Wanderings in crisis

Categorie: Filosofie (Pagina 1 van 7)

Crisis bij de Grieken. Een boekrecensie

Leestijd: 6 minuten

Klassieke wijsheid over tijden van crisis, staat er op het boekje over Crisis bij de Grieken. Het is een bloemlezing met oude teksten over één gemeenschappelijk thema, zoals eerder al een bloemlezing over speechen verscheen. Toen ik het net uit had vroeg ik me af welke klassieke wijsheid ik nu had opgedaan. Maar soms moet je nu eenmaal wat dieper graven om te kijken wat je hebt geleerd.

Glimmend roze is ie, het boekje ‘Crisis bij de Grieken’. Nou ja, eigenlijk heet ie gewoon Crisis, maar om verwarring te voorkomen met andere boeken onder die naam maakte ik er maar ‘Crisis bij de Grieken’ van. De oude Grieken wel te verstaan, want daar verwijst ook de subtitel naar: Klassieke wijsheid over tijden van crisis.

Emilia Menkveld en Maurits Lesmeister stelden een bloemlezing samen met teksten over crisis uit de klassieke oudheid. Daarbij verwijzen ze op de achterkant van het boek uitbundig naar het hier en nu, dat je in een pessimistische bui als één grote polycrisis zou kunnen betitelen:

Crisis lijkt het toverwoord om het huidige tijdsgewricht mee te vangen. De ene pandemie is nog maar net afgelopen of de volgende oorlog is al begonnen; de macht van autoritaire leiders neemt overal toe. En de onzekerheid over wat de toekomst brengt is groter dan ooit.

Dat was nog eens een mooie aankondiging. Ik hoopte een verbreding te krijgen op de leer van de Stoa, die ik had leren kennen als een crisisfilosofie bij uitstek. De Stoïcijnen doen eigenlijk niks anders dan kijken hoe je om moet gaan met tegenslag. Hun zienswijzen zijn ook nu nog steeds toepasbaar, dus hoe mooi zou het zijn als ‘Crisis bij de Grieken’ daar op zou aansluiten.

Ik had er zin in.

Crisis

Het boek begint met een korte inleiding op het begrip crisis en de vermeende herkomst ervan uit het Oud-grieks. Maar, zeggen Menkveld en Lesmeister, κρινομαι (krinomai) betekent helemaal geen crisis. Op zijn best betekent het iets als beslissing. Uit andere bronnen dan ‘Crisis bij de Grieken’ haalde ik dat het ook zoiets als oordelen, schiften, richten en oordelen kan betekenen.

En zelfs ‘het moment van de waarheid’ kwam als betekenis voorbij.

Wat het ook niet betekent: het hoogtepunt van een ziekte, of verergering van een ziekte met mogelijk fatale afloop. Na kort beraad nemen de schrijvers de betekenis over van Jacqueline Klooster en Inger Kuin uit hun boek ‘After the Crisis’ uit 2020.

Een crisis is een ontwrichtende gebeurtenis die een breuk vormt met het verleden en waarbij er dus sprake is van een ‘voor’ en een ‘na’.

Hoe tegenwoordig het woord crisis gebruikt wordt is pas gangbaar vanaf het einde van de 18e eeuw. Toevallig stuitte ik onlangs op een filmpje over de semantische verbanden van het woord crisis. Onder deze afbeelding zie je een link naar het filmpje waar ik dat heb uit gehaald. Het kost je een half uur, maar dan weet je er ook alles vanaf. Bovendien ben je daarna ook heel zen.

Semantische analyse van het woord crisis. Als je op de afbeelding klikt wordt ie groter. Link filmpje.

Goed.

Terug naar het boek. Daarin worden tien verhalen verteld via vertaalde klassieke teksten. Dat loopt van Troje via Oidipous naar een seksstaking van de vrouwen in Athene en een staatsgreep met een nepkoning bij de oude Perzen. Een grote variatie in crises dus, zo op het eerste oog.

Ach, wat een ramp is weten, waar het hem die weet niet baat. Ik wist dat goed, maar het was mij ontschoten, anders kwam ik niet.

Sofokles uit zijn verhaal over Oidipous.

Toneelstukken

Toch viel me dat in de praktijk een beetje tegen. Eigenlijk gaan bijna alle hoofdstukken over een hoofdpersoon die zichzelf ernstig in de nesten werkt en daar dan probeert uit te komen. Het zijn meer psychologische crises dan organisatorische. De andere rode draad in die teksten is dat het dialogen zijn. Toneelstukken, niet zelden met hele koren erbij.

Dat besef daagde langzaam tijdens het lezen: er waren in die tijd natuurlijk ook weinig boeken en de manier om verhalen te vertellen was via theaters en toneel. Teksten werden mondeling overgebracht in een voornamelijk orale vertelcultuur. Schriftelijke verhalen zoals we die nu kennen ontstonden pas vanaf de middeleeuwen, toen de steden zodanig groeiden dat er ook een markt voor boeken ontstond.

Taormini theater op Sicilië. De Romeinen hebben het originele Griekse theater volledig herbouwd. Foto Wikipedia

Toen dat begrip er was vond ik het boek opeens weer een stuk leuker. Bijna had ie op de lijst Afgeboekt gekomen, tussen de andere niet-leestips, maar nu vond ik het toch wel een aardige introductie op dit soort klassieke verhalen. Ook voor de hedendaagse crisismanager. Niet direct voor je vakgebied zelf, maar wel voor je algemene ontwikkeling. Het is goed om hier een beetje kennis over te hebben. Crisis bij de Grieken is daarvoor een mooie gelegenheid. En de liefhebber kan altijd op zoek naar andere teksten met dit boek als handleiding.

Plato

Zo zal ikzelf nog eens op zoek gaan naar ‘De Staat’ van Plato. In hoofdstuk vijf van ‘Crisis bij de Grieken’ wordt daaruit een dialoog beschreven waarin de vijf staatsvormen volgens Plato worden gepresenteerd. Plato vond dat Staten dynamisch zijn; de staatsvorm verandert al naar gelang de inwoners veranderen. Een beetje zijn interpretatie van de Collapse of Complex Societies.

Ook zijn meest ideale staatsvorm, de aristocratie, zal uiteindelijk verweken en via timocratie (bestuurd door militairen), oligarchie en democratie verworden tot een tirannie. Feitelijk is het een afbouw van Logos via Thymos naar Eros, maar dan vijf stappen. Dat ik in de twee blogs hiervoor ook al tegen Plato en zijn onderverdeling van de ziel aanliep is echt toeval, de resultante van wandering in crisis.

Veel van zijn karakteristieken zijn ook nu nog herkenbaar, net als zijn taalvondsten. Kijk maar eens naar deze schitterende metafoor, als Plato het grote probleem van de oligarchie uitlegt:

In de eerste plaats is dat het oligarchische beginsel zelf. Stel je voor dat iemand voor zijn schip een kapitein uitzocht op basis van een vermogensgrens en de mensen die het beste voor die functie geschikt zijn passeert omdat ze niet voldoende geld bezitten.

Plato over de ideale staat

Eindoordeel

Ik vond Crisis bij de Grieken al met al een ietwat verwarrende leeservaring. Deels kwam dat door mijn verwachtingspatroon, die zich te veel had laten leiden door de achterflap en mijn ervaring met teksten uit de Stoa. Dat is toch echt wel heel wat anders. Ook is het jammer dat er eigenlijk weinig te leren valt over crisis.

Verder maakt de uitgave een gehaaste indruk. De inleiding is wel heel erg kort en gaat niet diep op begrippen in. Af en toe zwaait er een bekende naam voorbij, zoals Jip van der Toorn, maar haar boekje heeft net zo weinig met crisis te maken als deze bloemlezing.

Amfitheater Delphi is werelderfgoed. Foto is van Unesco.

Ook de inleidingen per hoofdstuk zijn erg kort, te kort. Een goede uitleg en duiding wordt zodoende node gemist. Ik had zelf liever twee hoofdstukken minder gehad met meer toelichting. Nu heb ik het wel gelezen (SA level 1) maar of ik ook alles begrepen heb is vraag 2 (SA level 2).

Daar staat tegenover dat het voor de crisismanager een mooie kans is om kennis te maken met klassieke teksten. Die ook nog eens gaan over een deel van je vak. Sommige stukken, zoals die van Herodotus en Plato, springen er wat mij betreft echt uit en waren leuk om te lezen.

En zoals ik in het blog over de Lezende Mens schreef, je kunt er ook scannend doorheen en alleen de leuke stukken met volle aandacht (prosoché) lezen. Het is tot slot ook een leuk kadootje voor jarige crisismanagers, crisismanagers die afscheid nemen of die wekelijks aan het Romeinse Rijk denken.

Cijfer: 7-

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: niet helemaal als eerste maar wel kort erop.

Het nieuwe Westen van Hans Boutellier

Leestijd: 8 minuten

Het nieuwe Westen is een boek uit 2021 van Hans Boutellier. Het gaat over de strijd om identiteit in de huidige samenleving, het zoeken naar een plek voor jezelf tussen al die andere identiteiten die ook positie claimen. Boutellier reikt daar een aantal concepten voor aan die prima passen in mijn zoektocht naar de Black Swan. Maar er is meer over het nieuwe Westen te vertellen.

Veiligheidsutopie

Mijn eerste kennismaking met Hans Boutellier betrof zijn boek ‘De Veiligheidsutopie’, verschenen in 2002. Feitelijk draait dat boek om de spanning tussen vrijheid en veiligheid. De moderne mens wil eigenlijk volledig vrij zijn, zodat hij kan doen wat hij wil om zichzelf te ontplooien, experimenteren en ontwikkelen.

Tegelijkertijd levert volledige vrijheid onveiligheid op, omdat zekerheden en vanzelfsprekendheden ontbreken. Iedereen is dan namelijk volledig vrij; niemand meer die je beschermt.

Er zit daar een heuse paradox in: om de volledige vrijheid te kunnen realiseren moet ze beteugeld worden. De gedachte dat beiden naast elkaar kunnen bestaan zonder invloed op elkaar te hebben is wat Boutellier de Veiligheidsutopie noemt. It ken net.

Het nieuwe westen
Als je samen leest wil de kaft nog wel eens gaan krullen 🙂

Daarna werd het een tijdje stil rondom de hoogleraar Polarisatie en Veerkracht aan de VU. In 2011 verscheen vervolgens de Improvisatiemaatschappij, die ik niet gelezen heb, net als de opvolger het Seculiere experiment uit 2015. Waarschijnlijk was Het nieuwe Westen, dat in 2021 werd gepubliceerd, een zelfde lot beschoren geweest als mijn vrouw Wendy niet had gevraagd of ik wel eens van Thymos had gehoord.

Dat is het leuke van partners die ook lezen, je hoort nog eens iets nieuws.

Thymos, ik meende van wel en snelde al naar het plankje waar het betreffende boek zou moeten staan. Dat bleek echter Mythos te zijn, van Stephen Fry. U ziet, een vergissing is gauw gemaakt en dankzij de indeling van mijn boekenkast ook gauw weer hersteld. Details doen er toe.

Thymos

Terug naar Thymos. Dat is door Plato benoemd als het derde deel van de psyche, naast eros (begeerte) en logos (rationaliteit). Thymos laat zich minder makkelijk naar het Nederlands vertalen. Ik kwam woorden tegen als strijdbaarheid, geestrijkheid en woede.

“Thymos staat voor alles dat met de zucht naar erkenning te maken heeft en met de emotie die vrijkomt als die niet wordt gerealiseerd.” Fukuyama ziet het zelfs als de motor achter de geschiedenis, omdat mensen voor het behoud van hun eer tot alles bereid zijn.

Al met al bepaalt thymos voor een groot deel wie we zijn, schrijft Boutellier. Bij krenking ervan is woede je deel. Die woede kan zich tegen de samenleving richten, tegen het systeem, hoe abstract dat ook is. Het deed me denken aan mijn blog over Foutdenkers versus Conflictdenkers.

Conflictdenkers zien de samenleving als een continue strijd tussen partijen, waarbij de elite het volk eronder houdt om er zelf beter van te worden. Ook de overheid is verdacht, want die heult met de vijand.

Conflictdenkers worden gedreven door thymos, zoveel is zeker. Of ze nu rechts of links zijn, dat maakt in dit geval niet zoveel uit. Sterker nog, in bepaalde gevallen combineren de uitersten zich tot één tegenmacht. Koppelen van belangen, noem ik dat altijd. Tegen het systeem is tegen het systeem; de reden waarom is dan minder belangrijk.

Logos met Eros en Thymos. Foto van British Museum.

Alles bij elkaar heeft thymos dus een grote potentie om een Black Swan te veroorzaken. Want daar was dit om begonnen. Nog even terug voor de lezers die misschien een paar blogs gemist hebben.

Ik zie een Black Swan als de collectieve reactie op een ongewenste gebeurtenis. Het is dus niet de gebeurtenis zelf die de Black Swan is, maar de collectieve menselijke reactie. Die reactie wordt ergens door gevoed wat verder gaat dan het triggerincident zelf. Het gaat om perceptie, maar ook om mobilisatie.

