Crisismanagement

Categorie: Boeken blog (Pagina 1 van 11)

In Boeken blog vind je recensies over fictie en non-fictie, over literatuur en crisis. Omdat al het goede in drieën komt lees ik in rijtjes; rijtjes non-fictie rondom een onderwerp, afgewisseld met literatuur voor de lol. De boog kan niet altijd gespannen staan.

De kern van het boeken blog: recensies. Niet zomaar besprekingen, maar verhalen die zich verbinden met andere blogs op deze website, zoals het een rizoom betaamt.

En er is ook nog een literatuurblog: stukjes over literatuur en schrijvers, dingen die me opvielen. Het is een verzamelblog, voor de liefhebber.

Sinds de zomer van 2023 sluit ik elke recensie af met een eindoordeel. Dat bestaat uit een rapportcijfer tussen 1 en 10. En een antwoord op de vraag of het boek bewaard blijft als er boekenkasten geruimd moeten gaan worden. Voor elke verzamelaar komt immers vroeg of laat de vraag welke oude boeken moeten gaan wijken voor nieuwe aanwinsten. Een gewetensvraag, derhalve.

Voortschrijdend inzicht – Julian Barnes

Leestijd: 4 minuten

Voortschrijdend inzicht van Julian Barnes is een kleine serie beschouwingen over herinneringen, woorden, boeken en eigenlijk gewoon het leven in het algemeen. Van een oude schrijver die nog eens achterom kijkt en zich afvraagt hoe je van gedachten verandert.

Het klinkt heel simpel. ‘Ik ben van gedachten veranderd.’ Een eenvoudig zinnetje – een voldongen feit, zonder corrigerende of beperkende bijvoeglijke naamworden of bijwoorden

– Beginzin van Voortschrijdend Inzicht

In mijn boekenkast staan meerdere werken van Julian Barnes, die ik nog niet allemaal gelezen heb. Flauberts papagaai wel, als het goed is. Bij het terugbladeren blijk ik me er echter weinig tot niets meer van te herinneren.

Alles vergeten.

Herinneringen en vergeten vormen het eerste deel van Voortschrijdend inzicht, het laatste boek van Julian Barnes. Het is een mooi klein boekje met harde kaft en een paars stofomslag; een hebbedingetje van 85 bladzijden, lekker handzaam voor op vakantie. Met een beetje mijmeren erbij goed voor een avond of een middag.

“Ik denk dat we soms dingen voor waar aannemen die helemaal nooit zijn gebeurd; dat we een oorspronkelijke gebeurtenis in onze herinnering misschien wel veel mooier maken, dat we misschien wel de herinnering van iemand anders kannibaliseren, en niet alleen het einde van onze eigen verhalen veranderen, maar ook het middenstuk en het begin.”

Eigenlijk verzinnen we ons verleden dus gewoon bij elkaar, is mijn conclusie inmiddels. Iets wat Maarten Toonder ook al eens gezegd had, zij het net even anders.

“Want iets wat in de jeugd gebeurd is, is dikwijls het gevolg van een voorval op latere leeftijd.”

Ik mag graag over dit soort vraagstukken nadenken. Wat is waar, hoe weet je dat of denk je dat het zo gegaan is?

Het voortschrijdend inzicht van Julian Barnes sluit wat dat betreft precies op de mijne aan. Herinneringen zijn geen pakketjes die klaar liggen in een soort bibliotheek om uitgelezen te worden, het zijn terughaalacties die bij elke raadpleging veranderen, zich aanpassen aan de vigerende staat van de waarnemer.

Net als in de kwantummechanica. De waarnemer kan volgens die theorie hooguit een waarschijnlijkheid uitspreken over de positie en toestand van zijn object van studie. Zekerheid bestaat er niet. En ja, ik weet dat je deze observaties niet zonder meer tegen elkaar kunt uitwisselen. Maar erover mijmeren mag natuurlijk best.

Taal

In het verlengde van de zich steeds aanpassende herinneringen ligt het hoofdstukje over woorden. Mensen leven in woorden, zowel in de feitelijke als gecreëerde werkelijkheid. Deze woorden moeten dan wel redelijk strak in hun betekenis zitten, want anders gaan de feiten een andere betekenis krijgen zonder dat ze zelf veranderd zijn.

“Hoewel ik begon als een onbezonnen conservatieve prescriptivist, ben ik uiteindelijk een progressieve descriptivist geworden. Ik geloof niet meer in een paradijselijke toestand van de taal, een platonische verbintenis van woord en ding.”

Net als je geheugen is de taal dus ook aan een continue verandering onderhevig. Voortschrijdend inzicht is het, dat de taal zich aanpast aan zijn gebruikers. Het is niet de taal die ons vertelt wat waar is; wij zijn het die de taal uitleggen wat iets betekent. In ieder geval voor nu, later is het misschien weer anders.

Deze postmoderne insteek van Barnes zal de conservatief een gruwel zijn. Grappig genoeg gaat Barnes in het hoofdstukje over boeken precies de andere kant op. Schrijvers die hij in zijn jeugd verschrikkelijk vond, waardeert hij nu opeens wel.

Zoals Simenon.

“Onlangs ben ik er – zo’n beetje op dezelfde leeftijd als Gide – ook weer eens ingedoken, ik las er zelfs meer dan zes achter elkaar. En ja, ik geloof nu inderdaad dat hij de Nobelprijs had moeten krijgen.”

Aankomst Georges Simenon op Schiphol, hier tijdens persconferentie 10 mei 1965

Simenon is ruimschoots vertegenwoordigd in mijn antibibliotheek van Zwarte Beertjes, ooit aangeschaft in een groot kavel op een veiling voor de Havankjes die er tussen zaten.

Bij wijze van herinnering.

Want die boekjes stonden bij ons thuis in de boekenkast, ook al was de kast in het echt een grote bananendoos achter het luik op zolder. Een boekje per avond, zo snel las ik toen. Waarna ik me in de plaatselijke bieb op Baantjes stortte.

Het herlezen wordt een mooi experiment van voortschrijdend inzicht op z’n Barnes; wat herinner ik me er nog van, is de taal erg veranderd en was Simenon (en Havank) bij nader inzien toch een groot schrijver?

Nu al zin in.

Eindoordeel

Voortschrijdend inzicht van Julian Barnes is een fijn boekje dat ik met plezier gelezen heb. Het past in het rijtje favoriete vakantieboeken waar onder andere Hans van Pinxteren en Hilary Mantel ook in staan. Korte essays met een interessante vraag, dilemma of gebeurtenis waar je zelf ook even over mag nadenken.

Als het uit is, lees je het gewoon nog een keer. Blijkt het opeens een heel ander boek te zijn. Ook dat is voortschrijdend inzicht.

Cijfer: 8

Zou ik Voortschrijdend inzicht bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: Ja!


Mini-bedevaart naar Moresnet

Leestijd: 7 minuten

Mini-bedevaart naar Moresnet is een impressie van een rondwandeling in Zuid-Limburg. Hij loopt van Vaals naar Moresnet en weer terug. In ruim 20 kilometer wandel je door drie landen en historisch gezien zelfs vier. Want Moresnet is bijna honderd jaar een autonoom ministaatje geweest.

Zink

Daarover schreef David van Reybrouck in 2016 het boekenweekessay. Een handzaam boekje van 65 pagina’s, dat voor deze gelegenheid prima van pas kwam. Niet te lang en toch voldoende inhoud om te weten waar het over gaat.

De kern van Moresnet is een oude zinkmijn in de nabijheid van Kelmis. Eind 18e eeuw werd ontdekt hoe zuiver zink gewonnen kon worden. Met koper vormt het de legering messing, maar het wordt ook op grote schaal zelfstandig toegepast.

Als dakbedekking.

“Sinds de Parijse urbanist Hausmann verordend heeft dat in het nieuwe, moderne Parijs alle daken van zink moeten zijn, is die matgrauwe dakbedekking een een esthetica op zich geworden. Kijk over de daken van Parijs: wat daar ligt te glimmen in het avondlicht, wat daar donkergrijs spikkelt onder de eerste, dikke regendruppels komt veelal uit de groeve van Neutraal Moresnet. Als het regent in Parijs, druppelt het op Kelmis.”

Geen wonder dus dat het begerig oog van vele machthebbers er op viel, ook dat van Napoleon die de mijn onder zijn bewind nationaliseerde. Nadat hij in 1815 verslagen was, moest de kaart van West-Europa opnieuw getekend worden. Het Koninkrijk der Nederlanden ging daarover in onderhandeling met bondgenoot Pruisen en ze kwamen er wonderwel uit.

Behalve over Moresnet.

Grenzen

Wat overbleef was een compromis, waarin Moresnet als neutraal ministaatje bleef bestaan, totdat er wel overeenstemming was bereikt. Heel snel verliepen die besprekingen niet. Ondertussen ging de zinkwinning gewoon door en trok Moresnet steeds meer gelukszoekers, smokkelaars en criminelen aan.

Een soort wild west.

Het zat er dan ook vol cafés en bordelen. In 1894 waren er 60 cafés, één op elke 50 inwoners. En er was één veldwachter, die de wet moest handhaven. Waar ze er wel twee van hadden waren tijdzones. De Pruisische tijd liep een uur achter op de Nederlandse.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog namen de Duitsers het ministaatje weer in, om het daarna weer over te dragen aan de Belgen. Dat was ook het einde van de neutraliteit van Moresnet. Maar niet van de mensen die er woonden. Die bleven er gewoon, alhoewel veel Duitsers er wel wegtrokken.

Rondom de Tweede Wereldoorlog werd Moresnet opnieuw ingenomen door Duitsland. Dat leverde een hoop gedoe op in veel families, toen de jonge mannen werden opgeroepen om dienst te doen in het Duitse leger. Als genationaliseerde Duitsers tegen de Belgen.

Van Reybrouck beschrijft indringend aan de hand van het levensverhaal van Emile Rixen hoe sommigen meerdere keren tegen hun zin in van nationaliteit werden gewisseld.

“Hij heeft geen grens overgestoken, de grenzen zijn hem overgestoken.”

Zink is een prettig geschreven essay dat je aan het denken zet over wat nationaliteit eigenlijk is. Zonder dat je er zelf wat over te zeggen hebt, krijg je in je leven vijf keer een nieuwe, zoals Emile Rixen. Met alle gevolgen van dien, ook nog na de oorlog, waar hij door de Belgen als een Duitse landverrader werd gezien.

Een mooie onderlegger voor de wandeling zelf.

De Wandeling

Op de website van Visit Zuid-Limburg kun je de wandeling van Vaals tot Moresnet en weer terug downloaden. Hij is zo’n 18 kilometer lang, maar omdat wij afweken van de route en langs Neu Moresnet liepen, werd het uiteindelijk 20 kilometer. Een mooi rondje met een paar stevige kuitenbijters; volgens de stappenteller hadden we ook 50 verdiepingen genomen.

Wij liepen driekwart van de wandeling tot en met Moresnet Chapelle. Daar weken we af naar Neu Moresnet en maakten we de foto’s zoals je in het stuk hierboven van de boekbespreking kan zien. Op de route terug kregen we problemen met de dataroaming en bleek de wandeling gewist uit het geheugen van mijn telefoon. Daarop zijn we via Gemmenich naar Vaals teruggelopen.

Vaals

Vaals is ook zo’n stadje waar de glorie lichtelijk van vergaan is, net als Stavoren waar ik onlangs over schreef. Toch heb ik er een zwak voor. Misschien wel omdat ik er vroeger veel kwam. Of misschien wel omdat de eigen glorie aan het vergaan is, wie zal het zeggen.

De linker foto is die van Joe’s Garage. Een duidelijke verwijzing naar het album van Frank Zappa, waar ik als liefhebber dan toch om moet glimlachen. Kerken leg ik altijd graag vast op de gevoelige plaat, dus ook deze St. Pauluskerk. Tot slot de Wilhelminatoren, niet te verwarren met de Wilhelminatoren in Valkenburg.

En een verblijf in Vaals zonder bier is slechts kwart pension. Mergelwit is een witbier van Stadsbrouwerij Maastricht. De toegevoegde mergel geeft het een mineralige, haast ziltige smaak. De Maltezer komt van dezelfde brouwer en is een zogenoemd Dortmunder amber. Bitter en zoet in goede samenhang.

De Maneblusser is van brouwerij het Anker uit Mechelen. Deze naam slaat op een oud verhaal over een dronkaard die in 1687 tijdens een bewolkte nacht de volle maan achter de Sint-Romboutstoren zag en dacht dat die in brand stond.

Hij sloeg alarm en de Mechelaars kwamen massaal op om te blussen. Onnodig, dus. Ik dronk het in de voormalige brandweerkazerne van Maastricht, waar ik ruim 30 jaar geleden voor het laatst was. Vanachter mijn glas herkende ik de oude slangenwasplaats nog.

