‘Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd’ is een klein boekje uit 1939. Het verscheen vlak voor de start van de Tweede Wereldoorlog met allerlei tips om voedselbederf te voorkomen en bestrijden. Ik kocht het onlangs bij een antiquariaat en las het door ten behoeve van de ‘maand van de onvree.’ Kijken of we er in onze tijden iets aan hebben.
In de loop van 1939 neemt de spanning in Europa toe. Hitler heeft Oostenrijk veroverd en wil vervolgens ook Polen inlijven. Alhoewel Nederland net als in de Eerste Wereldoorlog een neutrale koers zegt te varen, is men er hier ten lande niet gerust op. Vanaf 24 augustus wordt er daarom gemobiliseerd; zo’n 400.000 mannen worden opgeroepen voor militaire dienst.
Saillant detail: door de slechte staat van het leger hebben jongeren na WOI geen dienstplicht vervuld. De gemiddelde leeftijd van hen die worden opgeroepen is dan ook ruim in de dertig. Vaak zijn ze al vader en laten zo hun gezin achter. De regering wil geen paniek zaaien en probeert het oorlogsgevaar verborgen te houden.
Hetwelk natuurlijk niet echt lukt.
Foto van mijn exemplaar ‘Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd?’
Koe op zolder
Er wordt dan ook op grote schaal gehamsterd. Piet van Muyselaar, die van Snip en Snap, maakt er zelfs een liedje over: Holderdebolder, we hebben een koe op zolder.
“Je weet in deze tijd niet wat er kan gebeuren morgen En daarom moet je hamsteren en voor de toekomst zorgen Dus gingen wij in Purmerend eens naar de veemarkt toe En kochten voor een prikkie tweedehands een eigen koe
Holderdebolder wij hebben een koe op zolder Een grote vier cilinder koe A boe a boe a boe Holderdebolder wij hebben een koe op zolder Een bonte koe een hamster koe A boe a boe a boe
Die koe is rein en zindelijk geen onvertogen spatje Zij wordt geregeld uitgelaten op het duivenplatje Zij slaapt ’s nachts op een trijpen Louis Quinze canape De kattebak op ’t nachtkastplankje da’s voor de sanite”
Wat de regering ook deed: ze bracht een boekje uit. “Hoe bewaar ik levensmiddelen in oorlogstijd? Onder alle omstandigheden de vraagbaak voor iedere huisvrouw. Opgesteld op advies van en gecontroleerd door een oud-Regeerings-Voedselcontroleur.”
Wiens naam ik niet heb kunnen achterhalen.
Ik trof een fraai exemplaar aan bij een antiquariaat, waarop de verzamelaar in mij het gelijk wilde hebben. Voor tussen mijn oorlogsboeken. Net zoals met Jongensrampen is een digitale versie gratis van internet te halen, voor de liefhebber.
En omdat ik mei had uitgeroepen tot maand van de onvree leek het mij wel toepasselijk er een kleine boekbespreking over te maken.
Het eerste wat mij opviel was de zakelijke toon van het boekje. Dat begint al bij de Algemeene Opmerkingen:
“De juiste verzorging van uw levensmiddelen bespaart U verlies en kost geen geld. In moeilijke tijden is het zuinig en deskundig bewaren in de huisgezinnen, behalve persoonlijk belang, tevens algemeen belang, want goed voedsel mag niet verloren gaan door bederf of verminderen in kwaliteit.”
Kern van het hele verhaal is dat je niets moet weggooien voordat je in het boekje hebt gekeken of je het nog op één of andere manier kunt gebruiken. Dat leidt tot interessante aanbevelingen, zoals deze:
Als de ham of het spek groen is uitgeslagen moet je het even uitkoken en daarna met een harde borstel bewerken en inzouten. Kan je het weer lang bewaren, meldt het boekje monter. En geef het anders aan den hond.
“Het is voor de gezondheid van een hond zelfs zeer aanbevelenswaardig, het dier zulk vleesch af en toe voor te zetten.”
Ook schimmels kunnen het voedsel bederven, zo lees ik in een hoofdstukje over ‘boonen’. Als ze muf zijn geworden zijn ze niet meer eetbaar, meldt de Regeerings-Voedselcontroleur, maar anders kun je ze eerst weken en daarna koken met zout. De boonen die niet beschimmeld zijn kun je opnieuw opslaan in een jute zak op een droge plek.
Oorlog
Jute zakken, dat is wat we moeten hebben. Voor veel voedingsmiddelen is dat de ideale verpakking, haal ik uit het boekje. Ook handig zijn zout en azijn, om het bederf tegen te gaan, een soort van recovery strategie. Wel eerst koken, dat is eigenlijk altijd belangrijk.
Maar dat wist ik al.
Zoals gezegd is de toon van het boekje uiterst zakelijk. Alsof je een regulier kookboek leest. En ja, er staan ook een paar recepten in, zoals uiensoep en gevulde pannekoek. Allebei met ingemengd sojameel. Want dat viel ook op: er wordt een sterk pleidooi gehouden voor “het in ons land zeer ten onrechte nog te weinig gebruikte sojameel.”
Waarmee men naar mijn bescheiden mening impliciet voorsorteert op een tekort aan vlees tijdens de oorlog. Het woord oorlog komt er niet veel in voor trouwens, twee keer slechts. Oorlogstijd staat er vier keer in, waaronder in de titel en oorlogsgassen twee keer.
Dat is tevens de afsluiter van het boekje, na het hoofdstuk over brood en beschuit. In twee bladzijden wordt beschreven wat mosterdgas is, wat de gevaren er van zijn en dat je je voedselvoorraad eigenlijk luchtdicht moet afsluiten. Door de kieren van je kasten af te plakken met leukoplast of “Cellopane Sidac”.
Daar zou ik nu niet zo snel aan denken.
In de allerlaatste paragraaf wordt nog een noodrantsoen beschreven. Scheepsbeschuit en water, eventueel aangevuld met boter, suiker en jam. Met als allerlaatste zin:
“N.B. Het water in flesschen dagelijks te ververschen.”
Plaquette van Generaal Winkelman met de tekst: De Wapens worden neergelegd 14 mei 1940. Afkomstig uit mijn vage verzameling.
Enkele maanden verder was het zover.
Eindoordeel
‘Hoe bewaar ik mijn levensmiddelen in oorlogstijd’ is eerder een curiositeit voor in de boekenverzameling dan een serieus te bestuderen uitgave. Ik vond het interessant om het door te nemen, waarbij ik me meer verbaasde over de gebruikte voedingsmiddelen dan dat ik er goede tips uithaalde.
Geen cijfer derhalve en ja, ik bewaar het wel als de boekenkasten vol raken en er geruimd moet worden. Want het is meer voor de verzameling gekocht dan om te lezen.
Al heb ik dat nu toch gedaan. 😊
Wat me vooral opviel, het boekje overdenkend, is dat er niet echt wordt ingegaan op voedseltekort en wat je dan kan doen. Wel staat er ergens dat men naar verwachting meer soep zal maken dan normaal, maar dat is het wel zo’n beetje. Geen info over wat je nog meer kan eten buiten reguliere maaltijden, zoals de nu beroemde tulpenbollen, vogels en huisdieren.
Want dat lijkt mij de centrale vraag in oorlog: wat is het rantsoen ná het noodrantsoen?
De dreigingsdriehoek is een analysemethode gebaseerd op de harde fragiliteit van het Crisis Awareness Framewerk. Het uitgangspunt is daarbij een verregaande staat van onvree. Je wil voorkomen dat boeven bij jou de boel plat leggen, maar je reguliere risicomanagementsysteem werkt eigenlijk niet zoals je het zou willen. In dit blog laat ik zien wat je dan kan doen.
In ieder geval op hoofdlijnen
Want je moet nog wel veel zelf uitzoeken. In dit blog laat ik eerst zien hoe ik via zachte fragiliteit naar harde fragiliteit schuif met de Dreigingsdriehoek. Daarna leg ik de driehoek uit en ga vervolgens dieper in op elk van de hoofdelementen. Ik sluit af met een korte beschrijving van triggerscenario’s.
Zachte fragiliteit
Misschien is het omdat ik psychologie heb gestudeerd dat ik in de loop der jaren vooral geïnteresseerd ben geraakt in de zachte fragiliteit en robuustheid van organisaties. Ook al benoem ik dat pas expliciet op die manier sinds ik het Crisis Awareness Framewerk (CAF) heb beschreven.
Daarvoor zag ik het natuurlijk al wel in de praktijk. Zelden gingen dingen verkeerd door een foute risico inventarisatie of een harde veiligheidsanalyse. Wat er mis gaat komt vaak door een gebrek aan soft skills: slecht communiceren, grote ego’s, gebrek aan ervaring en teveel vertrouwen op snelle expertise.
Om er maar eens een paar te noemen.
Naar mijn idee kon ik meer aan het vak toevoegen door daar over te schrijven, in plaats van weer een nieuwe kijk op risico’s, veiligheidsmanagementsystemen en besluitvormingsmodellen te presenteren. Want die zijn zo uitontwikkeld dat ik daar niet zo veel aan toe te voegen heb.
Het CAF gaat dan ook voornamelijk over de zachte kant van fragiliteit en territory. Over kwetsbaarheden, domheid en zwarte eenden. Allemaal onderwerpen die je slecht kunt meten, maar als je goed kijkt wel zichtbaar zijn. En waar je dus wat aan kan doen, alleen meer situationeel bepaald dan systematisch.
Tot nu toe.
Dreigingsdriehoek
Want met de dreigingsdriehoek voeg ik een vorm van harde resilience toe aan het CAF. Het is een systematische manier om te kijken naar de fragiliteit en territory van je organisatie, waar je uiteindelijk je eigen triggerscenario’s in benoemt: ongewenste gebeurtenissen die mogelijk een triggerincident kunnen worden.
De drie kernelementen van de dreigingsdriehoek: dreigingen, kwetsbaarheid en weerbaarheid.
De kern wordt gevormd door drie elementen: dreiging, kwetsbaarheid en weerbaarheid. Niet toevallig onderwerpen die ook passen in het stramien van de Wet Weerbaarheid Kritieke Entiteiten, zoals waarschijnlijk in Q3 van 2025 wordt vastgesteld. Naar mijn bescheiden mening is de dreigingsdriehoek ook te gebruiken voor de vereisten uit die wet.
Goed.
We beginnen met dreigingen. Die komen voornamelijk van buiten, uit de territory. Dat kan van alles zijn: bijvoorbeeld sabotage, natuurrampen, stroomuitval en grote branden. Welke dreigingen relevant zijn is afhankelijk van je organisatie. Ik zal er straks nog een paar noemen, ter illustratie, maar dat lijstje is verre van volledig. Kennis van je eigen bedrijf en sector is dus essentieel.
Soms komen dreigingen ook van binnen, dan heet het insider threat. Als het niet gaat over rancune of wraak, dan is de insider threat vaak toch gestuurd vanuit de territory. Daarom zie ik het vooral als externe dreiging die als modus operandi van binnenuit de organisatie optreedt.
Kwetsbaarheid gaat over de fragiliteit van je organisatie. Het zijn de zwakke plekken in je bedrijf, soms omdat er achterstallig onderhoud is, je onvoldoende vakbekwaamheid in dienst hebt of slechte besluitvormingsstructuren hanteert. Maar het kan ook zijn dat je organisatie zo strak in zijn bedrijfsvoering zit dat alle redundantie is verdwenen en elke verstoring een groot effect heeft.
Of, ook niet ondenkbaar, dat je zo afhankelijk bent van anderen dat een storing bij hen het einde van jouw proces is.
Weerbaarheid tenslotte is de som van maatregelen die je neemt om de dreigingen en kwetsbaarheden te managen. Door ongewenste gebeurtenissen te voorkomen, te bestrijden en op te ruimen.
