Op de lat van de meeste incidenten zit een engel. Vaak loopt alles toch nog goed af, ook al overkomt je de ene verrassing na de andere. Cesium in de Scheveningse Bosjes was één grote surprise. Hoe je het jezelf moeilijk kan maken.
Deze week overleed Gunther Schabowski, de woordvoerder van de DDR die in een persconferentie op 9 november 1989 stelde dat er ‘sofort’ naar het westen kon worden gereisd. Vele Oost-Duitsers gingen nieuwsgierig een blik werpen, met zo velen tegelijk dat de grenswachten besloten de poorten maar te openen. Het betekende de val van de muur. Ongeveer een jaar later was de DDR herenigd met West Duitsland tot het huidige Duitsland. Het was het einde van een tijdperk.
Er gebeurde in die woelige tijd van alles. Zo ontstond er onder andere een levendige handel in allerlei radio-actieve isotopen, die vanuit Rusland door heel Europa werden vervoerd door wetenschappers met geldgebrek. Midden in die periode liep ik toevallig mijn Officier van Dienst (OVD) stage bij brandweer Den Haag. Het verhaal van Schabowski bracht bij mij een herinnering naar boven aan een inzet met veel wijze lessen, die ik hier gaarne met de lezer deel.
De stage zal ergens begin 1993 zijn geweest, misschien eind ’92, precies weet ik het niet meer. Wel weet ik nog dat er opeens een telefoontje binnen kwam van de politie, dat een Rus aangifte had gedaan van diefstal uit zijn huurauto en dat er waarschijnlijk cesium 130 mee gemoeid was. Maar het kon ook 130 en een half zijn, dat kon de politie niet goed verstaan. Het Engels van de Rus was namelijk niet zo goed.
De dienstdoende OVD en ik keken elkaar enigszins verbaasd aan: cesium 130? 130,5? Wat een raar verhaal. Was dat nou een radio-actieve stof of niet? De papieren naslagwerken die toen beschikbaar waren, zoals het chemiekaartenboek, gaven niet heel veel duidelijkheid. En de bereikbaarheid van deskundigen, helpdesks of wetenschappers was ook niet heel zo hoog in die tijd. Als je ze al kon vinden. Erg veel wijzer konden we niet worden op dat moment.
Niet veel later werden we opnieuw gebeld door de politie, dat er een koffertje was gevonden in de Scheveningse Bosjes, met ampullen die leken op radiobuizen. Het koffertje voldeed aan het signalement dat de Rus had afgegeven. Of we even wilden komen kijken, ze hadden de Bosjes inmiddels afgezet.
De OVD en ik voelden aan dat dit een bijzondere inzet kon gaan worden. Vol enthousiasme vertelde ik dat ik net mijn diploma stralingsdeskundige 5* had gehaald. Achteraf bleek dat de OVD daarop dacht dat ik het dus wel wist met zo’n vers diploma, terwijl ik juist dacht dat de OVD het wel zou weten met al die jaren ervaring in de grote stad. Dat nu bleek een misverstand, en het was voor mij de grote les 1 om nooit te blijven hangen in onuitgesproken aannames en dat je altijd je veronderstellingen moet laten bevestigen.
Maar dat was pas een les achteraf, die op dat moment nog helemaal niet speelde. Dus ik trok er goed gemutst op uit, blij met de mogelijkheid om een inzet te leiden onder het toeziend oog van een ervaren OVD. Die op zijn beurt blij was dat hij zo’n lastige inzet kon laten verrichten door iemand met de recent bemachtigde kennis van radio-actieve stoffen aan boord.
Aangekomen bij de Scheveningse Bosjes regelde ik een liaison van de politie. Zodoende had ik direct contact via de blauwe kolom met de Rus op het politieburo. In het CTPI werden er diverse afspraken met de aanwezige diensten gemaakt, maar onvermijdbaar kwam daar het moment aan dat er een verkenning zou moeten worden uitgevoerd naar de koffer met de ampullen. Terwijl het nog steeds onduidelijk was om wat voor cesium het nu precies ging.
Iedereen keek naar mij, hetwelk ik als een stimulans zag om de verkenning dan maar zelf te gaan uitvoeren. Ik nam de Automess mee, checkte of de batterijen het deden en stelde het apparaat verder in.
Ik volgde het pad de Bosjes in, conform de aanwijzingen die ik van de politie had gekregen. De meter gaf nog steeds geen uitslag. Met de kwadratenregel in mijn achterhoofd liep ik in eerste instantie gerustgesteld verder. Zolang de meter niets aan gaf, was ik veilig, zo dacht ik.
Daar zag ik in de verte het koffertje al liggen, midden in de bosjes. Ik liep het grasveld in, nu toch echt wel heel dichtbij. Voor ik het wist, stond ik zo goed als boven de ampullen met cesium. Die er inderdaad uitzagen als oude buizen uit een radio of televisie. En terwijl de Automess nog steeds geen uitslag gaf, vroeg ik me opeens ongerust af: “Hij zal het toch wel doen”?
Dat was het moment van grote les 2, dat ik me voor nam om nooit meer een risicobron te benaderen met slechts één meetapparaat. Vanaf toen zou ik altijd twee meters willen hebben, besloot ik, want de kans dat ze het allebei tegelijkertijd niet zouden doen was klein genoeg om zo’n inzet met een gerust hart af te maken.
Uiteindelijk bleek het te gaan om cesium 133, de stabiele variant die onder andere wordt gebruikt om apparatuur te ijken. Maar dan nog is cesium een onedel metaal, dat explosief is aan water en heftige reacties kan veroorzaken.
Dat was grote les 3 van deze inzet, dat een mogelijk gevaarlijk materiaal ook nog andere risico’s met zich mee kan brengen dan welke je uit alle macht probeert te beheersen in het ene regime (Radio Activiteit) terwijl je het ander regime volledig veronachtzaamt (Chemische instabiliteit). Drie grote lessen in één incident tijdens een stage OVD. Het waren inderdaad woelige tijden.
Geef een reactie