Leestijd: 8 minuten

Precies op de helft van september publiceerde het lectoraat Brandweerkunde de casuïstiek van de ondergeventileerde branden. Het is op meerdere gronden een belangrijke uitgave, reden genoeg om met enige trots te spreken van een triomf voor de ondergeventileerde brand.

Met dit document opent de brandweeracademie namelijk het raam van de kwetsbaarheid. Alleen als je alles durft te tonen wat er is gebeurd, als je je kwetsbaar durft op te stellen, dan kan je leren van situaties en de dingen die gebeurd zijn.

Jonathan Safran Foer, de Amerikaanse schrijver, zei het bij een interview op zijn manier: “Er is een vorm van leren die verlies nodig heeft. Dan leer je de dingen pas na de feiten”.

Dat er 34 casussen door korpsen zelf uit het land zijn aangereikt om officieel van te leren is dus een heugelijk feit te noemen. En ik zeg hier expres ‘om officieel van te leren’ want officieus studiemateriaal is er genoeg. Alleen weet je nooit hoe je dat moet interpreteren, wat het waarheidsgehalte is. Het blijft dan vaak bij meningsvorming waar geen wetenschappelijke beschouwing aan te pas komt.

Die vorm van fact free learning kan gevaarlijk zijn als het idee in de praktijk niet klopt. En dat is nu net het geval bij de ondergeventileerde brand. Daarom is de wetenschappelijke benadering die de brandweeracademie nu gekozen heeft de tweede triomf van de ondergeventileerde brand.

Wetenschappelijke benadering

Die wetenschappelijke benadering zal voor sommige lezers wel even wennen zijn. Het lectoraat hoedt zich voor al te drieste uitspraken die niet hard te maken zijn en geeft op diverse plekken aan dat ‘het er van afhangt’. Dat is niet de lekkere duidelijkheid die vaak als daadkrachtig gezien wordt en waar men soms zo’n behoefte aan heeft.

Tegelijkertijd, als het wel duidelijk is, komt die daadkracht vanzelf wel, denk ik dan maar. Juist voor die situaties die niet duidelijk zijn, waar de omstandigheden en de dingen nog alle kanten op kunnen, is voorzichtigheid en nuance geboden, en moet men zelf redeneren naar een oplossing.

De nu gepresenteerde casuïstiek biedt voldoende handvaten om het leren redeneren onder de knie te krijgen, alhoewel ik me wel kan voorstellen dat dat proces begeleidt moet worden door instructeurs die al iets dieper in de materie zijn ingewijd. Alleen de baron von Munchhausen trekt zich aan de eigen haren uit het moeras, zoals ik eerder betoogde in dit blog over het OK Plateau, de rest heeft een helpend handje nodig.

Met name de bewustwordingsstap van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam is een grote, die men maar het beste onder deskundige begeleiding zet. Ik zal mij nader verklaren.model-bewust-bekwaam

Onbewust onbekwaam

Eind jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond een leermodel rondom de twee variabelen bekwaamheid en bewustzijn. Als je die twee variabelen combineert, krijg je een assenkruis met vier situaties van deskundigheid. Beginnend bij onbewust onbekwaam, je blinde vlek, loopt het proces uiteindelijk door naar onbewuste bekwaamheid.

De ‘casuïstiek van de ondergeventileerde brand’ is mijns inziens een belangrijke stap om de brandweer van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam te brengen op het gebied van ventilatie bij branden. Maar zoals gezegd, dat gaat niet vanzelf. Dat proces moet je goed begeleiden, om juist de belangrijkste vraagstukken goed op het netvlies te krijgen. Ik noem er hier drie.

1. Een ondergeventileerde brand is een brand die voor de flashover ventilatie gecontroleerd raakt

Dit is een zeer belangrijk punt dat alles te maken heeft met de veiligheid van brandweermensen. Er zijn in het verleden binnenaanvallen verricht in situaties van onderventilatie, waarbij door (natuurlijke) luchtstromen er onverwachts een snelle branduitbreiding plaatsvond die slachtoffers onder eigen personeel heeft gemaakt.