Als het goed is houden de dreigingen, kwetsbaarheden en weerbaarheid elkaar in evenwicht. Vaak afgezet tegen reguliere normeringen die volgen uit een risicomatrix. Daarmee zou de veiligheid, continuïteit en reputatie van je bedrijf voldoende geborgd moeten zijn, ondanks problemen als geelwassen en fundamental risk.
Onvree
Maar daar gaat het nu niet over.
De volgende stap van de dreigingsdriehoek is de toevoeging van triggerscenario’s en het weerbaarheidsprofiel.
Met de toenemende polarisatie in onze samenleving, de veranderingen in het klimaat en de geopolitieke ontwikkelingen komt het evenwicht in je dreigingsdriehoek onder druk te staan. Er zijn hybride dreigingen ontstaan die tornen aan de weerbaarheid van je organisatie. Extremer klimaat zorgt voor escalatiefactoren, waardoor je geïnventariseerde scenario’s erger uitpakken dan gedacht. En als het echt mis gaat komen we zelfs in een artikel 5 situatie terecht; onvree of zelfs oorlog.
Dan raakt je dreigingsdriehoek uit evenwicht. Net zoals in de reguliere CAF moeten de ontwikkelingen in de territory, fragiliteit en weerbaarheid elkaar in evenwicht houden om in control te blijven over je processen. Binnen die context is het steeds belangrijker om vast te stellen welke triggerscenario’s je bedrijf of organisatie plat kunnen leggen.
Ongeacht de kans. Het gaat puur om het effect.
Die triggerscenario’s moeten een passend weerbaarheidsprofiel hebben. Ze zijn maatgevend voor alle maatregelen die je neemt. Pas bij de keuze van de maatregelen komt de kans om de hoek kijken, in de afweging tussen kosten en effectiviteit. Want omdat je niet alles kunt oplossen moet je kijken hoe je de meeste hoeveelheid zinvolle veiligheid koopt.
Daarmee is de hele dreigingsdriehoek wel in beeld gebracht op hoofdlijnen. Ik zet nu nog één stapje verder, waarbij ik iets dieper inga op de systematiek achter dreiging, kwetsbaarheid en weerbaarheid.
Totaaloverzicht van de dreigingsdriehoek
Dreigingen
Om te beginnen met dreigingen.
Veel organisaties beschikken al over een regulier risk- & safetymanagement, sommigen zelfs ook nog over business continuity- en securitymanagement. Daar komen al heel veel dreigingen uit die je kunt toepassen in de dreigingsdriehoek. Kijk daarbij in eerste instantie vooral naar de effecten. De kans is pas iets wat je later toevoegt bij het zoeken naar een efficiënte benadering van dreiging, kwetsbaarheid en weerbaarheid.
Wat hier weerbaarheidsanalyse is genoemd, is losjes gebaseerd op de WWKE. Daarin moeten kritieke entiteiten kijken naar de factoren die de continuïteit van de bedrijfsvoering bedreigen, en wel zodanig dat de functionaliteit voor de samenleving niet meer beschikbaar is.
Als de boel plat gaat, dus.
Achter hybride dreiging zitten boeven. Types die het op jouw bedrijf gemunt hebben. Denk dan aan zaken als cyberattacks, sabotage, afdreiging, desinformatie, chantage, vernieling, spionage, bedreiging, smokkel, oplichterij en ondermijning, die passen bij een staat van onvree. In een verder geëscaleerde situatie zou het zelfs kunnen leiden tot aanslagen en terrorisme.
Dan kruip je al langzaam richting artikel 5, de activering van de NAVO in een oorlogssituatie. Afhankelijk van je bedrijf of organisatie is die dreiging al dan niet realistisch. Daar ga ik hier nu niet verder op in.
Evert Reydon en Louw de Jager (werkzaam voor de Inlichtingendienst Buitenland) waren in 1961 in de Sovjet-Unie gearresteerd op beschuldiging van spionage en veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Ze werden vervroegd vrijgelaten en arriveerden uiteindelijk op 4 december 1963 op Schiphol. Foto ANP
De WWKE vraagt ook om te kijken naar de effecten van klimaat- en natuurrampen. Dan kom je al gauw bij extreem weer, overstromingen of juist veel droogte. Deze categorie kent een aantal dreigingen die op zichzelf staan, zoals overstromingen, windhozen en aardbevingen.
Maar sommige aspecten zijn vooral escalatiefactoren. Ze verergeren ‘normale’ disrupties, zoals bijvoorbeeld extreme hitte of kou tijdens vervoersstoringen.
Kwetsbaarheden
Dreigingen werken vervolgens in op kwetsbaarheden in en rondom je organisatie. Ik heb kwetsbaarheden onderverdeeld in vijf generieke categorieën:
Primair proces; de stappen in je productieproces
Ondersteunende processen; dat wat je nodig hebt om de primaire processen te laten functioneren. Denk aan nutsvoorzieningen zoals stroom, drinkwater en telecom. Heel vaak vinden we die zo vanzelfsprekend dat we er niet eens meer bij stil staan dat het uit kan vallen.
Kritieke derden en co-makers; dat zijn alle andere zelfstandige partijen die in jouw proces een vitale rol spelen.
Supply chain gaat over de kwetsbaarheden in alle toeleveranciers en contractors die je inhuurt. Welke daarvan zijn essentieel om je bedrijfsvoering overeind te houden en welke vormen mogelijk zelfs een dreiging bij wijze van spionage en insider threat?
Tot slot de kwetsbaarheden uit andere sectoren, zoals energiebedrijven.
Waar kun je bij kwetsbaarheden onder andere aan denken?
Achterstallig onderhoud
Gedateerde technologie
Onvoldoende gekwalificeerd personeel
JIT (Just In Time) productie
Halffabricaten uit veel verschillende landen
Beperkte noodstroomvoorzieningen
Data in beheer bij derden
Ligging onder in een dal of vlak naast een grote rivier
Gevaarlijke buren, bijvoorbeeld waar dangerous goods worden gebruikt of opgeslagen
Grote afhankelijkheid van brandstoffen
Weerbaarheid
Weerbaarheid is de manier waarop je de combinatie van dreigingen en kwetsbaarheid beheersbaar maakt. Ik hanteer daarbij een denkmodel met vier categorieën van lines of defense. Elke categorie kent zijn eigen bijdrage en meerwaarde in het gehele systeem. De totale weerbaarheid wordt uiteindelijk bepaald door de som van de maatregelen die je neemt om de dreigingen en kwetsbaarheden te managen.
Verhoging dijk bij Rilland Bath op 22 februari 1953. Actieve respons op de Watersnoodramp.
Omdat achter de verschillende typen dreiging een boef kan zitten moet je er rekening mee houden dat een aanval kan bestaan uit het slopen van de weerbaarheid, net zo lang tot je maatregelen falen.
Anders gezegd: behalve bij voorkomen & vermijden verhoogt elk beroep op een line of defense de fragiliteit van je organisatie. Bijvoorbeeld als een stroomstoring leidt tot het aanspreken van je noodstroom is er (mogelijk) geen line of defense meer over als de noodstroom uitvalt of wordt gesaboteerd.
Dit zijn de vier categorieën:
Voorkomen & vermijden; daarmee wil je dat het risico zich niet voor kan doen. Iets wat in de arbostrategie bronbestrijding wordt genoemd. Als je wilt voorkomen dat mensen vallen, laat ze dan niet op hoogte werken. Denk in het kader van dit blog bijvoorbeeld aan opslag van data in eigen beheer in plaats van in the cloud, ga niet in een dal of uiterwaard bouwen, gebruik geen gevaarlijke stoffen, compartimenteer ruimtes en luchtbehandeling, enzovoorts.
Passieve respons richt zich op het aanbrengen van redundantie (in tijd en ruimte) en multifunctionaliteit. Leg systemen dubbel aan, leidt mensen voor meerdere taken op, regel noodstroom en uitwijkposities. Compartimentering is ook een passieve respons, net als afstand en afscherming. Passieve respons reageert automatisch en wordt direct toegepast als het nodig is.
Actieve respons is je calamiteitenorganisatie. Monteurs, BHV’ers, crisisteams, alles wat je nodig hebt om een bijdrage te leveren aan de incidentbeheersing. Dat is natuurlijk sterk afhankelijk van je totale risicoprofiel. Maar ook van de tijd dat je operationeel wilt blijven. In het stuk over fragiliteit heb ik dat adaptatie genoemd: de manier waarop de organisatie zich aan kan passen aan veranderende omstandigheden. Belangrijke vragen bij actieve respons liggen rondom paraatheid en opschaling. Wat is de startresponse in opkomsttijd en sterkte? En wat kan ik er nog bij organiseren met een opschaling? De ultieme actieve respons is trouwens sluiting: hoe ga je dicht, wie besluit dat en wat ga je daarna doen?
Dat is tevens het bruggetje naar recovery. Recovery wordt nog te weinig gezien als een waardevolle weerbaarheidsstrategie. Hoe overkom je de schade, hoe snel kun je weer produceren en wat heb ik daar voor nodig; dat is de centrale vraag. Wil je zelf kritieke assets op voorraad, of heb je een waakvlamovereenkomst? Kun je zelf repareren, of doet je maincontractor dat?
Als het gaat om weerbaarheid zeg ik vaak dat je eigenlijk een vergiet probeert te beveiligen. Je doet je best om alle gaatjes af te dichten, maar om te voorkomen dat de boel overloopt kun je niet alles afsluiten. Die gaten moeten dus optimaal gemonitord worden.
Dat is de vijfde line of defense: (shared) situational awareness. Op elk moment moet er een adequaat beeld van de situatie bestaan, zodat je weet dat je in control bent.
Meldkamer politie Amsterdam in 1951. Toen was shared situational awareness nog heel wat anders
Daarvoor heb je zaken nodig als een centrale meldkamer, camerabewaking, misschien aangevuld met infrarood of geluiddetectors. Je moet surveilleren, misschien zelfs wel playbook scenario’s aflopen. En je moet testen, redteamen en je systeem op de proef stellen. Werkt het zoals je wilt?
Triggerscenario’s
Het beschrijven van triggerscenario’s is de laatste stap in de analyse met de dreigingsdriehoek. Welke scenario’s leggen de boel plat? Wat zijn daarin de (single) points of failure? Hoe kunnen we dat voorkomen? Hoe robuust is het weerbaarheidsprofiel; kan het tegen een stootje of gaat het gelijk down?
Voor de meeste organisaties zal de uitval van stroom een triggerscenario zijn. Zeker als de storing meerdere uren tot misschien nog wel dagen aanhoudt. Om maar niet te spreken over weken.
En vergeet daarbij de Regel van Hermans niet: ook wat niet fout kan gaan, zal uiteindelijk fout gaan.
Verdeel het scenario zo nodig onder in subscenario’s, gebaseerd op de meest waarschijnlijke storingsoorzaken. Bijvoorbeeld een externe storing bij je leverancier, sabotage aan kabels, uitval eigen transformators, noem maar op. Beschrijf je beheersmaatregelen, test ze en bepaal of het totaal van dreigingen, kwetsbaarheden en weerbaarheid genoeg is op je triggerscenario.
In staat van onvree is een wandergids over oorlog. Niet zozeer klassieke oorlog als wel de hybride variant op de dunne grens met crisis. Eigenlijk die waar we nu middenin zitten. Een rondleiding door een serie blogs waarin antinaïviteit een belangrijke rol speelt.
“Wherever there is a human being, there is an opportunity for crisis.” Seneca
Een van de boeken waarvan bij mij achteraf meer is blijven hangen dan ik vooraf had gedacht is The age of unpeace van Mark Leonard. Vooral door dat concept van unpeace, dat zich overigens niet lekker laat vertalen met het Nederlandse onvrede. Dat voelt toch als een andere betekenis.