Polarisatie

Boutellier maakt er zelfs een formule van. Polarisatie is mobilisatie x escalatie, waarbij hij polarisatie omschrijft als een proces waarin tegenstellingen leiden tot confrontaties. Daar is op zichzelf niets mis mee, vindt hij, omdat polarisatie een systeem ook vitaal houdt. Het zorgt voor veerkrachtige continuïteit.

Maar dan moet het wel gaan om antagonisten, tegengestelde bewegingen die in staat zijn, al dan niet door een confrontatie, een nieuwe richting in te slaan. Dat zorgt voor iets nieuws. Fout gaat het als de antagonisten (tegenstellingen) veranderen in vijandschap. Dan zitten we op de lijn van de conflictdenkers en neemt de polarisatie alleen maar toe, wordt mogelijk zelfs onbeheersbaar.

Hier haalt Boutellier ook Adorno erbij, die in een lezing uit 1967 over het nieuwe rechts radicalisme wijst op bewegingen die expres de noodklok luiden voor een aankomende ingebeelde catastrofe. Er wordt ingespeeld op angst van mensen om ze te mobiliseren.

In dit type beweging wordt de ondergangsfantasie gevoed om vervolgens zelf als reddende engel te verschijnen

hans boutellier

Dat is het punt waarop de Black Swan mogelijk gaat vliegen. We weten het pas achteraf, als we niets doen.

Hier nog eens de contouren van het nieuwe crisismanagementmodel in wording. Ik zoek nu naar de externe factoren van crisis, die ik schaar onder de Black Swan. Wat zijn de drivers achter het ontstaan van collectieve reacties in Extremistan?

Voor mijn zoektocht naar het nieuwe crisismanagementmodel was dit een vruchtbaar boekje. Thymos is als driver achter menselijk gedrag iets om verder uit te zoeken. Daarnaast is de link naar het verhaal van Adorno over het aanwakkeren van angst voor catastrofes misschien een mooi voorbeeld voor een early warning signal. Ook de formule P = M x E is een interessant haakje om verder te exploreren, als mogelijke indicator voor een Black Swan.

Het nieuwe Westen

Maar dit is niet het enige dat Het nieuwe Westen een behartenswaardig boekje maakt. Boutellier laat in vogelvlucht zien hoe we in het Westen van een ideologische samenleving zijn veranderd in een identitaire maatschappij. We gingen van collectief naar individu, verloren de grote verhalen van de sociale- en christendemocratie en fragmenteerden ons naar een ieder voor zich en niemand voor ons allen.

Na de ontzuiling groeide een pragmacratie, schrijft Boutellier, een samenlevingsmodel dat vooral draait om efficiëntie en een race to the bottom. Met niet alleen een toenemende ongelijkheid tot gevolg, maar ook een zeer kwetsbare vitale infrastructuur. Al heeft hij het daar jammer genoeg niet over.

Het gaat Boutellier in het Nieuwe Westen vooral over het ‘regime van redelijkheid’ dat in een cultureel-diverse samenleving steeds slechter presteert. We kunnen Nederland niet alleen zien als een witte mensen maatschappij en zullen dus ruimte moeten maken voor iedereen.

Naar mijn mening zit daar een zelfde soort paradox in als in de Veiligheidsutopie: je kunt alleen genoeg ruimte houden voor jezelf als je ook ruimte geeft aan anderen.

Wederkerigheid, noemt hij dat en volgens hem is het een essentiële randvoorwaarde voor een acceptabele en geaccepteerde sociale verbeelding in het Nieuwe Westen. Om dat te bereiken moet het oude Westen wel bij zichzelf te rade over de minder mooie kanten van de recente geschiedenis. Boutellier gebruikt zelfs de term ‘door het stof gaan’.

Confrontaties horen daar bij, net zoals Rotmans schrijft in Omarm de chaos. Het zijn tekenen van een transitie. Maar waar Rotmans voorbij gaat aan de mogelijkheid dat een verandering gekaapt wordt door autocraten, noemt Boutellier dat wel degelijk. De stromingen die van hun antagonisten een vijand maken (Boutellier noemt hier expliciet de rechts-extremisten en de fundamentalistische Islam) verdienen geen plaats in een democratische samenleving.

Die sterke democratische rechtsstaat is de tweede essentiële randvoorwaarde voor het nieuwe Westen, naast wederkerigheid. Dat sluit aan bij boeken die eerder voorbij kwamen op Rizoomes boekenblog, zoals Kan de overheid nieuwe crises aan van Tjeenk Willink en Doe zelf normaal van Maxim Februari.

De Popper Paradox is een belangrijk vraagstuk in deze discussie.

Alleen een overheid met voldoende draagvlak kan moeilijke besluiten nemen en dus crises managen. En dat natuurlijk in het teken van het algemeen belang. Of zoals Benedictus het noemde: als het goede maar gebeurt.

Eindoordeel

Boutellier doet met Het nieuwe Westen eerder verslag van een zoektocht dan dat hij de resultaten van een onderzoek presenteert. Het zet aan tot denken en benoemt ook nog eens mogelijke oplossingsrichtingen aan, zonder te veinzen dat daarmee het probleem over is.

Diverse keren geeft Boutellier zelf ook aan dat hij het een lastige kwestie vindt en dat hij niet altijd weet of hij het bij het rechte eind heeft. Maar soms is een goede vraag voorleggen belangrijker dan een goed antwoord. Ben ik het dan overal mee eens?

Nee, dat niet.

Ik vind dat Boutellier zich teveel beperkt tot de Nederlandse samenleving in zijn analyses, een beperking die hij overigens zichzelf oplegt. Daarmee gaat hij voorbij aan de grote geopolitieke ontwikkelingen die zich tegelijkertijd afspelen, zowel in het verleden als in het nu en straks.

Er is geen land ter wereld dat zijn besluiten in isolatie neemt, dus moet je het nieuwe Westen ook expliciet spiegelen aan wat er elders gebeurde en gebeurt. Niet om het goed te praten, maar wel om de complexe realiteit niet uit het oog te verliezen. Wat wij hier doen heeft niet alleen nationale betekenis, maar ook internationaal.

Dat gezegd hebbende is dit boekje een aanrader voor als je met je tijd mee wilt. Dit zijn wel de vragen die nu spelen waar je in mijn ogen over moet nadenken, ook voorbij je eigenbelang. Daar begint de wederkerigheid, waarbij niet gezegd is dat je ook alles moet pikken.

Het boekje leest lekker weg en is niet te dik, 167 pagina’s. Elk hoofdstuk heeft een mooie inleiding en een besluit. Daardoor is de materie goed te volgen. Boutellier is bovendien een erudiet schrijver met mooie vondsten en een prettig taalgebruik. Daarnaast heb ik een aantal bruikbare aanknopingspunten gevonden in mijn zoektocht naar de drivers achter de Black Swan. Al met al dus welbestede tijd.

Cijfer: 7,8

Zou ik het wegdoen als de boekenkasten vol zijn? Technisch gesproken is dit boek van Wendy dus ik ga daar niet over. Maar mocht het van mij zijn dan zou het zeker niet het eerste boek zijn dat weg gaat. Ook niet het laatste.

The collapse of complex societies

Leestijd: 7 minuten

The collapse of complex societies is een boek uit 1988 van de Amerikaanse antropoloog Joseph Tainter. Daarin onderzoekt hij waarom complexe samenlevingen instorten aan de hand van bekende voorbeelden als de Maya’s en de oude Romeinen. Een interessante vraag is of huidige samenlevingen ook nog kunnen vergaan of dat zoiets toch echt van vroeger is.

Onlangs vroeg een kennis mij hoe vaak ik aan het Romeinse rijk dacht. Kennelijk was het een bekende vraag, de voorpret spatte van haar gezicht af. “Nou, toch wel eens per week denk ik. Misschien soms nog wel wat meer ook.”

“Hahaha, hoe is het mogelijk, jij ook al. Vrouwen denken er haast nooit aan en de meeste mannen wekelijks. Het is echt ongelooflijk.”

Er bleek een soort van TikTok-challenge gaande waarin vrouwen in filmpjes deze vraag over de oude Romeinen stellen aan mannen en verdomd als het niet waar is, ze zeggen bijna allemaal wekelijks of meer. Althans op de filmpjes die ze me liet zien. Of de mannen die ‘nooit’ zeiden niet uitgezonden werden was niet helemaal duidelijk. Ik vermoedde van niet.

Collapse of complex societies

“Als je regelmatig de oude Stoïcijnen leest is het niet zo gek om vaak aan het Romeinse rijk te denken. Dat is onlosmakelijk aan elkaar verbonden. En het blijft natuurlijk een raadsel hoe zo’n groot rijk is ingestort, nietwaar?”

Maar het ging alweer over iets anders.

Collapse of complex societies

Er hangt een waas van mystiek rondom verdwenen wereldrijken, zoals die van de oude Romeinen. Vaak zijn markante gebouwen uit die tijd nog steeds te bewonderen. Als je er doorheen loopt vraag je je af hoe dat eeuwen geleden zou zijn geweest, hoe de mensen zich toen door de gangen en ruimtes hebben bewogen. Wat voor kleuren zouden er zijn geweest, hoe zou het er geroken hebben?

Spektakelfilms zoals die van Indiana Jones, vol met verborgen schatten en geheimzinnige krachten die verstopt liggen in oude ruïnes, maken dat mysterieuze gevoel alleen nog maar groter. Na het lezen van Collapse of complex societies ben je dat echter grotendeels weer kwijt. Tainter fileert de boel tot op het bot, net zo lang tot er enkel hapklare brokken bewijs overblijven.

En dan nog is het een spannend boek.

Tainter definieert collapse als een sociopolitiek proces, die mogelijk wel economische of culturele gevolgen heeft. “A society has collapsed when it displays a rapid, significant loss of an established level of sociopolitical complexity.”

Belangrijk in deze definitie is het verlies van gezag en autoriteit van de gevestigde klasse. Dit lijkt op wat Tjeenk Willink beschrijft in ‘Kan de overheid crisis aan.’ Hij benoemt crisis daarin als het verlies van draagvlak en vertrouwen om complexe besluiten te nemen. Het is feitelijk een ondermijning van het bevoegd gezag, dat snel wegzakt in het drijfzand van wantrouwen en conflictdenkers.

Ook de snelheid van het proces is van belang om het onderscheid te maken tussen instorting (collapse) en afzwakking (decline). Tainter zegt dat collapse zich daarom echt wel in een jaar of twintig moet hebben voltrokken.

De collapse of a complex society is geen letterlijke instorting. Het is niet zo dat er alleen nog ruïnes in een woestijn of overwoekerde jungle overblijven. Je moet het meer zien als verlies van complexiteit in een samenleving. Bijvoorbeeld valt het in meerdere brokken uiteen en verliest daardoor zijn oorspronkelijke macht. Het valt letterlijk terug in zijn ontwikkeling en beschaving.

Daarnaast is er vaak sprake van verlies van centrale besturing, informatiestromen nemen af, handel wordt beperkt of stopt helemaal, kunst en cultuuruitingen verdwijnen en architectuur raakt in verval wegens gebrek aan onderhoud.

Tainter noemt een hele rits van verdwenen samenlevingen. De Romeinen natuurlijk, maar ook bijvoorbeeld Mesopotamië in wat nu Irak is, de Chou dynastie in China, de Minoïsche beschaving op Kreta, De Olmec uit Mexico en de Maja’s uit Zuid Amerika. De lijst is nog veel langer en laat zien dat de collapse of a complex society niet cultuurgebonden is. Het kan iedereen overkomen.

Waarbij de vraag natuurlijk opkomt waarom samenlevingen instorten. Hoe komt dat?

Elf oorzaken

Tainter schrijft daarover dat er in de literatuur over verdwenen beschavingen zo’n 11 thema’s onderscheiden worden.

  1. Afname van voedselbronnen en hulpmiddelen. Door mismanagement dan wel door natuurlijke oorzaken of een combinatie van beide is er geen adequate respons op de tekorten en stort de boel in.
  2. De ontdekking van nieuwe hulpbronnen kan leiden tot sociale spanningen in een samenleving. Alsof de hele straat een postcodekanjer wint, op een paar na.
  3. Catastrofes zoals ziekten, vulkaanuitbarstingen en overstromingen. Tainter noemt die overigens onwaarschijnlijk, omdat juiste complexe samenlevingen dergelijke gebeurtenissen goed kunnen managen.
  4. Onvoldoende aanpassing aan veranderende omstandigheden, zowel intern als extern. Dat kan gaan om natuurlijke veranderingen als het klimaat, maar ook om sociale omwentelingen.
  5. Concurrentie met andere complexe samenlevingen.
  6. Indringers uit minder complexe beschavingen die een samenleving van binnenuit aantasten. Op dit moment gaan dit soort omvolkingstheorieën ook weer flink in de rondte.
  7. Conflicten en tegenstellingen binnen een samenleving die slecht worden gemanaged en daardoor escaleren.
  8. Social dysfunction legt Tainter nauwelijks uit. Ik kan daar dus ook weinig over zeggen, anders dan dat dit volgens hem geen heel waarschijnlijke oorzaak is van een collapse.
  9. Mystieke factoren, zoals decadente beschavingen die voor een disintegratie zorgen. Die decadentie schemert ook stevig door de Tijgerkat heen, als voorbode van de instorting van het Siciliaanse koningshuis. Desondanks vindt Tainter het geen geschikte basisoorzaak voor de collapse of complex societies.
  10. Een aaneenschakeling van factoren. Ook dit legt Tainter niet veel verder uit, maar hij acht het weinig bruikbaar. “This theme provides no basis for generalization. Collapse is not well explained by reference to random factors.”
  11. Economische factoren vindt Tainter wel één van de meest relevante oorzaken. “They identify characteristics of societies that make them liable to collapse, specify controlling mechanisms, and indicate causal chains between controlling mechanisms and observed outcome.”
Fall of the Roman Empire in painting: Thomas Cole, The Course of Empire, Destruction, 1836, The Metropolitan Museum of Art, New York, NY, USA. Wikimedia Commons (public domain).