Mini-bedevaart

Mini-bedevaart, dat was wat in me opkwam toen we vlak na Vaals in de heuvels rond Aken steeds meer kleine altaartjes tegen kwamen. Het Pelgrimspad bleek over dezelfde route te lopen. Er staat een keur aan kleine kruisbeeldjes langs het pad, soms met rozenkrans. Ter nagedachtenis aan overleden familieleden.

Iets voorbij Aken kom je dan in Moresnet Chapelle, wat daadwerkelijk een bedevaartsoord bleek te zijn. Sinds 1750 wordt Maria daar vereerd, hetgeen onder meer gematerialiseerd is in de zogenaamde Maria Helpsterkapel.

Daar tegenover ligt het park Calvarieberg, waar de Kruisweg in 12 staties is afgebeeld. Ook indrukwekkend als je niet gelovig bent. Je ziet de plek op de kaart terug in het kleine lusje linksonder.

Tot slot nog drie foto’s met uitzichtspunten langs de route. Die zijn er talrijk, maar moeizaam vast te leggen met de telefoon. Als je op de foto klikt wordt ie groter, maar niet beter :-).

Al met al is de mini-bedevaart naar Moresnet een aanrader, zeker in combinatie met het boekje van David van Reybrouck. Een reis met geschiedenis die velen in het Westen niet zullen kennen. Ik ga er vast nog eens terug om de oude grenspalen op te snorren en de zinkmijn te bezoeken.


Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd?

Leestijd: 5 minuten

‘Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd’ is een klein boekje uit 1939. Het verscheen vlak voor de start van de Tweede Wereldoorlog met allerlei tips om voedselbederf te voorkomen en bestrijden. Ik kocht het onlangs bij een antiquariaat en las het door ten behoeve van de ‘maand van de onvree.’ Kijken of we er in onze tijden iets aan hebben.

In de loop van 1939 neemt de spanning in Europa toe. Hitler heeft Oostenrijk veroverd en wil vervolgens ook Polen inlijven. Alhoewel Nederland net als in de Eerste Wereldoorlog een neutrale koers zegt te varen, is men er hier ten lande niet gerust op. Vanaf 24 augustus wordt er daarom gemobiliseerd; zo’n 400.000 mannen worden opgeroepen voor militaire dienst.

Saillant detail: door de slechte staat van het leger hebben jongeren na WOI geen dienstplicht vervuld. De gemiddelde leeftijd van hen die worden opgeroepen is dan ook ruim in de dertig. Vaak zijn ze al vader en laten zo hun gezin achter. De regering wil geen paniek zaaien en probeert het oorlogsgevaar verborgen te houden.

Hetwelk natuurlijk niet echt lukt.

Levensmiddelen in oorlogstijd
Foto van mijn exemplaar ‘Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd?’

Koe op zolder

Er wordt dan ook op grote schaal gehamsterd. Piet van Muyselaar, die van Snip en Snap, maakt er zelfs een liedje over: Holderdebolder, we hebben een koe op zolder.

“Je weet in deze tijd niet wat er kan gebeuren morgen
En daarom moet je hamsteren en voor de toekomst zorgen
Dus gingen wij in Purmerend eens naar de veemarkt toe
En kochten voor een prikkie tweedehands een eigen koe

Holderdebolder wij hebben een koe op zolder
Een grote vier cilinder koe
A boe a boe a boe
Holderdebolder wij hebben een koe op zolder
Een bonte koe een hamster koe
A boe a boe a boe

Die koe is rein en zindelijk geen onvertogen spatje
Zij wordt geregeld uitgelaten op het duivenplatje
Zij slaapt ’s nachts op een trijpen Louis Quinze canape
De kattebak op ’t nachtkastplankje da’s voor de sanite”

Etcetera.

Boekje

Wat de regering ook deed: ze bracht een boekje uit. “Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd? Onder alle omstandigheden de vraagbaak voor iedere huisvrouw. Opgesteld op advies van en gecontroleerd door een oud-Regeerings-Voedselcontroleur.”

Wiens naam ik niet heb kunnen achterhalen.

Ik trof een fraai exemplaar aan bij een antiquariaat, waarop de verzamelaar in mij het gelijk wilde hebben. Voor tussen mijn oorlogsboeken. Net zoals met Jongensrampen is een digitale versie gratis van internet te halen, voor de liefhebber.

En omdat ik mei had uitgeroepen tot maand van de onvree leek het mij wel toepasselijk er een kleine boekbespreking over te maken.

Het eerste wat mij opviel was de zakelijke toon van het boekje. Dat begint al bij de Algemeene Opmerkingen:

“De juiste verzorging van uw levensmiddelen bespaart U verlies en kost geen geld. In moeilijke tijden is het zuinig en deskundig bewaren in de huisgezinnen, behalve persoonlijk belang, tevens algemeen belang, want goed voedsel mag niet verloren gaan door bederf of verminderen in kwaliteit.”

Kern van het hele verhaal is dat je niets moet weggooien voordat je in het boekje hebt gekeken of je het nog op één of andere manier kunt gebruiken. Dat leidt tot interessante aanbevelingen, zoals deze:

Als de ham of het spek groen is uitgeslagen moet je het even uitkoken en daarna met een harde borstel bewerken en inzouten. Kan je het weer lang bewaren, meldt het boekje monter. En geef het anders aan den hond.

“Het is voor de gezondheid van een hond zelfs zeer aanbevelenswaardig, het dier zulk vleesch af en toe voor te zetten.”

Ook schimmels kunnen het voedsel bederven, zo lees ik in een hoofdstukje over ‘boonen’. Als ze muf zijn geworden zijn ze niet meer eetbaar, meldt de Regeerings-Voedselcontroleur, maar anders kun je ze eerst weken en daarna koken met zout. De boonen die niet beschimmeld zijn kun je opnieuw opslaan in een jute zak op een droge plek.

Oorlog

Jute zakken, dat is wat we moeten hebben. Voor veel voedingsmiddelen is dat de ideale verpakking, haal ik uit het boekje. Ook handig zijn zout en azijn, om het bederf tegen te gaan, een soort van recovery strategie. Wel eerst koken, dat is eigenlijk altijd belangrijk.

Maar dat wist ik al.

Zoals gezegd is de toon van het boekje uiterst zakelijk. Alsof je een regulier kookboek leest. En ja, er staan ook een paar recepten in, zoals uiensoep en gevulde pannekoek. Allebei met ingemengd sojameel. Want dat viel ook op: er wordt een sterk pleidooi gehouden voor “het in ons land zeer ten onrechte nog te weinig gebruikte sojameel.”

Waarmee men naar mijn bescheiden mening impliciet voorsorteert op een tekort aan vlees tijdens de oorlog. Het woord oorlog komt er niet veel in voor trouwens, twee keer slechts. Oorlogstijd staat er vier keer in, waaronder in de titel en oorlogsgassen twee keer.

Dat is tevens de afsluiter van het boekje, na het hoofdstuk over brood en beschuit. In twee bladzijden wordt beschreven wat mosterdgas is, wat de gevaren er van zijn en dat je je voedselvoorraad eigenlijk luchtdicht moet afsluiten. Door de kieren van je kasten af te plakken met leukoplast of “Cellopane Sidac”.

Daar zou ik nu niet zo snel aan denken.

In de allerlaatste paragraaf wordt nog een noodrantsoen beschreven. Scheepsbeschuit en water, eventueel aangevuld met boter, suiker en jam. Met als allerlaatste zin:

“N.B. Het water in flesschen dagelijks te ververschen.”

Plaquette van Generaal Winkelman met de tekst: De Wapens worden neergelegd 14 mei 1940. Afkomstig uit mijn vage verzameling.

Enkele maanden verder was het zover.

Eindoordeel

‘Hoe bewaar ik mijn levensmiddelen in oorlogstijd’ is eerder een curiositeit voor in de boekenverzameling dan een serieus te bestuderen uitgave. Ik vond het interessant om het door te nemen, waarbij ik me meer verbaasde over de gebruikte voedingsmiddelen dan dat ik er goede tips uithaalde.

Geen cijfer derhalve en ja, ik bewaar het wel als de boekenkasten vol raken en er geruimd moet worden. Want het is meer voor de verzameling gekocht dan om te lezen.

Al heb ik dat nu toch gedaan. 😊

Wat me vooral opviel, het boekje overdenkend, is dat er niet echt wordt ingegaan op voedseltekort en wat je dan kan doen. Wel staat er ergens dat men naar verwachting meer soep zal maken dan normaal, maar dat is het wel zo’n beetje. Geen info over wat je nog meer kan eten buiten reguliere maaltijden, zoals de nu beroemde tulpenbollen, vogels en huisdieren.

Want dat lijkt mij de centrale vraag in oorlog: wat is het rantsoen het noodrantsoen?


In de Maand van de Onvree verschenen tot nu toe twee nieuwe blogs: In staat van onvree en De Dreigingsdriehoek. Daarnaast waren er updates van Kennisveiligheid, Fleet in Being en de Bende van Bonnot.

Heimwee naar het Paleis van Volksvlijt

Leestijd: 12 minuten

Op 18 april 1929 brandde het Paleis van Volksvlijt bijna volledig af. Ik heb het gebouw dus nooit in het echt gezien, toch kreeg ik er een soort van heimwee naar. Een heimwee die zich bij nadere beschouwing met mij mee ontwikkelde; hij veranderde zoals ik veranderde. Al had ik dat al die tijd niet door. Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.

Toen ik net voor Brandweer Amsterdam was gaan werken in 1993, woonde ik vlakbij de Nieuwe Amstelbrug, in het verlengde van de Ceintuurbaan. Van daaruit is het een kleine 20 minuten lopen naar Get Records in de Utrechtse Straat, een wandeling die ik vrijwel elke vrijdagmiddag maakte tussen 1993 en 1998. Om nieuwe CD’s te scoren.

U ziet, dat motto crisis, muziek en wandelen van Rizoomes komt niet helemaal uit de lucht vallen.

Luchtfoto van het Paleis van Volksvlijt, 1922. Foto van KLM Aerocarto, ANP.

Frederiksvacuüm

Vlak na het Amstelhotel stak ik over, gelijk links om daarna rechts aanhoudend met de weg mee langs het Frederiksplein te lopen. Dat plein trof me vanaf het begin als een nogal non-descripte plek waar eigenlijk niemand hoefde te zijn. Iedereen ging er alleen maar overheen.

Alsof er een gat in de stad zat, een leegte.

Het Frederiksvacuüm.

En dat klopt.

Op die leegte had namelijk ooit het Paleis van Volksvlijt gestaan, ontdekte ik later. Een imposant gebouw, opgetrokken uit staal en glas, dat symbool stond voor vooruitgang en gemeenschapszin. Een tentoonstellingsplek voor de Nederlandse industrie, gemodelleerd naar het Crystal Palace, dat ook dienst kon doen als bibliotheek, theater en ontmoetingsplek voor de Amsterdammers.

Het zou de spil vormen van een nieuwe wijk, schrijft Gabri van Tussenbroek in IJzeren Ambitie. Daarvoor moest het Bolwerk aan het eind van de Utrechtsestraat gesloopt worden en de kazernes op de vlakte erachter worden verplaatst. De ambities waren dus groot. Hij citeert uit de statuten van het Paleis van Volksvlijt, 1856:

“Zelden, ja slechts eenmalig welligt, komt de gelegenheid om zulk een monument op te richten. Eeuwen lang kan het aldus den maatstaf blijven, waarnaar tijdgenoot en nageslacht, landgenoot en vreemdeling zal beoordeelen, wat Nederland, – in het voor industrie schoonste tijdvak, dat er ooit is geweest, en welligt ooit weer komen zal, – gevoelde, dacht en deed. Niets maf daarom worden verzuimd, om het den stempel te geven, waaruit de geest en de kracht der natie gunstig worden gekend.”

Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. Op 16 augustus 1864, 3 jaar later dan gepland, was het eindelijk zo ver: het Paleis van Volksvlijt werd geopend en kon feestelijk in gebruik worden genomen. De hele ontstaansgeschiedenis lees je terug in IJzeren Ambitie, met een hoofdrol voor Samuel Sarphati. Een waarlijk groot Amsterdammer.

Brand

Het zal niet lang na de opstart van mijn vrijdagritueel zijn geweest dat ik bij een tweedehands boekenzaakje ‘Het paleis in de verbeelding’ kocht. Een fotoboek met een inleiding door Rudy Kousbroek, die mijn verlangen en heimwee naar het Paleis alleen maar verder aanwakkerde.

Niet alleen door de foto’s van een caféterras in de paleistuin, die de indruk wekken dat het in elke grote Europese stad had kunnen liggen. Het was een gebouw waar de mensen plezier in hebben, schreef Kousbroek.

“Een gebouw met een grootsteedse bravoure en een joie de vivre die ook spreken uit de tuinen en fonteinen er omheen. Het Frederiksplein had iets vrolijks en een allure die het nu niet meer heeft.”

