Leestijd: 6 minuten

De vrijwillige brandweer is van oudsher gestoeld op een nauwe band met de plaatselijke middenstand, zo schrijft Clemon Tonnaer in dit gastblog. Volgens hem moeten we die connectie niet veronachtzamen. Sterker nog, we moeten die in ere herstellen.

Vorige maand kwam het CBS met nieuwe cijfers over de vrijwillige brandweer in Nederland. Het aantal vrijwilligers is in 2015 iets afgenomen. Geen groot nieuws: het aantal vrijwilligers neemt al jaren licht af. Het ene jaar iets meer, het andere jaar iets minder. In 2015 betrof de afname 1,5 %, het jaar daarvoor 4 %.

De Vereniging Brandweervrijwilligers sprak in het Algemeen Dagblad van een ‘leegloop’. Dat lijkt me wat overdreven, maar het klopt dat het personeelsbestand in sommige delen van Nederland iets terugloopt. Elk jaar haakt een zeker percentage van de vrijwillige brandweerlieden in Nederland af. Vanwege het behalen van een bepaalde leeftijd, uit praktische overwegingen (verhuizen bijvoorbeeld) en een klein deel wellicht ook uit onvrede.

Werven

En waar mensen de organisatie verlaten, zullen ook weer mensen bij moeten komen om het personeelsbestand op peil te houden. En daar zit volgens mij het grootste probleem: het werven van goede, gemotiveerde en beschikbare mensen.

Dat is ten minste wat ik hoor als ik wel eens spreek met vrijwilligers of hun leidinggevenden: er is nauwelijks animo voor de vrijwillige brandweer. Iedereen is druk met gezin en hobby’s, werkt buiten de gemeente, mag niet van zijn of haar hoofdwerkgever of heeft gewoon geen belangstelling.

Ik geloof dat de meeste brandweervrijwilligers dit soort beelden wel herkennen. Wat precies de beweegredenen zijn om de vrijwillige brandweer te verlaten en wat het relatieve aandeel is van die verschillende redenen blijft voor mij onduidelijk, want volgens mij is dit nooit grondig onderzocht.

Maar ik zie ook dat huishoudens veranderen, dat mensen het drukker hebben en vaak niet meer werken in de plaats waar ze wonen. Veel mensen zijn niet meer bereid om naast gezin, werk en hobby’s nog substantieel tijd in te ruimen voor de brandweer.

Beschikbaar

Zeker niet als ze de helft van de tijd toch niet beschikbaar zijn voor uitrukken. En soms vind hun hoofdwerkgever het niet goed als ze voor het zoveelste ‘automaatje’ er weer eens vandoor zijn.

Ter Apel Thames
Foto van korps Ter Apel uit 1960; met hun favoriete Ford Thames

Maar waarom ging het enkele decennia geleden zoveel beter? Vorig jaar had ik hierover een boeiend gesprek met Peter Bloemers, vrijwillig posthoofd bij mij in de regio (Limburg Noord).

Uit onze analyse kwam naar voren dat de middenstand lange tijd een spilfunctie heeft vervuld bij het ontstaan en de instandhouding van de vrijwillige brandweer. De plaatselijke bakker, slager en groenteboer en hun personeel vulde vaak de gelederen van het plaatselijke vrijwillige brandweerkorps.

In Mook, waar ik ben opgegroeid, was dat niet veel anders. En dat is ook logisch: mensen met een eigen zaak kennen als geen ander het belang van brandveiligheid. Wanneer je winkel afbrandt, is dat vaak een aanzet tot faillissement, verzekeringen ten spijt. Bovendien laat je met je betrokkenheid bij de brandweer zien dat je midden in de lokale gemeenschap staat. Altijd goed voor de PR.

Zoals inwoners van dorpen de afgelopen jaren hebben zien gebeuren, trekt de middenstand steeds meer weg uit de meeste dorpen. En met de middenstand, verdwijnt ook de kurk waar de brandweer jarenlang op gedreven heeft.