Afnemende meeropbrengst

Geen van deze elf oorzaken is op zichzelf reden genoeg om een complexe beschaving in te laten storten. Daarom voegt Tainter er een argumentatie aan toe die voortkomt uit de karakteristieken van een complex society. Die definieert hij aan de hand van deze vier concepten.

  1. Menselijke samenlevingen zijn organisaties die problemen oplossen.
  2. Sociopolitieke systemen hebben energie nodig voor hun onderhoud.
  3. Toenemende complexiteit brengt hogere kosten per hoofd van de bevolking met zich mee.
  4. Investeringen in sociopolitieke complexiteit als reactie op problemen bereiken vaak een punt van afnemende marginale opbrengsten.

Dit alles bij elkaar maakt dat een complex society op zeker moment fragiel wordt. Het heeft niet meer de middelen om te reageren op veranderende omstandigheden, zoals die in het rijtje van elf oorzaken wordt genoemd. De veerkracht is verdwenen en de complexiteitskloof is onoverbrugbaar.

Precies zoals De Gruyter schrijft in haar boek over de Habsburgers.

Deze vier concepten gelden voor alle samenlevingen, ik denk zelfs wel voor alle vormen van organisatie. En dus ook bedrijven. Dat betekent dat ook moderne beschavingen kunnen instorten; als ze maar fragiel genoeg worden, zijn ze niet meer in staat om zich aan veranderende omstandigheden aan te passen.

Toch is de situatie nu toch wel iets anders dan vroeger, schrijft Tainter. Want tegenwoordig kent de aarde eigenlijk alleen nog maar complex societies. Er zijn geen plekken meer waar simpeler samenlevingen een complexe volledig omringen. Dat houdt in dat bij een collapse in deze tijd een samenleving gewoon wordt overgenomen door de buren.

Maar, de Collapse of complex societies stamt uit 1988. Dat is ruim 35 jaar geleden. Ik ben benieuwd of een nieuwe analyse van Tainter over deze tijd tot een andere conclusie zou leiden. Maar die speculatie ga ik hier niet maken.

Eindoordeel

Dit is Marcus Aurelius, Romeins keizer van 161 tot 180, op een penning uit mijn vage verzameling. In april 2021 schreef ik er dit UKV bij: Wie twijfelt kan dingen doen of dingen bedenken; hij kan de werkelijkheid veranderen, kijkend naar wat er gebeurt. Of hij kan bestuderen wat er zou kunnen gebeuren, keurig volgens de regels, hopend dat het gaat werken. Dankzij Marcus Aurelius weten we dat hoop geen actie is.

The collapse of complex societies is een rijk boek dat vele disciplines aan elkaar koppelt. Er zitten veel herkenbare thema’s in die in eerdere blogs ook al voorbij kwamen.

Zo langzamerhand wordt duidelijk dat fragiele systemen weinig veerkracht hebben en een Black Swan kunnen verwachten. Precies waar dit blog over crisis als complex systeem overgaat. Het liep weliswaar een ander pad, maar kwam op hetzelfde uit.

En eigenlijk is dat het Red Queen effect: “It takes all the running you can do, to stay in the same place.” Als een complex systeem al zijn middelen moet stoppen in de eigen instandhouding, is het einde nabij. Dat is het hapklare brok dat overbleef uit de analyse van al die vergane samenlevingen.

Al met al schreef Tainter een lezenswaardig boek dat ook na 35 jaar nog steeds staat als een huis.

Cijfer: 8,5.

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Dit was een elektronisch boek, derhalve is er meer dan genoeg ruimte beschikbaar.


De Tijgerkat van Tomasi de Lampedusa is een prachtig boek dat op een literaire wijze het betoog over de collapse of complex societies illustreert. Aanrader.

Het veiligheidsdilemma van snelheid

Leestijd: 3 minuten

Dat is het veiligheidsdilemma van snelheid: hoe harder we gaan, hoe groter het effect van een crash. Ligt daar nog ergens een grens, of accepteren we stilzwijgend de risico’s? De vraag is zelfs of het veiligheidsdilemma van snelheid niet de moeder van alle veiligheidsdilemma’s is. Moeten we wel steeds harder?

Als ik dit schrijf is het Formule 1 circus in Zandvoort helemaal los. In drie dagen komen er zo’n 300.000 bezoekers op af, allemaal kijken naar twintig coureurs die 72 rondjes rijden met snelheden tot wel 340 km/u. En hopen dat Verstappen wint, natuurlijk.

Crash van Piers Courage op Zandvoort, 1970

Vijftig jaar geleden, in 1973, was er ook een Grand Prix op Zandvoort. Een klein beetje weer voor het eerst; de coureurs hadden het jaar ervoor namelijk de GP geboycot, nadat in 1970 de Brit Piers Courage door een crash op het circuit om het leven was gekomen.

Ook nu sloeg het noodlot toe. Roger Williamson kreeg waarschijnlijk een klapband, verloor de macht over het stuur en knalde keihard via de vangrails op z’n kop. Onmiddellijk vloog de boel in brand. David Purley stopte direct en probeerde wanhopig zijn vriend te redden uit de vlammen. Ik zag de beelden terug en keek met verbijstering toe.

Wat gebeurde daar?

Of beter, wat gebeurde er allemaal niet? De overige coureurs reden gewoon door, ze stopten niet eens toen Purley om hulp riep. De stewards stonden er wezenloos bij te kijken, apathisch haast. Na 30 seconden lukt het om één blusser leeg te spuiten, maar men wordt de brand niet meester. Als de vlammen aanwakkeren geven ze het op en voeren de tegenstribbelende Purley af. Roger Williamson had het niet overleefd.

Jackie Stewart won die dag, trouwens, alles ging gewoon door. Is dat hoe het toen nou eenmaal ging, of is het misschien toch het veiligheidsdilemma van snelheid? Dat je uiteindelijk accepteert dat er soms mensen sneuvelen als je wilt weten wie de snelste is?

Katowice, 5 augustus 2020. De finale van de eerste etappe van de Ronde van Polen eindigt in een massasprint. Met wel 80 km/u ligt Dylan Groenewegen op kop als Fabio Jakobsen hem rechts probeert in te halen. Groenewegen duwt in een reflex het gat dicht en parachuteert Jakobsen in de hekken. Die raakt zwaar gewond, maar overleeft het uiteindelijk wel.

Minder geluk had Gino Mäder dit jaar tijdens de Ronde van Zwitserland. Tijdens een afdaling komt hij in een ravijn terecht en overlijdt enkele uren later in een ziekenhuis. Een paar weken later zal Michael Woods de topsnelheid in de Tour verbreken. In de afdaling van de Ballon d’ Alsace haalt hij 110 km/u.

Het veiligheidsdilemma van snelheid is in de kern hetzelfde voor wielrennen als Formule 1. Als we steeds harder gaan racen, zullen er af en toe renners blijven sneuvelen, alle veiligheidsmaatregelen en zero accidents doelen ten spijt. Kennelijk accepteren we het toch, zijn het de risico’s van het vak. Al durft niemand het hardop te zeggen.

De vraag is nu: is het veiligheidsdilemma van snelheid niet de moeder van alle veiligheidsdilemma’s?

Kan het ook zachter? Of is dan de sport eraf?


Dit blog verscheen in iets aangepaste vorm ook in de NVVK-info 3 van 2023. Meer blogs over veiligheid vind je hier.

Tien jaar Rizoomes; over resilience en kintsugi

Leestijd: 11 minuten

Tien jaar Rizoomes vraagt om een reflectie die verder gaat dan hoeveel lezers er zijn geweest, zo had ik bedacht. Laat het een associatief verhaal zijn, een rizomatisch essay over crisis en resilience. Gewoon ergens beginnen en kijken hoe het eindigt. En dat is het geworden.

Tien jaar Rizoomes had me in een denkproces gebracht waar eerlijk gezegd niet zo heel veel uitkwam in het begin. Ik had me voorgenomen een jubileumblog te schrijven met een reflectie op de website en de wereld (of zo), maar het bleef akelig stil in de hersenpan. Er kwamen geen grote gedachten uit, noch verrassende vergezichten.

Zou het op zijn? Was ik uitgedacht?

Wat riep Kamagurka daar ook al weer over in Zomergasten? Zoek continu je writersblock op en breek daar doorheen. Of zoals de stoicijnen dan zeggen, ‘the obstacle on the path becomes the path.’

Kamagurka kreeg een vel papier onder zijn neus met de opdracht in twee minuten een filosofische cartoon te tekenen. Het werd een poppetje met een tekstballon ‘ik ben niet getekend.’ Waarop Kamagurka grijnzend vroeg of hij nu naar huis mocht.

Ik bladerde daarom nog maar eens terug naar het stukje over Negen jaar Rizoomes en constateerde dat die eigenlijk gewoon een jaar te vroeg was verschenen. Alles stond er toen al in wat ik nu had kunnen opschrijven. Hooguit had ik niet alle plannen uitgevoerd.

Geen Tien jaar Rizoomes blog dan maar?

Ik gaf het nog niet op. Wat voor werk deed ik ook al weer in 2013? Kon ik daar misschien iets mee? Daarop bekeek ik mijn LinkedIn profiel en ontdekte dat ik toen net aan een nieuwe functie zou beginnen als programmamanager CrisisWise.

Na 17 jaar brandweer en 3 jaar security was dat een nieuwe stap met een heel andere invalshoek. En ontdekte ik weer een heel andere wijze van kijken naar het vak. Sommige risico’s hadden bijvoorbeeld een dader, werden geframed, of bleken onderdeel van een maatschappelijke ontwikkeling, de onderstroom.

Die insteek gaf de reflectie in dit blog opeens een heel andere lading. Wat ik met tien jaar Rizoomes had geleerd was om onder de oppervlakte te kijken. Als ik het heb over business continuity management (BCM), gaat het niet over BCM zelf maar over de keuzes die er aan ten grondlag liggen.

Wanneer ik schrijf over vitale infrastructuur, gaat het niet over electriciteit of gas, maar over een keuze tussen vrijhandel en autonomie, zelfstandigheid. Als ik een artikel lees over het opknappen van oude gebouwen, gaat het me niet om het opknappen maar om de manier waarop je zo’n proces ontwikkelt en vormgeeft.

Bij kintsugi gaat het me niet om aardewerk verfraaien, maar om de filosofie achter de niet-financiële waarde van dat wat er is. Zal ik het respect noemen?

Kortom, tien jaar Rizoomes leerde mij, door kijken, lezen, denken en schrijven dat achter elke oppervlakte iets zit wat je niet direct van de buitenkant kan afleiden.

Lees maar, er staat niet wat er staat

martinus nijhof

Met deze constatering ging ik aan het schrijven en maakte dit blog voor de doorzetters onder ons. Want heel eenvoudig is ie niet geworden. Wendy zei zelfs dat het niet één bruine boterham was, maar een hele stapel. Terwijl ik ook snoepjes had kunnen uitdelen voor tien jaar Rizoomes, makkelijk leesbare verhaaltjes.

Maar ja, dat had ik vorig jaar al gedaan en ook eens met de lessen uit 20 jaar crisismanagement. Dat ging ik dus niet nog eens doen. Dus riemen om, we beginnen met het programma CrisisWise waar ik precies tien jaar geleden aan begon. Vrijwel gelijktijdig met Rizoomes.

Vitale infrastructuur

Het programma CrisisWise had als doel het crisismanagement op de luchthaven te verbeteren, maar ik kwam er al snel achter dat het vooral om business continuity management (BCM) ging. Dat bleek een nogal onontgonnen gebied, al was het maar omdat er nauwelijks wettelijke regelingen over BCM bestaan. Het is toch een zaak van bedrijven zelf, vindt de wetgever, daar bemoeien wij ons niet mee.

Dat is een opstelling die ons als Nederland lelijk is opgebroken in het beleid op de vitale infrastructuur. Niet alleen lopen we gigantisch achter de feiten aan, kijk maar naar het elektriciteitsnet, er zijn ook cruciale componenten in handen gekomen van buitenlandse investeerders. Van onze vitale infra. Zo naïef is dit land helaas wel.

