Leestijd: 12 minuten

Op 18 april 1929 brandde het Paleis van Volksvlijt bijna volledig af. Ik heb het gebouw dus nooit in het echt gezien, toch kreeg ik er een soort van heimwee naar. Een heimwee die zich bij nadere beschouwing met mij mee ontwikkelde; hij veranderde zoals ik veranderde. Al had ik dat al die tijd niet door. Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.

Toen ik net voor Brandweer Amsterdam was gaan werken in 1993, woonde ik vlakbij de Nieuwe Amstelbrug, in het verlengde van de Ceintuurbaan. Van daaruit is het een kleine 20 minuten lopen naar Get Records in de Utrechtse Straat, een wandeling die ik vrijwel elke vrijdagmiddag maakte tussen 1993 en 1998. Om nieuwe CD’s te scoren.

U ziet, dat motto crisis, muziek en wandelen van Rizoomes komt niet helemaal uit de lucht vallen.

Luchtfoto van het Paleis van Volksvlijt, 1922. Foto van KLM Aerocarto, ANP.

Frederiksvacuüm

Vlak na het Amstelhotel stak ik over, gelijk links om daarna rechts aanhoudend met de weg mee langs het Frederiksplein te lopen. Dat plein trof me vanaf het begin als een nogal non-descripte plek waar eigenlijk niemand hoefde te zijn. Iedereen ging er alleen maar overheen.

Alsof er een gat in de stad zat, een leegte.

Het Frederiksvacuüm.

En dat klopt.

Op die leegte had namelijk ooit het Paleis van Volksvlijt gestaan, ontdekte ik later. Een imposant gebouw, opgetrokken uit staal en glas, dat symbool stond voor vooruitgang en gemeenschapszin. Een tentoonstellingsplek voor de Nederlandse industrie, gemodelleerd naar het Crystal Palace, dat ook dienst kon doen als bibliotheek, theater en ontmoetingsplek voor de Amsterdammers.

Het zou de spil vormen van een nieuwe wijk, schrijft Gabri van Tussenbroek in IJzeren Ambitie. Daarvoor moest het Bolwerk aan het eind van de Utrechtsestraat gesloopt worden en de kazernes op de vlakte erachter worden verplaatst. De ambities waren dus groot. Hij citeert uit de statuten van het Paleis van Volksvlijt, 1856:

“Zelden, ja slechts eenmalig welligt, komt de gelegenheid om zulk een monument op te richten. Eeuwen lang kan het aldus den maatstaf blijven, waarnaar tijdgenoot en nageslacht, landgenoot en vreemdeling zal beoordeelen, wat Nederland, – in het voor industrie schoonste tijdvak, dat er ooit is geweest, en welligt ooit weer komen zal, – gevoelde, dacht en deed. Niets maf daarom worden verzuimd, om het den stempel te geven, waaruit de geest en de kracht der natie gunstig worden gekend.”

Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. Op 16 augustus 1864, 3 jaar later dan gepland, was het eindelijk zo ver: het Paleis van Volksvlijt werd geopend en kon feestelijk in gebruik worden genomen. De hele ontstaansgeschiedenis lees je terug in IJzeren Ambitie, met een hoofdrol voor Samuel Sarphati. Een waarlijk groot Amsterdammer.

Brand

Het zal niet lang na de opstart van mijn vrijdagritueel zijn geweest dat ik bij een tweedehands boekenzaakje ‘Het paleis in de verbeelding’ kocht. Een fotoboek met een inleiding door Rudy Kousbroek, die mijn verlangen en heimwee naar het Paleis alleen maar verder aanwakkerde.

Niet alleen door de foto’s van een caféterras in de paleistuin, die de indruk wekken dat het in elke grote Europese stad had kunnen liggen. Het was een gebouw waar de mensen plezier in hebben, schreef Kousbroek.