Nee, ook door de foto’s van de brand zelf. Het Paleis brandde net zo majestueus af als zij er had gestaan. Als beginnend brandweerofficier leek mij dit een klus die ‘welligt slechts eenmalig voorkomt’ en waar je dan het liefst bij zou zijn. Een brand waar je stiekem op hoopt, maar wat je niet zo hard roept teneinde niemand voor het hoofd te stoten.

Je wil immers ook niet als aasgier aangemerkt worden.

Een afdruk van mijn enige rampsichtkaart van het Paleis van Volksvlijt.

Michel Montaigne onderkende deze dubbelheid al in zijn Essays in 1580. Hoofdstuk 1.22 is getiteld ‘De een zijn brood is de ander zijn dood.’ Daar schrijft hij:

“Iedereen die bij zichzelf te rade gaat zal ontdekken dat onze diepste verlangens grotendeels ontstaan en gevoed worden op kosten van anderen. (…) Geen arts kan zich verheugen over de gezondheid van anderen en een architect zal alleen goede zaken doen als er huizen instorten.”

Precies zo is geen brandweermens tevreden zonder ongevallen en incidenten. Waarbij, zeker als jonge ambitieuze officier, het eigenlijk niet groot genoeg kan zijn, die brand. Ik was dan ook licht teleurgesteld door het korte verslag van de Paleisbrand in het 75 jarig jubileumboek van brandweer Amsterdam.

Gordijn

Via Gerard Koppers, de onvolprezen chroniqueur van de Nederlandse brandweer, wist ik een verslagje te krijgen die door de toenmalige commandant Gordijn was verstuurd aan het brandweerblad Vuur & Water.

“Om 2.48 kwamen er diverse meldingen binnen bij de Alarmcentrale van de brandweer,” schrijft Gordijn. De eerste uitruk betrof 5 motorspuiten, 3 mechanische ladders, 1 slangenwagen, 2 koolzuurspuiten en de Jan van der Heijde, de Amsterdamse blusboot met het eeuwige leven.

Een binnenaanval werd snel gestaakt, omdat binnen in het gebouw stalen kolommen en balkons onvoorspelbaar begonnen om te vallen. Bovendien zorgde het gebroken glas voor een sterke zuiging, “die het vuur met groote snelheid door die ruimten voortplantte. Gewerkt werd met 29 stralen” en 74 brandweermensen. Daarnaast werden er 47 ‘vrijwillig’ opgeroepen.

Inzet van alle stralen uit het verslag van Gordijn. Door de oogharen zag ik Phoenix, de vuurvogel, opstijgen. Zal hij ooit nog ergens landen?

Overigens was het Paleis altijd al een tochtgat geweest, zo lees ik overal. Juist die tocht zal de ontwikkeling van een brand onvoorspelbaarder en explosiever maken.

“Ten ongeveer 3.30 v.m. stortte met donderend geweld de koepel in, het vuur woedde niettemin met onverminderde kracht voort en de sterke zuiging deed groote massa’s vliegvuur de lucht ingaan, welke tot ver over de stad in Noordoostelijke richting werden gedreven en de kans op uitbreiding van den brand alles behalve denkbeeldig deed worden.”

En dan was er door het ruimschoots aanwezige koper ook nog sprake van groene vlammen. Wie had daar nou niet bij willen zijn?

Foto van het afgebrande Paleis, april 1929. Gemaakt door KLM Aerocarto, van de website van ANP.

Ambitie

Willem Frederik Hermans in ieder geval wel. In IJzeren ambitie wordt beschreven dat de dan zevenjarige jongen met zijn grootmoeder in de tram langs het afgebrande paleis rijdt, waarop hij uitroept: “Zoiets heb ik van mijn leven nog nooit gezien.” Tot grote hilariteit van de andere tramreizigers.

Zou de Regel van Hermans toen al in zijn hoofd hebben gezeten?

Naarmate ik langer in Amsterdam woonde begon ik mij steeds meer te identificeren met de stad. En vond ik dat er meer ruimte zou moeten komen voor beeldbepalende gebouwen. Amsterdam moest vooraan lopen in de vaart der volkeren, iets wat ik impliciet ook van mezelf vond. Het is niet goed op je lauweren te rusten, je moet proberen het beste uit jezelf te halen.

Aan de slag.

Op vergelijkbare wijze ontwikkelde zich de de heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Hoezo zouden we berusten in deze situatie? Werd het geen tijd voor een herbouw van het Paleis, zoals onder andere Wim T. Schippers bepleitte met zijn Stichting tot herbouw en exploitatie van het Paleis voor Volksvlijt?

Zo nu en dan sloeg de heimwee om in een lichte hoop, als er in een krant weer een artikel was verschenen over een mogelijk nieuw Paleis. Was het niet op de plek van de Nederlandse Bank aan het Frederiksplein, dan wel in Zuid Oost of op de kop van het Java-eiland.

Ook toen ik al lang en breed vertrokken was naar Schiphol bleef het gevoel naar het Paleis bestaan. Het kon mij dan ook zeer bekoren dat er in één van de lounges in de Terminal een replica van het Paleis werd gebouwd, die overigens al weer afgeschreven is en verwijderd. Maar dat deed aan het gevoel niets af, zo meende ik.

Heimwee is immers niet tijdgebonden.

Accidentology

Toen ik in 2015 met het Museum of Accidents begon stond de brand in het Paleis van Volksvlijt ook hoog op het lijstje; die moest er in.

De enige vraag was: waarmee?

Wat kon ik aan al die verhalen die er al geschreven waren nog toevoegen? Was er nog wel iets nieuws te vertellen?

Ik zou iets kunnen schrijven over de mythe van onaantastbaarheid, de gedachte dat elke ramp aan je creatie voorbij zou gaan, als druppels water die langs een verenkleed omlaag glijden. Zoals de Titanic en de Hindenburg onkwetsbaar hadden moeten zijn.

Maar dankzij de accidentology van Paul Virilio weten we dat in elk voorwerp de destructie reeds is gebouwd, als een verstopte ramp die wacht op zijn moment. Dat is de Regel van Hermans in andere woorden: ook datgene wat niet mis kan gaan, zal uiteindelijk mis gaan. Of zoals Gordijn zijn brandverslag droogjes afsluit:

“De constructie van het gebouw bestond in hoofdzaak uit metaal en glas, twee materialen, die hoewel onbrandbaar, geen weerstand tegen brand bieden.”

Daarmee was over onaantastbaarheid wel alles gezegd.

Dus schoof het Paleis elk jaar weer vooruit op het lijstje, totdat ik dit jaar bedacht het gewoon te hebben over het Paleis als object van heimwee. Niet rechtstreeks over het gebouw zelf schrijven, maar over de gevoelens die het oproept.

Psychogeografie heet dat.

Herbouw

Psychogeografie benadrukt dat plaatsen niet slechts fysieke locaties zijn, plekken met dingen. Nee, ze dragen verhalen, cultuur en persoonlijke ervaringen met zich mee. Het Paleis van Volksvlijt is daarom meer dan een gebouw. Het is een spiegel van de dromen en ambities van een generatie, verlangens die vernietigd werden toen het Paleis was ingestort.

Resulterend in heimwee, een collectieve herinnering die zijn eigen gang gaat en bij elke reproductie verder af komt te staan van hoe het Paleis ooit echt was.

Daarnaast brengt de vernietiging door vuur, zeker bij een gebouw dat als onbrandbaar werd beschouwd, een interessante boodschap met zich mee. Het benadrukt de vergankelijkheid van zelfs de meest ambitieuze creaties en symboliseert de limieten van menselijke controle. Het is deze fragiliteit die het verhaal van het Paleis van Volksvlijt mede zijn unieke betekenis geeft.

Een herbouw, hoe goed lijkend op het origineel ook, kan deze symboliek nooit volledig reproduceren. Het is namelijk niet alleen de fysieke plek die betekenisvol is, maar ook het verhaal dat eraan verbonden is. Het “nieuwe” Paleis zou onvermijdelijk een ander verhaal vertellen. Een verhaal van reconstructie, eerder dan dat van herinnering.

Hermans

Daarmee onderscheidt herbouw zich van herstel; als de vorm en naam van het origineel hetzelfde blijven, zei Barthes, dan is het nog steeds hetzelfde object. Zoals bij de brand en reconstructie van de Notre Dame. Maar een herbouwd object is een ander object, en het is de vraag of die de heimwee kan vervangen.

Want de Regel van Hermans gaat niet alleen op voor gebouwen en creaties, zo leerde ik hardhandig, hij geldt ook voor menselijke relaties, gevoelens en aannames. Ook datgene waarvan je dacht dat het onvoorwaardelijk was, dat het niet mis kon gaan, blijkt mis te kunnen gaan.

Het is daarom beter om de herinnering te laten waar hij is en de heimwee te koesteren als een eigen waarde. Streef vooral naar nieuwe ambities die passen bij de situatie zoals ie is, niet zoals ie was. Loop het pad voorwaarts, maar vergeet tegelijkertijd niet waar het vandaan kwam.

Lees je heimwee naar het Paleis daarom niet als doel om iets te repareren, maar als spiegel van je eigen ziel. Je kijkt naar jezelf. Het is een beetje een omweg om het via een gebouw te doen, maar als je eenmaal doorhebt hoe het werkt zul je versteld staan van wat je uit gevoelens voor een gebouw of ramp over jezelf kunt leren.

Van de brand op de wereldtentoonstelling in Brussel.

Het vergaan van rammonitor de Adder

L’Innovation in Brussel

De Notre Dame

De Rijksdag

Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.

Dat leerde ik van het Paleis van Volksvlijt.

En daarom staat ie in het Museum Of Accidents.

Boeken

Drie boeken heb ik, over het Paleis van Volksvlijt. Geen eentje is meer nieuw te verkrijgen. Bij boekwinkeltjes.nl zag ik dat van alle drie er nog enkele exemplaren beschikbaar zijn.

Voor dit blog gebruikte ik vooral de twee van de linkerfoto. Het rechterboek, van Emile Wennekes, staat in de kast naast de andere twee. Grotendeels ongelezen, de bibliofiel heeft boeken immers ook als ruggengraat voor zijn antibibliotheek. Het boek van Wennekes is een promotieonderzoek naar de tentoonstellingen en theaterproducties uit het Paleis van Volksvlijt. Niet om te lezen, maar om in te dwalen, zo stelde ik vast.

De andere twee boeken zijn van groot belang voor hen met heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Het meest onderbewuste boek is dat van Kousbroek, het Paleis in de verbeelding. Veel foto’s, waardoor je mee wordt gesleurd in het verleden. Zo nu en dan pak ik het weer, wegvloeiend in de foto’s en maak me plaatsvervangend druk over hoe dat allemaal gegaan is op het Frederiksplein.

Van dit soort boeken zijn er veel te weinig.

Gabri van Tussenbroek, hoogleraar Stedelijke identiteit en monumenten aan de Uva, schreef daarentegen een heel rationeel boek over het Paleis en het tijdsgewricht waarin het zich afspeelde. Met veel informatie en duiding en ook zo lekker leesbaar. Een heel fijn boek om te hebben en die van mij heeft ook nog eens een handtekening.

En ja, ze blijven dus alledrie als de boekenkasten vol zijn. Dit keer sneuvelt het Paleis van Volksvlijt niet.


Met dank aan Reina en Gerard Koppers voor hun input en materiaal

Jongensrampen

Leestijd: 7 minuten

Jongensrampen is een satirische uitgave uit 1852. Twaalf steendrukplaten met bijschriften, meer is het niet, maar leuk is het wel. En op een website over crisis mag het zeker niet ontbreken. Want wie weet eigenlijk wat een jongensramp is?

De anonieme auteur van jongensrampen gooit er gelijk de beuk in. De verheerlijking van de kinderjaren is zwaar overdreven, schrijft hij. Die dichters snappen er helemaal niets van, Nicolaas Beets niet, Werumeus Bunning niet, Van Alphen niet en Da Costa ook niet.

“Als wij des dichters taal hooren, waarde lezer, over den toestand en de denkbeelden van kinderen, dan vinden wij al zeer weinig overeenkomst in hetgeen zij bezingen en wij ondervonden. Ten minste beken ik nederig, dat ik nooit op blaauw-satijnen kussens geslapen heb, – nooit mijn jasje uitgetrokken heb om het aan arme kinderen te geven, – nooit van leergierigheid blakende naar den schooltijd gewenscht heb – en nooit dankbaar geweest ben voor straf, – al verdiende ik die ook.”

Dus zet hij dat maar even recht.

“Want werkelijk, daar bestaan kinderrampen, physieke en morele pijnigingen voor de jeugdige ligchamen en gemoederen met welke de kleinen aanhoudend te worstelen hebben, zonder de wijsheid, en de ondervinding en de wereld- en menschenkennis en alle andere mooije dingen, welke de groote menschen bezitten – of zeggen te bezitten – om de hunne te overwinnen.”

Het boekje werd gemaakt door Koenraad Fuhri, volgens de digitale bibliotheek der Nederlandse letteren (DBNL) een verdienstelijk uitgever. “In 1855 vertrok Fuhri, door tegenspoed in zijn al te groote ondernemingen teleurgesteld, naar Amerika, waar hij te New-Orleans een nieuwen boekhandel oprichtte, doch reeds drie jaar later op nauwelijks 44-jarigen leeftijd aan de gele koorts stierf.”

