Leestijd: 9 minuten
Ed Oomes, 23 december 2013

Inleiding
In deel drie van de serie over de sturingsdriehoek wordt de vertaling gemaakt van standaard, standaardafwijking en afwijking naar het brandweerproduct. Welke activiteiten van de brandweer (ik spreek eigenlijk liever van producten in verband met resultaatgerichtheid) kun je in de sturingsdriehoek plaatsen? Overigens zou je deze exercitie op basis van het vorige blog over het fundament ook op andere organisaties of vakgebieden kunnen los laten.

Het verhaal van de kapotte uitlaat
Laat ik beginnen met het verhaal van de kapotte uitlaat. Stel, je auto maakt het overdreven sportieve geluid dat bij een lekke uitlaatpijp hoort. Om te voorkomen dat het in een mum van tijd tot een oorverdovend lawaai verwordt, besluit je naar de garage te gaan. Aldaar aangekomen wordt je buitengewoon snel geholpen. Tevreden informeer je naar het moment van oplevering. En dan zegt de garagebaas tot je grote schrik: “Tja, dat weet ik niet, we moeten eerst verkennen en kwalificeren. En dan moeten we kijken hoe we het kunnen aanpakken. Maar als het onder controle is, kom ik bij u terug. Maakt u zich maar geen zorgen, we doen dit heel vaak, komt goed”. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik zou mijn auto weer meenemen en naar een andere garage gaan. Als men voor zo’n standaardproduct als een lekke uitlaatpijp geen standaardoplossing heeft en dus ook geen standaarddoorlooptijd, dan kan het niet veel zijn.

Mocht er echter lichtgroene rook onder de motorkap vandaan komen, die lichtjes naar aardbeienjam ruikt, dan is de reactie van de garagebaas weer wel geruststellend. Hij neemt de vreemde, niet alledaagse melding uiterst serieus, gaat onderzoek doen en meldt zich weer op de lijn als er een oplossing is. Zoals het bij een knowledgebased situatie, een afwijking, hoort. Alleen de tussenopmerking dat ze dit heel vaak doen zal hij deze keer niet maken. “We zijn gespecialiseerd in afwijkende storingen, dus het komt goed”, zou in dit verband wel een geruststellende en klantvriendelijke opmerking kunnen zijn. Elk product kent zo zijn eigen randvoorwaarden. Standaardproducten hebben een standaardoplossing die met grote waarschijnlijkheid vooraf te voorspellen is. En bij afwijkingen moet er echt specialistische hulp worden ingeschakeld, waarbij het aanvaardbaar is dat dit enige, nog onbekende hoeveelheid, tijd gaat kosten.

Paraatheid is geen brandweerproduct
Hoe vertaalt dit product denken zich naar de brandweer? Toen ik tijdens mijn lectoraat brandweermensen vroeg naar wat zij vonden dat het brandweerproduct was, kreeg ik vaak ‘paraatheid’ als antwoord. Maar paraatheid is in mijn ogen geen product. Paraatheid is de wachttijd tussen het leveren van twee producten. Het is een randvoorwaarde die weliswaar een groot deel van de kostprijs voor zijn rekening neemt, maar daarmee is het nog geen product. Een gebluste brand, dat is een product. Of een leeggepompte kelder. Gevaarlijke dingen en / of situaties met een ongewenst begin en een gestabiliseerd eind, dat zijn brandweerproducten. Dan moet je vervolgens nog afspraken maken over de kwaliteit van het product, en verdomd als het niet waar is, opeens ben je in business.

Helaas is de productgedachte bij de brandweer nog niet echt ingevoerd. En dat is jammer. Het is ten eerste de vraag of je als brandweer namelijk wel de juiste dingen doet. In mijn lectorale rede heb ik dat ooit beschreven als dat ‘branden er meer voor de brandweer zijn, dan de brandweer er voor de samenleving is’. Het is een beetje een doel – middel omkering, zoals ook Albert Einstein het in het begincitaat van dit blog verwoordt.