Je ziet dat terugkomen in het complexiteitsprincipe van De Rode Koningin. Om de concurrentie de baas te blijven moet je keihard werken teneinde je marktaandeel te behouden. Maar dat is natuurlijk procentueel. In absolute termen groeit een sector als geheel namelijk wel, in bijvoorbeeld het aantal vliegtuigbewegingen.

De onderlinge verhoudingen tussen de concurrenten veranderen daarbij procentueel niet. Zo blijf je in de (rat)race, met weliswaar een gelijk marktaandeel, maar desondanks is er sprake van een absolute groei. Dat is hoe het systeem werkt. De focus ligt dus op all the running you can do.

Het Rode Koningin effect volgens DALL-E

Daarbij wordt makkelijk vergeten dat hoe groter je wordt, hoe meer assets je krijgt, hoe sneller de bedrijfsvoering gaat en hoe complexer de IT infrastructuur wordt. Dat hele contingent aan bestaande infra moet je natuurlijk ook in topvorm houden, zowel op het gebied van gedrag, techniek als organisatie, om de boel draaiende te houden.

Robuust organiseren, moet je. Of nog beter, antifragiel.

Fragiliteit

Maar laat de boel in geen geval fragiel worden. Want dan stort je systeem zomaar opeens in, zegt het complexiteitsprincipe van De Rode Koningin. Terwijl het altijd zo goed ging, leek het, aan de oppervlakte.

U ziet, na een aarzelend begin kwamen de ideeën steeds meer los; van crisis naar continuïteit en door naar complexiteit (Rode Koningin). En toen naar resilience: voorkom een fragiele organisatie, gedrag en techniek. Plus, voorkom ook een fragiele omgeving van je bedrijf. Want als die complexiteitskloof eenmaal gaat groeien, is er een X-event nodig om het evenwicht te herstellen.

Dat hoeft niet eens een explosie of een gifwolk te zijn. Verontruste burgers met een activistische advocaat zijn wellicht al genoeg om je bedrijf te laten sluiten via een rechtszaak. Om dat op de juiste manier te managen is resilience noodzakelijk. En dat moet je al zijn, resilient, voor je het nodig hebt.

Zou Chemours vorig jaar voorzien hebben dat de zaken er zo voor zouden staan als nu?

Overkomt hen dan nu een fundamental surprise, een X-event of een Black Swan? Of is het allemaal hetzelfde? Ik denk dat laatste; als je geen contact houdt met de werkelijkheid verlies je die langzaam uit het oog en is het voorzienbaar dat het een keer faliekant mis gaat.

De relevance gap van de fundamental surprise.

Ik denk ook dat ik dit nu, na tien jaar Rizoomes, wel doorheb, maar dat had ik in 2013 nog niet. Toen ik startte als programmamanager CrisisWise en gelijktijdig begon te bloggen, had ik in geen velden of wegen kunnen voorspellen dat crisismanagement zich deze kant op zou bewegen.

Je ziet het pas als je het doorhebt. Cruyff zei het al.

Kijken

Dat vraagt dus om waarnemen zonder ego, de dingen echt zien zoals ze zijn en dat niet laten beïnvloeden door wat je er van vindt. Of zoals Anne Lacaton het in de Volkskrant zegt, “transformeren begint met heel goed kijken.”

Lacaton is een Franse architect die gespecialiseerd is in het opknappen van oude woningen en gebouwen. De kunst is om iets moois te maken van wat er al is. “Tekenen op een wit vel papier vind ik niet interessant’, zegt Lacaton. Juist als er iets in de weg staat, slaat haar creatieve brein aan.”

Gebouwen van veertig jaar oud zijn goed genoeg om te herstellen en te transformeren, zo is haar ervaring. Waarom dat vaak niet gebeurt, heeft alles te maken met investeerders. Die willen de grond hebben om de sociale huurwoningen en oude kantoren te slopen en daarvoor dure panden terug te zetten.

Ook er is volgens haar gewoon sprake van luiheid en desinteresse. Zwarte eend gedrag dus.

Sloop nooit, is daarom haar stelling. “Heb je ooit een gebouw opgeblazen zien worden, of de sloopkogel erin zien gaan? Dat is waarschijnlijk het beeld waaraan je denkt bij het woord slopen, niet aan de bewoners die ernaar staan te kijken. Ik heb ze zien huilen.”

Want iemands huis is ook iemands leven.

Dit verhaal van Lacaton lijkt ontzettend veel op wat ik erboven schreef, over marktaandelen en concurrentieverhoudingen; slechts aandacht voor groei en nieuw, niet voor dat wat er al is. Daardoor verzwakt de bestaande infrastructuur en ontstaan er ook op sociaal gebied fragiele wijken. Met ook een groeiende complexiteitskloof tot gevolg.

Het is tevens een illustratie van rizomatisch denken. Kijk naar de overeenkomsten tussen processen en situaties, niet naar de verschillen. Maak inclusief. Connect the dots. Je leert patronen en verbindingen beter herkennen door dat wat verbindt, dan door wat uniek maakt.

Uit dergelijke patronen zijn weer principes af te leiden, die toepasbaar zijn in heel verschillende (crisis)situaties als richtlijn om je besturing en besluitvorming op toe te passen.

De Fundatie in Zwolle is een mooi voorbeeld van een gebouw dat is opgeknapt met een passende uitbreiding op het dak.

Inclusiviteit is dus niet woke, het is veerkrachtig, resilient. Het creëert een grotere variëteit aan gezichtspunten en dus opties. Net als kijken naar kunst je een betere (crisis)manager maakt, doet inclusiviteit dat ook.

Hoe pakt Lacaton dat in de praktijk aan?

Ga allereerst op zoek naar het positieve. ‘Dus niet: waar is er een probleem, want je gaat altijd een probleem vinden dat je er vervolgens van weerhoudt om verder te kijken.

Maak die pluspunten dus inzichtelijk en baseer daar je besluitvorming op. Dus niet alleen op geld. En als het al mooi is, doe je niets. Dan laat je het zoals het is.

Kintsugi

Het artikel over het opknappen van oude gebouwen deed mij heel erg denken aan kintsugi. Dat is een oude Japanse techniek om gebroken aardewerk te repareren met goud. Daardoor krijgt het voorwerp een voortgezet leven, met respect voor wat het al door heeft gemaakt. Het is een viering van de tand des tijds.

Voorbeeld van een Kintsugi Bowl uit het Smithsonian

Kintsugi is onderdeel van de wabi sabi filosofie. Die komt er kort gezegd op neer dat alles vergankelijk is, imperfect en ook nooit af. “Nothing lasts, nothing is finished, and nothing is perfect.” Het is zowel de aanvaarding van dat wat er gebeurt, als respect voor dat wat oud en doorleefd is.  

En dat wat geraakt door een ongewenste gebeurtenis. De brand in de Notre Dame was meer dan een brand in een gebouw alleen, zo twitterde ik tijdens de brand. “Met de kathedraal brandt er niet alleen een gebouw af, maar ook de herinnering van miljoenen mensen die er door de eeuwen heen zijn geweest. Er valt een gat in ons collectief (on)bewustzijn.”

Gelukkig viel dat laatste uiteindelijk mee. Het gebouw bleef grotendeels bewaard en wordt nu hersteld. Tot op het niveau dat ze eiken zijn gaan omhakken die groeiden in de tijd van de laatste aanbouw, zo schreef ik in het blog uit het Museum of Accidents:

Inmiddels is bekend dat de afgebrande torenspits van 96 meter hoog wordt herbouwd conform het ontwerp uit 1859. En dat doen ze niet zomaar een beetje herbouwen. Nee, er is een zoektocht gestart naar zo’n 1000 eiken van tussen de 150 en 200 jaar oud. Om de nieuwbouw zo oud mogelijk te laten lijken. Tegelijkertijd is men aan het speuren naar eeuwenoude stenen die in de twaalfde en dertiende eeuw uit de Parijse ondergrond zijn gehaald. Die willen ze gebruiken om de muren te herstellen.

Ik zeg: dat is nog eens kintsugi voor gebouwen.

Volgende tien jaar Rizoomes

Ik zei het al in de inleiding, dit is een rizomatisch essay dat zoekt naar verbanden, overeenkomsten. Over wat er de afgelopen tien bij Rizoomes is gezien en bedacht. De rode draden die gesponnen zijn tussen de dagelijkse praktijk en de bijzondere afwijkingen, de crises en rampen, zoals verzameld in het Museum of Accidents.

Ook over de connectie tussen kintsugi en resilience. Het opknappen van oude gebouwen, dat wat er al is in zijn kracht zetten en het voorkomen van fragiele systemen door er aandacht voor te hebben en variatie toe te staan.

En niet te vergeten: kijk door de oppervlakkigheid heen. Er staat niet wat er staat. Dus als ik schrijf over vitale infrastructuur, gaat het niet over electriciteit of gas zelf, maar over hoe daar mee om wordt gegaan. Welke keuzes maakt men, tussen vrijhandel en autonomie in? Om maar eens een voorbeeld te geven.

Net zo gaat het niet over het opknappen van oude gebouwen zelf, maar hoe je tegen wijken aankijkt en de sociale infrastructuur die daar mee samenhangt. Kintsugi gaat niet over aardewerk, maar over respect en de omgang met de tand des tijds.

Crises gaan ook niet over de gebeurtenis zelf, maar over hoe mensen met elkaar en gebeurtenissen omgaan; corona was geen black swan, de manier waarop de mensen reageerden wel.

Wat betekent dit rizomatisch essay voor de komende tien jaar Rizoomes?

In de eerste plaats contact houden met de werkelijkheid, zowel die van jou (Prohairesis) als van anderen. Goed kijken of je complexiteitskloof niet groeit (Situation Awareness). Voorkomen dat je wordt verrast door onverwachte gebeurtenissen (Black Swans, Surprise).

En goed nadenken over maatregelen die je kunt nemen om de boel op de rit te houden (Antifragiliteit & Resilience). Daar hoort bij dat je aandacht hebt voor wat er al is, niet alleen voor dat wat nog moet komen.

“Er verandert dus niet zo veel,” concludeerde de Rode Koningin, terwijl ze haar sportschoenen vast aantrok.

“Nee,” zei ik. “Het blijft kijken, lezen en schrijven.”

“En denken, natuurlijk.”

“Nee, dat niet”

De Rode Koningin fronste haar wenkbrauwen terwijl ze de veter van haar schoen strak aantrok.

“Geintje”, antwoordde ik.

The original accident

Leestijd: 11 minuten

The original accident is een concept van de Franse filosoof Paul Virilio, waarmee hij waarschuwt voor de onbedoelde gevolgen van technologische ontwikkeling. Uiteindelijk stuit elke technologie op een grens waardoor er een ongeval zal ontstaan, zo stelt hij. Daarmee leren we wat er verbeterd moet worden. Tegelijkertijd maakte hij zich steeds meer zorgen over de onbeheersbaarheid van technologische vooruitgang. Stevenen we af op een doomsday?

Accidents reveal the substance.

paul virilio

Het duikbootje dat op 18 juni 2023 met vier rijke passagiers afdaalde naar de Titanic op de zeebodem heette Titan. Ik heb mij enige tijd afgevraagd of die naam nu een vorm van humor van de eigenaar was, of louter toeval. Misschien wilde men het bootje wel echt naar de Titanen vernoemen, als een verwijzing naar hun enorme krachten.

Mocht dat zo zijn, dan heeft het niet veel geholpen. Vier dagen later werd bekend dat de onderzeeër was geïmplodeerd. Van de Titan restten nog slechts wat brokstukken op de zeebodem. Alles wijkt en niets blijft, Heraclitus zei het al.

Toevallig zat ik die dagen in Limburg, op vakantie. Het verhaal van de Titan werd een cliffhanger dat ik dagelijks volgde. Gezien alle verhalen eromheen, plus de enorme waterdruk op die diepte, had ik er vanaf het begin weinig fiducie in dat het goed zou gaan aflopen. Het was wachten op het verlossende woord; dat het ongelooflijke dan toch was gebeurd, dat het ongeluk zich had voltrokken.

Hoe zou een implosie op die diepte klinken? En als niemand het heeft gehoord, is het dan wel gebeurd? Dat is de Berkeley vraag, al ging die over omvallende bomen in een bos. Maar ook zonder het geluid was het niet onopgemerkt gebleven; ik denk dat de halve wereld de lotgevallen van de Titan op de voet gevolgd heeft.

Original accident

In de terminologie van Paul Virilio was het al met al een original accident, een oorspronkelijk ongeval. Virilio was een Franse filosoof die zich onder andere bezig hield met de verhouding tussen technologische ontwikkeling en ongevallen. Accidentology noemt hij dat. Daaruit ontsprong ook het idee van een Museum of Accidents, dat ik op deze website omarmd heb als vervolg op de brandweercanon.

Inventing the sailing or steam boat, it is inventing shipwreck. Inventing the train, it is inventing the railway accident of derailing (…) Objects heavier than air taking off, an aircraft but also an airship, it is inventing the crash, the air disaster. When it comes to Challenger, its explosion the same year as the Chernobyl disaster, it is the accident of a new machine, the equivalent of the first shipwreck of the first ship …

Virilio’s concept van the original accident wijst op het inherente risico dat samenhangt met de vooruitgang van technologie en de drang naar steeds snellere ontwikkeling. Hij schrijft dat elk technologisch systeem een grens bereikt waarop het onvermijdelijk tot een ongeval leidt.