Dat was in de tijd dat er voor het eerst werd gedacht over ventileren als repressieve methodiek, alvorens de blussing zelf aan te vangen. Vanouds werd er namelijk aangeleerd om alle ramen en deuren potdicht te houden tijdens de verkenning. Iets waar we nu dan deels weer naar terug gaan. Er mocht absoluut geen zuurstof bij de brand komen, zo was het devies.

Dat leidde wel tot een zeer ongerieflijke manier van brandbestrijding, zeker in grote panden: veel rook, slecht zicht en heet. Desoriëntatie stond ook bij veel risico-inventarisatie als gevaar bovenaan. Mede onder invloed van de overdrukventilator, die begin jaren 90 via brandweer Aken ook in Nederland werd geïntroduceerd, ontstond er discussie over een groter nut van ventilatie. Moesten we niet eerst ventileren, verkennen en dan pas blussen?

Daarbij was de aanname dat door een snelle ventilatie de rook en hitte het pand zou verlaten, of in ieder geval op zou trekken. De overlevingskans van de slachtoffers zou daardoor toenemen omdat die in de betrekkelijk koele zone zou komen te liggen en de eenheden zouden sneller kunnen verkennen. Dus de redding werd sneller. Dat we daar niet eerder aan gedacht hadden.

De eerlijkheid gebied te zeggen dat ik toentertijd zelf ook die overtuiging was toegedaan. Maar we hadden het grotendeels fout, zie ook dit blog over repressieve ventilatie. Gebruik geen ventilatie bij grote compartimenten zo blijkt, want dat is gevaarlijk als je binnen bent.

Het is daarom goed de aanbeveling van het lectoraat te volgen: ga er altijd van uit dat er sprake is van een ondergeventileerde brand, zeker in bedrijfspanden, en probeer eerst een offensieve buiteninzet.

2. Grote panden, grote branden

Ook dit punt, grote panden, grote branden, is belangrijk in verband met de eigen veiligheid van  brandweermensen tijdens repressie. Het rapport stelt: “Wees bij bedrijfsgebouwen extra op uw hoede. Doordat in een groot (> 500 m2) gebouw (ook als dat gebouw redelijk lekdicht is) meer zuurstof beschikbaar is, kan de brand initieel ook beter tot ontwikkeling komen voordat hij ventilatiegecontroleerd raakt. In het algemeen geldt: grote panden, grote branden”.

Ik zou daar aan toe willen voegen: grote panden, grote risico’s. Als je de statistieken van gevallen brandweermensen erbij pakt, zie je dat het vooral de grote panden zijn waar collega’s zijn gesneuveld. Nooit in een woning, waarbij het kamerverhuurbedrijf Harderwijk een twijfelgeval annex uitzondering is.

Flashover komt dan ook als doodsoorzaak nummer één naar voren in de analyse waar de brandweerman valt’. Het is goed om je te realiseren dat brandweermensen waarschijnlijk gesneuveld zijn door een offensieve binneninzet bij ondergeventileerde branden. De grote panden instructie vanuit het rapport steun ik dan ook van harte:

  • Bij bedrijfsgebouwen alleen ventileren na het (effectief) bestrijden van de vuurhaard. Doe daar in het bijzonder een rondom-verkenning, om zo dicht mogelijk bij de brand in te zetten. Uit onderzoek naar de offensieve buiteninzet blijkt dat ook als u een offensieve buiteninzet wilt doen, deze het beste zo dicht mogelijk bij de brand kan worden ingezet.
  • Als wordt overgegaan tot een binneninzet, neem dan de kortste weg naar de brand. Als deze niet direct gevonden kan worden, wees dan bedacht op snelle uitbreiding en neem voorzorgsmaatregelen (zoals deurmanagement, rookgaskoeling en extra koelend vermogen / water meenemen).