In twaalf miniatuurtjes met een pentekening legt de auteur de verschillende jongensrampen uit. Ik keek er eens door de oogharen overheen en ontwaarde zes patronen van ellende waar de opgroeiende jongeling zich tegen moet verweren. Als je op de afbeelding klikt wordt ie groot.

1. De crisis begint

De crisis begint al bij de geboorte. Niemand wordt gevraagd geboren te worden, het overkomt je gewoon, zoals trouwens heel veel in je leven. Het is daarom altijd crisis, is mijn stelling, alleen niet altijd even veel. Want wat jij wilt, willen anderen ook. Zo begint de strijd al vroeg, terwijl je nog afhankelijk bent van anderen.

Zoals van ‘eene min.’

In plaats hiervan kan zij uren lang uit het raam liggen kijken, als er een orgeldraaijer voor de deur staat, als er een oploopje is, of de grenadiers voorbij komen, en merkt het niet als gij ’t onderste boven zijt gevallen, en met uw gezigt tegen den grond ligt.

Hulpeloosheid sucks, zoveel is duidelijk.

Heb geduld. Lijdzaamheid is een uitstekende crisisbestrijdingsmethode.

2. Opkomend bewustzijn

Langzaam komt het karakter op, wordt het kind bewust van zichzelf. Maar zo voelt het niet, het wordt uitgedost als een pop, er wordt mee gepronkt op straat en zijn wangen verknepen als ware het een citroen, zo lees ik.

“Op uw tweede jaar heet gij, hondje, poesje, snoepertje, en op uwe wandelingen zetten al de kinderlievende voorbijgangers hunne monden tegen den uwen aan, en zoo de meid die u draagt mooi is, zijn er altijd vele oude heeren – bouwvallige oude muren met ligtzinnige opschriften, – die haar aardigheden zeggen en u in uw wangen knijpen
als of zij een citroen uitpersten.”

Metacognitie is iets prachtigs, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben. Willem Kloos zei het al.

De lijdzaamheid duurt voort.

3. Onmacht binnen

In fase drie neemt de fragiliteit van de kleine jongen nog maar langzaam af. Zodra de buurvrouw komt met haar Pietje, moet er gemeten worden wie de langste is en dat is hij dus niet. Tot overmaat van jongensrampen is die Piet nog een watje ook.

Wat ook niet helpt: de kleren zijn heilig. Er mogen geen gaten in, vlekken op of scheuren door.

“Gij zijt een slagtoffer van uwe kleêren: want niet alleen dat gij er aan alle kanten uitgroeit, hetgeen zeer leelijk staat, maar uw persoon wordt er geheel aan opgeofferd.”

Crisis awareness begint niet voor niets altijd met kijken naar je eigen fragiliteit. En die van je kleedje.

4. Buitenmacht

Na de eigen fragiliteit te kennen richt de blik zich op de buitenwereld, de omgeving, territory. En daar schuilen duistere krachten, zoals de dokter die met zijn injectiespuit vreemde dingen wil. Maar de kostschool spant de kroon, het tochtige koude hok waar je al om vijf uur op moet staan om bij een vette kaars aan de studie te gaan.

“Na uw sober en niet altijd eetbaar maal, gaat gij weder werken, tot dat gij naar de togtige slaapkamer wordt gestuurd; dan denkt gij na over uw lief tehuis, over uwe moeder die u liefkoosde, en over uw gelukkig leven aldaar: en gij gevoelt dat gij alleen zijt, alleen onder vreemden en zonder iemand, die hart voor u heeft, en de tranen loopen langs uw bleekgeworden gezichtje.”

Leven valt niet mee. Maar dankzij de Stoa weten we dat het niet gaat om wat je overkomt, maar om wat je er mee doet. Daar ligt de basis van weerbaarheid, de start van de jongensrampbestrijding.

Jazeker.

5. Op proef

Langzamerhand neemt de complexiteit van de omgeving toe en van Cynefin weten we dat probing een probaat middel is om grip te krijgen op de wereld. Maar dat leidt niet altijd tot succes.

“Nu zijt gij een Mijnheer geworden; maar het gaat u nog niet goed af, en gij beweegt u in uw rok even gemakkelijk, alsof hij van hout was gemaakt. Gij bevindt u in die dubbelzinnge positie die men noemt ‘tusschen vleesch en visch’: gij zijt vijf voet lang, en de booijen noemen u ‘jongeneer’; gij rookt, maar gij wordt misselijk; gij zijt geen jongen meer, en nog geen heer; uw hoofd is opgevuld met zinnen uit Cicero en Homerus, maar in de gewone conversatie kunt gij geen woord zeggen.”

Toch zit er niets anders op dan de fragiliteit te blijven toetsen aan de territory. Jongensrampen volgen het hart, hoofd en de handen. En dat allemaal volgens de wet van Barry: vooral doorgaan.

6. Uit het nest

XII uitvliegen

“De tijd waarnaar gij zoo verlangd hebt is dáár; den drempel zijt gij overgegaan die u in de maatschappij voert: de wegwijzer wijst u hel levenspad aan.”

Maturiteit is een mooi begrip, het geldt zowel de mens als zijn omgeving, zijn organisaties en systemen. Wat we van jongensrampen leren is dat ellende vormend is.

  • Eerst ben je afhankelijk van anderen; zo begint het altijd
  • Langzaam wordt je bewust van jezelf. Metacognitie is king.
  • Daarna schaal je in tussen fragiliteit en robuustheid; de capability van je intern crisismanagement
  • Vervolgens verhoudt je jezelf met je omgeving, je territory. Je past je aan (adapteert) of verandert jezelf (transformatie)
  • Wat volgt is het uitproberen, testen en continu adapteren dan wel transformeren
  • Tot je groot genoeg bent om uit te vliegen, het zelf te doen.

En dan begint het gesodemieter opnieuw. Je eigen jongensrampen PDCA.

Wie de hele uitgave over jongensrampen wil lezen, vervoege zich bij deze link van de DBNL. Ik heb de mazzel van een origineel exemplaar, al ligt die helemaal uit elkaar. Maar compleet is hij wel; het gaat er niet om wat het is, maar wat je er mee doet. Bijvoorbeeld een blog maken met foto’s uit eigen boek.

Hoe leuk is dat?


Revolution Blues – Neil Young

Leestijd: 7 minuten

Revolution Blues is één van Neil Young’s meest duistere nummers. Het staat op On the Beach uit 1974, misschien wel zijn beste album. De tekst gaat over een Charles Manson-achtig type die met geweld een revolutie wil ontketenen. Daar blijkt nog een heel verhaal achter te zitten, ontdekte ik nog niet zo lang geleden.

Dat begint met Dennis Wilson, de drummer van de Beach Boys. In 1968 woont hij in Malibu, 24 jaar en lid van de California music scene. Op 6 april van dat jaar neemt hij twee liftsters mee, die hij afzet op hun bestemming. Nog geen 5 dagen later staan ze opnieuw te liften en deze keer gaan ze met hem mee, naar zijn huis.

Dat is het begin.

On the Beach is één van de mooiste LP-hoezen aller tijden.

Ik heb me een paar keer afgevraagd of het nou allemaal toeval was of niet. Had er ook een alternatief levenslooppad voor Dennis kunnen zijn? Of is hij er ingeluisd, hebben ze hem opgewacht? Was het onderdeel van een plan?

Manson Family

Hoe dan ook, niet lang nadat deze twee vrouwen bij Wilson waren ingetrokken meldt Charles Manson zich op hetzelfde adres. Ook hij blijft daar wonen en successievelijk voegen de andere leden van The Manson Family zich bij de rest, tot er uiteindelijk 17 mensen op het terrein verblijven.

Wees op dit moment bewust van je retrospectieve vertekening. Wij weten nu dat Charles Manson een seriemoordenaar was. Maar Dennis Wilson is een 24 jarige hippie en popmuzikant met veel geld die allemaal geestverwanten ontmoet.

Wilson is zwaar onder de indruk van Manson, die hij The Wizard noemt. Manson aast op een platencontract en probeert dat via Wilson te regelen. Maar Tony Melcher, Wilson’s producer bij de platenmaatschappij,  weigert dat. Hij wijst Manson af.

Ergens rond die tijd komt Neil Young bij Dennis Wilson op bezoek. Ze hebben elkaar leren kennen tijdens een gezamenlijk tour en Neil wil wat nieuwe muziek laten horen. In zijn autobiografie Waging Heavy Price schrijft hij:

“Anyway, I went to visit Dennis there and found him living with three or four girls who were kind of distant. There was a detached quality about them all. They were not like the other girls I had met in Hollywood or Topanga, or anywhere else for that matter. He had picked them up hitchhiking. They had a pretty intense vibe and did not strike me as attractive.”

Even later komt Charles Manson erbij en begint liedjes te spelen op de gitaar van Neil. In een hoog tempo.

“His songs were off-the-cuff things he made up as he went along, and they were never the same twice in a row. Kind of like Dylan, but different because it was hard to glimpse a true message in them, but the songs were fascinating. He was quite good.”

Als je naar The Complete Unknown gaat kijken, de film over het begin van Dylan’s carrière, dan weet je een beetje wat Young hier bedoelt.

Need for chaos

Uiteindelijk verblijft Manson maanden bij Dennis Wilson met zijn Family, tot die er op zeker moment tussenuit trekt en zijn huis bij de sekte achterlaat. Het werd hem al met al te veel en te heftig.

In augustus 1969 voltrekt zich de afschuwelijke slachtpartij in het huis van Sharon Tate en Roman Polansky. Die hadden dat nog niet zo lang geleden overgenomen van Tony Melcher. De producer die Charles Manson had afgewezen. We ontketenen een revolutie, had Manson geroepen na de moorden.

Een typisch geval van Need for Chaos.

Vijf jaar later verscheen On the Beach. Ik kende dat album wel, van naam, en natuurlijk van het titelnummer. Maar de rest was mij eigenlijk onbekend.

Dat is ook een beetje het lot van artiesten als Neil Young en Bob Dylan; hun oeuvre wordt versmald tot de hits die iedereen kent. En dat is jammer, want daardoor worden sommige parels echt over het hoofd gezien.

Zoals Revolution Blues dus, dat ik leerde kennen door een bijdrage van Israël Nash op onze playlist ‘Het Bloemterras’. Dat was al mooi, maar van het origineel was ik verbluft. Het nummer trapt af met een eenvoudig themaatje en vrijwel direct valt de band in als een zompige diesel, met de plompende, bijna funky bas van Rick Danko als belangrijkste motor.

Drummer Levon Helm, net als Danko normaliter lid van The Band, vult als een razende alle gaten, ook als ze er niet zijn. En hij gaat maar door, het hele nummer lang. Als je wil weten hoe hij dat doet, moet je het echt zelf gaan luisteren. De link naar YouTube staat hieronder.

David Crosby tenslotte vult met slaggitaar het werk van Young aan en bewaart daarmee de kalmte van het totaal. Juist die kalmte vergroot de impact van de dreiging die uit Revolution Blues klinkt.

En misschien ook wel doordat er geen couplet / refrein structuur in het nummer zit. Meezingen is er niet bij, laat duidelijk zijn dat het geen feestje is; het is een statement. Oorlog.

En Neil Young?

Die zingt of ie het echt meent.

Revolution Blues

Well, we live in a trailer at the edge of town

You never see us ‘cause we don’t come around

We got twenty five rifles

just to keep the population down

But we need you now

That’s why I’m hangin’ ‘round

So you be good to me and I’ll be good to you

And in this land of conditions I’m not above suspicion

I won’t attack you, but I won’t back you

Well, it’s so good to be here, asleep on your lawn

Remember your guard dog?

Well, I’m afraid that he’s gone

It was such a drag to hear him whining all night long

Yes, that was me with the doves, setting them free near the factory

Where you built your computer, love

I hope you get the connection, ‘cause I can’t take the rejection

I won’t deceive you, I just don’t believe you

Well, I’m a barrel of laughs, with my carbine on

I keep ‘em hoppin’, till my ammunition’s gone

But I’m still not happy

I feel like there’s something wrong

I got the revolution blues, I see bloody fountains

And ten million dune buggies comin’ down the mountains

Well, I hear that Laurel Canyon is full of famous stars

But I hate them worse than lepers and I’ll kill them in their cars

Losse eindjes

Tot slot moet ik nog een paar losse eindjes aan elkaar knopen. Dat begint met focus en context. Hoe kijk je naar Revolution Blues? Het interessante is namelijk dat het weliswaar oude muziek is voor ons, uit 1974, maar dat de makers indertijd begin 30 waren.

De autobiografie van Neil Young

Hartstikke jong nog.

Voor ons is daarom het een verhaal uit de geschiedenis, van lang geleden. Maar voor hen waren de Manson moorden nog maar net gepleegd en ook midden in hun vriendenkring. Het kwam allemaal heel dichtbij.