Ik spendeerde er daarom wat online zoektijd aan en kwam via het Engelse unfrith, wat ook unpeace betekent en voornamelijk in de Middeleeuwen werd gebruikt, bij onvree uit.
In staat van onvree.
Dat is beter.
Oorlog
En gelijk een mooie brug naar deze wandergids over oorlog.
In die blogs ging het nog voornamelijk over klassieke oorlog, niet over onvree. Dat veranderde in 2021. In overeenkomsten tussen een oude oorlog en een nieuwe pandemie vroeg ik me voor het eerst af of we oorlog niet moesten gaan zien als een crisis van de toekomst. Daarover schreef ik op 4 november 2021 onder meer het volgende:
“ Deze week hoorde ik namelijk ook een podcast over de crises van de toekomst. Veel over klimaat en cyber, allerlei tips over flexibele systemen en vertrouwen op experts. Ik hoorde niemand over oorlog, niemand over onderschatting en amateurisme. Want wat als de laatste oorlog in Europa nog niet achter ons ligt? Is dat niet de ultieme crisis waar we ons op dienen voor te bereiden?
Sommige crises zijn van alle tijden, maar slaan af en toe een tijdje over en dan lijkt het net of het voorbij is. Dat wij in Europa toevallig sinds 1945 van oorlog verstoken zijn gebleven zegt helemaal niets over de jaren die nog gaan komen. Misschien dat voor de inventarisatie en evaluatie van sommige crisistypen literatuur daarom meer achtergrond biedt dan alle theorieën van experts bij elkaar. Dus leest, crisismanagers! Alsof je leven er van afhangt.”
Intussen zijn we ruim vier jaar verder en moeten we concluderen dat oorlog niet meer een crisis van de toekomst is, maar eentje van nu.
Dat is gelijk ook de eerste conclusie die ik trok na het herlezen van de blogs uit deze wandergids: het onderscheid tussen crisis en oorlog is heel dun en nauwelijks te zien, als ie er al is.
Dat is dus onvree.
Tekening van Wendy Kiel over het congres Veerkracht van Nederland waar ik ook David Betz uit citeer.
Mogelijk zelfs culminerend in een burgeroorlog, citeerde ik in dit blog hoogleraar conflictstudies David Betz.
Zou iemand zich daar al op het voorbereiden zijn? Is die crisis al ergens op het netvlies?
Crisis Awareness
Daarop besloot ik met het Crisis Awareness Framework een analyse te maken over al die blogs die je onderaan dit verhaal bij Bloglist ziet. Ik maakte er dit rijtje conclusies van:
1. Onvree en crisis
De belangrijkste conclusie heb ik al genoemd: er is geen of slechts een ragfijn scheidinkje tussen crisis en unpeace, onvree. Omdat je als crisismanager er altijd vanuit moet gaan dat het erger wordt, is één van de volgende stappen mogelijk een burgeroorlog of zelfs een echte oorlog. Al weet niemand hoe die er uit gaat zien. Want het is altijd crisis, alleen niet altijd evenveel.
Hetgeen in de praktijk betekent: in je risicoanalyses moet oorlog en onvree je primaire referentiekader worden. Niet alleen geld, veiligheid en reputatie.
2. Complexiteit
Een tweede belangrijk punt is de scope van je analyse, het betrekkingsniveau. Afhankelijk van wat je precies beschouwt, lopen territory en fragiliteit op een complexe manier in elkaar over.
Als je alleen naar de fragiliteit van Nederland kijkt, zijn de EU, NAVO en de rest van de wereld je territory. Maar als je kijkt naar de fragiliteit van de EU of de NAVO, verandert de territory en daarmee ook de fragiliteit.
Fragiliteit en territory zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen derhalve een multipliciteit. Accepteer die complexiteit en versimpel het niet door een te makkelijk waardeoordeel.
Hetzelfde domme beleid leidt ook tot blindzicht en een fundamental surprise, waardoor het neerschieten van de MH17 niet als oorlogsdaad is aangemerkt.
3. Naïviteit
Een van de grootste risico’s voor de rechtsstaat (en daarmee het draagvlak om moeilijke besluiten te nemen) is naïviteit. Het geloof dat democratische structuren vanzelf behouden blijven en dat checks and balances altijd werken, is een gevaarlijke illusie.
Dit zien we terug in gevallen waarin:
Men zich onvoldoende beseft wat het verschil is tussen een foutdenker en een conflictdenker en meent er met rationele argumenten uit te zullen komen.
Zelfredzaamheid faalt, omdat mensen aannemen dat systemen uit zichzelf blijven functioneren zonder actieve betrokkenheid.
Desinformatie zich verspreidt, omdat burgers te veel vertrouwen op de intenties van media en politieke actoren. Zie bijvoorbeeld het blog Spoken, waarin meerdere voorbeelden staan hoe de Amerikanen zich met foute informatie een oorlog inrommelden.
Mensen denken dat de waard is zoals zijn gasten en veronderstellen dat de ander hetzelfde Westers waardepatroon heeft als zij.
4. Antinaïviteit
Het toverwoord is hier dus antinaïviteit. We moeten antinaïef worden.
Geloof niet dat de meeste mensen deugen, zorg voor opties (veel plannen B t/m Z). Wees intolerant voor de intoleranten. Houd altijd de Regel van Hermans in je achterhoofd: ook wat niet mis kan gaan, zal mis gaan. En verstevig de rechtsstaat tegen misbruik: Wat als de president zijn verstand verliest.
Want het is ook altijd onvree, alleen niet steeds even veel.
Daar moet het (politiek) systeem dus wel tegen kunnen. Voer een stresstest uit, maak kritieke systemen redundant en zie crisis en onvree niet als uitzondering, maar als inherent onderdeel van onze werkelijkheid.
5. Vijand
Een belangrijk ander punt leerde ik van Gijs Tuinman en beschreef ik in Externe crisis als strijd. Het is de vijand (of de boef) die bepaalt of de oorlog dan wel onvree is afgelopen. Daar kun je dan tevens uit afleiden dat het ook de vijand is die jou als opponent uitkiest. Zelfs als je niet op strijd of ruzie uit bent.
Je moet je dus altijd blijven voorbereiden op oorlog of onvree. Door je defensie zichtbaar en onzichtbaar op orde te hebben met een offensieve capability.
Symbolische ontwikkeling van een crisis. In het eerste plaatje koppelt zich een vijand aan de territory van jouw systeem. In het tweede plaatje ontstaan er schurende verbindingen en strakke koppelingen. In het laatste plaatje kantelt de territory en is het systeem in crisis. In deze longread over het Crisis Awareness Framewerk vind je de complete uitleg.
6. Triggerincidenten
Wat een rondgang door de blogs ook laat zien is dat er in verregaande staat van onvree altijd een triggerincident is die de vlam in de pan laat slaan.
Kijk maar naar de brand in de Rijksdag. Kennelijk hadden ze zo’n incident nodig om de boel op scherp te zetten. In het blog Spoken worden staaltjes van Amerikaanse oorlogsspinnerij beschreven: allemaal triggerincidenten.
De MH17 is wat dat betreft een bijzondere vorm van een triggerincident geweest. Een test om te kijken hoever je kan gaan nadat je een landsdeel van de buren in bezit had genomen.
Daarbij hoort ook het gebruik van ‘plausible deniability’, de ontkenning van landen over hun betrokkenheid bij bepaalde acties, ondanks duidelijke aanwijzingen van het tegendeel.
Conclusie
Het concept ‘onvree’ verwijst naar een situatie waarin de afwezigheid van openlijke oorlog niet gelijkstaat aan vrede. In plaats daarvan bestaat er een voortdurende staat van spanning en conflict, vaak gekenmerkt door subtiele en indirecte vormen van agressie, zoals desinformatiecampagnes om sociale onrust te zaaien en politieke verdeeldheid te vergroten.
Maar mogelijk ook door sancties, sabotage en spionage.
In een staat van onvree is antinaïviteit essentieel. Dit betekent het ontwikkelen van een kritische en waakzame houding ten opzichte van informatie en gebeurtenissen, maar ook het erkennen van de complexiteit van crises en het vermijden van simplistische verklaringen.
Dit alles verandert overduidelijk het werk van de crisismanager. Werk aan de winkel, dus. Binnenkort meer blogs over onvree en hybride dreigingen.
Bloglist
Wandergidsen zijn bedoeld om in de veelheid aan blogs op Rizoomes wat hulpstructuren aan te bieden en een rode draad te weven uit losse verhalen.
Voor deze zesde wandergids maakte ik gebruik van onderstaande bloglist, onderverdeeld naar vier elementen van het Crisis Awareness Framewerk. De eerste zes zijn gekoppeld aan triggerincidenten, de volgende zes aan territory en fragiliteit en de laatste drie aan herdenken, bij wijze van Museum of Accidents.
Op 18 april 1929 brandde het Paleis van Volksvlijt bijna volledig af. Ik heb het gebouw dus nooit in het echt gezien, toch kreeg ik er een soort van heimwee naar. Een heimwee die zich bij nadere beschouwing met mij mee ontwikkelde; hij veranderde zoals ik veranderde. Al had ik dat al die tijd niet door. Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.
Toen ik net voor Brandweer Amsterdam was gaan werken in 1993, woonde ik vlakbij de Nieuwe Amstelbrug, in het verlengde van de Ceintuurbaan. Van daaruit is het een kleine 20 minuten lopen naar Get Records in de Utrechtse Straat, een wandeling die ik vrijwel elke vrijdagmiddag maakte tussen 1993 en 1998. Om nieuwe CD’s te scoren.
U ziet, dat motto crisis, muziek en wandelen van Rizoomes komt niet helemaal uit de lucht vallen.
Luchtfoto van het Paleis van Volksvlijt, 1922. Foto van KLM Aerocarto, ANP.
Frederiksvacuüm
Vlak na het Amstelhotel stak ik over, gelijk links om daarna rechts aanhoudend met de weg mee langs het Frederiksplein te lopen. Dat plein trof me vanaf het begin als een nogal non-descripte plek waar eigenlijk niemand hoefde te zijn. Iedereen ging er alleen maar overheen.
Alsof er een gat in de stad zat, een leegte.
Het Frederiksvacuüm.
En dat klopt.
Op die leegte had namelijk ooit het Paleis van Volksvlijt gestaan, ontdekte ik later. Een imposant gebouw, opgetrokken uit staal en glas, dat symbool stond voor vooruitgang en gemeenschapszin. Een tentoonstellingsplek voor de Nederlandse industrie, gemodelleerd naar het Crystal Palace, dat ook dienst kon doen als bibliotheek, theater en ontmoetingsplek voor de Amsterdammers.
Het zou de spil vormen van een nieuwe wijk, schrijft Gabri van Tussenbroek in IJzeren Ambitie. Daarvoor moest het Bolwerk aan het eind van de Utrechtsestraat gesloopt worden en de kazernes op de vlakte erachter worden verplaatst. De ambities waren dus groot. Hij citeert uit de statuten van het Paleis van Volksvlijt, 1856:
“Zelden, ja slechts eenmalig welligt, komt de gelegenheid om zulk een monument op te richten. Eeuwen lang kan het aldus den maatstaf blijven, waarnaar tijdgenoot en nageslacht, landgenoot en vreemdeling zal beoordeelen, wat Nederland, – in het voor industrie schoonste tijdvak, dat er ooit is geweest, en welligt ooit weer komen zal, – gevoelde, dacht en deed. Niets maf daarom worden verzuimd, om het den stempel te geven, waaruit de geest en de kracht der natie gunstig worden gekend.”