Precies zoals gebeurde met de Titan. Technologische speeltjes voor de allerrijksten om zich te begeven in gevaarlijke omgevingen, zoals de diepzee en de ruimte, voorheen alleen voorbehouden aan professionals die daarvoor waren opgeleid. Astronauten bijvoorbeeld.

Het is wachten op een ruimtevaartuig met plezierpassagiers dat explodeert of neerstort. Of allebei.

Een paar kilometer verderop, in Valkenburg, bezocht ik een expositie over rampen waarover ik dit blog schreef. Het daarin genoemde eerste auto ongeval met dodelijke slachtoffers was ook een original accident. Die crash gaf de grenzen aan van een nieuwe techniek, die van gemotoriseerd vervoer, waarbij de snelheden zo hoog werden dat de remmen konden falen en het slecht met je af zou lopen.

Relatieve veiligheid

Dat was toen nieuw en gevaarlijk en dus een original accident. Inmiddels is het een onvermijdelijke doch minimale bijkomstigheid van autoverkeer. Een gearriveerde technologie, derhalve.

Deze twee voorbeelden laten zien dat het original accident geen absolute norm kent. Het is een relatief begrip dat begrensd wordt door tijd, ruimte en technologische systemen. Zodoende kan elk original accident meerdere keren plaatsvinden, op andere tijden of andere plaatsen.

Of in een andere gradatie. Zo’n 53 jaar na het eerste dodelijke auto ongeval in Valkenburg vond op vrijwel dezelfde plaats een busongeluk plaats dat uiteindelijk aan 19 mensen het leven kostte. Nieuw was niet het ongeluk zelf, maar wel het aantal slachtoffers in één keer.

De Titanen volgens Gustave Doré. Plaat 65 van een serie uit 1857 over Dante’s Inferno.

Na elk original accident wordt de techniek verbeterd en wordt het veiliger, maar het is slechts een relatieve veiligheid. Hooguit schuift de grens op.

Want technologie is weliswaar niet in de kern fout, zegt Virilio, maar het heeft naast de vooruitgang die het met zich mee brengt ook altijd de hidden negativity in zich die vroeg of laat tot een ongeluk zal leiden.

Met andere woorden, naarmate we nieuwe technologieën creëren en steeds sneller gaan, vergroten we ook onze blootstelling aan ongevallen en rampen. Waarbij de gevolgen steeds groter zullen worden; niet voor niets verschuift er een grens.

Uit verschillende werken somt Virilio een rijtje original accidents op met grote gevolgen. Tsjernobyl (1986), Fukushima (2011), Bhopal (1986), Spaceshuttles Challenger (1986) en Columbia (2003), Exxon-Valdez (1989) en Deepwater Horizon (2010), Beirut (2020) en Grenfell Towers (2017).

Om er maar eens een paar te noemen.

Uit het Museum of Accidents zou ik daar nog de Bijlmerramp (1992), De Marbon (1971), de Vuurwerkramp (2000), Tenerife (1977) en Hotel Polen (1977) aan toe willen voegen. Ter illustratie, want de lijst is natuurlijk veel langer. Hoe lang precies hangt af van context en interpretatie van ongewenste gebeurtenissen, ik schreef al dat het een relatief concept is.

Criteria

Zoals het een goed Frans filosoof betaamt wordt Virilio namelijk nergens echt concreet met zijn original accident. Dat maakt het lastig om een definitieve lijst samen te stellen. Zo goed en zo kwaad als het kon destilleerde ik daarom dit rijtje met criteria uit zijn teksten.

  1. Onbedoelde gevolgen: De gebeurtenis heeft geleid tot significante en onvoorziene negatieve effecten of schade die niet bedoeld was of werd verwacht als onderdeel van de oorspronkelijke intentie achter de technologische ontwikkeling of innovatie. Daar moet ik bij aantekenen dat ze misschien wel voorzien hadden kunnen worden als er beter was gekeken. Precies dat is ook de functie van the original accident: beter kijken naar de risico’s voor je iets los laat in het wild.
  2. Technologische vooruitgang: De gebeurtenis is op de een of andere manier verbonden met een specifieke technologische vooruitgang, innovatie of systeem dat bedoeld was om positieve veranderingen of verbeteringen teweeg te brengen. Of om geld te verdienen, zoals met de Titan. James Reason heeft het in dit verband over ‘the blinkered pursuit of the wrong goals.’
  3. Snelheid en overhaaste implementatie: Het ongeval is het gevolg van haastige beslissingen, onvoldoende beoordeling van risico’s of de wens om snel vooruitgang te boeken zonder voldoende aandacht voor mogelijke negatieve gevolgen. Soms ook door een te groot ego. Stockton Rush, de eigenaar van de Titan, vond het onzin om aan allerlei veiligheidsregels te moeten voldoen. En dat deed hij dus ook niet. Daarmee negeerde hij de lessen van eerdere original accidents die in de beschikbare technologie waren opgeslagen.
  4. Complexiteit van systemen: De oorzaak van het original accident komt door de complexe interacties tussen verschillende technologische, sociale, economische of ecologische systemen, die onvoorspelbaar zijn gebleken. Dat is wat Charles Perrow normal accidents noemt.
  5. Impact op de samenleving: De gebeurtenis heeft aanzienlijke gevolgen voor individuen, gemeenschappen, samenlevingen, economieën of het milieu, en toont de bredere implicaties van technologische ontwikkelingen voor een samenleving aan. Zoals gezegd is samenleving hier relatief op te vatten. Dat kan een kleine gemeenschap zijn, een stad of een land maar ook internationaal. Maar het moet wel gezien worden, anders bestaat het niet. En het moet ook in de herinnering worden opgeslagen, anders verdwijnt het.

Integral accident

In de loop der jaren is Virilio breder gaan kijken naar het zijn idee van het original accident. Na de aanslagen van 9/11 verbreedde hij het concept naar bedoelde gevolgen van gebruik van technologie. Technologie als een destination noemde hij dat, als aanvulling van technologie als een functie. De hidden negativity was een doel op zichzelf geworden en niet langer een onbedoeld gevolg.

“Het loswikkelen van chaos, of het creëren van de vier elementen”. Gravure uit de Metamorfosen van Ovidius, Hendrik Goltzius (1589). Chaos is in de Griekse mythologie de Leegte waaruit de eerste goden ontstonden. Het wordt voorgesteld als een bodemloze leegte waar alles eindeloos valt; niet alleen naar beneden, want er is geen enkele oriëntatie mogelijk, maar alle kanten op.

Oftewel, je gebruikt bestaande technologie om er zoveel mogelijk schade mee te berokkenen.

Bijzondere aandacht had hij daarom ook voor oorlog. Virilio zag een ontwikkeling van technologie die uiteindelijk rechtstreeks werd toegepast in oorlogsvoering. Zo leidde de uitvinding van het wiel tot de inzet van karren, daarna auto’s, rupsbanden en ga zo maar door.

Ook zijn scope werd steeds breder. Niet meer keek hij alleen naar de technologie of techniek zelf, steeds vaker benaderde hij dat wat mis kon gaan vanuit een integraal perspectief. Dat noemde hij vervolgens een integral accident.

Als voorbeeld gaf hij de financiële crisis van 2008 en het ontstaan van cryptomunten. Internet kan een integral accident worden, al dan niet door cybercriminaliteit. Ook klimaatontwikkelingen en milieuverontreiniging ziet hij als (mogelijke) integral accidents, net als de afhankelijkheid van monoteelt.

En ik denk dat hij Artificial Intelligence ook wel als mogelijke oorzaak van een integral accident zou kunnen zien, zeker als het in oorlogssituaties gebruikt gaat worden.

Het belangrijkste verschil tussen een integral en een original accident is dat het niet zozeer een ongewenste gebeurtenis meer is, maar een ongewenste verandering van situatie.

The post-industrial accident, on the other hand, goes beyond a certain place, you may say that it does no longer “take place,” but becomes an environment. The disaster that befell the Titanic involved only its passengers; the Millennium Bug will involve everybody on this Earth.

In dat licht bezien is de energietransitie een integral accident in wording. Er wordt vol ingezet op elektriciteit als enige energiebron, terwijl duidelijk is dat het stroomnet dat niet aankan. De onvoorspelbare aanlevering van groene energie leidt tot pieken en dalen, die de continuïteit van stroomvoorziening heel kwetsbaar maakt.

Ook de afhankelijkheid van stroom als enige energiebron introduceert een single point of failure die voorzienbaar is, maar kennelijk niet beïnvloedbaar.

Het gebeurt gewoon.

Onvermijdelijkheid

Dit raakt aan twee andere mechanismen waar Virilio voor waarschuwt. De eerste is onvermijdelijkheid. Virilio wijst erop dat technologische ontwikkelingen en veranderingen vaak als onvermijdelijk worden beschouwd, zoals de energietransitie.

Deze ontwikkelingen lijken voort te vloeien uit de logica van vooruitgang en de drang naar innovatie, dan wel de wens om (andere) ongewenste gebeurtenissen te voorkomen.

Sint Joris verslaat de draak, schilderij van Gustave Moreau uit 1880. Sint Joris is een heilige die waarschijnlijk nooit bestaan heeft. Zijn gevecht tegen de draak is echter mythologisch en symboliseert de strijd tussen het goede en het kwade.

Hij betoogt echter dat we kritisch moeten kijken naar de vermeende onvermijdelijkheid van dergelijke technologische ontwikkelingen. Virilio stelt dat het belangrijk is om de mogelijke gevolgen en risico’s van deze ontwikkelingen te begrijpen. We moeten niet zomaar blindelings accepteren dat alles wat technologisch mogelijk dan wel noodzakelijk lijkt, ook wenselijk is.

Er is een keuze te maken.

In dat licht bezien is het goed dat de brandweer wijst op de negatieve gevolgen van de energietransitie. Die introduceert ook nieuwe risico’s, zoals runaway reacties in batterijen en onblusbare branden; wie volgde niet het verhaal van de Freemantle Highway? Een mooi voorbeeld van een original accident, dat gebruikt kan worden als exemplaar om te waarschuwen voor de onvermijdelijkheid van deze technologische ontwikkeling.

Het tweede mechanisme is onbegrijpelijkheid. Virilio benadrukt de onbegrijpelijkheid van sommige technologische systemen en processen, vooral vanwege hun complexiteit en snelheid. Hij wijst erop dat moderne technologieën soms zo snel evolueren dat ze voor de gemiddelde mens moeilijk te begrijpen zijn. Sommige technologie is zelfs voor de expert niet eens meer te volgen.  

Dit gebrek aan begrip kan leiden tot onbedoelde consequenties, zoals ongewenste gebeurtenissen of sociaal-culturele veranderingen, die moeilijk te voorspellen zijn. Denk aan allerlei complottheorieën en polarisatie in een samenleving. Virilio moedigt daarom een dieper begrip en kritisch denken aan over de impact van technologieën, zodat we beter voorbereid zijn op de ongewenste gevolgen.

Het is dus niet de vraag of nieuwe technologie ongewenste gevolgen heeft, maar welke.

Reflectie

In zijn laatste teksten werd Virilio steeds pessimistischer over de snelheid waarmee de technologie zich ontwikkelt, met name als gevolg van de onvermijdelijkheid en onbegrijpelijkheid. Hij voorzag een culminatie van original en integral accidents, die uiteindelijk zouden kunnen leiden tot een global accident; de dag waarna er geen nieuwe dag meer zou komen.

Vooral over die onvermijdelijkheid is Virilio zwaar bekritiseerd. Men vond hem te pessimistisch en te deterministisch; alsof de mensheid geen keuze zou hebben.

Dit verwijt valt uiteindelijk vrijwel elke Franse filosoof ten deel. Kennelijk zijn ze niet in staat om duidelijk te maken dat hun bespiegelingen niet intrinsiek onvermijdelijk zijn, slechts als er geen interventie wordt gepleegd.

Met andere woorden: Virilio zegt niet dat we onmiskenbaar afstevenen op grote ellende, hij zegt wel dat als we niets veranderen aan hoe we met technologie om gaan die kans erg groot wordt.

Neem het roer weer in eigen hand, betoogt hij, en wees bewust van the original en het integral accident.

Het werk van Virilio is niet dat van een ingenieur, eerder dat van een kunstenaar. Zijn reflecties zijn dan ook vooral geschikt om eens op een andere manier naar risico’s en crisis te kijken. Niet zomaar een rode draad, nee, een rode draad heel hoogover, van grote afstand. Dat je de details niet meer ziet.

Want die leiden af van wat je moet ontdekken.

Ooit leerde ik over exemplaren, betekenisvolle situaties die inzicht geven in hoe de samenleving in elkaar steekt. Het original accident is in mijn ogen een vorm van exemplarisch leren. Want accidents reveal the substance. Mij helpt het om op die manier naar wicked problems te kijken.