Middenstand

Deze verklaring is misschien wat eenzijdig, want ik kan nog wel wat andere factoren bedenken die mogelijk ook een rol spelen (demografische factoren bijvoorbeeld), maar ik vind het idee wel aardig: de middenstand als de kurk waar de brandweer op drijft. Het valt niet te ontkennen dat de middenstand in het verleden een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de brandweer.

Sowieso is de relatie tussen overheid en het particuliere initiatief wat diffuus als het om brandweerzorg gaat. Brandweerzorg is in Nederland ook lange tijd niet echt strak georganiseerd geweest. In veel plaatsen was de brandweer een gelegenheidsorganisatie (een pop-up organisatie zouden we nu zeggen) die spontaan gevormd werd als er nood aan de man was, maar ook even snel weer verdween als de brand geblust was.Ter Apel T-Ford 1923

Ook met de komst van de Gemeentewet in 1851 veranderde dit niet wezenlijk. Want volgens artikel 189 van die wet had de burgemeester weliswaar het opperbevel bij de brandbestrijding, maar nergens stond dat er ook een brandweerorganisatie moest zijn.

Gemeentewet

Om toch enigszins in de brandweerzorg te voorzien wezen sommige gemeentes wel ‘brandmeesters’ aan. Deze hadden tot taak om bij brand de bevolking te alarmeren en op te trommelen en zij moesten de pogingen de brand te bestrijden enigszins in goede banen te leiden.

Gewone burgers konden door de gemeente verplicht worden emmers en ladders ter beschikking te stellen en ook daadwerkelijk hulp te verlenen. Soms schafte de gemeente enkele draagbare pompspuiten aan die dan ter beschikking werden gesteld in geval van brand.

In de 19e eeuw zien we in Nederland ook een steeds groter wordende middenklasse opkomen. Deze middenklasse, en dan met name de ondernemers van die middenklasse (de middenstand), maakte zich in toenemende mate druk om de slechte brandweerzorg.

Soms leidde dat ertoe dat deze middenstand zelf maar het initiatief naar zich toe trok en overging tot de oprichting van een brandweerorganisatie. Op deze wijze wordt bijvoorbeeld in 1889 brandweer Epe opgericht.

Op de website van de vereniging Oud Ter Apel is een heel aardig stukje te lezen waarbij de verwevenheid van overheid het ondernemers mooi geïllustreerd wordt. In Ter Apel hield in 1890 de plaatselijke Vereniging ter bevordering van land- en tuinbouw, handel en nijverheid een collecte met het doel een bijdrage te leveren aan het gemeentebestuur voor de aanschaf van een degelijke brandspuit

Ter Apel

Ondanks deze geste lukt het de armlastige gemeente niet een brandspuit aan te schaffen, maar nog in hetzelfde jaar besluit de directeur van de plaatselijke turfstrooiselfabriek om dan maar zelf een brandspuit aan te schaffen en deze ter beschikking te stellen aan de gemeente.

Ter Apel 1937

Brandbestrijding in Ter Apel, 1937.

Wat de webpagina van Oud Ter Apel ook mooi illustreert is het los-vaste en amateuristische karakter van de vrijwillige (dorps)brandweer tot ver in de 20e eeuw. Zo is op een foto uit 1937 te zien dat de brandweerlieden in hun gewone burgerkleren een brand staan te blussen. Van een helm of bluspak (zoals ze die wel in de grote stad hadden) was in Ter Apel geen sprake.

En de brandmeester stuurde na elke brand een rekening naar de gemeente voor de geleverde diensten. Het brengen van de spuit naar de brand kostte in 1919 drie gulden en het drogen van de slangen 50 cent.

Leuke anekdotes, maar wat mij betreft is er één belangrijke les te trekken uit deze petite histoire: Brandweerzorg is – historisch gezien – geen exclusieve overheidstaak. Zeker bij de vrijwillige brandweer in kleinere gemeentes is er altijd sprake geweest van een sterke verwevenheid met lokale ondernemers.

Wellicht dat het goed is om hier weer meer oog voor te hebben en net zo als in mijn dorp Mook deze historische banden samen met de burgemeester weer wat aan te halen.

Alle foto’s zijn afkomstig van de website van brandweer Ter Apel.