Mijn ene ansichtkaart van het Paleis van twee kanten. Hoe zo’n kaartje toch hele verhalen kan vertellen door wat er ook niet staat.
Kom daar nog maar eens om tegenwoordig. Op 16 augustus 1864, 3 jaar later dan gepland, was het eindelijk zo ver: het Paleis van Volksvlijt werd geopend en kon feestelijk in gebruik worden genomen. De hele ontstaansgeschiedenis lees je terug in IJzeren Ambitie, met een hoofdrol voor Samuel Sarphati. Een waarlijk groot Amsterdammer.
Brand
Het zal niet lang na de opstart van mijn vrijdagritueel zijn geweest dat ik bij een tweedehands boekenzaakje ‘Het paleis in de verbeelding’ kocht. Een fotoboek met een inleiding door Rudy Kousbroek, die mijn verlangen en heimwee naar het Paleis alleen maar verder aanwakkerde.
Niet alleen door de foto’s van een caféterras in de paleistuin, die de indruk wekken dat het in elke grote Europese stad had kunnen liggen. Het was een gebouw waar de mensen plezier in hebben, schreef Kousbroek.
“Een gebouw met een grootsteedse bravoure en een joie de vivre die ook spreken uit de tuinen en fonteinen er omheen. Het Frederiksplein had iets vrolijks en een allure die het nu niet meer heeft.”
Nee, ook door de foto’s van de brand zelf. Het Paleis brandde net zo majestueus af als zij er had gestaan. Als beginnend brandweerofficier leek mij dit een klus die ‘welligt slechts eenmalig voorkomt’ en waar je dan het liefst bij zou zijn. Een brand waar je stiekem op hoopt, maar wat je niet zo hard roept teneinde niemand voor het hoofd te stoten.
Je wil immers ook niet als aasgier aangemerkt worden.
Een afdruk van mijn enige rampsichtkaart van het Paleis van Volksvlijt.
Michel Montaigne onderkende deze dubbelheid al in zijn Essays in 1580. Hoofdstuk 1.22 is getiteld ‘De een zijn brood is de ander zijn dood.’ Daar schrijft hij:
“Iedereen die bij zichzelf te rade gaat zal ontdekken dat onze diepste verlangens grotendeels ontstaan en gevoed worden op kosten van anderen. (…) Geen arts kan zich verheugen over de gezondheid van anderen en een architect zal alleen goede zaken doen als er huizen instorten.”
Precies zo is geen brandweermens tevreden zonder ongevallen en incidenten. Waarbij, zeker als jonge ambitieuze officier, het eigenlijk niet groot genoeg kan zijn, die brand. Ik was dan ook licht teleurgesteld door het korte verslag van de Paleisbrand in het 75 jarig jubileumboek van brandweer Amsterdam.
Kort verslag van de brand in het Paleis van Volksvlijt uit het 75 jarig jubileumboek. Als je op de foto klikt wordt ie groter.
Gordijn
Via Gerard Koppers, de onvolprezen chroniqueur van de Nederlandse brandweer, wist ik een verslagje te krijgen die door de toenmalige commandant Gordijn was verstuurd aan het brandweerblad Vuur & Water.
“Om 2.48 kwamen er diverse meldingen binnen bij de Alarmcentrale van de brandweer,” schrijft Gordijn. De eerste uitruk betrof 5 motorspuiten, 3 mechanische ladders, 1 slangenwagen, 2 koolzuurspuiten en de Jan van der Heijde, de Amsterdamse blusboot met het eeuwige leven.
Een binnenaanval werd snel gestaakt, omdat binnen in het gebouw stalen kolommen en balkons onvoorspelbaar begonnen om te vallen. Bovendien zorgde het gebroken glas voor een sterke zuiging, “die het vuur met groote snelheid door die ruimten voortplantte. Gewerkt werd met 29 stralen” en 74 brandweermensen. Daarnaast werden er 47 ‘vrijwillig’ opgeroepen.
Inzet van alle stralen uit het verslag van Gordijn. Door de oogharen zag ik Phoenix, de vuurvogel, opstijgen. Zal hij ooit nog ergens landen?
Overigens was het Paleis altijd al een tochtgat geweest, zo lees ik overal. Juist die tocht zal de ontwikkeling van een brand onvoorspelbaarder en explosiever maken.
“Ten ongeveer 3.30 v.m. stortte met donderend geweld de koepel in, het vuur woedde niettemin met onverminderde kracht voort en de sterke zuiging deed groote massa’s vliegvuur de lucht ingaan, welke tot ver over de stad in Noordoostelijke richting werden gedreven en de kans op uitbreiding van den brand alles behalve denkbeeldig deed worden.”
En dan was er door het ruimschoots aanwezige koper ook nog sprake van groene vlammen. Wie had daar nou niet bij willen zijn?
Foto van het afgebrande Paleis, april 1929. Gemaakt door KLM Aerocarto, van de website van ANP.
Ambitie
Willem Frederik Hermans in ieder geval wel. In IJzeren ambitie wordt beschreven dat de dan zevenjarige jongen met zijn grootmoeder in de tram langs het afgebrande paleis rijdt, waarop hij uitroept: “Zoiets heb ik van mijn leven nog nooit gezien.” Tot grote hilariteit van de andere tramreizigers.
Naarmate ik langer in Amsterdam woonde begon ik mij steeds meer te identificeren met de stad. En vond ik dat er meer ruimte zou moeten komen voor beeldbepalende gebouwen. Amsterdam moest vooraan lopen in de vaart der volkeren, iets wat ik impliciet ook van mezelf vond. Het is niet goed op je lauweren te rusten, je moet proberen het beste uit jezelf te halen.
Aan de slag.
Op vergelijkbare wijze ontwikkelde zich de de heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Hoezo zouden we berusten in deze situatie? Werd het geen tijd voor een herbouw van het Paleis, zoals onder andere Wim T. Schippers bepleitte met zijn Stichting tot herbouw en exploitatie van het Paleis voor Volksvlijt?
Zo nu en dan sloeg de heimwee om in een lichte hoop, als er in een krant weer een artikel was verschenen over een mogelijk nieuw Paleis. Was het niet op de plek van de Nederlandse Bank aan het Frederiksplein, dan wel in Zuid Oost of op de kop van het Java-eiland.
Ook toen ik al lang en breed vertrokken was naar Schiphol bleef het gevoel naar het Paleis bestaan. Het kon mij dan ook zeer bekoren dat er in één van de lounges in de Terminal een replica van het Paleis werd gebouwd, die overigens al weer afgeschreven is en verwijderd. Maar dat deed aan het gevoel niets af, zo meende ik.
Heimwee is immers niet tijdgebonden.
Accidentology
Toen ik in 2015 met het Museum of Accidents begon stond de brand in het Paleis van Volksvlijt ook hoog op het lijstje; die moest er in.
De enige vraag was: waarmee?
Wat kon ik aan al die verhalen die er al geschreven waren nog toevoegen? Was er nog wel iets nieuws te vertellen?
Dit zijn vier pagina’s uit een tijdschrift die De Stad Amsterdam heette. Op de dag na de brand kwamen ze met deze uitgave. Onbekend waar de foto’s vandaan komen. Als je ze opent in een ander tabblad is het net leesbaar. Ik vond het tijdsbeeld te mooi om niet in dit blog op te nemen.
Ik zou iets kunnen schrijven over de mythe van onaantastbaarheid, de gedachte dat elke ramp aan je creatie voorbij zou gaan, als druppels water die langs een verenkleed omlaag glijden. Zoals de Titanic en de Hindenburg onkwetsbaar hadden moeten zijn.
Maar dankzij de accidentology van Paul Virilio weten we dat in elk voorwerp de destructie reeds is gebouwd, als een verstopte ramp die wacht op zijn moment. Dat is de Regel van Hermans in andere woorden: ook datgene wat niet mis kan gaan, zal uiteindelijk mis gaan. Of zoals Gordijn zijn brandverslag droogjes afsluit:
“De constructie van het gebouw bestond in hoofdzaak uit metaal en glas, twee materialen, die hoewel onbrandbaar, geen weerstand tegen brand bieden.”
Daarmee was over onaantastbaarheid wel alles gezegd.
Dus schoof het Paleis elk jaar weer vooruit op het lijstje, totdat ik dit jaar bedacht het gewoon te hebben over het Paleis als object van heimwee. Niet rechtstreeks over het gebouw zelf schrijven, maar over de gevoelens die het oproept.
Psychogeografie benadrukt dat plaatsen niet slechts fysieke locaties zijn, plekken met dingen. Nee, ze dragen verhalen, cultuur en persoonlijke ervaringen met zich mee. Het Paleis van Volksvlijt is daarom meer dan een gebouw. Het is een spiegel van de dromen en ambities van een generatie, verlangens die vernietigd werden toen het Paleis was ingestort.
Reconstructie van het Paleis van Volksvlijt op het Frederiksplein. Gemaakt door Erik Klein Wolterik, verkregen via Zef Hemel.
Resulterend in heimwee, een collectieve herinnering die zijn eigen gang gaat en bij elke reproductie verder af komt te staan van hoe het Paleis ooit echt was.
Daarnaast brengt de vernietiging door vuur, zeker bij een gebouw dat als onbrandbaar werd beschouwd, een interessante boodschap met zich mee. Het benadrukt de vergankelijkheid van zelfs de meest ambitieuze creaties en symboliseert de limieten van menselijke controle. Het is deze fragiliteit die het verhaal van het Paleis van Volksvlijt mede zijn unieke betekenis geeft.
Een herbouw, hoe goed lijkend op het origineel ook, kan deze symboliek nooit volledig reproduceren. Het is namelijk niet alleen de fysieke plek die betekenisvol is, maar ook het verhaal dat eraan verbonden is. Het “nieuwe” Paleis zou onvermijdelijk een ander verhaal vertellen. Een verhaal van reconstructie, eerder dan dat van herinnering.
Hermans
Daarmee onderscheidt herbouw zich van herstel; als de vorm en naam van het origineel hetzelfde blijven, zei Barthes, dan is het nog steeds hetzelfde object. Zoals bij de brand en reconstructie van de Notre Dame. Maar een herbouwd object is een ander object, en het is de vraag of die de heimwee kan vervangen.
Twee keer kunst over het oude Paleis. In het Sarphatipark staat dit beeld (links) als eerbetoon aan Sarphati, de motor achter de bouw van het Paleis. En rechts een ijssculptuur van Art Below Zero. Beide foto”s zijn gemaakt door Reina Koppers, de vrouw van Gerard.
Want de Regel van Hermans gaat niet alleen op voor gebouwen en creaties, zo leerde ik hardhandig, hij geldt ook voor menselijke relaties, gevoelens en aannames. Ook datgene waarvan je dacht dat het onvoorwaardelijk was, dat het niet mis kon gaan, blijkt mis te kunnen gaan.
Het is daarom beter om de herinnering te laten waar hij is en de heimwee te koesteren als een eigen waarde. Streef vooral naar nieuwe ambities die passen bij de situatie zoals ie is, niet zoals ie was. Loop het pad voorwaarts, maar vergeet tegelijkertijd niet waar het vandaan kwam.
Lees je heimwee naar het Paleis daarom niet als doel om iets te repareren, maar als spiegel van je eigen ziel. Je kijkt naar jezelf. Het is een beetje een omweg om het via een gebouw te doen, maar als je eenmaal doorhebt hoe het werkt zul je versteld staan van wat je uit gevoelens voor een gebouw of ramp over jezelf kunt leren.
Zeg me welk gebouw u mist, welke ramp u raakte, en ik vertel u wie u bent.
Dat leerde ik van het Paleis van Volksvlijt.
En daarom staat ie in het Museum Of Accidents.