3. Het model van de voorspelbare afloop

Het model van de voorspelbare afloop is eigenlijk nog een hypothese, maar kent een wetenschappelijke onderbouwing die in mijn ogen zou kunnen leiden tot een paradigmashift brandbestrijding grote panden: niet meer van binnen naar buiten denken, maar van buiten naar binnen.

De tactieken zijn er, de bewustwording is onderweg en de technieken moeten nog komen. De lector heeft de paragraaf over de voorspelbare afloop zo mooi beschreven dat ik het hier integraal overneem. Beter dan dat kan ik het niet verwoorden.

“In het model van de voorspelbare wordt gesteld dat een brand het beste in eerste instantie van buitenaf kan worden benaderd. Als de brand namelijk van buitenaf – door een rondom-verkenning te doen met een warmtebeeldcamera – kan worden ontdekt, dan is het niet meer nodig binnendoor op zoek te gaan naar de brand (zoals op dit moment de standaard is). Uit onderzoek blijkt dat een inzet met voldoende koelend vermogen in de brandruimte, of zo dicht mogelijk daarbij, het meest effectief is. Dus als dat kan, moet dat gedaan worden. Zolang het gebouw gesloten blijft, dan is er tijd. Het adagium is dan ook: ‘alles dicht, brand op pauze; openingen maken is op het gaspedaal trappen’.

Volgens het model moeten er in eerste instantie de volgende drie vragen worden gesteld.

1. Is de plaats van de brand bekend?

2. Is de brand (van buiten) bereikbaar?

3. Heb ik voldoende koelend vermogen?

Als het antwoord op deze drie vragen ‘ja’ is, dan kan de brand (van buiten) worden geblust. Als op één van de drie vragen het antwoord ’nee’ is, dan is er een voorspelbare afloop: het gebouw brandt uit.

Uiteraard is dat een simpele voorstelling, want er is nog een alternatief: alsnog naar binnengaan. Maar het gaat hier om het denkkader en een binneninzet zou dan in de tweede plaats moeten komen.”

Hoe die binneninzet dan moet plaatsvinden wordt er ook bij verteld, maar dat verklap ik hier niet. Een cliffhanger om zelf het rapport te gaan lezen.

Bewust bekwaam

De triomf van de ondergeventileerde brand is dat het een stap is van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam. De experimenten in Zutphen uit 2015 en dan nu het document met de casuïstiek zijn haltes op die route van situational awareness. Maar daar stopt het natuurlijk niet.

Het volgende station is die van de bewuste bekwaamheid, die van de option awareness. Wat zijn mijn opties? Er zal bijvoorbeeld meer kennis moeten komen over de offensieve buiteninzet. Hoe doe je dat? Welke technieken zijn er al, of zouden er moeten komen? Kunnen we iets verzinnen als een koudecanon, een ijsblokjeswerper, een overmaats vacuümpomp? Technieken out of the box.

Ook tactiek is belangrijk, en dan met name de verdere uitwerking van de doelgerichte commandovoering. Hoe stel je een realistisch doel voor een inzet? Wanneer weet ik of er nog iets van het pand behouden kan blijven? Hoe weeg ik die kosten en baten af? En ook niet onbelangrijk, hoe classificeer ik een brand in het licht van mogelijke milieuschade: hoe blust men zo milieuvriendelijk mogelijk?

Er zijn, kortom, nog vragen genoeg en het zal nog lang duren voor de antwoorden er zijn. Als die er al gaan komen, want de route die nu is uitgezet levert onontkoombaar nog veel meer vragen op. De samenwerking die het lectoraat nu al geruime tijd weet te vinden met de korpsen uit het land geeft echter het vertrouwen dat het een mooie en leerzame reis kan worden. Dat is de triomf voor de ondergeventileerde brand.