Crosby was dan ook niet blij met dit nummer. Hij vond het spooky en wilde het niet live spelen. Voor zover ik kon nagaan is het pas voor het eerst on stage gebracht in 2016, toen Young optrad met Promise of the Real als begeleidingsband.

Het tweede losse eindje gaat over de rest van de plaat. De grote klassieker van On the Beach is natuurlijk het titelnummer. Dat kent vrijwel iedereen en blijft mooi, hoe vaak je het ook hoort. Ook Vampire Blues en Ambulance Blues spreken tot de verbeelding. Eigenlijk staat er geen zwak nummer op On the Beach, ondanks dat het een zeer gevarieerd album is; van rock tot folk, het komt allemaal voorbij.

Dat maakt het tot een niet te vergeten album van het Bloemterras. En, gezien de inhoud van de tekst, is het eigenlijk ook een disastersong.

Los eindje drie: de covers. De leukste die ik vond is deze van The Bony King of Nowhere, ook wel bekend als Bram Vanparijs uit Gent. Zijn versie komt qua feel en impact het dichtst bij het origineel.

Ook vermeldenswaardig is de uitvoering van Israel Nash. In de Rizoomes Longlist vind je er nog een paar, waaronder die van Lee Ranaldo (ooit bij Sonic Youth) en Gov’t Mule. Maar die missen toch het gevoel van Charles Manson.

Het vierde losse eind gaat over de levensloop van twee direct betrokkenen. Dennis Wilson kreeg het na zijn vertrek uit zijn huis aan de stok met Manson. Hij had een nummer van hem op een Beach Boys plaat gezet, maar verzuimd Manson te vermelden als co-auteur. Wilson vond dat The Family genoeg van hem gejat had en geen recht had op meer geld.

Diverse volgelingen van Manson bleven Wilson stalken en hem kogels zenden met bedreigingen. In hoeverre dat invloed had op zijn alcohol- en drugsmisbruik heb ik niet verder uitgezocht. Vast staat dat hij op zijn 39e verdronk na een volle dag drinken. Toen Manson dat hoorde zei hij:

“Dennis Wilson was killed by my shadow because he took my music and changed the words from my soul.”

Manson zelf werd in 1971 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. In 2017 overleed hij in Folsom Prison, op de leeftijd van 83. Zijn revolution blues was voorbij, al staan er nog wel wat stoffige oude opnamen van hem op Spotify.


Het vier aspecten model voor crisiscommunicatie

Leestijd: 7 minuten

Het vier aspecten model voor communicatie is ontwikkeld door de Duitse psycholoog Schulz von Thun. Het komt uit het boekje ‘Hoe bedoelt u?’ dat indertijd onderdeel was van mijn opleiding Hogere Veiligheidskunde (HVK). Origineel afkomstig uit 1982 is het nog steeds een handig hulpmiddel, ook voor crisis, dat iedereen eigenlijk zou moeten kennen.

Niets is zo praktisch als een goede theorie, zei Kurt Lewin ooit.

Met dat motto in het achterhoofd probeer ik op Rizoomes.nl al zo’n tien jaar wetenschap en praktijk te koppelen. Bijvoorbeeld zoals onlangs met het Cynefin model van Snowden, maar ook met Perrows Normal Accident Theorie, het Recognition Primed Decisionmaking van Klein en The Black Swan van Taleb. Om er maar eens een paar te noemen.

In dat rijtje hoort ook het vier aspecten model van Schulz von Thun thuis. Geen idee waarom ik het er niet eerder over heb gehad, want ik gebruik het al 25 jaar en het is in zijn eenvoud overal en altijd bruikbaar.

Ook in crisiscommunicatie.

Betrekkingsniveaus

De basisgedachte is dat elke boodschap vier betrekkingsniveaus (of aspecten) heeft. Zelfs als de zender het er niet in gelegd heeft, kan de ontvanger het wel als zodanig ontvangen hebben. Schulz von Thun stelt zodoende dat elke boodschap vier aspecten bevat:

  1. Feitelijke inhoud – Wat wordt er letterlijk gezegd?
  2. Zelfexpressie – Wat zegt de spreker over zichzelf?
  3. Relatie – Hoe ziet de spreker de relatie met de ontvanger?
  4. Appel – Wat wil de spreker dat de ontvanger doet?

Zie bijvoorbeeld een echtpaar van middelbare leeftijd voor je, in een Italiaans restaurant. De pasta wordt gebracht, de vrouw neemt een hap en kijkt daarna onderzoekend in de rondte. Dan zegt ze: waar is het zout?

Dit nu kan van alles betekenen.

Feitelijke inhoud: Waar is het zout? Ik zie het niet staan.

Zelfexpressie. Ik loop de godganselijke dag van alles te zoeken. Mijn bril, mijn slippers, mijn pilletjes en nu ook nog eens het zout. Weet je wel hoe irritant dat is?

Relatie. Geef mij het zout, onderdaan.

Appel. Ik wil graag het zout hebben, kun je even mee helpen zoeken?

Zie hetzelfde echtpaar op weg naar huis in de auto, stilstaand voor het rode stoplicht. Waarop de bijrijder zegt: het is groen. Laat daar zelf maar eens een analyse op los 😊.

Als je eenmaal door hebt hoe het zit met die vier aspecten, kun je ze eigenlijk niet meer niet horen. Het is een middagvullend gezelschapsspel om conversaties op die manier te volgen en analyseren.

Dat geldt natuurlijk ook voor je eigen communicatie. Hoe slinger jij je expressie, appel en relatie met de ander door de feitelijke inhoud heen? Om dat goed te kunnen doen moet je metacognitie aan de bak: ben je bewust van de situatie nu en van de vier aspecten die je gezamenlijk uitzendt naar de ontvanger?

Ik zou zeggen, probeer het gewoon eens.

Crisiscommunicatie

In normale, rustige situaties kom je denk ik een heel eind. Zeker met wat oefenen. Maar onder tijdsdruk, in onzekere situaties, dan is dat nog maar de vraag. Want dat zijn de momenten waarop je metacognitie er niet of nauwelijks meer is. Je acteert voor je het weet in een functionele tunnel, waarop je drie van de vier aspecten al gauw uit het oog verliest.

vier aspecten model crisiscommunicatie
Het vier aspecten model in één plaatje. De positie van elk van de vier aspecten kan verschillen in hoe de zender het bedoelt en de ontvanger het binnen krijgt.

Want tijdens crisis communiceren we alleen op de feiten en inhoud. Hebben we afgesproken.

Ja toch, niettan?

Dan is er namelijk geen tijd voor zelfexpressie, relatiebeheer en appel.

Nououou……..

……………..dat is maar de vraag.

Want in crisissituaties is die onderlinge verhouding en het luisteren tussen de regels door misschien nog wel belangrijker dan normaal. Daarom moeten we die menselijke communicatie zo veel als mogelijk zien te behouden, en niet alle spraak vervangen door apps en systemen.

Omdat je aan iemands stem hoort hoe hij zich voelt (zelfexpressie) en wat hij eigenlijk wil (appel), ook al vindt hij het lastig het net aan jou te vragen (relatie).

Anders gezegd: drie van de vier aspecten spelen een grote rol in de zachte fragiliteit en -robuustheid van een situatie, systeem of organisatie. Het zijn onmeetbare variabelen in je veerkracht.

Het is aan te raden om bij de vier aspecten van crisiscommunicatie onderscheid te maken tussen drie niveaus: micro, meso en macro.

Micro

Microniveau behelst de onderlinge communicatie tussen mensen tot en met teamniveau. Dat kunnen dus twee mensen samen zijn, maar ook het hele crisisteam. Zeker als er grote druk staat op het team is het niet eenvoudig om goed te blijven communiceren. Dat vergt oefening.

Er is veel onderzoek gedaan naar het functioneren van teams. Ook op deze website is er het nodige over geschreven, zoals in dit blog over Team Resource Management en in deze over het snelle vertrouwen in tijdelijke teams.

Het vier aspecten model is van al die theorieën misschien wel het makkelijkst toe te passen, ware het niet dat sommige teams een disfunctionele geschiedenis met zich meeslepen. Dan is een crisis of een incident niet een heel handig moment om het relatie aspect ter discussie te stellen. Doe dat al eerder (zie teamhygiëne maar als preparatie) of bewaar het tot na de vergadering.

In alle andere gevallen, als je wel een gezonde samenwerking hebt of een nieuw ad-hoc team bent (lees ook dit verhaal over het snelle vertrouwen), benoem je wel de vier aspecten als het nodig is om de effectiviteit van het team te optimaliseren.

Onthul jezelf;

Stel je niet op boven anderen;

Wees expliciet in wat je van anderen wilt, laat ze niet raden;

Vraag door als je de boodschap niet helder hebt;

Vat samen en vraag dan bevestiging;

Om maar eens wat regels te noemen.

Appel of Appèl, ik vind dat altijd verwarrend. Sinds 2005 is het officieel zonder accent grave. Andere interessante vraag: hoeveel happen kun je uit een appel nemen voor het een klokkenhuis is geworden? Dat lijkt op de Sorites paradox: wanneer kun je zeggen dat een hoop zand geen hoop meer is nadat je er telkens één korrel vanaf haalt? Deze foto was onderdeel van een ultrakort verhaal (UKV) in juni 2021.

Meso

Op mesoniveau spelen vergelijkbare vraagstukken. Alleen niet binnen een team, maar tussen teams. Want als je groot opschaalt kunnen er nogal wat teams tegelijkertijd aan het werk zijn. En ook in die communicatie komt het vier aspectenmodel aan de orde. Een paar observaties.

Feitelijke inhoud. Op mesoniveau lopen operationele, tactische en strategische onderwerpen gauw door elkaar; Niet iedereen heeft dezelfde ervaring en oefening met crisismanagement; Er zijn kennishiaten en men houdt de planvorming slecht bij. Dan kan het op inhoud gaan schuren.

Zelfexpressie: Sommige teams zijn ongeduldig, andere te afwachtend of juist te assertief. Elk team heeft een stempel, een eigen karakter. Heb daar oog voor, want het kan makkelijk leiden tot misverstanden en/of irritaties die de overall performance schaden.

Relatie: Neem elk team serieus en laat ze in hun kracht. Het gebeurt wel eens dat voorzitters uit hogere teams bij andere teams aanschuiven omdat ze het niet goed genoeg vinden gaan. Doe dat niet, houd de relatie waardig en functioneel. Of als het echt niet gaat, vervang dan een team als geheel. Soms is het doel belangrijker dan het middel.

Appel: Wees duidelijk wat je van andere teams verwacht. Kom met SMART opdrachten en vragen en maak er geen zoekplaatje van door te impliceren of zelfs insinueren.

Zoals gezegd zijn dit enkele observaties. Zie ze vooral als illustratie en ga zelf oefenen met kijken naar de vier aspecten.

Macro

Het macroniveau speelt zich af tussen een organisatie en de doelgroep(en). Bijvoorbeeld een gemeente richting zijn inwoners bij een groot incident of ramp. In dergelijke situaties zijn snelheid, duidelijkheid en empathie essentieel. Hier zijn enkele voorbeelden hoe Schulz von Thuns model kan bijdragen aan effectievere crisiscommunicatie:

  1. Duidelijke feitelijke inhoud – Crisiscommunicatie moet feiten helder presenteren zonder ruimte voor misinterpretatie. Ambiguïteit kan leiden tot paniek of ongewenste reacties.
  2. Zelfexpressie en geloofwaardigheid – Een crisismanager moet vertrouwen uitstralen. Dit betekent dat zijn of haar zelfexpressie de situatie niet moet verergeren. Bijvoorbeeld door met kalmte en zekerheid te acteren. En ja, dat is deels ook non-verbale communicatie
  3. Relatieaspect bewaken – In stressvolle situaties kan een boodschap als autoritair of afstandelijk worden opgevat. Dat gebeurt alleen al in de setting van een persconferentie; wie zitten er aan tafel, is er ruimte voor grapjes in de voorbereiding (saamhorigheid!) of zit de burgemeester er in zijn eentje? Bewustzijn van de relatiecomponent helpt om boodschappen empathischer over te brengen en het draagvlak te vergroten.
  4. Duidelijke oproep tot actie – Een crisis vereist soms onmiddellijke actie. Het gevraagde appel moet helder en ondubbelzinnig zijn om verwarring te voorkomen en mensen een duidelijk handelsperspectief te geven.

Eindoordeel

‘Hoe bedoelt u?’ is 25 jaar nadat ik het voor de eerste keer las nog steeds een verhelderend boekje. Ik zag dat er een nieuwe editie beschikbaar is vanaf 2010 en dat daar een pittig prijskaartje van 43 euro aan hangt. Dat kan voor sommigen wel een hindernis zijn. Desalniettemin vind ik vier aspecten model een aanrader voor elke voorzitter van een crisisteam. En het zijn maar 100 bladzijden, dat schiet ook lekker op.