Boeken
Drie boeken heb ik, over het Paleis van Volksvlijt. Geen eentje is meer nieuw te verkrijgen. Bij boekwinkeltjes.nl zag ik dat van alle drie er nog enkele exemplaren beschikbaar zijn.
Voor dit blog gebruikte ik vooral de twee van de linkerfoto. Het rechterboek, van Emile Wennekes, staat in de kast naast de andere twee. Grotendeels ongelezen, de bibliofiel heeft boeken immers ook als ruggengraat voor zijn antibibliotheek. Het boek van Wennekes is een promotieonderzoek naar de tentoonstellingen en theaterproducties uit het Paleis van Volksvlijt. Niet om te lezen, maar om in te dwalen, zo stelde ik vast.
De andere twee boeken zijn van groot belang voor hen met heimwee naar het Paleis van Volksvlijt. Het meest onderbewuste boek is dat van Kousbroek, het Paleis in de verbeelding. Veel foto’s, waardoor je mee wordt gesleurd in het verleden. Zo nu en dan pak ik het weer, wegvloeiend in de foto’s en maak me plaatsvervangend druk over hoe dat allemaal gegaan is op het Frederiksplein.
Van dit soort boeken zijn er veel te weinig.
Gabri van Tussenbroek, hoogleraar Stedelijke identiteit en monumenten aan de Uva, schreef daarentegen een heel rationeel boek over het Paleis en het tijdsgewricht waarin het zich afspeelde. Met veel informatie en duiding en ook zo lekker leesbaar. Een heel fijn boek om te hebben en die van mij heeft ook nog eens een handtekening.
En ja, ze blijven dus alledrie als de boekenkasten vol zijn. Dit keer sneuvelt het Paleis van Volksvlijt niet.
Met dank aan Reina en Gerard Koppers voor hun input en materiaal
Op 19 april 2025 is het 30 jaar Motorkade; dertig jaar geleden dat Rob, Bert en Joan omkwamen tijdens de bestrijding van een grote brand. Ter herdenking daarvan organiseerde Brandweer Amsterdam een bijeenkomst voor familie en andere betrokkenen, waar ik deze tekst uitsprak.
Goedemorgen allemaal, fijn dat er vandaag zo veel mensen bij elkaar zijn gekomen voor deze herdenking. In het bijzonder de familie van Rob, Bert en Joan natuurlijk. Ik zie jullie hier zitten en dan dwalen mijn gedachten gelijk af naar de vorige keer dat wij elkaar troffen.
Dertig jaar geleden stond ik ook voor jullie. In uniform. Op de begrafenis.
Ik had nog zo’n grote witte helm, een bruine snor en het haar grijsde nog lang niet. Joop Vlietman was er toen ook nog, mijn steun en toeverlaat. Ook hem mis ik.
En heel veel zenuwen, die had ik ook. Net als nu. Naast mij stonden collega’s, ook in uniform. Wij vormden de erewacht, om ons respect te tonen. Voor onze kameraden.
Drie keer deden we dat, in verschillende teams met verschillende collega’s. Iedereen wilde op zijn manier een steentje bijdragen aan de laatste eer.
Want wij waren van de brandweer. Wij zijn van de brandweer. Altijd. Ook als je er weg bent. Een rood hart is voor eeuwig.
Er zijn mensen voor wie de brandweer alles is. Het is hun leven, hun passie. Ze werken er met hun vrienden. En het werk geeft je betekenis. Je helpt anderen in nood.
Het doet er toe, wat je doet. Je maakt het verschil.
De nood van velen weegt zwaarder dan de nood van weinig.
Dat is de instelling van de brandweermens. Met weinigen velen helpen. En daar zijn we trots op.
Het monument op kazerne IJsbrand.
De scheur die verbindt
Maar helaas zijn er ook mensen die bij de brandweer hun leven verliezen. Voor drie van hen zijn we daarom nu bij elkaar; om Rob, Bert en Joan te gedenken.
Wiens leven de brandweer was, en wiens leven de brandweer nam.
Veel van ons die er vandaag zijn, waren er die avond ook bij. Het was voor een ieder een levensveranderende gebeurtenis. Er is een leven voor 19 april 1995 en er is een leven na 19 april 1995. Daartussen zit een scheur, een gat.
Ik heb me de afgelopen 30 jaar vaak afgevraagd hoe het leven eruit had gezien als dit niet was gebeurd. Het antwoord daarop is: ik weet het niet.
Wat ik wel weet: het is een scheur die op zijn manier ergens ook verbindt. Na de Motorkade raakte ik betrokken bij vergelijkbare ongevallen in Harderwijk, Haarlem,Enschede en De Punt.
Die situaties waren anders, maar toch ook hetzelfde. Ze zijn met zijn vijven één. Het was het gevolg van hoe de brandweer werkte destijds, met een manier van inzetten die niet goed meer paste bij hoe de risico’s zich hadden ontwikkeld. Daar is van geleerd, goed geleerd.
In de afgelopen 30 jaar is er bij Brandweer Amsterdam geen dodelijk ongeval tijdens repressie meer geweest, waar er voor de Motorkade een gemiddelde was van één in de vier jaar.
Hun offer is niet voor niets geweest. Deze drie, deze weinigen, hebben de risico’s voor velen helpen verminderen. Ook weer zo’n dubbelheid.
Overal aanwezig
Toen Jan Heukelom mij belde, en later Hanneke Horrevorts, of ik iets wilde zeggen bij de herdenking van 30 jaar Motorkade, zei ik dan ook gelijk ‘ja’.
Want we moeten verbinden. Zoeken naar wat ons bindt, niet wat ons verdeelt.
Nadat ik de telefoon had neergelegd vroeg ik me wel af wat ik me nu weer op de hals had gehaald. Wat had ik na 30 jaar nog toe te voegen aan het verhaal van de Motorkade?
Maar een ander antwoord had niet gekund.
Want de Motorkade is na 30 jaar nog steeds overal aanwezig. Niet dagelijks, niet eens wekelijks of maandelijks.
Het zijn onregelmatige momenten, onverwacht soms, dat ik er opeens weer aan moet denken. Niet persé op een droevige manier, dat is slechts een klein deel ervan. Maar hij is nooit weg gegaan, de Motorkade.
Het is een heel web van indrukken, gevoelens en impressies geworden.
Over risico en gevaar;
Kameraadschap;
Over verlies;
En over verantwoordelijkheid nemen en er voor anderen zijn. Dat is misschien wel het meest belangrijk, zo treffend uitgedrukt door Spock.
Ik ga niet gebukt onder de Motorkade, maar het heeft me wel gevormd.
Het is onderdeel geworden van hoe ik denk, wat ik belangrijk vind. Daarom ben ik ook zo lang bezig geweest met veiligheid bij repressie.
Omdat er altijd die ene vraag was: hoe is het zover gekomen?
Na al die jaren dat ik daar over dacht, zijn er volgens mij maar drie antwoorden: het was God, het was het lot of ik weet het niet. Iedereen mag daarin zijn eigen keus maken. Op dit moment houd ik het zelf bij de laatste optie.
Ik weet het niet.
Maar dat sluit de andere twee niet uit.
Dat niet-weten is door de Motorkade een belangrijk uitgangspunt in mijn denken geworden. Er zijn vragen waarop geen antwoord is te geven. Dat is het raadsel van het leven.
Het maakt je bewust van dat wat je beïnvloeden kunt en wat niet. En dat is niet zo veel, waar je echt invloed op hebt. De rest moet je leren te accepteren.
Maar in alles wat je wel beïnvloeden kunt, moet je altijd streven naar het goede voor velen. Dat is voor mij persoonlijk de opdracht geworden uit de Motorkade.
Frontlinie
Dus als mensen vragen voor wie ik werk, zeg ik altijd: voor de mensen in de frontlinie. Want die knappen het echte werk op.
Voor hen maken we goede risicoanalyses;
Denken we na over alternatieve methodes van inzetten, voordat je het nodig hebt.
We oefenen en trainen op lastige situaties, veel lastiger dan wat je vaak in de praktijk tegenkomt.
Onderzoeken menselijk gedrag onder tijdsdruk, naar het maken van fouten, de limiet van ervaring en expertise en over vertrouwen in teams.
Voor mij is dat allemaal Motorkade. Het is niet meer los te zien van elkaar.
Ik zei al, de Motorkade heeft mij gevormd, maar ik denk dat het ook jullie heeft gevormd. Bert, Rob en Joan hebben ons gevormd. Hun gezamenlijke inzet heeft ons mede gemaakt tot wie wij nu zijn.
Dat is wat ik kan toevoegen aan het verhaal van 30 jaar Motorkade.
Ik ben er niet meer verdrietig om, al moet ik er soms nog wel een traantje om laten.
Ik ben ook niet meer boos, al voelt het nog steeds onrechtvaardig.
Die tegenstrijdigheid, de dubbelheid die toch één is, die is onderdeel van wie ik nu ben.
Een ultieme vorm van accepteren, dat het leven geeft en neemt, het één gebeurt niet zonder het ander.
Wij hebben elkaar vandaag dus wat te geven en dat is de ervaring van elkaars 30 jaar Motorkade.
Ter herinnering en eerbetoon aan drie mooie mannen die weliswaar gemist worden, maar die er toch altijd zullen zijn.
In een wereld waarin verandering constant is, volstaat routine niet meer. Dit blog verkent het concept van adaptief vakmanschap: wat het is, waarom het nodig is en hoe je het ontwikkelt. Aan de hand van theorie én praktijk – van de medische wereld tot de brandweer – laten we zien waarom veerkracht, flexibiliteit en leren van het onverwachte essentieel zijn.
Gastblog van Ruud Plomp
De term ‘adaptief vakmanschap’ roept wellicht de vraag op: alweer een nieuw modebegrip? Maar laten we eens een stap terugdoen en kijken waarom dit concept niet alleen relevant, maar zelfs essentieel is in een wereld die voortdurend verandert.
Karl Weick benadrukte in The Social Psychology of Organizing (1969) het belang van het zien van organiseren als een dynamisch proces, in plaats van het vastleggen van complexe processen in statische termen.
Wat als we niet langer spreken over ‘vakmanschap’ als een vaststaand gegeven, maar over ‘vakmanschap ontwikkelen’? Wat als we ‘expertise’ niet als een status zien, maar als een voortdurend proces?
Van routine naar aanpassingsvermogen
Hatano & Inagaki (1984) maakten een onderscheid tussen routine-experts en adaptieve experts. Waar routine-experts uitblinken in efficiëntie en foutloos werk binnen bekende kaders, zijn adaptieve experts in staat om hun kennis en ervaring toe te passen op nieuwe situaties en zelfs innovatieve oplossingen te bedenken. In een wereld waarin werkprocessen en technologieën razendsnel veranderen, wordt die laatste groep steeds crucialer.
Routine-expertise is lange tijd dominant geweest in veel sectoren. In het blog ‘Veiligheid is dood, lang leve veilig werken’ (Cals & Plomp, 2023) beschrijven we hoe het reduceren van veiligheid tot dashboards en meetbare indicatoren kan leiden tot een gevoel van schijnzekerheid.
Het feit dat incidenten uitblijven, betekent immers niet automatisch dat er ook werkelijk veilig wordt gewerkt. Met dit betoog sluiten we aan bij Karl Weicks inzicht dat het gebruik van statische begrippen – zoals veiligheid – onze kijk op complexe processen kan versimpelen, met potentieel risicovolle gevolgen.
In veel organisaties bepalen dashboards, KPI-lijstjes en SMART-doelstellingen nog steeds wat we onder succes verstaan. Maar meten is niet per definitie weten: het afvinken van een checklist garandeert niet dat het werk goed of veilig wordt uitgevoerd. Een gebrek aan geregistreerde incidenten zegt immers niets over de werkelijke veiligheidssituatie.