“Een gebouw met een grootsteedse bravoure en een joie de vivre die ook spreken uit de tuinen en fonteinen er omheen. Het Frederiksplein had iets vrolijks en een allure die het nu niet meer heeft.”

Nee, ook door de foto’s van de brand zelf. Het Paleis brandde net zo majestueus af als zij er had gestaan. Als beginnend brandweerofficier leek mij dit een klus die ‘welligt slechts eenmalig voorkomt’ en waar je dan het liefst bij zou zijn. Een brand waar je stiekem op hoopt, maar wat je niet zo hard roept teneinde niemand voor het hoofd te stoten.

Je wil immers ook niet als aasgier aangemerkt worden.

Een afdruk van mijn enige rampsichtkaart van het Paleis van Volksvlijt.

Michel Montaigne onderkende deze dubbelheid al in zijn Essays in 1580. Hoofdstuk 1.22 is getiteld ‘De een zijn brood is de ander zijn dood.’ Daar schrijft hij:

“Iedereen die bij zichzelf te rade gaat zal ontdekken dat onze diepste verlangens grotendeels ontstaan en gevoed worden op kosten van anderen. (…) Geen arts kan zich verheugen over de gezondheid van anderen en een architect zal alleen goede zaken doen als er huizen instorten.”

Precies zo is geen brandweermens tevreden zonder ongevallen en incidenten. Waarbij, zeker als jonge ambitieuze officier, het eigenlijk niet groot genoeg kan zijn, die brand. Ik was dan ook licht teleurgesteld door het korte verslag van de Paleisbrand in het 75 jarig jubileumboek van brandweer Amsterdam.

Gordijn

Via Gerard Koppers, de onvolprezen chroniqueur van de Nederlandse brandweer, wist ik een verslagje te krijgen die door de toenmalige commandant Gordijn was verstuurd aan het brandweerblad Vuur & Water.

“Om 2.48 kwamen er diverse meldingen binnen bij de Alarmcentrale van de brandweer,” schrijft Gordijn. De eerste uitruk betrof 5 motorspuiten, 3 mechanische ladders, 1 slangenwagen, 2 koolzuurspuiten en de Jan van der Heijde, de Amsterdamse blusboot met het eeuwige leven.

Een binnenaanval werd snel gestaakt, omdat binnen in het gebouw stalen kolommen en balkons onvoorspelbaar begonnen om te vallen. Bovendien zorgde het gebroken glas voor een sterke zuiging, “die het vuur met groote snelheid door die ruimten voortplantte. Gewerkt werd met 29 stralen” en 74 brandweermensen. Daarnaast werden er 47 ‘vrijwillig’ opgeroepen.

Inzet van alle stralen uit het verslag van Gordijn. Door de oogharen zag ik Phoenix, de vuurvogel, opstijgen. Zal hij ooit nog ergens landen?

Overigens was het Paleis altijd al een tochtgat geweest, zo lees ik overal. Juist die tocht zal de ontwikkeling van een brand onvoorspelbaarder en explosiever maken.

“Ten ongeveer 3.30 v.m. stortte met donderend geweld de koepel in, het vuur woedde niettemin met onverminderde kracht voort en de sterke zuiging deed groote massa’s vliegvuur de lucht ingaan, welke tot ver over de stad in Noordoostelijke richting werden gedreven en de kans op uitbreiding van den brand alles behalve denkbeeldig deed worden.”

En dan was er door het ruimschoots aanwezige koper ook nog sprake van groene vlammen. Wie had daar nou niet bij willen zijn?

Foto van het afgebrande Paleis, april 1929. Gemaakt door KLM Aerocarto, van de website van ANP.

Ambitie

Willem Frederik Hermans in ieder geval wel. In IJzeren ambitie wordt beschreven dat de dan zevenjarige jongen met zijn grootmoeder in de tram langs het afgebrande paleis rijdt, waarop hij uitroept: “Zoiets heb ik van mijn leven nog nooit gezien.” Tot grote hilariteit van de andere tramreizigers.