Cijfer: 8,5

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: hij staat er al ruim 25 jaar in en dat blijft zo.


Over vrijheid – Timothy Snyder

Leestijd: 10 minuten

Over vrijheid is het laatste boek van Timothy Snyder, uitgegeven in 2024. Het is een urgent boek dat niet voor niets in en voor deze tijd is geschreven. Bij vlagen vond ik het ook een pamflet en dat geeft eigenlijk niets, concludeerde ik toen ik het uit had. Want het draagt bij aan je meningsvorming over vrijheid en dat is altijd belangrijk, ook als je het niet overal mee eens bent. Want dat is nou precies wat vrijheid is.

Timothy Snyder is hoogleraar geschiedenis aan de Yale universiteit in New Haven, Amerika. Hij heeft zich gespecialiseerd in Oost-Europa, waaronder Oekraïne, en schreef daar al 15 boeken over. Bloedlanden en Over Tirannie, twee van zijn laatste werken, werden bestsellers.

Inmiddels is Snyder een gerespecteerd opiniemaker en wetenschapper, veelgevraagd in de media met een indrukwekkende serie interviews op zijn naam.

Zijn nieuwste boek heet Over Vrijheid. Hij noemt het een antwoord op de vraag hoe een beter Amerika er uit zou kunnen zien. “Vrijheid definiëren is iets anders dan er een pleidooi voor houden,” zo schrijft hij in de inleiding, maar uiteindelijk kan je dit boek toch niet anders lezen dan als ook een pleidooi.

Een pamflet, misschien wel.

Dat geeft helemaal niks. Snyder maakt er een zeer persoonlijk werk van, waar hij zijn ervaringen en ontmoetingen vermengt met theorie en herinneringen uit zijn eigen leven. Dat maakt het boek overtuigend en bij vlagen ook indringend, bijvoorbeeld als hij spreekt met Oekraïners in oorlogsgebied.

Tegelijkertijd is hij nogal breedsprakig. Elke associatie die bij hem opkwam lijkt hij verwerkt te willen hebben, om maar niks te missen. Het effect is dat de gemiddelde lezer al gauw de hoofdlijn van het betoog kwijtraakt, tussen alle zijtakjes. Dat leidt alles bij elkaar tot een urgent, belangwekkend en best wel langdradig boek.

Die ik zeker niet zou willen afraden, maar je leest het ook niet echt voor de lol, laat zoveel duidelijk zijn.

Goed.

Veiligheid

Vanwege die enorme dichtheid aan informatie veroorloof ik mij in deze bespreking wat meer rijtjes dan ik normaal doe. Dan nog wordt het geen kort blog, maar hopelijk wel overzichtelijk. Verder beperk ik me tot wat Snyder over vrijheid en crisis te melden heeft, al heeft hij het soms over veiligheid als het over crisis gaat. Dus daar gaat het ook over.

Bijvoorbeeld na de aanslagen van 9/11, die hij afzet tegen terreur en contraterreur. Provocaties, dat wil zeggen terroristische acties, zijn succesvol wanneer een minder machtige entiteit weet te bereiken dat de machthebber zich tegen zichzelf keert, schrijft Snyder.

Het werd de Amerikanen wijs gemaakt dat de vijand echte vrijheid haat, gaat hij door, maar uit alle Amerikaanse acties blijkt het tegenovergestelde. “Het zogenaamde inruilen van vrijheid voor veiligheid kwam in feite neer op minder van beide. Toezicht en bewaking werden normaal.”

Eén van de vele observaties van Snyder die tot nadenken stemmen, zeker in het licht van de huidige ‘opschoning’ van Amerikaanse overheidsinstellingen en -organisaties als de FBI.

Minder vrijheid én veiligheid is nu ook in het Westen een normale zaak aan het worden.

Hierbij speelt een rol wat je als vrijheid definieert. Snyder maakt daarbij onderscheid tussen positieve en negatieve vrijheid, een kernbegrip in zijn betoog.

Negatieve vrijheid is het wegnemen van beperkingen die de vrijheid in de weg (zouden kunnen) staan. Minder regels, minder overheidsbemoeienis, alle ruimte voor de ondernemende mens. Dat die vrijheid misschien ten koste gaat van de vrijheid van anderen wordt op de koop toegenomen.

De vrijheid om vuurwerk af te steken is de onvrijheid van anderen om naar buiten te kunnen. De vrijheid om een houtkachel te stoken is de onvrijheid van anderen om buiten schone lucht in te ademen. En zo is elke onbeperkte vrijheid een onvrijheid van anderen.

Versterken van de Berlijnse muur in 1961, symbool voor het vergroten van onvrijheid. Foto van Wikipedia

Vijf vormen van vrijheid

Daarom moeten we naar positieve vrijheid; proberen te worden wie en wat je wilt zijn. Dat zit niet in het wegnemen van barrières, maar in het stimuleren van mogelijkheden en opties. Snyder ziet er vijf, die ik hieronder zo kort mogelijk samenvat. Deze vijf vormen de kern van zijn boek.

  1. Vrijheid als soevereiniteit
    • Dit gaat over de mogelijkheid om als individu en als samenleving zelf te bepalen hoe je leeft. Dictaturen en autoritaire regimes ondermijnen deze vorm van vrijheid door burgers de controle over hun toekomst te ontnemen.
  1. Vrijheid als onvoorspelbaarheid
    • Werkelijke vrijheid betekent dat je openstaat voor nieuwe mogelijkheden en dat het leven niet volledig voorspelbaar is. Autoritaire regimes proberen juist alles te controleren en voorspelbaar te maken door individualiteit te onderdrukken. Snyder ziet onvoorspelbaarheid daarom als een vorm van vrijheid. Ik vind het geen sterk argument; juist de onvoorspelbaarheid van autocraten maakt anderen onvrij. Kunnen kiezen voor voorspelbaarheid is daarom ook een vorm van vrijheid.
  1. Vrijheid als mobiliteit
    • De mogelijkheid om fysiek of sociaal te bewegen is een essentieel onderdeel van vrijheid. Beperkingen op migratie, armoede of sociale ongelijkheid ondermijnen deze vrijheid, vindt Snyder. Tegelijkertijd is de vrijheid van mobiliteit van de één de (gepercipieerde) verdrukking en onvrijheid voor de ander, vind ik. Dit raakt het Goldilox principe: het gaat om de juiste afweging tussen waardes, niet om de overheersing van één ervan.
  1. Vrijheid als feitelijkheid
    • Vrijheid vereist een gedeeld begrip van waarheid en feiten. Propaganda en desinformatie bedreigen dit, omdat ze het publieke debat corrumperen en manipuleren. Het is daarbij de vraag wie er nog wel een objectieve waarheid spreekt. Zowel over links als rechts wordt er geframed.
  1. Vrijheid als solidariteit
    • Vrijheid is niet alleen een individuele aangelegenheid, maar ook een collectieve inspanning. Zonder samenwerking en solidariteit is echte vrijheid onmogelijk. Maar die moet dan wel van twee kanten komen. Vrijheid is niet alleen het gratis verkrijgen van rechten, maar ook het ‘betalen’ met plichten om de ander vrijheid te gunnen en geven.

Lastig vind ik de insteek van Snyder om vrijheid vooral te definieren als antagonist van autocratische systemen en machthebbers. Dat er na de Tweede Wereldoorlog veel is gedaan om stevige democratieën te vestigen is logisch en lovenswaardig. Tegelijkertijd heeft die ontwikkeling ook negatieve effecten gehad, die nu een tegenbeweging mobiliseert en polarisatie in de hand werkt. Vrijheid gaat daarom om het beperken van negatieve effecten uit zowel autocratieën als democratieën.

Mobilisatie in 1914. Reservisten op weg naar hun kazerne in Berlijn. Foto van ANP.

Ik zou in dit verband nog eens de Popper paradox willen noemen. We kunnen de democratie alleen beschermen als we intolerant zijn tegen de intoleranten. Alle intoleranten, dus ook godsdienst intoleranten en degenen die aanspraak maken op de vijf vrijheden, maar ze zelf niet naleven.

Crises als bedreiging voor vrijheid

Op diverse plaatsen in het boek gaat Snyder in op het gebruik en misbruik van crises. Omdat Rizoomes gaat over wanderingen in crisis heb ik die bij elkaar verzameld voor de rest van dit blog.

Snyder waarschuwt dat crises vaak misbruikt worden om democratische vrijheden te ondermijnen. Dit gebeurt op verschillende manieren, wat hij de shockdoctrine noemt.

  1. Crisis als excuus voor machtsovername
    • Noodmaatregelen (waaronder censuur, surveillance en uitzonderingswetten) kunnen blijvend worden. Zoals na de Rijksdagbrand in 1933.
  1. Angst en onzekerheid als wapen
    • Mensen zijn in tijden van crisis eerder geneigd om leiders te volgen die orde en veiligheid beloven. Na de aanslagen van 9/11 werden strenge antiterrorismewetten ingevoerd, zoals de Patriot Act in de VS, die burgerrechten juist beperkten en het niet veiliger maakte.
  1. Zondebokken creëren om verdeeldheid te zaaien
    • Minderheden, migranten of politieke tegenstanders worden aangewezen als schuldigen voor een crisis. Maar net zo makkelijk krijgen tegenwoordig boomers de schuld, de zittende elite of andere als neokoloniale aangeduide groepen. Die polarisatie maakt iedereen onvrij.
  1. De waarheid ondermijnen en desinformatie verspreiden
    • In crisistijd wordt nepnieuws gebruikt om de publieke opinie te sturen en democratische controle te verzwakken. Lees bijvoorbeeld dit blog over spoken maar eens.
  1. Democratische instituties verzwakken
    • In crisistijden kunnen parlementen buitenspel worden gezet en de persvrijheid worden ingeperkt. Dat heus gaat niet altijd van dik hout, maar bijvoorbeeld ook door veel decreten te tekenen, zoals vrijwel alle Amerikaanse presidenten deden en doen.

Crisis als kans

Checkpoint Charlie in 1977. Foto van Wikipedia

Snyder benadrukt echter ook dat crises een moment van transformatie kunnen zijn. Samenlevingen kunnen van crises leren en democratische instituties versterken, mits burgers actief hun vrijheid beschermen. Daarvan geeft hij vier voorbeelden.

  1. Crisis als moment van bewustwording
    • Crises laten de zwakke plekken in een samenleving zien en bieden de kans om verbeteringen door te voeren. Snyder noemt hier bijvoorbeeld de grote depressie van de dertiger jaren die in de VS leidde tot de New Deal, waarmee sociale zekerheid en democratische instituties werden versterkt.
  1. Solidariteit als kracht
    • Vrijheid kan alleen bestaan als mensen samenwerken en zich inzetten voor het algemeen belang. Dan kan die kracht ook zo groot worden dat hij gevreesd wordt door de zittende macht, schrijf ik in dit blog Is Crisis een fout of een strijd?

Kennelijk is het een karakteristiek van alle tijden dat op rituele momenten, zoals voetbalwedstrijden en traditionele dagen (oud en nieuw), het veiligheidsventiel er vanaf gaat. Ook de Romeinen wisten dat al met hun brood en spelen. Alleen is het ergens in de geschiedenis verkeerd geïnterpreteerd als was het een pleziertje voor het volk, maar het is in feite een veiligheidsvoorziening voor de heersende klasse. Een cadeau aan zichzelf.

  1. Bescherming van feiten en waarheid
    • In crisistijden is het cruciaal om onafhankelijke media en wetenschappelijke kennis te steunen. Dat zie je op dit moment ook gebeuren rondom social media waar veel mensen van vertrekken en die daarmee aan invloed verliest. Al vraag ik mij wel af hoeveel bescherming aan feiten en waarheid die aftocht bijdraagt.
  1. Politieke vernieuwing en hervorming
    • Crises kunnen de aanleiding zijn om politieke systemen te verbeteren en democratische rechten uit te breiden. De burgerrechtenbeweging in de VS groeide juist door de crisis van raciale ongelijkheid. Ook hier zie je op dit moment echter een omgekeerde beweging.

De vier lovenswaardige praktijken

Crisis als kans werkt Snyder vervolgens uit naar wat hij de vier lovenswaardige praktijken noemt. Het voelt als een dubbeling, zo hier en daar, maar ik heb ze toch maar integraal overgenomen.

Lees boeken

  • Diepgaand lezen helpt om complexe ideeën te begrijpen en kritisch na te denken.
  • Snyder benadrukt dat boeken een tegenwicht vormen tegen propaganda en oppervlakkige digitale informatie.
  • Maar ik ken ook boeken die dat juist niet doen. Wat dit punt betreft stapt Snyder in zijn eigen valkuil van slim links die boeken leest en dom rechts die dat niet doet.