Ook in bespiegelingen over de toekomst van crisisbeheersing kunnen de inzichten van Virilio zinvol zijn, net als in reflecties over het Museum of Accidents. Virilio geeft woorden om te helpen zoeken. Of je iets vindt, ligt vervolgens aan jou.

Eindoordeel

Dit blog is weliswaar gebaseerd op het boek ‘The original accident’, maar het is eerder een bredere beschouwing over het werk van Virilio dan een recensie. Een cijfer geven is dan ook niet zo zinvol. Als het echt zou moeten zou het een negen zijn.

En omdat ik zijn boeken alleen digitaal heb, is de volle boekenkastvraag hypothetisch. Ik zou ze echter nooit weg doen, wel regelmatig herlezen.


Meer over Paul Virilio kun je lezen in dit blog over Accidentology. En natuurlijk in het Museum of Accidents

Benedictijnse Stuurmanskunst

Leestijd: 11 minuten

Benedictijnse stuurmanskunst is een boek van Wil Derkse uit 2021. Ik zag het bij een vriend op tafel liggen en dat deed me gelijk denken aan toen ik eens enkele dagen in een Benedictijns klooster verbleef. Waarop we besloten het boek gezamenlijk te lezen en van gedachten te wisselen over hoe je meer aandacht voor echte waarden in het management krijgt.

Het was in 2011 dat ik een leergang volgde die mij ook bij het Benedictijnse klooster Sint Willibrordus in Doetinchem bracht. Ik verbleef daar drie dagen, zo lees ik terug in een map die ik bewaard heb. Wat wist ik daar nu allemaal nog van?

Niet veel.

Al bladerend vind ik de dagindeling van de monniken, het rooster van de leergang en wat aantekeningen van het gesprek met Wil Derkse. Confessio et Pulchritudo staat er bovenaan het papier, Belijdenis en Schoonheid, het motto van de abdij.

Het klooster zelf is een kloek gebouw uit de jaren 50 van de vorige eeuw, laag, met strenge lijnen en een gevarieerd stenenpatroon. Gebouwd met wat er voor handen was zo vlak na de oorlog. Het ziet er kleiner uit dan het is, maar dat merk je pas als je binnen bent.

Al met al vond ik het een indrukwekkende omgeving, dat weet ik nog goed. Daarom frappeert het me dat ik er verder zo weinig concrete herinneringen aan heb. Niet wie er nog meer in de groep zaten, wat we gedaan hebben en wie we gesproken hebben. Ja, Derkse zelf natuurlijk, en een paar broeders. Maar daar hield het toch wel een beetje op.

Regel van Benedictus

Dan maar naar het nu en de Benedictijnse stuurmanskunst. Wil Derkse is hoogleraar filosofie en oblaat bij St Willibrordus. Daar introduceert hij groepen in de leefwijze van de Benedictijnen, gebaseerd op de Regel van Benedictus. Dat is een werk van Benedictus van Nursia uit de zesde eeuw, bestaande uit 73 hoofdstukken die beschrijven hoe een kloosterorde zich zou moeten gedragen om succesvol te zijn.

Het is dus niet één regel en het is ook geen wet. Je moet het meer zien als een richtlijn, aanwijzingen voor een ordelijk kloosterleven, waarin er zowel ruimte is voor spiritualiteit als het uitvoeren van werkzaamheden. Het is een duidelijk, maar tegelijkertijd ook mild, regime. En zo goed, dat het na 15 eeuwen nog steeds in gebruik is.

Wat zou je daar van kunnen leren in moderne organisaties? Zijn de waarden van toen ook nu nog toepasbaar? Dat is waar Benedictijnse stuurmanskunst over gaat.

Gelijk vanaf het begin zit Derkse een beetje te hannesen met de term stuurmanskunst, die hij wil gebruiken als metafoor voor leiderschap. Want leiderschap, zo schrijft Derkse, is voor zijn gevoel te veel gericht op een groot ego, “het krachtige, het doortastende, soms zelfs pushende; follow your leader principe, de ‘alle neuzen dezelfde kant op’ doelstelling, het turn around beginsel en wat het begrip leiderschap nog meer bij mij oproept.”

Die associaties begrijp ik, maar die verdwijnen niet automatisch als je op zo’n persoon de term stuurman plakt. Waar het om gaat is dat de baas zich een beetje normaal gedraagt en daarmee het respect van de anderen verdient, waardoor zij bereid zijn de leider te volgen.

De mensen moeten zien dat de baas ook de belangen van de medewerkers meeneemt in alle afwegingen, zowel in moeilijke als makkelijke tijden, en dat het goede gebeurt. En dan maakt het niet uit wat voor titel je er op plakt.

Zelfs niet als het baas is.

Als het goede maar gebeurt

‘Als het goede maar gebeurt’ vond ik gelijk een waanzinnig sterke stelregel voor elk team en voor elke organisatie. Derkse beschrijft hoe hij dat motto ontleent aan karmeliet en hoogleraar Titus Brandsma, die helaas de Tweede Wereldoorlog niet overleefde.

Als het goede maar gebeurt – het geeft niet hoe, het geeft niet waar of wanneer, het geeft niet door wie, als het goede maar gebeurt.

titus brandsma

Dat het goede gebeurt gaat om de belangen van een gemeenschap, een groep mensen, een beschaving, een land. Maar nooit gaat het om eigen belang of het belang van enkelen. Dat belang vraagt dus om duidelijke doelen, een missie en visie zo je wilt, maar vooral om draagvlak. Draagvlak van hen die in die gemeenschap zitten en zonder wie geen enkel besluit uitgevoerd kan worden.

Dagindeling uit mijn map van de leergang

Want dat is waar de crisis loert; het verlies van gezag en draagvlak om ingewikkelde problemen op te lossen, waardoor er helemaal niets meer gebeurt. Ook niet als je stuurman op je voorhoofd plakt in plaats van leider. Woorden zijn uiteindelijk loos als ze niet worden geflankeerd door het bijpassende gedrag.

Hier schuilt voor mij de grote les van het boek Benedictijnse stuurmanskunst. De Benedictijnen zijn een gemeenschap en de abt mag hun baas zijn als hij maar de belangen van de groep op de juiste manier dient en de gezamenlijke waarden op de juiste manier uitdraagt en bewaakt.

Niet minder waar is dat de monniken zich in hun gedrag zelf ook laten leiden door de belangen en waarden van de gemeenschap, en niet door hun eigen noden.

Voor de abt betekent dit dat hij moet er zijn voor het totaal; opdat het goede gebeurt. Het impliceert niet dat ie niet krachtig mag zijn, noch dat hij dociel hoort te zijn of zichzelf moet wegcijferen. Dienend leiderschap is geen soft leiderschap.

En dus worden voor belangrijke beslissingen in de gemeenschap alle groepsleden op één of andere manier betrokken; nemen de abt en de priors gezamenlijk de minder belangrijke besluiten en mag de abt de rest zelfstandig besluiten.

Laat die goed op je in werken; dit is de kern van leiderschap. De rest is management.

Management is neither a science nor a profession. It’s a practice. And the practice fundamentally doesn’t change. What changes is the context of what you’re dealing with

henry mintzberg

Gereedschapskist

Benedictus. Afbeelding komt van Wikipedia / Publiek domein

Doorheen het boek beschrijft Derkse deugden en principes die voortkomen uit de Regel van Benedictus. De kracht van deugden en principes is dat ze toepasbaar zijn op verschillende situaties. Er is geen sprake van een één op één relatie zoals bijvoorbeeld wel volgt uit werkinstructies en procedures.

Deugden en principes kun je daardoor ook oefenen, je kunt er beter in worden, jezelf bevragen wat er nu eigenlijk gebeurde op een bepaald moment.

Dit zit dicht aan tegen de inzichten van Marcus Aurelius, de bekende Stoïcijn, en de uitgangspunten van Prohairesis: jezelf voorbereiden op jezelf. Vanuit de gedachte dat filosofie is: hetzelfde te bezien op een andere manier.

Een kleine gereedschapskist met deugden en principes;

  • De eerste is opmerkzaamheid. Dat wordt door Derkse beschreven als ausculturend, met aandacht luisterend, alerte oplettendheid. Vigilantie. Mijn vertaling, naast opmerkzaamheid: situation awareness.
  • Obedientia is de tweede en wordt al gauw gezien als gehoorzaamheid. Maar dat is niet wat het is, het gaat om gehoor geven, empathisch luisteren. Naar wat deze persoon, deze situatie, deze bemanning van je vraagt. En dat gehoor geven, dat zie ik dan ook als een vorm van sensemaking.
  • Stabilitas gaat over volharding en het accepteren van de consequenties van je handelen. Niet weglopen voor je verantwoordelijkheid, maar staan voor wat je zegt en belooft. Ook in het kleine: dus geen klusjes blijven uitstellen, nog eens je email checken terwijl je eigenlijk met die notitie aan de bak moet, dat vervelende telefoontje weer eens verschuiven.
  • Conversio morum zou je kunnen vertalen met een verandering van levensstijl. Het is een intern gestuurde verandering van persoonlijke groei naar een meer betekenisvolle invulling. Het is een vorm van levenslang leren; kijken naar wat er gebeurt, wat jij daarin doet en betekent en hoe je dat kunt veranderen opdat het goede maar gebeurt. Ik vertaal dit naar metacognitie, alhoewel dat de lading niet helemaal dekt.
  • Deemoed is de vierde deugd en moet vooral niet gezien worden als onderdanig, maar als de moed om te dienen voor de gemeenschap. “Het gaat erom met beide voeten op de grond te blijven, in de humus die je voedt, en van daaruit te groeien naar wie je werkelijk kunt worden, niet naar een opgeblazen zelfbeeld.”

Klaag niet over de tijden waarin je leeft. Wij zijn de tijden. De tijden dat zijn wij

augustinus

Groepsgevaar

Benedictijnse stuurmanskunst besteedt ook uitgebreid aandacht aan de gevaren uit en van de groep. Dat je een gemeenschap bent, betekent namelijk niet dat alles vanzelf goed komt. De ergste pandemie is het verderf van de verstandigheid, zei Marcus Aurelius daar al over, en dat kan zomaar ook in jouw team voorkomen.

Derkse behandelt meerdere voorbeelden van groepsgevaar waarvan ik er twee wil noemen. De eerste omdat ik die zo spitsvondig vind. Het begint met een vraag die veel lijkt op wat wel een post mortem wordt genoemd: beschrijf de evaluatie van dit nog te starten project en leg uit waarom het mislukt is. Het is een alternatieve vorm van een risico-inventarisatie die soms heel goed kan uitpakken.

Maar de tweede vraag van de prior is splijtend. Lees maar:

Dat brengt me bij het tweede gevaar van een groep: murmuratio. Benedictus ziet dat als het grootste risico voor een vitale groep. Het is onderling gemopper en gezeur, klagerijen die blijven hangen en niet meer weg gaan. Geestelijke luchtvervuiling noemt Derkse het.

Dat uit zich onder andere door de vinger te wijzen naar fouten van anderen, vermeende misstanden aan te kaarten en over de muur te gooien zonder zelf eerst actie te hebben genomen en boze briefjes op te hangen dan wel mailtjes rond te sturen. Het gaat op de lange duur onder je huid zitten, ik word er al moe van als ik er weer aan denk.

Toch legt Benedictus de oorzaak van dit probleem in eerste instantie niet bij de groep, maar bij de leiding. “Door het gebruik van het verkeerde woord, op het verkeerde moment en met de verkeerde toon, door het nalaten van het goede woord en door onvoldoende consultatie van de gemeenschap en uitstel van de tot stand gekomen besluitvorming.”

Andere oorzaken van murmuratio zijn het te lang laten doorlopen van conflicten, het vermijden van noodzakelijke confrontaties, te lang gedogen wat niet gedoogd kan worden, te veel afstandelijkheid dan wel te weinig afstandelijkheid.

Om er nog maar eens een paar te noemen.

De Regel zelf

En zo gaat Derkse nog wel even door met zijn interpretatie van de Benedictijnse stuurmanskunst. Omdat het nieuwe stof was, vond ik het over het algemeen een fascinerend boek. Maar op meerdere momenten ervoer ik de tekst ook een beetje als opa vertelt en kreeg ik de neiging het origineel te lezen. Dus bestelde ik de Regel via boekwinkeltjes.nl en las de hoofdstukken van Benedictus zelf.

Dat was een verrassing.

Het is wonderbaarlijk hoeveel van de Regel van Benedictus 15 eeuwen later nog steeds actueel en relevant is. Natuurlijk moet je even door de religieuze invulling heen kijken (niet te veel trouwens) maar wat er dan overblijft is een rijk boek met ontzettend veel aanknopingspunten voor leiderschap en volgerschap. Want een groep ben je samen met elkaar.

Eindoordeel

Benedictijnse stuurmanskunst is een interessant boek voor wie onbekend is met het kloosterleven. Derkse beschrijft in negen hoofdstukken en 260 pagina’s de hoofdlijn van het Benedictijnse denken. Veel daarvan is nog steeds toepasbaar en is grappig genoeg ook een impliciete maatschappijkritiek.

Met als kern: hoe krijgen we menselijke waarden terug in de samenleving?