Ten tweede geldt dat ‘you can’t improve what you can’t measure’. Het is lastig verbeteren als je de kwaliteit van een product niet kan meten. Voor je het weet worden er ellenlange discussies gevoerd over middelvoorschriften (procedures en plannen) die bij niet-toepassen ervan weer leiden tot annoying rapporten die stellen dat de procedures niet zijn nageleefd. Het antwoord daarop zou natuurlijk niet een nieuw plan of een nieuwe procedure moeten zijn, maar vaak is het dat wel. Of zoals Albert Einstein het zegt: “No problem can be solved from the same level of consciousness that created it”. Dat vraagt dus om een tweede orde oplossing: om te vermijden dat we het alleen nog maar over plannen en procedures hebben, moeten we gaan praten en denken over producten. Dat is de derde reden om meer naar brandbestrijding als product te kijken.

Een vierde reden om meer over producten te gaan spreken, is dat het beter aansluit bij de klantgedachte. Wat wil de klant (bestuur, bedrijfsleven, burger) van de brandweer en wat wil hij er voor betalen? Dat geeft bovendien richting aan mogelijk nieuwe producten van de brandweer. Mijns inziens is het redden van mens en dier namelijk geen product maar een missie (het staat niet eens expliciet als opdracht in de wet) en missies kun je niet kwijt op de markt. Maar diensten of producten wel.

De sturingsdriehoek ingevuld
In de figuur ‘Sturingsdriehoek 3’ heb ik de brandbestrijdingsproducten ingevuld. Laten we er stap voor stap door heen lopen.

Sturingsdriehoek 3 Basiszorg
De basiszorg staat wat mij betreft gelijk aan de standaard. Daarbij mag best sprake zijn van een vorm van resultaatverplichting. In de basiszorg zie ik drie standaardproducten, namelijk kleine brand (KB), middelbrand (MB) en grote brand (GB). Ik heb deze standaards niet verder uitgesplitst naar objecten zoals woonkamers, schuurtjes of landbouwbedrijven. Dat verschilt enerzijds per verzorgingsgebied en anderzijds is het aantal verschillende soorten brandjes zo groot dat het nogal onoverzichtelijk zou worden in het model.

“A perfection of means and confusion of aims seems to be our main problem”.   Albert  Einstein

Het uitgangspunt voor de basisproducten is een combinatie van tijd en slagkracht. Kleine branden zijn die branden, die brand meester zijn in 15 minuten met een standaard autospuit van zes mensen. Een middelbrand is brand meester in 30 minuten met twee spuiten. En een grote brand is brand meester in een uur met drie spuiten. Die laatste wordt trouwens al wat minder ‘resultaterig’, vind ik zelf. Want als je met een extra spuit erbij de brand in 45 minuten uit hebt, vind ik dat je dat wel moet doen. Want de brand is van de klant en die wil er zo snel mogelijk van af. Dan is het dus niet de bedoeling dat je met zo min mogelijk mens en materiaal de brand blust om je eigen vaardigheid te tonen. Klantvriendelijkheid betekent op dit punt optimaliseren van mens en materiaal om zo effectief en efficiënt mogelijk op te treden.

Elke ploeg zou in staat moeten zijn om skillbased te werken in een verband tot en met drie spuiten als basisvaardigheid, vind ik. Let wel, dat is geen wet, het staat niet in beton gegoten. Als er op basis van de hoeveelheid ervaring in een korps of ploeg reden is om de basis van de driehoek te versmallen, kan de grens tussen skill- en rulebased best eens lager uitvallen, bijvoorbeeld bij middelbrand. Dat heeft dan weliswaar consequenties voor leiderschap en kennisproducten (die moeten uitgebreid worden), maar dat zou best eens een heel verstandige keuze kunnen zijn. Die flexibiliteit zit er dus wel zeker in de sturingsdriehoek.

Als je de brandweerstatistieken erbij pakt, blijkt de gedachte achter de sturingsdriehoek prima uit te werken in de praktijk. Volgens het CBS waren er in 2012 zo’n 35.800 branden in Nederland. Daarvan waren er 19.700 buiten, 12.600 klein binnen en 1800 middel en groot. Het merendeel van de uitrukken en inzetten beweegt zich dus op het niveau van kleine brand. Daarnaast is er een verdeling naar middelbranden, grote branden en beyond, die ook grofweg past in de driehoek, maar door het CBS niet verder uitgesplitst wordt. Daar kan je dus niet zo veel mee. Als je op zoek gaat naar grote branden in Nederland, kun je iets meer te weten komen over de rulebased verdeling. Volgens het verbond van verzekeraars zijn er jaarlijks honderd grote branden in Nederland met een schade van gemiddeld 4,6 miljoen euro. Die vallen merendeels in de categorie real case en zou je merendeels regionaal aan moeten kunnen. Enkelen van die branden zullen zich tegen knowledgebased niveau aan begeven. Dat betekent dat er 1700 branden in het segment middel en groot zitten, op het grensvlak van standaard en standaardafwijking.