Maak vrienden buiten je bubbel

  • Sociale cohesie is cruciaal voor democratie; praten met mensen met verschillende opvattingen helpt verdeeldheid tegen te gaan.
  • Vrijheid bloeit wanneer mensen samenwerken, ondanks hun verschillen

Steun onafhankelijke journalistiek

  • Onafhankelijke media zijn een essentieel onderdeel van een vrije samenleving.
  • Snyder raadt aan om abonnementen te nemen op kwaliteitsjournalistiek en kritische verslaggeving te steunen. Daar zit wel een achilleshiel van de media; hoe onafhankelijk zijn ze echt en in hoeverre zijn ze er op aanspreekbaar?

Zorg voor een analoog leven

  • Digitale media kunnen mensen isoleren en manipuleren; in de echte wereld actief zijn (zoals vrijwilligerswerk) is essentieel volgens Snyder.
  • Persoonlijke interactie en fysieke aanwezigheid in de samenleving versterken democratische waarden.
De andere kant op; propaganda aan de Oost Duitse grens. Foto van Wikipedia.

Met deze vier praktijken dragen individuen actief bij aan het behoud van vrijheid en democratische structuren, stelt Snyder. Baat het niet, dan schaadt het ook niet, voeg ik daar aan toe, maar aan alles zit ook een ‘maar’. Zie ook dit blog over Omarm de chaos.

Eindoordeel

Mijn eindoordeel zit al een klein beetje in de inleiding verwerkt. Over vrijheid is een belangrijk boek in deze tijd, ook als je het niet overal mee eens bent. Want vrijheid gaat natuurlijk precies daar over: dat je het recht hebt op vrije meningsuiting. Net als ieder ander.

Maar vrijheid is niet het wegnemen van belemmeringen alleen, aangezien dat ten koste gaat van de vrijheid van anderen. Daarom noemt Snyder dat terecht negatieve vrijheid. De kracht van Snyders boek is dat hij vervolgens begrippen aanreikt waarmee je vrijheid op een positieve manier kunt beschrijven.

Dat er aan de invulling van die positieve vrijheid door Snyder naar mijn oordeel ook nog wel een aantal bezwaren kleven die hij niet noemt, mag de pret niet drukken. Je moet immers ook zelf blijven denken. Neem niks klakkeloos over.

Voor mij is de belangrijkste boodschap van deze boekbespreking dan ook: word antinaïef.

Dat betekent naar mijn idee ook investeren in zelfverdediging, slagkracht en paraatheid. De strategie van het Zijn volgen. Impact hebben uit jezelf, je eigen doelen en autonomie. Niet alleen als tegenkracht naar een mogelijke vijand. En rekening houden met irrationaliteit van alle partijen, inclusief die van jezelf.

Daar heeft Snyder het niet of nauwelijks over. Volgens mij een gemiste kans. Vrijheid zit niet alleen in het hoofd en het hart, maar ook in de handen. En je moet bereid zijn die vies te maken, als je als land bedreigt wordt, in meer dan woorden alleen.

Ondanks deze kanttekeningen is het boek een aanrader, al is in dit geval lezen ook hard werken. Maar werken loont.

Cijfer: 8

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: de eerste ronde overleeft ie wel, omdat er zoveel in staat dat een tweede keer lezen waarschijnlijk weer nieuwe inzichten oplevert. Maar daarna is het wel mooi.


Dit is het negende boek van de WBE, de Waddinxveense Boekenclub Excelsior. Eerder lazen we:

Wij zijn de tijden – Beatrice de Graaf

Leestijd: 6 minuten

In ‘Wij zijn de tijden’ van Beatrice de Graaf is de Huizinga-lezing 2024 integraal opgenomen, met daarnaast nog een interview en wat wetenswaardigheden over de Huizinga-lezing. Geschiedenis in crisistijd is de ondertitel en dat is precies waar het over gaat. De Graaf breekt een lans voor de narratieve geschiedschrijving, kennis met een boodschap; om hoop te bieden in moeilijke tijden. Ik las het met instemming en als pleidooi voor zachte robuustheid.

Mijnheer Aalbers gaf geschiedenisles op mijn middelbare school. Het was een stereotypische historicus, altijd gekleed in een bruine corduroybroek en een donkergroene coltrui, met een rood-gele schotse sjaal om zijn nek en een kapsel ‘wind-van-alle-kanten.’

Maar wat kon hij goed vertellen.

Als hij bijvoorbeeld uitleg gaf over middeleeuwse ridderruzies liep hij heen en weer voor de klas, zijn armen bewegend alsof hij een zwaard vasthield. Het mooiste was zijn pijl-en-boog mime. Dan stak hij eerst beide armen naar voren, de één iets verder dan de ander. Vervolgens ging zijn rechterarm langzaam naar achter tot hij zijn hand naast zijn oor had en zijn elleboog achter zijn rug uitstak.

Daarna spreidde hij zijn vingers van de rechterhand; de pijl was los. Maar ik kan me niet meer herinneren of hij ooit iemand geraakt heeft.

Vertel beeldend, geef er kleur, kraak en smaak aan. Het moet een esthetisch genot zijn, het verhaal zelf moet al troost en verlichting bieden. Het mag ook best wat dramatisch zijn als aan de historische voorbeelden maar recht wordt gedaan – het moeten geen verzinsels worden.

Vormen van geschiedschrijving

Dat is de eerste les van Huizinga, door De Graaf narratieve geschiedschrijving genoemd. De nadruk ligt op het vertellen van verhalen, al dan niet met een literaire insteek, die niet alleen gebeurtenissen beschrijven, maar ook betekenis en samenhang geven aan het verleden. Dat helpt mensen om grip te krijgen op complexe ontwikkelingen zoals crises.

Het is de tegenhanger van analytische geschiedschrijving. De klassieke, wetenschappelijke benadering waarin historici gebeurtenissen zo objectief mogelijk proberen te verklaren op basis van feiten en bronnen en waarin Huizinga wat minder fans heeft rondlopen.

Op 13 februari vond de aftrap plaats van de Adapt! Academy, waar Beatrice de Graaf ook onderdeel van uitmaakt. Hun doel is meer kennis en kunde opbouwen om samenlevingen voor te bereiden op toekomstige crises. De relatie tussen praktijk en theorie speelt daarbij een belangrijke. Een discussie met een panel praktijkdeskundigen vormde daarom één van de programma onderdelen.

Daarnaast bestaat er zoiets als morele geschiedschrijving. De Graaf pleit voor een benadering waarin historische verhalen niet alleen worden gebruikt om het verleden te begrijpen, maar ook om lessen te trekken voor het heden en de toekomst. Ze haalt Augustinus en Johan Huizinga aan als voorbeelden van historici die geschiedenis gebruikten om morele deugden en perspectief te bieden.

Tot slot noemt ze de toekomstgerichte geschiedschrijving. De Graaf stelt dat geschiedenis niet alleen een terugblik is, maar ook een middel om actief de toekomst te beïnvloeden. Zo kan geschiedenis inspiratie en hoop bieden om in tijden van crisis positieve verandering te stimuleren.

Dat brengt haar tot de tweede les van Huizinga.

Bedenk een narratief dat het heden bekijkt vanuit een doorgaande lijn van verleden naar toekomst waarbij die lijn gekleurd wordt door de bovengenoemde uitgangspunten: vrede en recht.

Waarna De Graaf ook nog de vier deugden noemt die in het narratief zouden kunnen passen, van oorsprong overigens stoïcijns: wijsheid, moed, rechtvaardigheid en beheersing. Later werden ze aangevuld met geloof, hoop en liefde en gepromoveerd tot de zeven kardinale deugden.

Om te bewerkstelligen wat ik van Benedictus had geleerd: als het goede maar gebeurt.

Certitudo

Al met al pleit De Graaf voor een benadering van geschiedenis die niet alleen feiten presenteert, maar ook een handelingsperspectief. Teneinde veerkracht en hoop te bieden in onzekere tijden en crises. Daarmee maak je een samenleving robuuster.

Niet keihard meetbaar, daarom noem ik het zachte robuustheid, maar het versterkt wel degelijk de koppelingen in je rizoom en je eigen veerkracht. Het sluit mooi aan bij het begrip certitudo, dat De Graaf noemt in het interview dat ook in het boekje is opgenomen.

Certitudo verwijst naar innerlijke zekerheid en vertrouwen. Dat gaat dieper dan alleen fysieke veiligheid en heeft meer te maken met mentale en spirituele zekerheid. In de christelijke theologie wordt certitudo vaak geassocieerd met het vertrouwen in God en de zekerheid van het geloof. Het is een staat van innerlijke rust en zekerheid die je bijvoorbeeld ook ziet bij de Stoa.

En die kan heel robuust zijn, als je maar veel oefent.

De Living Labs zijn één van de interessante projecten uit Adapt.

Ook in de wereldse filosofie wordt certitudo gebruikt, dan als verwijzing naar epistemologische zekerheid, oftewel de zekerheid die je hebt over je kennis en de waarheid. Ik zie het ook als een optimale status van je metacognitie als je wat minder hebt met de term certitudo.

Tegenover certitudo staat securitas. Dat is de meer aardse vorm van veiligheid en robuustheid, maatregelen die je neemt om externe dreigingen te beheersen. In de Romeinse tijd betekende securitas een staat van onbezorgdheid en vrijheid van angst. Het was een ideaal dat werd nagestreefd door individuen en de staat. En velen doen dat nog steeds.

In termen van het Crisis Awareness Framewerk: securitas beweegt zich op de as van fragiliteit en robuustheid, waar certitudo op diezelfde as over zachte fragiliteit en zachte robuustheid gaat. Laat je overigens niet misleiden door de term zacht; een gebrek aan zachte robuustheid kan hard uitpakken.

Eindoordeel

Wij zijn de tijden is een geslaagde poging om eens op een heel andere manier naar crisis te kijken. Zonder afbreuk te willen doen aan feiten en de waarheid pleit De Graaf voor geschiedschrijving met een boodschap. Eentje die richting en hoop geeft in moeilijke tijden en die ik zachte robuustheid noem.

Daarnaast voegt ze interessante religieuze begrippen toe die je ook kan gebruiken als jezelf niet gelooft. Of agnostisch bent, zoals ik. Al eerder had ik veel opgestoken van Benedictus en Ignatius van Loyola en het werk van De Graaf sluit daar mooi op aan.

Ik ben benieuwd of dit een voorbode is van de richting die Adapt op gaat. Dat is het nieuwe onderzoeksplatform dat 13 februari is gelanceerd en waar je in deze bespreking wat fragmenten van terugvind. Check vooral ook zelf hun website.

Cijfer: 8

Zou ik het bewaren als de te volle boekenkasten opgeruimd moeten worden: jazeker.


Dit is de honderdste boekbespreking. De andere 99 vind je in het Boekenblog.

Hoe je Crisis Awareness verbetert met Cynefin

Leestijd: 11 minuten

Cynefin is een model dat helpt bij het begrijpen van situaties en het kiezen van de juiste aanpak voor probleemoplossing in complexe organisaties en systemen. Het is nauw gelieerd aan het Crisis Awareness Framewerk en alleen daarom al werd het tijd om er eens wat aandacht aan te besteden. Kan ik gelijk mijn grote Cynefin boek bespreken.

Het was tijdens mijn lectoraat Brandweerkunde dat ik het Cynefin model van Dave Snowden voor het eerst op het spoor kwam, ergens rond 2007. Ik verdiepte mij al enige tijd in high reliability organisaties (HRO) toen ik een artikel van hem tegenkwam in de Harvard Business Review: A leaders framework for decisionmaking. Nog steeds de moeite waard om te lezen.

Snowden zelf kwam bij IBM vandaan, waar hij zich vooral bezig hield met kennismanagement en organisatorische complexiteit. Rond 2004 scheidde hij zich af van IBM en startte het bedrijf Cognitive Edge, dat inmiddels is omgedoopt naar de Cynefin Company.

Het is één van de vele naamwijzigingen in het intellectueel erfgoed van Snowden. Regelmatig worden termen en begrippen vervangen door nieuwe, zonder dat er in mijn ogen iets heel fundamenteels veranderd is. In dit blog ga ik dan ook met name in op wat volgens mij structureel hetzelfde is gebleven.

En dat is een framewerk van vier domeinen dat bedoeld is om de gebeurtenissen en situaties in je omgeving te ordenen en te begrijpen. Cynefin is een Welsh woord dat zoiets betekent als leefomgeving of habitat. In het kader van Crisis Awareness kun je het ook vertalen met Territory, is mijn stelling. Cynefin vergroot dus ook je Crisis Awareness.

Het framewerk

Het Cynefin model bestaat uit vier domeinen waarmee je verschillende soorten problemen en situaties kan onderscheiden. Het draait om ordening van oorzaak – gevolg relaties en voorspelbaarheid van gebeurtenissen. Naarmate die relaties veranderen, verandert het domein ook van karakter en wordt een andere besluitvormingsaanpak aangeraden.

De basis voor Cynefin werd indertijd gelegd ten behoeve van het kennismanagement. Daarvoor definieerde Snowden twee assen waarmee hij een kwadrantje maakte. De oerversie uit 1999 zag er als volgt uit:

Het oermodel van Cynefin. Afbeelding komt uit het boek.