Zou de Regel van Hermans toen al in zijn hoofd hebben gezeten?

Naarmate ik langer in Amsterdam woonde begon ik mij steeds meer te identificeren met de stad. En vond ik dat er meer ruimte zou moeten komen voor beeldbepalende gebouwen. Amsterdam moest vooraan lopen in de vaart der volkeren, iets wat ik impliciet ook van mezelf vond. Het is niet goed op je lauweren te rusten, je moet proberen het beste uit jezelf te halen.

Aan de slag.

Op vergelijkbare wijze ontwikkelde zich de de heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Hoezo zouden we berusten in deze situatie? Werd het geen tijd voor een herbouw van het Paleis, zoals onder andere Wim T. Schippers bepleitte met zijn Stichting tot herbouw en exploitatie van het Paleis voor Volksvlijt?

Zo nu en dan sloeg de heimwee om in een lichte hoop, als er in een krant weer een artikel was verschenen over een mogelijk nieuw Paleis. Was het niet op de plek van de Nederlandse Bank aan het Frederiksplein, dan wel in Zuid Oost of op de kop van het Java-eiland.

Ook toen ik al lang en breed vertrokken was naar Schiphol bleef het gevoel naar het Paleis bestaan. Het kon mij dan ook zeer bekoren dat er in één van de lounges in de Terminal een replica van het Paleis werd gebouwd, die overigens al weer afgeschreven is en verwijderd. Maar dat deed aan het gevoel niets af, zo meende ik.

Heimwee is immers niet tijdgebonden.

Accidentology

Toen ik in 2015 met het Museum of Accidents begon stond de brand in het Paleis van Volksvlijt ook hoog op het lijstje; die moest er in.

De enige vraag was: waarmee?

Wat kon ik aan al die verhalen die er al geschreven waren nog toevoegen? Was er nog wel iets nieuws te vertellen?

Ik zou iets kunnen schrijven over de mythe van onaantastbaarheid, de gedachte dat elke ramp aan je creatie voorbij zou gaan, als druppels water die langs een verenkleed omlaag glijden. Zoals de Titanic en de Hindenburg onkwetsbaar hadden moeten zijn.

Maar dankzij de accidentology van Paul Virilio weten we dat in elk voorwerp de destructie reeds is gebouwd, als een verstopte ramp die wacht op zijn moment. Dat is de Regel van Hermans in andere woorden: ook datgene wat niet mis kan gaan, zal uiteindelijk mis gaan. Of zoals Gordijn zijn brandverslag droogjes afsluit:

“De constructie van het gebouw bestond in hoofdzaak uit metaal en glas, twee materialen, die hoewel onbrandbaar, geen weerstand tegen brand bieden.”

Daarmee was over onaantastbaarheid wel alles gezegd.

Dus schoof het Paleis elk jaar weer vooruit op het lijstje, totdat ik dit jaar bedacht het gewoon te hebben over het Paleis als object van heimwee. Niet rechtstreeks over het gebouw zelf schrijven, maar over de gevoelens die het oproept.

Psychogeografie heet dat.

Herbouw

Psychogeografie benadrukt dat plaatsen niet slechts fysieke locaties zijn, plekken met dingen. Nee, ze dragen verhalen, cultuur en persoonlijke ervaringen met zich mee. Het Paleis van Volksvlijt is daarom meer dan een gebouw. Het is een spiegel van de dromen en ambities van een generatie, verlangens die vernietigd werden toen het Paleis was ingestort.

Resulterend in heimwee, een collectieve herinnering die zijn eigen gang gaat en bij elke reproductie verder af komt te staan van hoe het Paleis ooit echt was.

Daarnaast brengt de vernietiging door vuur, zeker bij een gebouw dat als onbrandbaar werd beschouwd, een interessante boodschap met zich mee. Het benadrukt de vergankelijkheid van zelfs de meest ambitieuze creaties en symboliseert de limieten van menselijke controle. Het is deze fragiliteit die het verhaal van het Paleis van Volksvlijt mede zijn unieke betekenis geeft.

