Met enige regelmatig verschijnen er boeken over de brandweer, die meestal gaan over voertuigen, geschiedenis of techniek. Boeken over de brandweermensen zelf zijn zeldzaam, of het moet een duidelijke aanleiding hebben zoals een fataal ongeval. Over de brand in Harderwijk en De Punt verschenen bijvoorbeeld indrukwekkende gedenkboeken. En de brandweer Amsterdam Amstelland publiceerde in 2012 ter gelegenheid van het Jan van der Heijden een mooi fotoboek onder de titel ‘Brand!’. Maar daarna wordt het een beetje stil in de boekenkast.
Tot begin oktober van dit jaar. Toen verscheen opeens ‘Verhalen van de brandweer’ van Mariette Middelbeek. Een boek dat tot mijn genoegen over brandweermensen gaat, verteld door en voor brandweermensen. Een boek ook dat gelijk allerlei herinneringen oproept aan je eigen belevenissen, omdat alles zo herkenbaar is.
Laanslootse weg
Het eerste wat bij mij naar boven kwam was mijn bevelvoerderstage aan de kazerne Laanslootseweg in Rotterdam. We schrijven zomer 1992. De 2e dag dat ik op die post was, zag ik er een kat slapen die ik de dag ervoor compleet gemist had. “Nee hoor”, zeiden ze, “poes houdt niet zo van de ploeg van gisteren. Dan blijft ze altijd een dagje weg.” Toen ik wat verbaast keek, glimlachten ze dat ik morgen maar eens op Ben, de brandmeester, moest letten. Dan zou wel duidelijk worden waarom de kazernekat soms een dagje oversloeg.
En inderdaad, het werd al gauw duidelijk. Op de grote grasvelden rondom de kazerne, richting het Sparta stadion, dartelde een clubje konijnen. Ben zette zijn hand tegen zijn voorhoofd om de zon uit zijn ogen te weren, tuurde in de verte, mompelde iets en verdween in de kofferbak van zijn auto. Vlak er na liep hij met een geweer het veld op en kwam even later terug met twee geschoten konijnen. “Stadsjager”, zei hij ter verduidelijking. “Ik ben één van de vijf stadsjagers.”
Deze herinnering kwam weer bij me boven door het verhaal ‘Plof’. Mij overkwam namelijk min of meer hetzelfde tijdens die stage in Rotterdam. Ik was een avond weg geweest voor een oefening, en toen ik weer terug kwam was de hele kazerne al donker. Iedereen lag al in één van de stapelbedden op de slaapzaal te ronken. Het was me een gesnurk van jewelste. Stilletjes kroop ik onder de lakens. De slaap kwam snel en ik was al onder zeil toen ik opeens een raar geluid hoorde. Alsof er lucht in een skippybal werd geblazen. Maar het bleek een ademluchtfles die een lagedruk kussen opblies. Ik raakte met mijn neus al zowat het bed boven me. Ik was kennelijk dieper in slaap dan ik zelf door had en in de tussentijd was mijn matras bijna een halve meter gelift. Tot grote hilariteit van de ploeg. Het leven op de kazerne is inderdaad nooit saai, zoals Eelco in het boek concludeert bij zijn verhaal ‘Plof’.
Eelco is niet de enige die verhalen van de brandweer vertelt. In totaal komen 15 brandweermensen aan bod, verspreid over het hele land, die een inkijkje geven in het leven bij de brandweer. Het is een feest van herkenning. Kazerneleven, oefenavonden, opleidingen, bijzondere ontmoetingen en spannende inzetten, het komt allemaal voorbij. Natuurlijk zitten er ook de sterke verhalen bij: ‘ring’ en ‘ketting’ vertellen over mensen die op onfortuinlijke wijze bekneld zijn geraakt tijdens amoureuze escapades en door de brandweer bevrijd moesten worden. Ik maakte het zelf nooit mee, maar hoorde meerdere van dergelijke anekdotes aan de eettafels in de kazernes van Amsterdam. Het waren vrolijke verhalen, die steeds mooier werden, steevast afgesloten met de kreet ‘is het niet waar, is het toch een mooi verhaal’.
Heftig
Middelbeek heeft echter niet alleen de leuke gebeurtenissen verzameld. Het verhaal ‘Meisjes’ van Jaco uit Arnemuiden begint nietsvermoedend met het afhalen van een Chinese maaltijd bij het restaurant in het dorp, waar hij later die avond naar moet uitrukken. Ergens in mijn achterhoofd ontstaat al lezend de herinnering aan die fatale brand uit 2007. “Die zal het toch niet zijn,” schiet nog even door me heen, maar ja, die was het dus wel. “Opgeven kunnen we nog niet. We rennen naar de achterkant, maar daar slaan de vlammen uit alle ramen. We raken door onze opties heen. Het pand is de hoek van een rijtje, maar ook via het naastgelegen woonhuis kunnen we niks. De tijd tikt verder.” Uiteindelijk moet de brandweer machteloos toezien dat vier kinderen het leven laten op de dag voor kerstmis. Het werd dat jaar geen mooie kerst in Arnemuiden.
Ook aangrijpend is het verhaal over Wiebe uit Veendam. “Wiebe is dood. Hij is buiten het pand onder een omvallende muur terecht gekomen en reanimatie mocht niet meer baten (..) De jongens die bij de brand zijn geweest, hebben zich op de kazerne verzameld. Ik zie ze zitten. Stoere brandweercollega’s, normaal niet voor één gat te vangen, nu gebroken bij elkaar.” Een herkenbaar beeld dat zonder effectbejag wordt verteld door Anka . Nergens wordt het overdreven emotioneel, maar gelukkig gebeurt het omgekeerde ook niet: waar er emoties horen te zijn, zijn ze er ook. Heftige inzetten worden in het boek besproken met de gevoelens die bij dergelijke situaties passen, inclusief korte inkijkjes over bedrijfsopvangteams.
Verhalen van de brandweer is een boek met een lach en een traan, met geluk en pech, met verdriet en plezier. Het is een staalkaart van de mensen die er werken, het is het leven zelf. Een mooi boek om cadeau te doen tijdens de feestdagen of om lekker zelf te houden. Want hij hoort gewoon wel in je kast te staan.
Meer verhalen over de brandweer lezen? Kijk eens bij het thema ‘herdenking en verlies.
Geef een reactie