Op de verticale as zie je de systeemtypen open en gesloten. Hiervoor gebruikt Snowden ook vaak de term constraints, begrenzingen. Naderhand werd de terminologie van open en gesloten systemen verlaten en ging Cynefin alleen door met een typologie van constraints.

Op de horizontale as is de leercultuur uitgezet: learning of training. In latere versies werd training vervangen door teaching voordat deze terminologie uiteindelijk helemaal verdween. Ik heb dit onderscheid altijd als zeer zinvol beschouwd en maak er nog steeds gebruik van.

Het verschil tussen teaching en learning kan je niet lekker vertalen met het woord leren. Learning is dat je zelf kennis opdoet door het ervaren van gebeurtenissen en situaties. Teaching is het overdragen van geformaliseerde kennis, vaak door een leeragent zoals een docent of instructeur. Overigens in toenemende mate overgenomen door AI-bots en systemen.

Het geeft ook het verschil tussen ervaring en kennis aan, alhoewel die uiteindelijk in elkaar gaan overlopen.

Beide leervormen zijn essentieel voor een crisismanager. Je moet zelf ervaren hoe het is om een wicked problem op te lossen in teamverband, onder tijdsdruk en met grote onzekerheid. Bijvoorbeeld in praktijkoefeningen of tabletops. Learning is in die zin vergelijkbaar met Prohairesis: je leert iets over jezelf in die specifieke context.

Maar daarnaast is er al veel kennis opgedaan door anderen, waarvan het zinvol is dat je die krijgt aangereikt zodat je niet alles zelf hoeft uit te vinden. Dat is teaching; het Museum of Accidents is daar een voorbeeld van. Accidents reveal the substance, Virilio zei het al, en daar dan een heel museum vol van.

Pas nu ik dit blog zit te schrijven merk ik hoe ik onbewust deze elementen van Cynefin in het Framewerk Crisis Awareness heb geschoven en hoe logisch het samenvalt met andere stromingen zoals de Stoa en Accidentology.

Terug naar Cynefin.

Vier domeinen

De essentie van Cynefin is dat je goed kijkt naar de kenmerken van je vraagstuk en de oplossing zoekt met behulp van de vier domeinen. Want sommige oplossingen passen niet bij bepaalde typen problemen. Zo is een sterke planmatige benadering wel geschikt voor complicated issues, maar niet voor complexe problemen. Daar past meer een exploratieve, experimentele werkwijze bij. Ontdekken dus.

Met die twee assen uit het originele model krijg je automatisch vier kwadranten, door Snowden domeinen genoemd. Inmiddels wil hij van het woord kwadranten en assen niets meer weten, omdat dat te veel impliceert dat het afgescheiden gebieden zijn.

Daarnaast zijn problemen ook steeds dynamischer, volatieler en ambigu. Om dat te kunnen volgen moet je model daar dus bij passen, met vloeiende overgangen van het ene naar het andere domein. Juist in de grensgebieden tussen domeinen wordt het spannend. Daarover straks meer. Eerst naar de domeinen.

Plaatje is afkomstig uit het boek. In het midden staan de termen aporetic en confused. Dat is de plek dat je het niet weet. Of zoals aporetisch mooi werd omschreven: “in ernstige denkverlegenheid verkerend”. Geen uitweg zien.

1. Eenvoudig (Clear)

In het eenvoudige domein zijn de relaties tussen oorzaak en gevolg voor iedereen duidelijk. Problemen zijn hier gemakkelijk te identificeren en oplossingen zijn eenvoudig en herhaalbaar. Best practices worden in dit domein vaak toegepast.

Voorbeelden zijn routinematige administratieve taken of productieprocessen, maar ook standaardprocedures bij incidentbestrijding. In de sturingsdriehoek valt het onder skillbased taken en standaard incidenten.

Besluitvorming in dit domein vereist een “Sense – Categorize – Respond” aanpak in de terminologie van Cynefin; kijken, indelen, doen.

2. Gecompliceerd (Complicated)

Ook het gecompliceerde domein kent een duidelijk verband tussen oorzaak en gevolg, maar het vergt expertise en analyse om het goed te begrijpen. Dit domein omvat bijvoorbeeld technische problemen en strategische planning. Er zijn vaak meerdere juiste oplossingen en goed geïnformeerde experts zoals de AGS (Adviseur Gevaarlijke Stoffen) zijn essentieel.

De besluitvormingsaanpak hier is “Sense – Analyze – Respond”. Kijken, denken, doen, voor het gemak. Want denken is in dit geval soms ook wel meten, rekenen en overleggen.

3. Complex

In het complexe domein zijn oorzaak en gevolg alleen achteraf duidelijk. Patronen en oplossingen ontstaan vaak op een onverwachte manier, emergent en spontaan. Dit domein omvat onder andere sociale systemen, media en bestuur. In dit blog over de complexiteitsprincipes van Casti ga ik dieper in op complexe adaptieve systemen, net als in dit verhaal over de Collapse of complex societies.

Besluitvorming volgt de “Probe – Sense – Respond” aanpak. Testen, kijken, doen dus. Zie ook de vier vormen van onzekerheid.

Wendy tekende voor haar scriptie interne communicatie over Cynefin. Hier zie je de uitleg over het complexe domein.

4. Chaotisch (Chaotic)

In het chaotische domein is er geen relatie tussen oorzaak en gevolg. Dit domein vereist onmiddellijke actie om orde te scheppen. Voorbeelden zijn rampen en crisissituaties zoals de Bijlmerramp, waarbij het eerst aankomende voertuig maar gewoon begon met blussen.

De focus ligt op het stabiliseren en het verkrijgen van overzicht voordat men naar andere domeinen kan verplaatsen. De aanpak hier is volgens Snowden “Act – Sense – Respond”.  Uitbreiding voorkomen dus, al zou ik dat toch eerder control, sense, respond noemen. Met een hoog probing gehalte, dat dan weer wel.

Liminaliteit

In the universe, there are things that are known, and things that are unknown, and between them, there are doors.

William Blake (Blake noemde dit de Doors of Perception. Jim Morrison noemde er zijn band naar).

De grens tussen de verschillende domeinen is niet scherp en continu fluïde. Snowden noemt dat liminaliteit, naar het Romeinse woord limen, dat grens betekent. “Liminality is about transitions, about being in-between and crossing treshholds.”

Cynefin anno 2021 met in het groen de liminal space. Afbeelding afkomstig van website Cynefin Co. De A en C slaan op aporetisch en confused. Zie het vorige plaatje uit 2020.

 In het Cynefin-framewerk zijn er twee liminale ruimtes:

  1. De liminale ruimte tussen complex en gecompliceerd: Hier kunnen experimenten en innovaties plaatsvinden voordat ze worden gestabiliseerd en geanalyseerd.
  2. De liminale ruimte tussen complex en chaos: Dit is een ruimte waar innovatie kan plaatsvinden en waar nieuwe ideeën kunnen ontstaan voordat ze worden geordend.

Ikzelf zie liminaliteit meer als een overgangsgebied waarin de demarcatie onduidelijk is, dan als een aparte ruimte. Want dan is het toch of je stiekem allerlei nieuwe domeinen toevoegt onder een andere naam.

Essentialia

Cynefin benadrukt het belang van context en het erkennen van de complexiteit van verschillende situaties. Daar moet je je aan aanpassen. Net zoals in het Crisis Awareness Framewerk. Omdat het niet te doen is een volledige beschrijving en bespreking van Cynefin in een paar A-viertjes te geven, som ik hier de elementen op die ik in de praktijk het meest heb gebruikt.

  • Het onderscheid tussen complex en complicated is het allerbelangrijkst. Complicated is moeilijk, complex is VUCA. Complicated is weten hoe je een computer uit elkaar moet halen en hoe je hem weer werkend kan krijgen door hem weer in elkaar te zetten. Complex is weten dat als je een konijn uit elkaar haalt, je hem nooit meer werkend krijgt.
  • Disrupties zijn vaak complicated, tenzij je het uit de klauw laat lopen. Dan worden ze complex. Disrupties in volle systemen, daarentegen, die functioneren op 100% van hun capaciteit, zullen bij storingen meestal complexe effecten hebben. Je houdt iets over wat nergens meer in past.
  • Alles is situationeel bepaald. Het hangt ervan af. Dat is de enige regel die altijd waar is.
  • Crises zijn vrijwel altijd complex. Pas achteraf begrijp je het, alhoewel je met goed uitzoomen een eind kunt komen.
  • Chaos staat voor mij gelijk aan incident- en rampenbestrijding. Zeker in het begin. Daarvoor heb je allerlei commandovoeringssystemen. Haal die vooral niet door elkaar met Cynefin. Cynefin is geen command & control.
  • De domeinen zijn niet scherp begrensd en lopen in elkaar over.
  • Het zijn ook geen absolute domeinen. Kennis en ervaring doen er toe. Wat voor de één bijvoorbeeld complex is, kan voor een ander complicated of clear zijn.
  • Alle partijen en elementen uit je Territory gedragen zich zoals Cynefin. Afhankelijk van de situatie; het is dus volatiel.

Over het boek

In 2020 verscheen het eerste boek over Cynefin. Weaving sense-making into the fabric of the world, was de ondertitel. Ik las het ten behoeve van dit blog voor de tweede keer en concludeerde dat het voor mij nu in het Clear domein valt. Ik haalde er dus niet heel veel nieuws uit.

Maar voor mensen die nog niet zo bekend zijn met Cynefin is het een prima opstap, zij zitten wellicht nog in het complicated of complex domein met betrekking tot Cynefn. Dan is dit boek wel een aanrader.

Voor mij was obliguiteit wel iets nieuws, weer zo’n typisch Snowden moeilijk woord. Complexe problemen kunnen vaak niet direct worden opgelost. Dan is een indirecte benadering soms effectiever. Kies dan niet voor een rechtlijnige oplossing, maar experimenteer, leer en pas aan om tot een oplossing te komen. Wees flexibel, zegt Cynefin.

Dat is altijd goed, flexibel zijn.

Cynefin is al met al een sterk intuïtief model. Dat maakt het voor velerlei interpretaties vatbaar en dat is ook wat je in dit boek ervaart. Ik vond dat zelf wel inspirerend, maar sommigen zullen het als te weinig wetenschappelijk aanmerken. Dat is denk ik ook de grootste kritiek op Cynefin.

Daarnaast heeft Snowden een grote voorliefde om regelmatig nieuwe abstracte terminologie aan zijn framewerk toe te voegen. Dat maakt het er niet perse eenvoudiger op. Check één van zijn laatste pennenvruchten er maar eens op na, die zit voor mij nog in de liminaliteit tussen chaos en complicated. Hopelijk wordt het ooit clear.

Desondanks ben ik een groot fan van Cynefin. En van de bespiegelingen van Dave Snowden, zoals in dit blog over de noodzaak van kunst voor crisismanagers.

Cijfer: 7,5

Zou ik hem bewaren als de boekenkasten vol zijn en er geruimd moet worden: ja, daarvoor heeft dit model genoeg betekend in mijn ontwikkeling door de jaren heen.

Toegift voor de liefhebber: Snowden heeft voor de EU een fieldguide for complexity & crisis geschreven. Gebaseerd op Cynefin, maar dan nog verder geabstraheerd. Interessant om te bekijken, maar eerlijk gezegd vond zelf ik het te abstract om in de praktijk toe te passen.


Bijlage: spoedcursus complexiteit

Paul Cilliers was een hoogleraar aan de universiteit van Stellenbosch en algemeen erkend expert op het gebied van complexiteit. Hieronder vind je een spoedcursus complexiteit van zijn hand.

Complexity is the result of a rich interaction of simple elements that only respond to the limited information each of them are presented with. When we look at the behaviour of a complex system as a whole, our focus shifts from the individual element in the system to the complex structure of the system. The complexity emerges as a result of the patterns of interaction between the elements.

  • Complex systems consist of a large number of elements.
  • This is necessary but not sufficient. The grains of sand on a beach do not interest us as a complex system; interaction is vital.
  • Said interaction is fairly rich, with every element in the system influences, and is influenced by quite a few other ones.
  • The interactions themselves are non-linear, which guarantees that small causes can have large results, and vice versa..
  • The interactions usually have a fairly short range. As a result, it can be enhanced, suppressed or altered.
  • There are loops in the interactions. The effect of any activity can feed back onto itself, sometimes directly, sometimes after several intervening stages.
  • This feedback can be positive (enhancing, stimulating) or negative (detracting, inhibiting)..
  • Complex systems are usually open systems, they interact with their environment. It is often difficult to define the border of a complex system.
  • Complex systems operate under conditions far from equilibrium. There has to be a constant flow of energy to maintain the organisation of the system and its survival.
  • Complex systems have a history. Not only do they evolve through time, but their past is co-responsible for their present behaviour.
  • Each element in the system is ignorant of the behaviour of the system as a whole, it responds only to information that is available to it locally.
« Oudere berichten

© 2025 Rizoomes

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