Een herbouw, hoe goed lijkend op het origineel ook, kan deze symboliek nooit volledig reproduceren. Het is namelijk niet alleen de fysieke plek die betekenisvol is, maar ook het verhaal dat eraan verbonden is. Het “nieuwe” Paleis zou onvermijdelijk een ander verhaal vertellen. Een verhaal van reconstructie, eerder dan dat van herinnering.

Hermans

Daarmee onderscheidt herbouw zich van herstel; als de vorm en naam van het origineel hetzelfde blijven, zei Barthes, dan is het nog steeds hetzelfde object. Zoals bij de brand en reconstructie van de Notre Dame. Maar een herbouwd object is een ander object, en het is de vraag of die de heimwee kan vervangen.

Want de Regel van Hermans gaat niet alleen op voor gebouwen en creaties, zo leerde ik hardhandig, hij geldt ook voor menselijke relaties, gevoelens en aannames. Ook datgene waarvan je dacht dat het onvoorwaardelijk was, dat het niet mis kon gaan, blijkt mis te kunnen gaan.

Het is daarom beter om de herinnering te laten waar hij is en de heimwee te koesteren als een eigen waarde. Streef vooral naar nieuwe ambities die passen bij de situatie zoals ie is, niet zoals ie was. Loop het pad voorwaarts, maar vergeet tegelijkertijd niet waar het vandaan kwam.

Lees je heimwee naar het Paleis daarom niet als doel om iets te repareren, maar als spiegel van je eigen ziel. Je kijkt naar jezelf. Het is een beetje een omweg om het via een gebouw te doen, maar als je eenmaal doorhebt hoe het werkt zul je versteld staan van wat je uit gevoelens voor een gebouw of ramp over jezelf kunt leren.

Van de brand op de wereldtentoonstelling in Brussel.

Het vergaan van rammonitor de Adder

L’Innovation in Brussel

De Notre Dame

De Rijksdag

Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.

Dat leerde ik van het Paleis van Volksvlijt.

En daarom staat ie in het Museum Of Accidents.

Boeken

Drie boeken heb ik, over het Paleis van Volksvlijt. Geen eentje is meer nieuw te verkrijgen. Bij boekwinkeltjes.nl zag ik dat van alle drie er nog enkele exemplaren beschikbaar zijn.

Voor dit blog gebruikte ik vooral de twee van de linkerfoto. Het rechterboek, van Emile Wennekes, staat in de kast naast de andere twee. Grotendeels ongelezen, de bibliofiel heeft boeken immers ook als ruggengraat voor zijn antibibliotheek. Het boek van Wennekes is een promotieonderzoek naar de tentoonstellingen en theaterproducties uit het Paleis van Volksvlijt. Niet om te lezen, maar om in te dwalen, zo stelde ik vast.

De andere twee boeken zijn van groot belang voor hen met heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Het meest onderbewuste boek is dat van Kousbroek, het Paleis in de verbeelding. Veel foto’s, waardoor je mee wordt gesleurd in het verleden. Zo nu en dan pak ik het weer, wegvloeiend in de foto’s en maak me plaatsvervangend druk over hoe dat allemaal gegaan is op het Frederiksplein.

Van dit soort boeken zijn er veel te weinig.

Gabri van Tussenbroek, hoogleraar Stedelijke identiteit en monumenten aan de Uva, schreef daarentegen een heel rationeel boek over het Paleis en het tijdsgewricht waarin het zich afspeelde. Met veel informatie en duiding en ook zo lekker leesbaar. Een heel fijn boek om te hebben en die van mij heeft ook nog eens een handtekening.

En ja, ze blijven dus alledrie als de boekenkasten vol zijn. Dit keer sneuvelt het Paleis van Volksvlijt niet.


Met dank aan Reina en Gerard Koppers voor hun input en materiaal