Wat kenmerkt adaptieve vakmanschap?
Als routine-expertise ons beperkt tot bekende kaders, dan vraagt een voortdurend veranderende werkelijkheid om iets anders: professionals die kunnen omgaan met onzekerheid, afwijking en complexiteit.
Maar wat kenmerkt deze vakmensen precies? Wat maakt iemand tot een adaptieve vakman – iemand die niet alleen efficiënt handelt, maar ook wendbaar en vernieuwend is?
Installateur in opleiding aan de ambachtsschool in Amsterdam Noord, 1961. De school aan de Meeuwenlaan bestond toen 100 jaar. Helaas zijn dit soort scholen verdwenen. Foto ANP.
Onderzoek van Bohle Carbonell et al. (2014) laat zien dat adaptief vakmanschap wordt beïnvloed door:
Kennisrepresentatie: Niet alleen weten hoe, maar ook waarom iets werkt; kennis is abstract en flexibel georganiseerd.
Cognitieve flexibiliteit: Het vermogen om te schakelen en kennis toe te passen in nieuwe of onbekende situaties, ondersteund door abstract en analogisch denken.
Ervaring met variatie: Blootstelling aan diverse en onvoorspelbare situaties stimuleert adaptief denken.
Zelfregulatie en motivatie: Zelfeffectiviteit, leerbereidheid en het kunnen omgaan met fouten en emoties dragen bij aan verdere ontwikkeling.
Een domein waarin deze principes expliciet worden toegepast, is de medische wereld. Maria Mylopoulos (2020) laat zien hoe artsen in opleiding niet alleen medische protocollen moeten beheersen, maar juist ook voorbereid moeten zijn op het omgaan met onverwachte complicaties en het ontwikkelen van nieuwe behandelstrategieën.
Van inzicht naar toepassing
Hoewel de kenmerken van adaptieve vakmensen steeds beter worden begrepen, is de vertaalslag naar de praktijk van leren en werken vaak nog beperkt. De ontwikkeling van deze vorm van vakmanschap vraagt namelijk om andere leeromgevingen dan we traditioneel gewend zijn (Onderwijskennis.nl, 2022).
In plaats van voorspelbare taken en gestandaardiseerde procedures, zijn uitdagende, open en onvoorspelbare situaties nodig waarin ruimte is voor reflectie, variatie en het leren van uitkomsten die anders verlopen dan verwacht. Zo ontstaat de ruimte waarin adaptief vakmanschap zich structureel kan ontwikkelen.
Van theorie naar praktijk
Domein
Kenmerken
Aanpak
Simpel
Oorzaak-gevolg is duidelijk. Bekende situaties met vaste oplossingen.
Geen duidelijk verband vooraf. Oplossingen ontstaan door experimenteren.
Peilen → Detecteren → Reageren (Emergentie)
Chaotisch
Geen orde of patroon. Snel handelen om controle te herwinnen.
Handelen → Detecteren → Reageren
Om beter te begrijpen waarom adaptief vakmanschap andere leeromgevingen vereist, helpt het Cynefin-raamwerk van Dave Snowden. Dit denkkader onderscheidt vier typen situaties op basis van de mate waarin oorzaak-gevolgrelaties voorspelbaar zijn.
Van Simpel (heldere, herhaalbare patronen) en Gecompliceerd (door experts analyseerbaar) tot Complex en Chaotisch, waar pas achteraf duidelijk wordt wat werkte. In veel opleidingen en organisaties is de focus nog gericht op het werken in de eerste twee domeinen – geordende contexten waarin standaardoplossingen voldoen.
Maar adaptief vakmanschap is vooral nodig in het complexe domein, waar geen kant-en-klare antwoorden zijn, waar experimenteren nodig is en leren plaatsvindt via emergentie en reflectie op onverwachte uitkomsten. Dit vraagt om experimenteerruimte, het durven loslaten van zekerheden en een integrale benadering van leren en werken (Onderwijskennis, 2022; Guldenmund, 2017).
Praktijkvoorbeeld uit een andere context
In de dagelijkse praktijk zien we vaak dat een sterke afhankelijkheid van standaardprocedures en technologie de ruimte voor adaptief handelen beperkt. Dit fenomeen, bekend als automatiseringsbias, houdt in dat professionals zodanig vertrouwen op technologie dat hun eigen kritische vermogens en vaardigheden verzwakken.
Ambachtsschool Culemborg, 1949. Foto ANP.
Een illustratief voorbeeld hiervan vinden we in de maritieme wereld, waar het gemak van GPS-gebaseerde navigatie ertoe leidde dat traditionele vaardigheden zoals astronavigatie op de achtergrond raakten. Zeelieden verleerden gaandeweg de kunst van het navigeren op de sterren.
Juist hier wordt het belang van adaptief vakmanschap zichtbaar. Want wanneer technologie faalt, blijkt de professional die terug kan vallen op fundamentele kennis en alternatieve methoden essentieel.
Recente initiatieven, zoals beschreven door Escobar (2021) en O’Donnell & Chlaupek (2025), laten zien hoe de Amerikaanse marine bewust weer investeert in het trainen van deze analoge vaardigheden.
Niet als nostalgie, maar als noodzakelijke strategie om veerkracht en handelingsvermogen terug te brengen in de praktijk. Het vermogen om in te spelen op onverwachte omstandigheden – juist wanneer automatische systemen tekortschieten – is daarmee een sprekend voorbeeld van adaptief vakmanschap in actie.
De brandweer als adaptieve organisatie
Een van de meest sprekende voorbeelden van adaptief vakmanschap in de praktijk vinden we bij de brandweer. Brandweermensen opereren in situaties die zelden volledig voorspelbaar zijn: geen enkel incident is hetzelfde.
Elke situatie brengt haar eigen complexiteit, risico’s en dynamiek met zich mee. Hoewel ze handelen vanuit een gemeenschappelijke doctrine met gestandaardiseerde principes en inzetmodellen, weten ze als geen ander wanneer ze daarvan moeten afwijken.
Wat brandweermensen onderscheidt, is hun vermogen om in real-time te schakelen, risico’s af te wegen en creatieve oplossingen te bedenken onder soms hoge druk. Daarbij is niet alleen technische expertise cruciaal, maar ook situationeel bewustzijn, teamafstemming en het vermogen om te leren van eerdere inzetten.
Dit blijkt ook uit recent onderzoek van Steenbergen et al. (2023), waarin foutentraining werd ingezet om het adaptieve vermogen van brandweerlieden te versterken. Door te oefenen met onverwachte scenario’s en het expliciet leren van fouten, verbeterde hun besluitvorming in complexe situaties.
In lijn met dit denken pleit Ed Oomes in zijn blog De mens staat centraal bij situationele commandovoering voor een vorm van leidinggeven die zich aanpast aan de aard van het incident en waarin niet het protocol, maar de mens centraal staat. De commandovoering wordt afgestemd op de situatie én de capaciteiten van de betrokken teams. Dat vraagt om vakmensen die niet alleen technisch, maar ook adaptief zijn toegerust.
Brandweer Amsterdam oefent met het springzeil in 1946. Foto van ANP. Dergelijke oefeningen zouden nu niet meer kunnen, zie bijvoorbeeld ook de bijl en de touwtassen aan de koppels.
Ook in het blog De nutteloosheid van de Black Swan, behalve voor de crisismanager wordt benadrukt hoe belangrijk het is om adaptieve vermogens te ontwikkelen om effectief om te gaan met onvoorspelbare gebeurtenissen. De brandweer, opererend aan de frontlinie van zulke situaties, laat zien wat het betekent om adaptief vakmanschap daadwerkelijk in de praktijk te brengen.
De weg vooruit
Hoe ontwikkelen we adaptief vakmanschap in een wereld die gekenmerkt wordt door toenemende complexiteit, technologische afhankelijkheid en onverwachte wendingen? Het vraagt om meer dan een aanpassing in vaardigheden – het vraagt om een fundamentele verschuiving in hoe we leren, werken en opleiden. Een nieuwe mindset, waarin niet routine maar veerkracht, nieuwsgierigheid en reflectie centraal staan:
Leren van onzekerheid: Niet alleen fouten omarmen, maar ook leren van situaties waarin uitkomsten anders lopen dan verwacht.
Interdisciplinair samenwerken: Innovatie ontstaat waar perspectieven botsen en disciplines elkaar aanvullen.
Procesbewust leren: Begrijpen waarom je iets doet is net zo belangrijk als weten hoe het moet.
Herwaarderen van ambachtelijkheid: Kritisch kunnen schakelen tussen digitale middelen en fundamentele kernvaardigheden maakt vakmensen minder kwetsbaar voor technologische disruptie.
Als we blijven vasthouden aan vaste procedures en voorspelbare uitkomsten, kweken we professionals die uitstekend functioneren zolang alles loopt zoals gepland – maar vastlopen zodra systemen falen of contexten veranderen. En in een tijd waarin verandering de enige constante is, vormt dát misschien wel het grootste risico.
Dus: adaptief vakmanschap. Een modewoord? Of een noodzakelijke herdefiniëring van wat écht vakmanschap betekent in deze tijd?
Weick, K. E. (1969).The social psychology of organizing. Addison-Wesley.
Ruud Plomp verzorgt met dit verhaal over adaptief vakmanschap het negende gastblog op Rizoomes. Ik ken Ruud al vanaf 1991, wij zaten samen in de 30e opleiding tot brandweerofficier. Sinds die tijd zien we elkaar regelmatig en sparren dan vaak over dit soort onderwerpen: vakmanschap, veiligheid en complexiteit. En we hebben allebei een ruime antibibliotheek waar we graag onze nieuwe ongelezen aanwinsten aan elkaar uitwisselen. Niet om uit te lenen maar om zelf aan te schaffen. Ruud is zelfstandig adviseur en trainer, verbonden aan Artemis.
Jongensrampen is een satirische uitgave uit 1852. Twaalf steendrukplaten met bijschriften, meer is het niet, maar leuk is het wel. En op een website over crisis mag het zeker niet ontbreken. Want wie weet eigenlijk wat een jongensramp is?
De anonieme auteur van jongensrampen gooit er gelijk de beuk in. De verheerlijking van de kinderjaren is zwaar overdreven, schrijft hij. Die dichters snappen er helemaal niets van, Nicolaas Beets niet, Werumeus Bunning niet, Van Alphen niet en Da Costa ook niet.
“Als wij des dichters taal hooren, waarde lezer, over den toestand en de denkbeelden van kinderen, dan vinden wij al zeer weinig overeenkomst in hetgeen zij bezingen en wij ondervonden. Ten minste beken ik nederig, dat ik nooit op blaauw-satijnen kussens geslapen heb, – nooit mijn jasje uitgetrokken heb om het aan arme kinderen te geven, – nooit van leergierigheid blakende naar den schooltijd gewenscht heb – en nooit dankbaar geweest ben voor straf, – al verdiende ik die ook.”
Dus zet hij dat maar even recht.
“Want werkelijk, daar bestaan kinderrampen, physieke en morele pijnigingen voor de jeugdige ligchamen en gemoederen met welke de kleinen aanhoudend te worstelen hebben, zonder de wijsheid, en de ondervinding en de wereld- en menschenkennis en alle andere mooije dingen, welke de groote menschen bezitten – of zeggen te bezitten – om de hunne te overwinnen.”
Het boekje werd gemaakt door Koenraad Fuhri, volgens de digitale bibliotheek der Nederlandse letteren (DBNL) een verdienstelijk uitgever. “In 1855 vertrok Fuhri, door tegenspoed in zijn al te groote ondernemingen teleurgesteld, naar Amerika, waar hij te New-Orleans een nieuwen boekhandel oprichtte, doch reeds drie jaar later op nauwelijks 44-jarigen leeftijd aan de gele koorts stierf.”