Peloton
Zodra de brandweer met vier spuiten gaat werken, is er opeens sprake van een peloton. Dan gaan we grootschalig aan de slag en dat is zo’n andere manier van werken dat ik daar de knip naar rule based producten heb gelegd. We worden er voor opgeleid, we oefenen het echter vaker dan we het in de praktijk toepassen en daardoor is het een weliswaar bekende inzetvorm, maar geen herkenbare situatie; niet skillbased, dus.

De bovengrens van de regionale capaciteit is gelegd bij één compagnie. Zo lang er geen regio’s zijn met meer dan één compagnie, zoals ooit (logischerwijze) om financiële redenen is besloten, is het niet logisch dat nog als rulebased gedrag te zien. Dat is knowledgebased, afwijking.

Nou kan je terecht zeggen dat de inzet van een peloton niet echt een product is. Het is meer een manier van werken dan een resultaatgericht product. Dat klopt, en voor het algemene model heb ik op dit moment nog geen 100% dekkende invulling anders dan deze kwantitatieve benadering. Een andere, meer kwalitatieve invulling is kijken naar de rampbestrijdingsscenario’s in het verzorgingsgebied en die als basis nemen van het brandweerproduct. Natuurlijk kun je hier ook andere grote en voorzienbare incidenten als voorbeeld nemen, zo lang ze maar real case zijn en niet worst case. Als normen gebruik ik voorzienbaarheid, proportionaliteit en bestrijdbaarheid. Daar kom ik in een ander blog nog wel eens op terug. Ik vind overigens dat er op nationaal niveau een register van RBP scenario’s zou moeten zijn als onderdeel van de brandweerdoctrine. Een tankbrand in Maastricht is namelijk hetzelfde als een tankbrand in Delfzijl, dat maakt op doctrine niveau niet veel uit. Vanzelfsprekend moet je dan nog wel je eigen operationele procedures opstellen, maar dat moet elke regio toch al. De scenariokaarten externe veiligheid vind ik een mooie aanzet voor zo’n doctrine-onderdeel.

Het uitgangspunt voor real case incidenten is eigenlijk dat brandbestrijding hetzelfde is als projectmanagement. Vanuit een voorzienbare en gekwantificeerde schade (bijvoorbeeld een tankbrand) reken je terug hoe je moet inzetten, hoe lang elke fase duurt en hoeveel mensen en materieel je nodig hebt. Leiding geven is dan variëren op het kritieke pad: schaal ik op in tijd of in mensen? Of zijn er nog andere zaken nodig om het doel te bereiken (lees: de productkwaliteit)? Door het schadebeeld als uitgangspunt te nemen en het normatief incidentverloop als kwaliteit toe te voegen formeer je ook een brandweerproduct in de combinatie van tijd en slagkracht.

Alles wat buiten de opsomming van real case valt is worst case. In dergelijke situaties doet de brandweer zijn best, maar meer dan die inspanningsverplichting kun je niet verwachten. Voor man made disasters kan je in Nederland dan denken aan de vuurwerkramp in Enschede, bij natural disasters denk ik dan aan de overstroming van 1953. Enkele bekende incidenten in Nederland, zoals de brand in Moerdijk, liggen op het grensvlak van rulebased en knowledgebased incidenten. Echte worst case tref je in de praktijk toch vooral in het buitenland aan, bijvoorbeeld Fukushima, Kathrina en de Filippijnen. In dit blog ga ik nu niet verder op dat soort rampen in, want die vallen een beetje buiten het model.

Tot slot
Het zou goed zijn als de klant, de burgers en het bestuur, de uitgangspunten en producten van de brandweer kennen. Zodat men weet wat ze van de brandweer kan verwachten. Dan weet de brandweer ook beter wat hen te doen staat. Nu is er sprake van een soort open eind regeling die grote kans geeft op onterechte kritiek. In die zin vind ik dat de sturingsdriehoek, zoals beschreven in dit blog en de vorige twee blogs, de basis van de brandweerdoctrine kan vormen: het model waarmee je de brandweer en haar producten vormgeeft.

 Meer lezen, Sturingsdriehoek deel 4: Planvorming