, hoe het was gegaan.

Een mens is in de eerste plaats een gebeurtenis, en pas daarna een naam, zegt Deleuze.

Dat het slachtoffer Herman Brood was, werd mij later duidelijk. Eerst was het een uitrukbericht en een voornemen om met de bevelvoerder te bellen, voor het een persoon werd.

Gek genoeg vroeg ik mij toen opeens af of ik er toch niet heen had moeten gaan. Het voelde alsof ik verzaakt had, of ik hem daar in zijn eentje had laten liggen. Irrationaliteit manifesteert zich op de vreemdste momenten en dit was er kennelijk één.

Maar ik begreep gelijk heel goed waarom veel brandweermensen na de redding, of die nu gelukt was of niet, geen naam meer hoefden te weten, zoals Ludo mij ooit had verteld. De mens als gebeurtenis is meer dan genoeg om een rizoom te vullen, laat het vergeten maar beginnen. Laat het los raken van de betekenis die het eens is geweest. Alleen dan kan je vrij leven.

Bakker

En het ging nog verder, met die irrationaliteit. Er drong zich direct een oude, hele flauwe grap aan mij op.

Vraag: Wie is de vader van Herman Brood?

Antwoord: Marco Bakker.

Grap? Ja, tsjonge, het overkomt je soms.

Dit is een foto van ‘Zonked’, een schilderij van Brood dat boven de TV hangt. Misschien is het echt echt, dat weet je nooit zeker bij zijn werk. Zelfs niet met een certificaat van echtheid. Maar voor mij is het hoe dan ook echt.

Alhoewel in dit geval de connectie niet zo heel vreemd was: bij het auto-ongeval waar Marco Bakker iemand had overreden, had ik ook dienst gehad als OVD. Daar was ik wel heen gegaan, sterker nog, ik was er al, omdat de Amsterdamse OVD’s toen bij elke volle Arena in de commandoruimte aanwezig moesten zijn.

Ik herinner me dat ik naar de plaats incident liep, omringd door allerlei types die me op het hart drukten om hier zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan te geven. Ik herinner me dat ik me afvroeg wat ik daar in Godsnaam ging doen. En ik herinner me dat het conform protocol was, aan mij ter kennis gesteld en dus ging het zoals het ging.

Maar ik herinner me vooral dat dit een gebeurtenis was die ik nooit zou vergeten, door de naam die er in tweede instantie aan gegeven werd. En ik wist dat Bakker waarschijnlijk nooit meer vrij zou kunnen leven.

Dit alles kwam naar boven toen ik naar DWDD zat te kijken. Mijn Brood Bakker Brandweer rizoom was wakker geworden en had en passant ook Bernlef ingelijfd, het was immers een becoming. Daar moest natuurlijk een blog over komen. Deze.

En die zit nu ook in jouw rizoom.

Nooit krijg je die er meer uit, want ook al gaat alles verloren, het blijft toch bewaard. Hooguit gaat ie slapen, om onherroepelijk te ontwaken op de dag dat Marco Bakker overlijdt. Dan zal je denken aan die brandweerman die bij de fatale ongevallen van Herman Brood en Marco Bakker was geweest en daar later Bernlef aan had toegevoegd, gewoon omdat het kon.

En om het te bewaren, dat ook.

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