In twaalf miniatuurtjes met een pentekening legt de auteur de verschillende jongensrampen uit. Ik keek er eens door de oogharen overheen en ontwaarde zes patronen van ellende waar de opgroeiende jongeling zich tegen moet verweren. Als je op de afbeelding klikt wordt ie groot.
1. De crisis begint
I geboorteII eene min
De crisis begint al bij de geboorte. Niemand wordt gevraagd geboren te worden, het overkomt je gewoon, zoals trouwens heel veel in je leven. Het is daarom altijd crisis, is mijn stelling, alleen niet altijd even veel. Want wat jij wilt, willen anderen ook. Zo begint de strijd al vroeg, terwijl je nog afhankelijk bent van anderen.
Zoals van ‘eene min.’
In plaats hiervan kan zij uren lang uit het raam liggen kijken, als er een orgeldraaijer voor de deur staat, als er een oploopje is, of de grenadiers voorbij komen, en merkt het niet als gij ’t onderste boven zijt gevallen, en met uw gezigt tegen den grond ligt.
Hulpeloosheid sucks, zoveel is duidelijk.
Heb geduld. Lijdzaamheid is een uitstekende crisisbestrijdingsmethode.
2. Opkomend bewustzijn
III wangknijperijIV uitgedost
Langzaam komt het karakter op, wordt het kind bewust van zichzelf. Maar zo voelt het niet, het wordt uitgedost als een pop, er wordt mee gepronkt op straat en zijn wangen verknepen als ware het een citroen, zo lees ik.
“Op uw tweede jaar heet gij, hondje, poesje, snoepertje, en op uwe wandelingen zetten al de kinderlievende voorbijgangers hunne monden tegen den uwen aan, en zoo de meid die u draagt mooi is, zijn er altijd vele oude heeren – bouwvallige oude muren met ligtzinnige opschriften, – die haar aardigheden zeggen en u in uw wangen knijpen als of zij een citroen uitpersten.”
Metacognitie is iets prachtigs, maar je moet er wel wat te drinken bij hebben. Willem Kloos zei het al.
De lijdzaamheid duurt voort.
3. Onmacht binnen
V afmetenVI zondags kleed
In fase drie neemt de fragiliteit van de kleine jongen nog maar langzaam af. Zodra de buurvrouw komt met haar Pietje, moet er gemeten worden wie de langste is en dat is hij dus niet. Tot overmaat van jongensrampen is die Piet nog een watje ook.
Wat ook niet helpt: de kleren zijn heilig. Er mogen geen gaten in, vlekken op of scheuren door.
“Gij zijt een slagtoffer van uwe kleêren: want niet alleen dat gij er aan alle kanten uitgroeit, hetgeen zeer leelijk staat, maar uw persoon wordt er geheel aan opgeofferd.”
Crisis awareness begint niet voor niets altijd met kijken naar je eigen fragiliteit. En die van je kleedje.
4. Buitenmacht
VII kostschoolVIII dokterij
Na de eigen fragiliteit te kennen richt de blik zich op de buitenwereld, de omgeving, territory. En daar schuilen duistere krachten, zoals de dokter die met zijn injectiespuit vreemde dingen wil. Maar de kostschool spant de kroon, het tochtige koude hok waar je al om vijf uur op moet staan om bij een vette kaars aan de studie te gaan.
“Na uw sober en niet altijd eetbaar maal, gaat gij weder werken, tot dat gij naar de togtige slaapkamer wordt gestuurd; dan denkt gij na over uw lief tehuis, over uwe moeder die u liefkoosde, en over uw gelukkig leven aldaar: en gij gevoelt dat gij alleen zijt, alleen onder vreemden en zonder iemand, die hart voor u heeft, en de tranen loopen langs uw bleekgeworden gezichtje.”
Leven valt niet mee. Maar dankzij de Stoa weten we dat het niet gaat om wat je overkomt, maar om wat je er mee doet. Daar ligt de basis van weerbaarheid, de start van de jongensrampbestrijding.
Jazeker.
5. Op proef
IX kalverliefdeX uit je kleren gegroeidXI tussen vleesch & visch
Langzamerhand neemt de complexiteit van de omgeving toe en van Cynefin weten we dat probing een probaat middel is om grip te krijgen op de wereld. Maar dat leidt niet altijd tot succes.
“Nu zijt gij een Mijnheer geworden; maar het gaat u nog niet goed af, en gij beweegt u in uw rok even gemakkelijk, alsof hij van hout was gemaakt. Gij bevindt u in die dubbelzinnge positie die men noemt ‘tusschen vleesch en visch’: gij zijt vijf voet lang, en de booijen noemen u ‘jongeneer’; gij rookt, maar gij wordt misselijk; gij zijt geen jongen meer, en nog geen heer; uw hoofd is opgevuld met zinnen uit Cicero en Homerus, maar in de gewone conversatie kunt gij geen woord zeggen.”
Toch zit er niets anders op dan de fragiliteit te blijven toetsen aan de territory. Jongensrampen volgen het hart, hoofd en de handen. En dat allemaal volgens de wet van Barry: vooral doorgaan.
6. Uit het nest
XII uitvliegen
“De tijd waarnaar gij zoo verlangd hebt is dáár; den drempel zijt gij overgegaan die u in de maatschappij voert: de wegwijzer wijst u hel levenspad aan.”
Maturiteit is een mooi begrip, het geldt zowel de mens als zijn omgeving, zijn organisaties en systemen. Wat we van jongensrampen leren is dat ellende vormend is.
Eerst ben je afhankelijk van anderen; zo begint het altijd
Langzaam wordt je bewust van jezelf. Metacognitie is king.
Daarna schaal je in tussen fragiliteit en robuustheid; de capability van je intern crisismanagement
Vervolgens verhoudt je jezelf met je omgeving, je territory. Je past je aan (adapteert) of verandert jezelf (transformatie)
Wat volgt is het uitproberen, testen en continu adapteren dan wel transformeren
Tot je groot genoeg bent om uit te vliegen, het zelf te doen.
En dan begint het gesodemieter opnieuw. Je eigen jongensrampen PDCA.
Wie de hele uitgave over jongensrampen wil lezen, vervoege zich bij deze link van de DBNL. Ik heb de mazzel van een origineel exemplaar, al ligt die helemaal uit elkaar. Maar compleet is hij wel; het gaat er niet om wat het is, maar wat je er mee doet. Bijvoorbeeld een blog maken met foto’s uit eigen boek.
Revolution Blues is één van Neil Young’s meest duistere nummers. Het staat op On the Beach uit 1974, misschien wel zijn beste album. De tekst gaat over een Charles Manson-achtig type die met geweld een revolutie wil ontketenen. Daar blijkt nog een heel verhaal achter te zitten, ontdekte ik nog niet zo lang geleden.
Dat begint met Dennis Wilson, de drummer van de Beach Boys. In 1968 woont hij in Malibu, 24 jaar en lid van de California music scene. Op 6 april van dat jaar neemt hij twee liftsters mee, die hij afzet op hun bestemming. Nog geen 5 dagen later staan ze opnieuw te liften en deze keer gaan ze met hem mee, naar zijn huis.
Dat is het begin.
On the Beach is één van de mooiste LP-hoezen aller tijden.
Ik heb me een paar keer afgevraagd of het nou allemaal toeval was of niet. Had er ook een alternatief levenslooppad voor Dennis kunnen zijn? Of is hij er ingeluisd, hebben ze hem opgewacht? Was het onderdeel van een plan?
Manson Family
Hoe dan ook, niet lang nadat deze twee vrouwen bij Wilson waren ingetrokken meldt Charles Manson zich op hetzelfde adres. Ook hij blijft daar wonen en successievelijk voegen de andere leden van The Manson Family zich bij de rest, tot er uiteindelijk 17 mensen op het terrein verblijven.
Wees op dit moment bewust van je retrospectieve vertekening. Wij weten nu dat Charles Manson een seriemoordenaar was. Maar Dennis Wilson is een 24 jarige hippie en popmuzikant met veel geld die allemaal geestverwanten ontmoet.
Wilson is zwaar onder de indruk van Manson, die hij The Wizard noemt. Manson aast op een platencontract en probeert dat via Wilson te regelen. Maar Tony Melcher, Wilson’s producer bij de platenmaatschappij, weigert dat. Hij wijst Manson af.
Ergens rond die tijd komt Neil Young bij Dennis Wilson op bezoek. Ze hebben elkaar leren kennen tijdens een gezamenlijk tour en Neil wil wat nieuwe muziek laten horen. In zijn autobiografie Waging Heavy Price schrijft hij:
“Anyway, I went to visit Dennis there and found him living with three or four girls who were kind of distant. There was a detached quality about them all. They were not like the other girls I had met in Hollywood or Topanga, or anywhere else for that matter. He had picked them up hitchhiking. They had a pretty intense vibe and did not strike me as attractive.”
Even later komt Charles Manson erbij en begint liedjes te spelen op de gitaar van Neil. In een hoog tempo.
“His songs were off-the-cuff things he made up as he went along, and they were never the same twice in a row. Kind of like Dylan, but different because it was hard to glimpse a true message in them, but the songs were fascinating. He was quite good.”
Als je naar The Complete Unknown gaat kijken, de film over het begin van Dylan’s carrière, dan weet je een beetje wat Young hier bedoelt.
Need for chaos
Uiteindelijk verblijft Manson maanden bij Dennis Wilson met zijn Family, tot die er op zeker moment tussenuit trekt en zijn huis bij de sekte achterlaat. Het werd hem al met al te veel en te heftig.
In augustus 1969 voltrekt zich de afschuwelijke slachtpartij in het huis van Sharon Tate en Roman Polansky. Die hadden dat nog niet zo lang geleden overgenomen van Tony Melcher. De producer die Charles Manson had afgewezen. We ontketenen een revolutie, had Manson geroepen na de moorden.
Vijf jaar later verscheen On the Beach. Ik kende dat album wel, van naam, en natuurlijk van het titelnummer. Maar de rest was mij eigenlijk onbekend.
Dat is ook een beetje het lot van artiesten als Neil Young en Bob Dylan; hun oeuvre wordt versmald tot de hits die iedereen kent. En dat is jammer, want daardoor worden sommige parels echt over het hoofd gezien.
Zoals Revolution Blues dus, dat ik leerde kennen door een bijdrage van Israël Nash op onze playlist ‘Het Bloemterras’. Dat was al mooi, maar van het origineel was ik verbluft. Het nummer trapt af met een eenvoudig themaatje en vrijwel direct valt de band in als een zompige diesel, met de plompende, bijna funky bas van Rick Danko als belangrijkste motor.
Drummer Levon Helm, net als Danko normaliter lid van The Band, vult als een razende alle gaten, ook als ze er niet zijn. En hij gaat maar door, het hele nummer lang. Als je wil weten hoe hij dat doet, moet je het echt zelf gaan luisteren. De link naar YouTube staat hieronder.
David Crosby tenslotte vult met slaggitaar het werk van Young aan en bewaart daarmee de kalmte van het totaal. Juist die kalmte vergroot de impact van de dreiging die uit Revolution Blues klinkt.
En misschien ook wel doordat er geen couplet / refrein structuur in het nummer zit. Meezingen is er niet bij, laat duidelijk zijn dat het geen feestje is; het is een statement. Oorlog.
En Neil Young?
Die zingt of ie het echt meent.
Revolution Blues
Well, we live in a trailer at the edge of town
You never see us ‘cause we don’t come around
We got twenty five rifles
just to keep the population down
But we need you now
That’s why I’m hangin’ ‘round
So you be good to me and I’ll be good to you
And in this land of conditions I’m not above suspicion
I won’t attack you, but I won’t back you
Well, it’s so good to be here, asleep on your lawn
Remember your guard dog?