Eerlijk gezegd denk ik dat dit soort literatuur voor managers belangrijker is dan de zoveelste hype van één of andere goeroe dan wel consultant te volgen. Net zoals Strijdvaardig leven dat is. In die zin volg ik de redenatie van Taleb, dat alles wat zo lang overleefd heeft wel kwaliteit moet bezitten.

De kunst is het niet te kopiëren, maar je te laten inspireren.

Cijfer: 7. Dat had een 8 kunnen zijn als er meer aandacht was besteed aan de redactie van het boek en het laatste hoofdstuk, nota bene over crisis en sturen in zwaar weer, niet zo’n afgeraffelde indruk had gemaakt.

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: De Benedictijnse stuurmanskunst zal ooit het pand verlaten bij topdrukte, het belangrijkste staat toch al in dit blog. Maar de Regel van Benedictus bewaar ik wel.


Naschrift

Tijdens het lezen van de Regel van Benedictus vroeg ik mij af in hoeverre mijn fascinatie afkomstig was van het feit dat ik bijna tien jaar lang min of meer gekazerneerd bij de brandweer ben geweest. Dan tel ik de jaren op de Brandweeracademie mee, dat indertijd nog een internaat op z’n Kortjakjes was (midden in de week maar ‘s zondags niet)

Dat riep vragen op als:

  • Zijn gekazerneerde en geuniformeerde diensten misschien wel halve monniken? Niet in hun religieuze ambities wellicht, maar wel in hun toewijding en manier van samenwerken.
  • Opdat het goede gebeurt is bij dergelijke organisaties van groot belang. Ik herinner mij dat ploegen onrustig werden als er langere tijd geen inzet van enige importantie was geweest. Ben je nog steeds brandweer als er geen branden (of andere ongevallen) meer zijn?
  • Is het op de juiste manier uitvoeren van het vak, het ambacht ook een waarde die gezamenlijkheid nastreeft? Wat zegt dat over de leiding van zo’n organisatie: kan je die leiden zonder kennis van het vak?
  • Is de Regel van Benedictus een tussenvorm van de jager-verzamelaars naar de landbouwers?
  • Waar begint en eindigt de gemeenschap? Is dat bij de eigen ploeg, of bij het korps als geheel? Heeft de bevelvoerder de rol van abt? Of zit die bij de commandant en is de bevelvoerder een prior?

Wat ook waar is: soms is de vraag stellen belangrijker dan een antwoord te krijgen. Los daarvan kunnen antwoorden veranderen. Blijf jezelf dus altijd vragen stellen.

Not Knowing en het finisterre

Leestijd: 8 minuten

Not Knowing is een intrigerend boek over hoe je om kan gaan met onzekerheid. Met name het begrip finisterre vind ik fascinerend. Dat je een nader bericht geeft aan jezelf dat hier je kennis ophoudt. Althans, dat heb ik ervan gemaakt. We lezen immers met de bril van de crisismanager.

Ik denk dat ik deze boekrecensie maar eens begin met een citaat uit een ander boekje, van David Foster Wallace. Of eigenlijk was het een lezing die hij hield voor de afstudeerders aan Kenyon College in 2005.

This is water, heet het. Misschien ken je het wel.

There are these two young fish swimming along and they happen to meet an older fish swimming the other way, who nods at them and says: Morning boys. How’s the water?

And the two young fish swim on for a bit and then eventually one of them looks over at the other and goes, What the hell is water?

david foster wallace

Dit betreft natuurlijk de vanzelfsprekendheid van alledag, die zo vanzelfsprekend is dat we die nauwelijks meer aan een kritische blik onderwerpen.

Precies dat is waar Not Knowing over gaat, de vanzelfsprekendheid van kennis en van weten. En omdat we allemaal (denken te) weten, stellen we er nauwelijks vragen meer over. We doen wat we altijd deden.

We weten wat weten is, denken we. Weten is kennis, en kennis macht.

Metacognitie

Misschien moet ik daarom nog iets preciezer zijn: het gaat over situation awareness van weten. Zijn we bewust van wat we weten, op dit moment over deze situatie? Zien we alleen, begrijpen we ook of nog beter, kunnen we voorspellen?

En dan is er ook nog metacognitie. Officieel gedefinieerd als weten wat je weet en een “awareness of one’s thought processes and an understanding of the patterns behind them.”

Verwar die twee niet.

Situation Awareness gaat over een situatie, terwijl metacognitie gaat over je situation awareness over die situatie. Dit onderscheid is wezenlijk, zeker voor crisismanagers en incidentbestrijders. Zit je al aan het eind van je kennis? En zo ja, wat dan verder?

Het kan ook interessante vragen opleveren; als kennis macht is, is geen kennis dan geen macht? Sta je in je hemd als je iets niet weet? Kun je de crisis dan niet meer verder managen?

Nee, zeggen Steven D’ Souza en Diana Renner, de schrijvers van Not Knowing. Sterker nog, op de grens van weten en niet weten ligt juist een heel vruchtbare plek om nieuwe dingen uit te proberen, nieuwe ervaringen op te doen. The edge noemen ze die plek. Omarm het.

The edge is the place where something new can emerge. We call this Not Knowing. When we talk about Not Knowing, we are suggesting a verb, a process, not a thing

Voor het zover is bespreken ze in Hoofdstuk 1 wat er allemaal mis kan gaan met de traditionele opvattingen over kennis. Voor de reguliere lezers van Rizoomes komt dat allemaal bekend voor.

Te lang vast houden aan kennis die niet meer relevant is voor de situatie waar je in zit, blindzicht, organized blindness, het met de kennis van nu syndroom, zwarte eenden, te groot ego, onvolkomen situational awareness, onvoorspelbaarheid van complexe situaties, zugzwang, hindsight bias en ga zo maar door.

Je denkt wel eens, het is een wonder dat er nog zo veel goed gaat.

Finisterre

De rode draad uit al die verhalen: te veel waarde hechten aan expertise, te weinig inzicht in je tekortkomingen hebben en te weinig begrip voor VUCA in de praktijk. Er zit een einde aan wat je weet. Da’s niet erg, behalve dan als je het ontkent. Of als je metacognitie faalt (al heel snel onder tijdsdruk).

Want dan weet je niet meer wat je niet weet en is het verleidelijk jezelf vast te houden aan de kennis die je wel hebt.

Resultaat 1 van vraag aan DALL-E: old roman painting of a road to finis terrae with a dragon saying “hic sunt dracones”

Zoals deze hoogleraar constructieleer Nijsse, die onzin vertelt over het blussen van woningbranden. Er worden alleen in Amerikaanse films gaten in daken geslagen om een brand te blussen. In de praktijk werkt het namelijk tegenovergesteld: je creëert een tochtgat waardoor je de brand door het hele pand trekt. Niet erg als je dat niet weet, maar zeg dan dat je het niet weet. Dat je aan het eind van je kennis zit.

Overigens snap ik zijn bezorgdheid wel. Dit rijtje huizen in Arnhem dient als rolmodel voor de energietransitie. Naar dit voorbeeld zouden er vele rijen huizen moeten verrijzen. Het is dan wel sneu om te zien dat het concept afbrandt en niet veilig geconstrueerd is. Maar dat kan je de brandweer dan niet verwijten.

Al met al een goed voorbeeld van hoe ‘weten’ verkeerd wordt gebruikt om een ander doel te bereiken. Terwijl je met Not Knowing veel verder zou komen. Want hier zitten we namelijk in the edge. De plek waar iets nieuws gebeurt en het nog niet duidelijk is hoe het verder zal lopen.

Renner en D’ Souza beschrijven dit gebied als finisterre, naar het latijnse finis terrae: het einde van de wereld. Volgens moderne mythes zou op dergelijke kaarten de finisterre worden aangeduid met ‘hic sunt dracones.’ Oftewel here be dragons. Maar die tekst is in werkelijkheid slechts op één kaart uit 1504 terug te vinden. En nog een globe ook.

Toch is here be dragons wel een synoniem geworden voor onbekend gebied.

Finisterre is the edge of the known – the familiar – and the edge is a mysterious place. It separates our current reality, what we are comfortable with, from what is strange, unexplained, undiscovered and perhaps even undiscoverable. Behind us we have solid ground, the knowledge that got us so far. Ahead of us we have the unknown, the mysterious sea, unpredictable and uncontrollable

Een van de eerste inwoners die je tegenkomt in het onbekende land is je innerlijke criticus, de inner critic. Die woont namelijk overal waar jij woont en begint gelijk nare vragen te stellen. Kan je dit wel? Moet je dit wel wagen? Zou je niet teruggaan? Misschien moet je het aan de echte experts overlaten?

Deze inner critic is jouw persoonlijke draak. Die wil terug naar wat ie wel weet.

Maar van de Stoa weten we dat het obstakel de weg is, zoals ook beschreven in dit blog over Strijdvaardig leven. Het pad wordt gemaakt door te doen, te handelen. Interessant dat je dat mag meemaken, dat is de juiste instelling.

Daarbij is je mindset van belang, schrijven Renner en D’ Souza. Heb je een fixed of een growth mindset?

Bij een fixed mindset geloof je dat je kwaliteiten en vaardigheden meegegeven zijn met je geboorte. De grenzen van wat je kan worden door je genen beperkt. In een growth mindset weet je dat je weliswaar aangeboren talenten hebt, maar dat je door oefening en doorzettingsvermogen verder kunt komen dan je misschien denkt.

Ik heb er maar een stukje over uit het boek gepikt en hieronder als plaatje opgenomen. Omdat ik dit wel als een essentie zie van Not Knowing.

De onbekende weg

Not Knowing impliceert dat je geen handboek of kaart kan maken van hoe dan te handelen. Het is immers onbekend terrein. Daar is geen handleiding van, schrijven Renner en D’Souza, dus die kunnen we niet eens geven. Dat vond ik persoonlijk iets te kort door de bocht. Want het is wel een fascinerend terrein, het onbekende, maar meestal geen unknown unknown. Het is geen Star Trek.

Daarom de volgende tips over de onbekende weg.

Traveller, there is no path. The path is made by walking

Antonio Machado
  • Not Knowing is een werkwoord. Het is niet wat je bent, maar iets wat je doet.
  • Besef dat wat voor jouw onbekend is, misschien voor anderen wel bekend is. Kijk dus naar kennis buiten je systeem en zoek advies als het nodig is. Zorg voor een netwerk voordat je het nodig hebt.  
  • Bestudeer de Rumsfeld matrix en vul de vakjes eens in met scenario’s en mogelijke gebeurtenissen uit jouw praktijk en werkveld. Let daarbij niet op kans. Je zoekt niet naar risico’s, maar naar situaties.
  • Ken de regels van het dode paard. Ask, don’t tell; The four breaking questions; Uncloak Thyself.
  • Weten en Niet Weten is geen dichotomie. Het één kan naast het andere bestaan. Ook in onbekende situaties op aarde geldt de zwaartekracht. (Ik zei het al, dit is geen Star Trek)
  • Soms helpt het om het onbekende te beschrijven in wat het niet is. Voor de liefhebbers: dat is conform de apofatische traditie, waarin het onkenbare niet in positieve termen is uit te drukken. (ja, met Not Knowing kom je nog eens ergens :-))
  • Bedenk voor jezelf wat je gaat doen als je het niet meer weet. Daar schreef ik ooit al eens dit blog over: alle crises ben jezelf.
  • Lees ook de strategie van de toevallige kans nog eens. Vooral het stukje over improviseren moet je onthouden.
  • En de Nieuwe Wet van Murphy. Met de Regel van Hermans.
  • Leer goed te observeren. Onderzoeken is niet alleen nieuwe dingen vinden, maar ook oude dingen zien met nieuwe ogen. Figuurlijk dan, hè.
  • Kijk naar kunst en lees boeken. With a beginners mind.
  • En last but not least: Gebruik finisterre als jouw persoonlijke kwalificatie voor de onbekendheid van de situatie waar je in zit. Vanaf dat moment geldt ook het regime van Not Knowing. Interessant dat je dit mee mag maken.
  • Nog laster: de rest moet jezelf doen. Loop je eigen pad naar finisterre.
Resultaat 2 van vraag aan DALL-E: old roman painting of a road to finis terrae with a dragon saying “hic sunt dracones”

Eindoordeel

Not Knowing vind ik een intrigerend boek. Vooral Deel II over the edge en finisterre heb ik met plezier gelezen en durf ik iedereen aan te raden. De andere delen bevatten voor mij al redelijk bekende inhoud, maar lezen desondanks lekker weg. Herhaling is soms ook kracht.

Eindcijfer: 8

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: zeker.


Dit blog is onderdeel van Prohairesis; jezelf voorbereiden op jezelf Daar vindt je nog veel meer blogs met tips voor de crisismanager over zichzelf

De heropening van kazerne Dirk

Leestijd: 6 minuten

De heropening van kazerne Dirk werd niet zozeer de heropening van een gebouw als wel die van een voorbije brandweercultuur. Een omvangrijk slapend rizoom van een oude uitrukdienst, dat voor de gelegenheid werd gewekt, opstond en daarna weer ging liggen. Mogelijk voor altijd, maar je weet het nooit.

Opening

De eerste dag op je nieuwe werk. Bij mij ging die ongeveer zo, dertig jaar geleden.

Ik moest mij melden op de Weesperzijde, het toenmalige hoofdkantoor van brandweer Amsterdam. Bij Willem Duffel, de foerier. Willem heette natuurlijk geen duffel, zijn echte achternaam is me even ontschoten, maar iedereen noemde hem wel zo. Omdat je daar moest zijn voor je duffelse pak. En voor de rest ook trouwens.

Ik had nog maar net mijn eerste laars aan, toen de bezetting van een autospuit zich onder luid gejoel bij Willem aankondigde. Die kwamen ook wat spulletjes halen, riepen ze. Omdat ze paraat stonden gingen ze voor, zei Duffel met een knipoog.

Anderhalf uur later waren ze klaar en vertrokken weer met volle zakken en tassen. De helft van wat ik nodig had was daardoor op.

“Rij van de week nog maar even langs,” zei Willem verontschuldigend, “dan heb ik wel weer nieuw goed voor je.”

Mijn tweede halte werd kazerne Dirk aan de Honthorststraat. Daar zat het officiersverblijf en stonden ook de kasten waar ik mijn uitrusting kon opbergen. Toen ik aanbelde werd er opengedaan door een rossig mannetje dat me argwanend aankeek. Later hoorde ik dat hij de Chef van Dienst was en Chris heette.

“Jaha,” zei Chris, “wat kom je doen?”

“Ik werk hier. Ik kom mijn spullen brengen.”

“Niet.”

“Ja, echt. Ik ben één van de twee nieuwe officieren. Ricardo is de andere, die komt volgende week.”

“Ik weet van niets.”

En de deur van kazerne Dirk was al weer dicht. Verbouwereerd staarde ik naar het groene gevaarte. Nog maar een keer proberen dan? Niet te lang bellen, misschien? Kort en krachtig.

Triiing.

De deur ging zowaar opnieuw open. Weer was het Chris. Zwijgend en argwanend. Ik legde het verhaal nog een keer uit, liet mijn nieuwe uitrusting zien en toen, eindelijk, wees hij me door de remise naar een deur.

“Daar is het officiersverblijf. Zoek boven maar een kast uit. Je vind het verder wel, hè.” En weg was hij. Dus liep ik in mijn eentje naar boven, met mijn grote plunjebaal en confisqueerde daar een leegstaande kast. Het spul paste er makkelijk in, niet alles ging stroef vandaag.

Heropening

Precies dit verhaal schoot door mijn hoofd toen ik op 17 juni samen met Ricardo naar de kazerne aan de Honthorstraat liep. Speciaal voor oud-collega’s had de bezetting van Dirk voor de heropening een bijeenkomst georganiseerd. Samen met Jan Heukelom, een oud-officier van Amsterdam. “Wordt een soort reünie, hoop ik,” mailde hij nog.

En dat werd het.

Ik denk dat er wel zo’n 60 tot 70 oude brandweermannen in de remise stonden toen we aan kwamen lopen. Vrijwel allemaal tussen de 70 en 80 jaar oud en met ieder van hen had ik ooit wel ergens een brand geblust of een incident bestreden. Hoewel sommigen door al die jaren zo veranderd waren dat je toch regelmatig weer naar namen stond te zoeken. Wie was het ook al weer? En op welke ploeg had ie gezeten?

Mij herkenden ze trouwens ook niet.

Maar wat vooral opviel was dat in no time de oude manier van doen van dertig jaar geleden weer actief was. Ikzelf had deze sfeer de afgelopen twintig jaar niet meer ervaren, maar ik herkende hem direct zodra ik kazerne Dirk betrad. Als een deken viel het over de groep heen. Of ontsprong het juist aan de groep, was het een bijproduct van dit brandweerrizoom?

Hoeveel mensen heb je eigenlijk nodig om een oude cultuur te herstellen? Of misschien was het wel handhaven, was de cultuur nooit verdwenen en wachtte ie gewoon geduldig op ons om zich te manifesteren. Tien, twintig? Met zo’n 60 tot 70 lukte het in ieder geval al heel aardig, merkte ik. Alsof er in die twintig jaar helemaal niets was veranderd. Alsof het weer 1993 was.

Psychogeography is the study of the precise laws and specific effects of the geographical environment, consciously organized or not, on the emotions and behavior of individuals

Guy Debord

Volgens de psychogeografie beïnvloeden gebouwen de cultuur van hun gebruikers en vice versa. Als je met nieuwe mensen in een oud gebouw zit, wordt het dan een ander gebouw? Geeft het dan een ander gevoel dan als je er met de normale gebruikers in verblijft?

Of worden de mensen zoals het gebouw wil, gedragen ze zich zo omdat de gangen zijn zoals ze zijn, de ramen, de kamertjes, de kleuren, de ruimte of juist de krapte is zoals het is?

Vragen waarop je natuurlijk nooit antwoord krijgt, maar die wel leuk zijn om te stellen.

Na anderhalf uur was het mooi geweest. We woven ruimschoots naar hen die het zien wilden en weg waren we. Buiten scheen de zon en krioelden de toeristen rondom het Rijksmuseum, de grote buur van Dirk. Het was maar een paar meter verder en toch zag de wereld er opeens heel anders uit, gewoon weer helemaal 2023.

Overigens was kazerne Dirk zelf prachtig geworden. Maar dat viel misschien wat minder op als je met je hoofd in 1993 zat.


Door de website heen heb ik verschillende blogs over mijn ervaringen bij brandweer Amsterdam geplaatst. Zoals Brood, Bakker, Bernlef en Brandweer, Rizoom van een herinnering; De Brandweercanon en de kunst van het onthouden; Commandovoering is een dialoog; Inschattingsfouten door adembescherming; Monument; Het horloge van Bert en De ervaring van verlies.

Strijdvaardig Leven

Leestijd: 6 minuten

Strijdvaardig Leven is een boek van Pablo Lamberti over de Weg van de Krijger. In het spoor van Socrates, Seneca en de Samoerai trek je langs allerlei principes over instelling, bewustzijn en handelen die in mijn ogen elke crisismanager zou moeten kennen en kunnen. Hier en daar aangevuld met ervaringen van mezelf. Uiteindelijk gaat het om Prohairesis, jezelf voorbereiden op jezelf. En daar kan je niet vroeg genoeg mee beginnen.

Ik zal zo’n vijf jaar oud zijn geweest toen mijn ouders constateerden dat mijn vredelievendheid naar een vorm van zelfdestructie begon te neigen. En aangezien ik opgroeide in een generatie waar je werd geacht zelf op te staan tegen hen die je treiteren, besloten ze mij op judo te doen.

Zo heette dat toen. Als je ergens op ging koos je er zelf voor. Als je er op werd gedaan, maakten je ouders die keus voor je.

Vijf jaar lang volgde ik braaf de lessen bij Den Edel in Waddinxveen, tot ik zag dat de voetbalclub waar mijn broer op zat eigenlijk veel gezelliger was. Dus ging ik op voetbal. Maar niet nadat ik voor de eerste keer ging meedoen aan een judotoernooi in Gouda. En die won ik.

Apetrots was ik en zelfs begon ik te twijfelen of ik niet door moest gaan met judo. Van alle grote twijfels in mijn leven was dit de eerste die ik nooit heb opgelost. Nog steeds twijfel ik over die beslissing en zie ik delen van de alternatieve geschiedenis af en toe aan mijn oog voorbij trekken.

Maar goed, in de jaren na mijn middelbare school pakte ik de draad van de zelfverdediging weer op. Ik ging op jiu jiutsu, deed een tijdje shotokan karate, wing chun en tai chi. Zelfs kickboksen. Het was inmiddels niet zozeer meer de sport op zichzelf die daarbij mijn aandacht had, maar vooral de spirituele kant van Bushido; de weg van de krijger. De weg van doen.

Precies dit is het onderwerp van Strijdvaardig Leven, een heerlijk boek over de levensfilosofie van de strijders uit het oude Rome, Griekenland en Japan. Pablo Lamberti schreef het als een soort spin off van zijn promotieonderzoek en gebruikt daarbij vooral het werk van Socrates, Seneca en de Samoerai als leidraad.

Voor degenen die hier al wat meer over gelezen hebben is er niet zo heel veel nieuws onder de zon, maar het staat nu wel een keer allemaal heel logisch bij elkaar. Mocht je echter niet zo bekend zijn met het onderwerp, dan is Strijdvaardig Leven een uitstekende introductie.

Agon

Voor alle zekerheid, een strijdvaardig leven gaat niet om het vechten zelf. Voor mij is het onderdeel van Prohairesis, de stoïcijnse zelfpreparatie die jou moet voorbereiden op jezelf, zoals ik hier beschrijf.

Een bevelhebber gelooft nooit zo in vrede, dat hij zich niet voorbereidt op de oorlog die, ook al wordt hij niet gevoerd, wel verklaard is.

seneca

Ook die oorlog moet je niet al te letterlijk nemen. Het gaat vooral om de instelling die je zelf hebt en het bewustzijn dat je in een samenleving altijd betrokken bent bij strijd en conflict. Daarbij draait het vaak om het opleggen van de wil, ongeacht of je dat nu zelf probeert te bereiken of juist wil ontwijken. In de meest alledaagse situaties geldt dat; op je werk, in vergaderingen, bij je sportvereniging.

Overal waar andere mensen zijn is er kans op conflict en crisis. Zodra je geboren bent neem je al ruimte in die anderen misschien ook willen hebben, zoals ze later jouw baan willen, je plek in het voetbalelftal of het voorzitterschap van een politieke partij. Ik noem maar wat willekeurige voorbeelden.

Die strijd moet je niet als hindernis zien, maar als een middel tot groei. Je persoonlijkheid wordt er beter en sterker van. Om met weerstand om te leren gaan, moet je weerstand ervaren. De oude Grieken noemden dat Agon, schrijft Lamberti. Vriendschappelijke strijd.

Ik ken het ook als principe uit de Stoa: the obstacle is the way. Waar je tegenop ziet, ligt je pad.

Dit is het schildje dat ik kreeg toen ik het judotoernooi won. Inmiddels 50 jaar oud.

Verwar dit overigens niet met het modieuze begrip van de comfort zone. Soms komt het overeen, maar uit je comfort zone gaan is net zo vaak strijdig met je waardigheid (Vale, zoals ik van Taleb heb geleerd). Er is maar een kleine grens tussen leuk spontaan meedoen en kinderachtigheid. Dat kunnen zien en er naar weten te handelen is wijsheid.

Bewustzijn

Waar Agon een instelling is, is bewustzijn een status van je ‘ik’. Zie het als situation awareness. In Strijdvaardig Leven beschrijft Lamberti het als zanshin, een grondig bewustzijn van jezelf en de omgeving.

“Dit volledige bewustzijn is geen vorm van magie, maar wordt in Japan zanshin genoemd, wat letterlijk ‘overblijvende geest’ betekent. Het is een houding waarin men alert blijft en te allen tijde klaar staat om te handelen.”

Waarnemen, bewustzijn en wijsheid zijn in alle krijgskunsten centrale begrippen. Er zijn vele termen en definities aan gegeven, maar in de kern komt het steeds op hetzelfde neer: houd je ego er buiten. Streef geen rijkdom na, hecht je niet aan materiële zaken, wees niet bevooroordeeld (beginners mind) en doe het goede.

Zo beschrijft Musashi het in Strijdvaardig Leven:

De laatste stap die ik nog wil noemen in dit blog over Strijdvaardig Leven, na instelling en bewustzijn, is handelen. Practice. De filosofie van de krijger is er één van doen, niet van alleen maar praten. Bij mij is dat in de loop van de jaren enigszins verschoven van fysiek handelen naar psychisch handelen. Mezelf continu bevragen of wat ik nu doe gaat om mijn ego of om het goede.

En als we gaan wandelen, niet alleen maar kijken, maar ook zien. Wat je met de ogen ziet, is observatie. Wat je met de geest ziet, is inzicht

Daarvoor past het gereedschap van de Stoa mij tegenwoordig beter dan die van zen, heb ik in de loop der jaren ontdekt. Dat hoeft natuurlijk niet voor iedereen zo te gelden. Net zo makkelijk loopt jouw pad precies andersom.

Los daarvan vind je jezelf in alles wat je doet. In koken, in tuinieren, in hardlopen, in tekenen en schrijven. Zelfs in een boterham met kaas smeren.

Als je maar oefent, want dat is wat alle paden verbindt.

In de woorden van Lamberti:

Wat overblijft is een filosofische oriëntatie als oefening: een bevraging van jezelf en een zoektocht of queeste naar iets wat woorden overstijgt. In de praktijk manifesteert wijsheid zich in beide gevallen als een zekere wellevendheid of bien vivre, die gerealiseerd wordt door en in het uitoefenen van specifieke krijgersdeugden.

Eindoordeel

Strijdvaardig Leven is een tof boek dat mij nieuwe inspiratie gaf om mijn eigen krijgerspad te blijven lopen en ontdekken.

Cijfer: 8

Zou ik het bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: ja.

« Oudere berichten

© 2024 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