Well, I’m afraid that he’s gone
It was such a drag to hear him whining all night long
Yes, that was me with the doves, setting them free near the factory
Where you built your computer, love
I hope you get the connection, ‘cause I can’t take the rejection
I won’t deceive you, I just don’t believe you
Well, I’m a barrel of laughs, with my carbine on
I keep ‘em hoppin’, till my ammunition’s gone
But I’m still not happy
I feel like there’s something wrong
I got the revolution blues, I see bloody fountains
And ten million dune buggies comin’ down the mountains
Well, I hear that Laurel Canyon is full of famous stars
But I hate them worse than lepers and I’ll kill them in their cars
Losse eindjes
Tot slot moet ik nog een paar losse eindjes aan elkaar knopen. Dat begint met focus en context. Hoe kijk je naar Revolution Blues? Het interessante is namelijk dat het weliswaar oude muziek is voor ons, uit 1974, maar dat de makers indertijd begin 30 waren.
De autobiografie van Neil Young
Hartstikke jong nog.
Voor ons is daarom het een verhaal uit de geschiedenis, van lang geleden. Maar voor hen waren de Manson moorden nog maar net gepleegd en ook midden in hun vriendenkring. Het kwam allemaal heel dichtbij.
Crosby was dan ook niet blij met dit nummer. Hij vond het spooky en wilde het niet live spelen. Voor zover ik kon nagaan is het pas voor het eerst on stage gebracht in 2016, toen Young optrad met Promise of the Real als begeleidingsband.
Het tweede losse eindje gaat over de rest van de plaat. De grote klassieker van On the Beach is natuurlijk het titelnummer. Dat kent vrijwel iedereen en blijft mooi, hoe vaak je het ook hoort. Ook Vampire Blues en Ambulance Blues spreken tot de verbeelding. Eigenlijk staat er geen zwak nummer op On the Beach, ondanks dat het een zeer gevarieerd album is; van rock tot folk, het komt allemaal voorbij.
Dat maakt het tot een niet te vergeten album van het Bloemterras. En, gezien de inhoud van de tekst, is het eigenlijk ook een disastersong.
Los eindje drie: de covers. De leukste die ik vond is deze van The Bony King of Nowhere, ook wel bekend als Bram Vanparijs uit Gent. Zijn versie komt qua feel en impact het dichtst bij het origineel.
Ook vermeldenswaardig is de uitvoering van Israel Nash. In de Rizoomes Longlist vind je er nog een paar, waaronder die van Lee Ranaldo (ooit bij Sonic Youth) en Gov’t Mule. Maar die missen toch het gevoel van Charles Manson.
Het vierde losse eind gaat over de levensloop van twee direct betrokkenen. Dennis Wilson kreeg het na zijn vertrek uit zijn huis aan de stok met Manson. Hij had een nummer van hem op een Beach Boys plaat gezet, maar verzuimd Manson te vermelden als co-auteur. Wilson vond dat The Family genoeg van hem gejat had en geen recht had op meer geld.
Diverse volgelingen van Manson bleven Wilson stalken en hem kogels zenden met bedreigingen. In hoeverre dat invloed had op zijn alcohol- en drugsmisbruik heb ik niet verder uitgezocht. Vast staat dat hij op zijn 39e verdronk na een volle dag drinken. Toen Manson dat hoorde zei hij:
“Dennis Wilson was killed by my shadow because he took my music and changed the words from my soul.”
Manson zelf werd in 1971 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. In 2017 overleed hij in Folsom Prison, op de leeftijd van 83. Zijn revolution blues was voorbij, al staan er nog wel wat stoffige oude opnamen van hem op Spotify.
De Black Swan is het struikeldraadje voor de veiligheidskundige. Hoe manage je een zeldzame gebeurtenis met een enorme impact, die alleen achteraf te verklaren is?
Wat je namelijk wil is het kreng voorspellen.
Met een risicoanalyse systematiek, beheersmaatregelen, risk appetite en restrisico’s. En dan iets kunnen zeggen over de veiligheid van het systeem.
Op dat moment. Real time.
Eigenlijk kun je dus niet zoveel met die Black Swan als je hem alleen achteraf kunt uitleggen. In één van mijn eerste blogs hierover op rizoomes.nl heb ik hem dan ook als nutteloos bestempeld.
De vraag die overbleef was waarom iedereen er dan zo mee op de loop gaat? Zag ik iets over het hoofd? Daar breek ik nu al een paar jaar mijn hoofd over. Al ben ik inmiddels wel wat stappen gevorderd. Om er eens twee te noemen:
In veel gevallen is de Black Swan niet het incident zelf, maar de reactie van mensen en organisaties erop. Niet Covid was onvoorspelbaar, wel hoe er door overheid en burgers op is gereageerd
Een Black Swan is geen gebeurtenis op zichzelf, maar een mindset. Het besef dat er een grens is aan je weten en dat je voorbij die grens moet, naar het niet-weten.
Het niet-weten heb ik voor dit blog gekoppeld aan twee termen, onvoorzienbaarheid en onvoorstelbaarheid. Om die te transformeren naar wel-weten, moeten we op zoek naar wat onvoorzienbaar en onvoorstelbaar is.
Tunnelvisie
ChatGPT tekende op verzoek een man in een tunnel die de Black Swan niet ziet.
Voorzienbaarheid is voor de veiligheidskundige misschien wel het meest interessant, omdat het gekoppeld is aan aansprakelijkheid. Zeker in Angelsaksische landen is foreseeability een belangrijk begrip. Met de meeste risicoanalysesystemen moet je wel tot een min of meer volledige lijst van voorzienbare incidenten kunnen komen.
Wat er daarna nog onvoorzienbaar aan is, is het onverwachte: op welk moment het gebeurt.
Het verwachtingspatroon is hier de beperkende factor en zit de situational awareness in de weg. Daardoor worden er signalen gemist.
Niet de gebeurtenis zelf is de Black Swan, maar het precieze moment of situatie; je verwachtingspatroon zit je in de weg.
Onvoorstelbaarheid gaat over incidenten die het voorstellingsvermogen te buiten gaan. Dat zijn bijvoorbeeld sciencefiction scenario’s als buitenaardse wezens die je installatie opvreten. De zombie game is daar een mooi voorbeeld van. Wat doe je als je bedrijf wordt aangevallen door zombies?
Een andere vorm van onvoorstelbaarheid ontstaat als er grote veranderingen optreden in je omgeving. Met omgeving in de ruimste zin, territory noem ik dat.
Hoe voorstelbaar was het 10 jaar geleden dat demonstranten zich zouden vastlijmen aan schoorstenen, snelwegen en kunst? Of dat er een hybride oorlog zou uitbreken, we in unpeace zouden leven?
Zo verdwijnt het verschil tussen safety en security en worden onvoorstelbare scenario’s opeens voorzienbaar. Dat is wat de veiligheidskunde met de Black Swan moet: bewust worden van je eigen verwachtingspatroon.
Want net daarbuiten, naast je tunnel, daar zit ie. De Black Swan.
My girl with a pearl is de tweede open call van het Mauritshuis om je eigen interpretatie van het meisje met de parel in te zenden. Wendy Kiel is één van de zestig kunstenaars die daar gehoor aan gaf en nu met haar werk in een wissellijst in het museum hangt. Op 7 maart vond de feestelijke opening plaats. Een fotoreportage van de man van; op bezoek bij Maurits en Colette.
Wendy’s girl with a pearl.
Colette
Voor de onthulling zou plaats vinden in het Mauritshuis gingen we eerst nog op bezoek bij boekhandel Colette in de Reinkenstraat. Dit vermaarde antiquariaat dreigde enkele jaren geleden verloren te gaan, waarop 8 mensen het plan opvatten om de winkel voor de buurt te redden.
En dat is gelukt.
Nu we toch in Den Haag waren was het een uitgelezen moment om er zelf ook eens te gaan kijken. De entree ziet er in ieder geval gezellig uit, zoals je kan zien op de foto hieronder.
Direct na binnenkomst slaat een kleine schrik je wel om het hart. Onoverzichtelijke stapels boeken doemen voor je op. Op hoofdlijnen misschien een beetje geordend, maar in detail gewoon at random gestapeld. Zie het galerijtje hieronder voor een eerste indruk. Als je op een foto klikt wordt ie groter.
Als je echter wat langer rond loopt en de eerste indrukken verwerkt hebt, ontdek je dat een nieuw zoekalgoritme op zijn plaats is. Namelijk de Levy vlucht, ook wel het survival pattern genoemd. In dit blog Over de kunst van richting te veranderen lees je er meer over.
Eigenlijk is het heel simpel. Je kiest een plek uit voor een micro search en als dat niks oplevert verander je radicaal van koers. Naar een andere stapel, bijvoorbeeld.
Daar begin je opnieuw, net zo lang tot je iets vindt van je gading.
Aldoende ontdekte ik deze geheime whiskey opstelling en dit boek van Maarten ’t Hart. Ik nam alleen die laatste mee :-). Ooit ga ik nog eens terug en zal dan de Levy vlucht langer uitproberen. Maar nu moesten we naar My girl with a pearl. Op sommige feestjes wil je niet te laat komen.
Maurits
Het was prachtig weer die vrijdag en het Mauritshuis lag aan de rand van het Binnenhof glimmend te wachten tot alle gasten er rond 17.30 waren. Ik vind het toch altijd een magische plek.
Bij binnenkomst in de foyer was de wissellijst nog afgedekt. Spannend.
We werden naar de Gouden Zaal geleid, waar om 18.00 directeur Martine Gosselink een toespraakje hield. Of eigenlijk waren het meer kleine interviewtjes met bijzondere kunstenaars; levende kunstenaars. Want dat maken ze eigenlijk nooit meer mee in het Mauritshuis, zei Gosselink.
Al hun vaste kunstenaars zijn al lang dood.
My girl with a pearl
Uiteindelijk zijn er 2700 inzendingen gestuurd naar My girl with a pearl. Uit ruim 40 landen. En daar hangen er de komende maanden 60 van in een wissellijst in de foyer. Waaronder het werk van Wendy. Ga er vooral eens kijken.
De onthulling van de wissellijst in tien tellenDe jongste inzender naast de leuksteHet werk van Wendy komt voorbij onder grote belangstelling.
Na de onthulling kregen we nog een racerondleiding door het Mauritshuis met een bijzonder leuke gids. Ik ga hier niet kunnen herhalen wat zij allemaal vertelde, behalve de quote bij het linker schilderij: ‘een oud vel vrijt niet wel.’
Het blijft een raadsel waarom je sommige dingen gelijk vergeet en andere waarschijnlijk nooit meer.
De trotse maker voor haar kunstwerk.
Rond 20.00 was het feestje van the girl with a pearl over en verlieten we het Mauritshuis. We keken nog eenmaal achterom, voor we in de drukte van het Plein verdwenen. Kunst is prachtig, maar je moet er wel wat te eten bij hebben.
Er is een website gemaakt over My girl with a pearl. Dit is daar een screenshot van. Je vindt er veel meer informatie over het meisje met de parel en natuurlijk staat de inzending van Wendy er ook tussen.
Dagjes uit in Den Haag, ik kan het iedereen aanraden.
Vooral als er iets te vieren valt.
Ik schreef al eens eerder over een werk uit het Mauritshuis in dit blog over de Graffiti van Gerard Houckgeest. Dat begon met onderzoek naar stokpoppetjes en eindigde met poepende en pissende honden op schilderijen uit de 17e eeuw.
Rizoomes is zo opgezet dat je in principe overal kunt beginnen met lezen. Toch zijn er een paar blogs die helpen om het geheel beter te volgen als je die eerst gelezen hebt. Dat lijstje staat hieronder.